TIB 111 - ZMUS11930
Uii de pers
Buitenlandsch Overzicht
Eé,p«Sd««««r »<s"
Rubriek van den Arbeid
Onder moeilijke omstandigheden werd hij opge
richt en had hij zijn arbeid aan te vangen: onmid
dellijk na den grooten wereldoorlog, die ruim vier
jaren lang gewoed had met de ontwrichtende en
vernietigende gevolgen van dien. De vredesverdragen
schiepen tal van uiterst lastige verhoudingen en si
tuaties en terstond nam men zijn toevlucht tot den
Volkenbond om dezen te belasten met zorgen, waar
tegen men alleen deze nieuwe internationale orga
nisatie opgewassen achtte. Zoo kwam de vrije stad
Dantzig, zoo kwam het Saargebied onder een be
stuur te staan waarop tenslotte de Volkenbond het
beslissende toezicht uiteofent.
Zoo handelde men ook met de vroegere Duitsche
kolonies en de aan Turkije ontnomen gebieden, die
als mandaatslanden aan bepaalde staten werden
toevertrouwd, welke voor de richtige uitvoering van
het hun verstrekte mandaat aan den Volkenbond
verantwoordelij kzijn, die dan ook geregeld controle
op hun handelingen en op hun beleid uitoefent.
Op soortgelijke wijze heeft men den Volkenbond
belast met het beschermen der nationale minderhe
den, waar deze op grond van algemeene of bijzon
dere bepalingen zekere rechten hebben gekregen
binnen den staat waartoe zij behooren. Vooral de
overweging, dat zoo licht het bestaan van minder
heden gevaarlijke brandstof kan leveren, waaruit
het vuur van een internationaal gewapend conflict
kan oplaaien, leidde er toe den Volkenbond ook deze
taak op te dragen.
Immers de bond moet niet alleen dienst doen voor
het bevorderen van de samenwerking tusschen de
volkeren, hij heeft ook werk van groote beteekenis
te vervullen als instrument om geschillen te voorko
men en tenslotte ziet hij zich geroepen het noodige
te verrichten om wanneer er zich eenmaal een ge
schil voordoet, zulk een conflict op vreedzame wijze
tot een oplossing te doen brengen.
Welaan, het heeft de eerste tien jaren al geens
zins ontbroken aan geschillen, die te Geneve voor
kwamen en die dank zij den Volkenbond en zijn or
ganen tot een bevredigend einde zjjn gebracht.
Meer dan eens zag het er zelfs zeer dreigend uit.
doch dan bleek het ingrijpen van Geneve tenslotte
goede vruchten te dragen. Bovendien, dit magvoor-
al niet vergeten worden, heeft in dit opzicht 't door
den bond in het leven geroepen internationaal ge
rechtshof In den Haag, welks gezag in slechts kor
ten tijd hand over hand Is toegenomen vooral ook
dank zij het feit, dat in de waarlijk niet zoo weinige
gevallen, dat het Hof aan den Volkenbondsraad ju
ridisch advies uitbracht, de raad die adviezen ook
steeds heeft opgevolgd zeer waardevollen arbeid
verricht.
De groote waarde van den Volkenbond is ongetwij
feld gelegen in het feit dat er heden ten dage een
vast adres is, waartoe men zich kan en moet rich
ten, wanneer internationale geschillen een bedenke
lijk karakter zouden kunnen krijgen en dat geregeld
de leidende staatslieden elkaar in Geneve ontmoe
ten, waar zij zoowel de gemeenschappelijke belan
gen als de tusschen hen bestaande tegenstellingen
en de zich voordoende moeilijkheden met elkaar
kunnen bespreken. Wanneer in 1925 verdragen als
die van Locarno tot stand zijn gekomen, die in on
miskenbare mate tot de versterking der vreedzame
verhoudingen in Europa geleid hebben en o.m. ten
gevolge hadden dat ook Duitschland op voet van
volkomen gelijkheid met de vroegere overwinnaars
in de nbond binnentrad, wanneer tenslotte een be
vredigende regeling van het Haagsche herstelvraag-
stuk bereikt werd, wanneer alom het besef baan brak
dat voortaan oorlog niet meer mocht zijn een geoor
loofd instrument van nationale politiek, (Kellogg-
verdrag, wanneer het aantal staten, dat in alle
rechtsgeschillen bereid is zich aan de rechtspraak
van het Internationaal Gerechtshof in den Haag te
onderwerpen sterk toenam, dan zijn dat allemaal
uitvloeisels van datgene wat door de werking van
den Volkenbond in slechts tien jaar tijds bereikt
kon worden.
