De rustige plaats Damrubriek Zonnebrand PUROL Damred acteur: J. W. VAN DARTELEN, RAADHUISSTRAAT 1. (Alle correspondentie deze rubriek betreffende ge lieve men te zenden aan bovengenoemd adres.) PARTIJ NR 57 gespeeld in den wedstrijd om den meestertitel 1913 tusschen de heeren C. J. LOCHTENBERG met wit en M. TEN BRINK met-zwart. PARTIJFRAGMENT NR. 58. Onderstaande steling is uit een partij gespeeld j tusschen de heeren J. B. SLUITER Jr., (kampioen van Haarlem en Omstreken met zwart en J. SLUI- I TER (beiden te Aerdenhout) met wit. 33—28 39—33 44—39 50—44 18—23 12—18 7—12 20—24 14—20 10—14 Het is beter dezen zet in re serve te houden, Later heeft men vaak dergelijke zetten noodig. 23 34 10. 40 29 20—25! 11. 29:20 15:24 Sterker is 24—29 en 20:29. In deze variant geeft 34—29 en 40:29 sterkeren stand. Op 24—29 en 20:29? verliest zwart een schijf door 2822; 27—21 en 31:24. Niet sterk. Zie het volgende: 34—30 27—22 40 20 dan wit 44-40 20—25 25 34 14 25 of 15:24 Een goede afruil waardoor wit nu een minder sterken zet moet doen, bv. op 4440 komt zwart in het voordeel door 24—29, 19:30 18—22 13: 35 en wint 2 schijven. Op 2722 volgt 31:22 en dan gaat zwart naar dam door 19:23, 25:34 en 17:50! Ook 45 40 is niet sterk toch achten wij dezen zet beter dan het geen wit speelt, (3126) waardoor deze een nadeelige randschijf krijgt. waarom neemt zwart de zwakke witte schijf weg? Wij zouden liever 18—22 en 12:23 Stand In cijfers: Zwart 1 7schijven op 1, 4, 6, 8, 9, 11, 13,14, 16, 17, 19, 20, 23, 25, Wit 17 schijven op 22-, 26, 28, 30, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 43, 45 en 48. Kan zwart aan zet zijnde, winnen? OogenschijnlijkjWint de volgende damzet. Wit 36 27, 15 13, 29—23, 35 Zw. 4—10, 8 40, 46 30 en zwart staat slecht. Winnend is echter: 34 23 25 34 40 29 Op 39:30 kan zwart wel dam nemen door 24—29, 17—21, 13—18, 11:31 en 410.) 20—25 29 :20 25—30 35 24 14 25 23 14 9 29 17—21 13—18 Barbier (die een klant een flesch haargroeimiddel heeft verkocht): „Pardon mijnheer, speelt u soms biljart?" Cliënt: „Ja, waarom?" Barbier: Dan moet ik u waarschuwen mijnheer, dat als u dit middel gebruikt heeft, u vooral goed uw handen moet wasscheri voor u de biljarten aan raakt." (London Opinion.) is voor de boomen, maar ook vangen de kippen er talloos veel insecten, die de gezondheid van boom en vrucht belagen. Voor kleigronden moet men re kenen op ten minste 10 vierk. meter. Is het aantal kippen te groot, dan lijden de boomen er onder. Gedroogde meikevers als kippenvoer. In sommige streken van Duitschland zijn de mei kevers soms zoo talrijk, dat de regeering premiën uitlooft voor het vangen en verdelgen van deze scha delijke insecten. Een hoenderfokker is op het idee gekomen deze gevangen meikevers te laten drogen en zoo te conserveeren als om kippenvoer te gebrui ken. Het heeft een hoog gehalte aan eiwit en kan daar oin oök als krachtvoer gebruikt wórden. Het kan in droog voeder ongeveer de plaats innemen vanvvisch- meel. Een tè groote hoeveelheid kan echter nadeelig werken. Verder dan een procent of 8 of 10 moet men niet gaan. Voor jonge groeiende hennen rnag men wel verder gaan Zoolang men echter in'ons land nog over Voldoende vischmeel beschikt is het verstandig maar voor onze Oostelijke naburen over te laten. Laat de melk langzaam met de vanille aan den kook komen. Roer onderwijl de maïzena met de sui ker en het ei glad en voeg bij kleine beetjes tegelijk de warme melk toe. Laat de saus onder goed reoren nog even doorkoken en neem voor het opdoen het vanillestokje er uit. Presenteer de saus bij de pud ding of bedek de citroenrijst in de vlabak er mee. Citroenval. 4 eieren 4 lepels basterdsuiker 1 citroen 2 dl. water. Pers het citroensap uit, roer twee eieren en twee dooiers met de suiker in een gaaf pannetje glad. Vul het citroensap aan met water en voeg dit lang zaam onder goed roeren bij de eieren. Verwarm dit, weer onder flink roeren en laat de vla binden, doch liefst niet koken, daar ze dan kan schiften. Klop de overgebleven eiwitten stijf en kolp hierdoor even voor het opdoen de citroenvla.Geef er droge biscuits bij. Citroenbroodjes. 2 citroenen basterdsui- 8 sneedjes oud brood ker 2 lepels boetr. Borstel de citroenen schoon en zet ze op met wei nig water. Laat ze gaar koken en wrijf ze dan met een houten lepel fijn, verwijder ook de pitten, of zeef de citroenen door een paardenharen zeef. Voeg zoo veel suiker bij tot de massa goed smaakt. Verwijder de korstjes van het brood en bestrijk ieder sneedje aan één kant met het dikke moes. Laat de boter in de koekenpan bruin worden en bak het brood aan den onderkant lichtbruin en gaar. Zorg dat het moes er niet afloopt en geef ze warm. WAT ZULLEN WE ETEN? Aspergesoep ossenhaas jonge worteltjes aardappelen ananas met slagroom. Waterbaars vleeschcroquetten rijstrand met Bloamkoolsoep gevulde kalfsborst peultjes aardappelen appelmoes (uit blik) met sinaasap pelen. 33 24 26 17 - 22 13 36 27 14. 26 17 11 31 15. 36 27 5—10 16. 40—34 15—20 Een blunder, waarvan wit natuurlijk profiteert. De bes te voortzetting is, 14—20. 17. 35—30 24 35 18. 28—23 18 40 19. 39—34 40 29 20. 23 4 14—20 21. 27—21 16 27 22. 32 21 12—18 23. 44-40. Terecht ruilt wit de rand- schijven af, de kans om de dam te vangen wordt steeds minder. 35 44 24. 49 40 7—11 25. 21—16 18—22 26. 16 7 2 11 27. 38—33 19—23 28. 37—32 8—12 de volgende afruil .brengt geen hulp: 32 23 4 16 de over blijvende 23—28 13—18 18 36 stelling is verloren. 29. 32—27 Het best om de dam in vei liger haven te brengen. Op 4—10 volgt 1218 en de dam is gevangen. Op 415 dan zwart 13—18 enz. 22 31 30. 33—28 23 32 31. 42—37 31 42 32. 48 28 26—24 33. 4—15 Wit heeft n» het damhalen, de partij zeer goed behandeld en ook thans treedt de witte dam op het juiste oogenublik op. 24—30 34. 15—42 13—19 Op 38- 35 volgt 42—26. 35. 42—48 19—24 36. 40—35! 9—13 37. 28—23 Sneller is 4339 zwart moet dan offeren om de dreiging 3934 te ontgaan. 12—17 13—18 is aangewezen waar door zwart langer weerstand kan bieden. Nu is de partij direct verloren. 38.- 43^—39 3—8 39. 23—18 13 22 40. 39—34 30 39 41. 48 16 22—28 42. 16—38 17—22 11 31 8 30 en wint een schijf. Pluimveeteelt Stukloopen van Huid en Voeten en Doorzitten bij Wielrijder. WENKEN EN MEDEDEELINGEN. Een hok voor stadskippenhouders. Een aardig hokje Voor een kleine ruimte zag ik de zer dagen. Daar had. iemand een hokje gemaakt voor 8 kippen en een haan. Het mat 1.50 meter lang en 1.55 meter diep. Om in zoo'n .hokje toch voldoen de vliegruimte te houden was de mestvloer laag aan gebracht. Deze lag nl. op 40 c.M. boven den vloer. De breedte was 1 M. Er waren twee zitstokken op aangebracht, die wat verder van elkander lagen dan men gewoonlijk in kippenhokken ziet. Ze lagen 40 c.M. van elkaar, daar men hier Red hield. Voor die groote kippen mocht die afstand dan ook wel wat