Nog staan we pas in het begin van deze nieuwe
ontwikkeling, die in de plaats van de vroegere wan
orde tusschen de staten, welke het grootste gevaar
voor het uitbreken van gewelddadige botsingen vorm
de, een internationaal rechtsorganisatie aan het
scheppen is. Nog blijkt veelvuldig, dat de volkeren
in tal van opzichten niet zoover zijn, als m het be
lang eener zoo deugdelijk mogelijke internationale
rechtsorganisatie onontbeerlijk Is. Vandaar bv. het
feit, dat op het stuk van de internationale verminde
ring van bewapening, ondanks de vele moeite daar
aan besteed feitelijk zoo weinig bereikt is, dat men
zou kunnen zeggen dat men ten dien aanzien eigen
lijk nog nagenoeg met leege handen staat..
Het is goed. de oogen voor dit verschijnsel geopend
te houden, al zou men aan den anderen karnt een
grove fout begaan, door nu maar meteen tot de con
clusie te komen, dat dus heel die Volkenbond en wat
hij doet toch niets waard blijkt te Zijn.
Het tegendeel is het geval. Dat hebben de feiten
waarop in enkele algemeene lijnen in dit geschriftje
de aandacht is gevestigd, wel overduidelijk bewezen.
De Volkenbond staat heelemaal niet met leege
handen. Tal van niet hoog genoeg te schatten vruch
ten heeft hij der internationale samenlev ng reeds
aangedragen. Willen die vruchten in aantal enMoe
danigheid steeds waardevoller worden dan is het
noodig dat alom in de wereld alle krachten zich in
spannen om den bond tot steeds grooteren bloei
brengen. Dat is bovenal een zaak van °Pyoed^j»,
van zelf-opvoeding van alle individuen. Al diegenen,
die het hunne willen bijdragen tot het verheven en
der menschheid tot zegen strekkende doel, dat de
Volkenbond beoogt, hebben tot P11^ ^k-h ^moet
te scharen opdat de beginselen welke de bond moet
dienen, krachtiger en krachtiger in heeld(e ^men
leving tot uiting zullen komen. Hoe men een eei
ste stap in die richting kan doen..
Door zich aan te sluiten bij de vereeniging voor
Volkenbond en Vrede, Jan van Nassaustraat Ö3, den
Haag. De min. contributie bedraagt slechts f 1.
per jaar.
De ontruiming van het Rünla£d' ,Waaf_
dige, ingetogen houding der bevolking.
Een nieuwe stap op den weg naartJ
De meening va neen onvei'Menlyke. —Be
weringen omtrent Duitsche sabotage in ae
Vereenigde Staten. Vernietiging van vee
en belemmering van munitiefabricage -
'n Nieuwe minister van finantien in Duhsch
land De ambtenaren moeten helpen, de
noodf2—De
Frankrijk.
De ontruiming van het Rijnland door devastate
na-oorlogschen tijd afgesloten en op die manier zou
zoo zachtjes aan de oorlog zelve min of meer verge
ten kunnen worden, nu de meest schrijnende herin
neringen worden weggenomen. De meest schrijnen
de herinnering, dat is natuurlijk voor het Duitsche
volk de plicht tot betalen, dei nog tot een lengte
van jaren zal blijven drukken. Maar de zooveel aan
stoot gevende vreemde bezetting daarmee is het af-
geloopen en daarmee zo uweder een reden te meer
ontstaan kunnen zijn voor de Duitschers om den
Franschen nabuur nog wat vriendelijker aan te zien
De bezetting heeft elf jaar geduurd. Het is te begrij
pen, dat de bezettingstroepen vooral gedurende de
eerste bezettingsjaren allesbehalve met vriendelijke
Oogen werden aangezien. Maar, de verhouding moet
zich in den loop der jaren zoo gewijzigd hebben
dat de bezetters en de Duitsche bevolking elkaar
goed verdroegen en blijkens wat in de Fransche bla
den geschreven werd zijn er vele Franschen, die
slechts noode het aan natuurschoon zoo rijke bezet-
tingsgebied gingen verlaten. Er waren ook vele en
waaronder zoo teedere banden aangeknoopt. De hou
ding der Duitsche bevolking was waardig en inge
togen. Tusschen de Duitsche en Fransche autoritei
ten werden hoffelijkheden gewisseld en van weers
kanten legde men bloemen en kransen op de graven
der gesneuvelden. De Fransche bladen, de ontrui
ming besprekende, lieten niet na te wijzen op den
goeden wil van Frankrijk inzake het toestaan van 'n
„vervroegde" ontruiming en ook volgens Poincaré
door de ontruiming in te willigen nog voor de werk-
zaamhede ntot versterking van de grenzen zijn be
ëindigd opnieuw een teeken gegeven van zijn op