grooter genomen worden. Van den achterwand en van den kant lagen- ze elk 30 c.M. De zitstokken lagen 30 c.M. boven den mestvloer. Dit natuurlijk ook weer in verband met de groote dieren. Daar, ze anders maar 20 c.M. boven den vloer komen te liggen. Er waren twee legnesten en voldoende groo te scharrelruimte voor elke kip ruim een vierk. M. Kippen in den boomgaard, mis voldoende uitloop per kip is voor den boomgaard wel aan te raden, men moet échter niet die resultaten verwachten, die men heeft, wanneer ze in de zon hun hok hebben staan. Voor den boomgaard is het echter buitenge woon goed, niet alleen dat de mest van beteekènis verzacht en geneest Doos 30-60 90 ct. Tube 80 ct. Öi) Apoth Drogist ,Jk wilde met uw dochter trouwen" „Wat!!" „Ik wilde „Wat!!" „Twee zoute haringen." Citroenrijst met vanillesaus. Riz Glacé.) Zwart geeft op. Zij kon door haar snikken niet verder spreken. tante DIna zat met haar handen in de schoot ge vouwen, bewoog haar lippen zonder echter geluid te geven en dikke tranen rolden over haar ingeval len wangen. Ook Marie, die aan de deur was blijven staan, schrei de, vouwde haar handen en bewoog haar lippen. Allen schreiden, alleen Paul kon het niet. Hij wreef met zijn handen in zijn oogen, vertrok zijn gezicht, maar hij voelde heel goed dat hij niet zou kunnen huilen. Beschaamd verborg hij zijn gezicht in zijn moeders schoot. ,Ik weet, begon mevrouw Irene weer met een door tranen verstikte stem, „ik weet, dat duizenden nu hetzelfde verdriet als ik hebben, en toch, onze ei gen smart komt ons zoo vreeselijk voor". „God zal ons troosten" zei tante Dina. „Amen" zei Marie bij de deur. Toen werd het heel stil in* de kamer. Men hoorde slechts het zachte snikken van mevrouw Irene en het zoemen van de vliegen aan de vensterruiten. Paul kreeg een beklemd gevoel en hij wenschte, dat hij buiten was. Eindelijk zei tante Dina: „Mane, laten we mevrouw een kopje thee geven, dat zal haar goed doen. Doot dit gezegde kwam er weer leven in de kamer. Paul stond op, deed een paar besluitelooze passen en sloop darr de deur- uit naar den tuin. Daar bleef hij voor het groote bloembed staan en keek naai de kleine asters, die nu begonnen te bloeien. Wat was alles in een paar oogenblikken veranderd. Nu was hij vaderloos. Hoe is dat? Is men dan altijd treurig; lacht men niet meer? Dat alles was hem nog vreemd en nobegrljpelijk. Hij ging bij de tuin heining staan, hij wilde Loulou en Anna opwachten. Klerk (een beetje ongeduldig wordend): „,U moet een beetje voortmaken, mevrouw, er wachten nog een hoop meneschen." Oude dame: „Niet zoo brutaal jongmensch, als jeblieft. Er zijnandere spoorwegstations in Am sterdam. (Humorist.) Daar kwamen zij al in do dorpsstraat aan. Loulou had zijn handen vol met klitten die hij Anna in het haar wierp. Anna verweerde zich hiertegen eir deed kleine gilletjes hooren. Bij de tuinheining"bleven zij staan. Loulou ver trok zijn gezicht tot een verachtelijken grijns. „Goe den dag, wurm" zei hij, „in welk hol heb je j er toch al dien tijd Verstopt? Waarom-^et je "nu zoon' treurig gezicht?' ,Mijn vader is dood" zei Paul. Anna wierp een snelle blik op hem en sloeg vervolgens haar oogen neer. Loulou floot zachtjes en zei: „Zoo, zoo." Hij wist niet wat hij nog meer moest zeggen en liep langzaam verder. Anna volgde hem. Paul keek hen met een zegevierend gevoel na, en'het kwam hem voor, alsof hij nu Loulou overwonnen had en dat Anna hem misschien bewonderde. De familie bracht den avond in -de serre door. Het was buiten stil en zacht, de hemel was met wolken bedekt, waardoor het vroeg donker werd. Tante Dina zuchtte veel en mevrouw Irene sprak op een klagenden toon. „Ik weet dat wij onzen weg tot aan het einde moeten gaan, maar wat verlang ik er naar hét doel bereikt te hebben." De weg voert nu door zooveel donkers en verschrik kelijks. Wat zou het schoon zijn, samen met den ge liefde de stille eeuwigheid in te gaan." „Het geluk van de eeuwigheid zal zijn, dat wij élkaar altijd zullen begrijpen, dat wij in eikaars gemoed zpllen lezen evenals in heilige boeken en dat het nooit zal voorkomen, dat wij te laat elkander be grepen hebben." Paul dacht na over de woorden, die hij hoorde, over sterven en eeuwigheid. De eeuwigheid zag er uit als het plaatje in tante Dina's kerkboek. Kleine witte engelen op een achter grond van goud. Zijn moeder kon hij zich ale en gel voorstellen, zichzelf ook, maar alleen zijn vader, dat viel hem moeilijk. Deze gedachten maakten hem moe en een beetje duizelig, zooals wij duizelig worden, als wij lang naar boven naar de sterren kijken. Groentensoep gebakken tong aardappelpu- rée rabarbercompote flensjes. Varkenskarbonaden peulen met peentjes aard appelen griesmeel met pruimen. Ripslint. Lichtgkleurde ripslinten worden weer als nieuv. door ze eenige minuten zonder drukken in benzine te leggen en dan uitgespreid te spannen op de strijkplank, met schoon linnen af te wrijven en zon der te strijken ze te laten drogen. Men zij echter voorzichtig met de benzine, niet in de nabijheid van vuur te komen. Rozentint. Verreweg de meesten zulten van oordeel zijn, dat de hoogste schoonheid van een gelaat bestaat in zijn frisch, gezond uiterlijk. Zelfs een onbeduidend volgens den vorm onbeduidend, gezicht ontvangt een onweerstaanbare bekoorlijkheid door rozen op de wangen. De wensch van vele jonge meisjes er bleek in teressant uit te zien is de hoogste dwaasheid. Een misdaad is het echter deze zoogenaamde bleekheid door azijndrinken, sterk rijgen, kauwen op koffie- boonen enz. kunstmatig te willen voortbrengen. Moeders dienen haar halfvolwassen dochters in dit opzicht onder nauwkeurig toezicht te houden', want dergelijke onhebbelijkheden heerschen meer onder de bakvisschen, dan men wel denkt. 200 gram rijst 9 dl. water 3 citroenen 15 lepels suiker. Wasch de rijst en zet ze op met het koude water en de schil van 1 citroen, laat ze goed gaar worden doch niét heelemaal droog koken. Voeg dan het ci troensap en de suiker toe en laat deze geheel oplos sen. Verwijder het schilletje en vul een omgespoelde kom met de rijst of laat ze in een 'vlaschaal bekoelen Vanillesaus. Halve liter mejk 1 ei 1.5 lepel maizena 3 lepels suiker kwart stokje vanille of een half pakje vanillesuiker. Hij wou llever aan Anna denken, en-of zij nu meer achting voor hem Had omdat hij geen vader meer had. Eindelijk stond mevrouw Irene op en zei: „Ik moet de dagelijksche uitgaven nog* opschrijven." „Ach kom, laat dat nu vandaag maar," selde tan te Dina voor. Maar mevrouw Irene stond er op, dit nog te doen.. „Hij wilde dat ik het altijd deed. Hij zeide: „Getallen zijn de werkelijkheid van het leven." Den Volgenden dag gingen mevrouw irene en tan te Dina naar de stad. Paul bleef thuis onder het toe zicht van de oude Marie. Hü was droevig gestemd en wist niet, wat hij nu eens zou gaan doen. Toch vond hij het prettig in de dorpsstraat te loopert en door de menschen ernstig en medelijdend aangekeken te worden, maar in huis en den tuin verveelde hij zich. In de vroegere spelletjes had.hij geen vermaak meer. Hij vond een nieuw spel uit, dat heette vallen. Hij hield een stok in zijn hand én schoot en plotseling viel hij en lag bewegingloos op den 'grond. Hij was dood en was gesneuveld. Maar hoe moest het spel nu verder gaan wat gebeurde er als men gsneuveld was. De eeuwig heid, ja, maar de eeuwigheid kon hij niet spelen. Toen besloot hij maar zijn oefeningen in het toonen van moed, maar weer te beginnen. Dicht bij den tuin lag een groot stuk land waarvan een geruimen tijd geleden de boomen gerooid waren, nu groeiden er dichte elzenstruiken, waardoor een doolhof van kleine paadjes ontstond. Tot nog toe was Paul nooit in het elzenboschje ge weest, maar hij vatte het plan op om zoo gauw als de schemering inviel, er naar toe te gaan. Onder de struiken begon het al donker te worden en erg warr/ was het hier. Het leek wel alsof de hitte van den dag langer onder de dikke elzentakken bleef han gen en de elzenbladeren verspreidden een sterke, prikkelende lucht. Als Paul zijn' hoofd achtervore boog, kon hij de maan tusschen de takken der boomen zien sche meren en haar schijnsel tooverde schitterende licht vlekken In het gebladerte. Een zachte, nauwelijks merkbare motregen maakte een fluisterend geritsel j Een nuttig instrumentje voor pas gehuwde vrouw- tjês, waarbij zij haar huishoudelijke plichten kan vervullen, en tegelijk manlief toe kan blijven wul- ven als hij naar zijn kantoor gaat." (Passing Show.) door de balderen. Terwijl Paul op de smalle paadjes liep, voelde hij zich eenzaam en toch niet alleen. Het kwam hem voor alsof er steeds onzichtbare voet- jes op zachte zooien naast hem liepen. Hij verhaast te zijn schreden. Hij wilde gauw weer uit deze ge heimzinnige fluisterwereld zijn. Plotseling hoorde hij een geluid. Hij bleef staan, zou hij omkeeren. Maar hij had zich al aangewend i niet aan zijn vrees toe te geven. Hij ging dapper ver der. Toen'hij een hoek omsloeg, stond er een kleine i gestalte voor hem, mete het schijnsel van de maan op het zwarte haar. „Anna" zei Paul, „ben Jij het?" „O, ben jij het" zei het meisje k&lm. Anna had elzenbladeren geplukt, drukte ze tegen haar lippen en liet ze een knallend -geluid maken. „Wat doe je hier?" vroeg Paul. „Ik ben aan het wandelen" antwooradde Anna „en jij?" „Ik ook" zei Paul en het maakte hem trotsch net te doen, alsof het voor hem een heel gewoon iets was om hier in de schemering te gaan wandelen. Anna antwoordde niets en -liet een blad op haar lippen knallen. „Dan kunnen we samen gaan" stelde Paul voor. „Dat kunnen we doen" zei Anna. Zij liepen nu naast elkander voort, dicht bij elkaar, tusschen de donkere struiken door. Van tijd tot tijd keek Anna naar de maan, knip perde met de oogleden en zei dan: „Hij is vandaag helder." „Ja" zei Paul en keek ernstig in het ronde door de maan beschenen kindergezicht. „Waar is Loulou" vroeg hij. Loulou is met zijn moeder naar de stad gegaan" antwoordde Anna. Paul zweeg even nadenkend. „Waarom slaat hij je" begon hij weer. Anna haalde haar schouders op. „Jongens slaan altijd. Ik krabbel." „Ik zou je niet willen slaan" verzekerde Paul. „Het is laf een meisje te slaan." (Wordt voortgezet.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 6