rechten wensch naar vrede. De opvatting, dat de
ontruiming een nieuwe stap op den weg naar den
vrede beteekent wordt overigens ook in Amerika en
Engeland gehuldigd. In elk geval is er een steen
des aanstoots minder. In Frankrijk zelf werden en
kele stemmen gehoord die van mindere waardeering
getuigden. Zoo was op de muren van Versailles een
manifest geplakt, waarin door een lid van den ge
meenteraad gewaarschuwd werd tegen de zijns in
ziens noodlottige gevolgen van de ontruiming, waar
door Frankrijk zijn laatste vredeswaarborgen verlo
ren heeft. Er zijn van die onverzoenlijken. De ont
ruiming zal er toe kunnen bijdragen dat iets van den
oorlog vergeten wordt. Maar, er zijn ook omstandig
heden, die wellicht de dagen van den oorlog weer
eens opnieuw in de herinnering doen opleven en die
de Duitsche handelingén belichten op een wijze
welke zeker Duitschland niet bepaald aangenaam zal
zijn. Eenigen tijd geleden hebben de Vereenigde Sta
ten aan Duitschland een bedrag van 180 millioen
toegekend voor schepen, die tijdens den oorlog in
beslag genomen zijn. Als waar is wat de „Daily
Telegraph" thans van haar correspondent te Was
hington heeft vernomen, zullen er misschien Ameri
kanen zijn, die vanwege het door de V. S. toegekende
sommetje spijt hebben. Wat is het geval. Volgens ge
noemd Engelsch blad zou door de V. S. een bedrag
van zestig millioen geëischt worden, wegens door
Duitsche agenten in Amerika gepleegde sabotage
(in den tijd dat Amerika nog neutraal was) De Ame-
rikaansche regeering zou het bewijs in handen heb
ben, dat reeds in 1915 door Duitsche afgezanten
ziektekiemen werden overgebracht voor de vernie
tiging van het voor geallieerd gebruik bestemde
Amerikaansche vee. En verder zou Duitschland agen
ne naar Amerika gezonden hebben met de bedoeling
de vervaerdiging en het vervoer van munitie te be
lemmeren. Wanneer inderdaad een op feiten ge
gronde eisch van schadevergoeding tot het genoemde
bedrag aan Duitschland wordt voorgelegd, zal ver
moedelijk over die terecht of ten onrechte beweerde
sabotage nog wel een en ader los komen, dat ons
weer eens midden in den oorlogstijd terugbrengt.
Duitschland heeft eindelijk weer «en minister van
finantien, die inderdaad een man van durf en door
zicht zal moeten zijn, wl lhlj in den toestand van
finantieelen nood waarin Duitschland verkeert, een
gunstige verandering brengen. Onder de maatrege
len, welke de nieuwe minister van finantien denkt
te nemen is een heffing van de ambtenaren. Minis
ter Dietrich heeft gezegd: voor de dekking van het
tekort is de hulp van de ambtenaren noodig. De door
hem bedoelde heffing van de salarissen boven een
zeker aangegeven bedrag zal twee en een half pro
cent bedragen: En die heffing zal van begin Augus
tus van dit jaar tot ultimo Maart van het volgende
jaar honderdvijfendertig millioen moeten opbren
gen. En, dan wordt er gesproken van een heffing
van tien procent, waardoor de vrijgezellen zouden
worden getroffen. Inderdaad moet het er in Duitsch
land finantieel voor groote groepen heel sobertjes
voor staan en onder die groepen moet ook een deel
van den middenstand gerekend worden. Duitschland
heeft te royaal geleefd wordt er gezegd, leeft nog te
royaal en de steeds toenemende malaise zou o.m, te
wijten zijn aan het gebrek aan energie der laatste
rijksregeeringen. Dat Duitschland te royaal leefde
en nog te royaal boven zijn krachten leeft, zou moe
ten blijken uit een pas ingesteld onderzoek. Dat on
derzoek zou tot de wetenschap gevoerd hebben dat
er in Duitschland te veel ambtenaren zijn, dat bijna
25 procent van de ambtenaren als overtollig te be
schouwen is. Diezelfde ambtenaren mochten zich
intusschen onder een vorigen minister van finantien
(in 1928) in een salarisverhooging verheugen, welke
het rijk toen vijftienhonderd millioen per jaar meer
kostte. Ook dit wordt thans als te groote royaliteit
beschouwd waartegen Indertijd door den Amerikaan
Parker Gilbert al gewaarschuwd moet zijn. De vreug
de (zoo die er al was) is in elk geval voor het Duit
sche ambtenarencorps van korten duur geweest.
Ook in Frankrijk wordt van sommige zijden gewezen
od finantieele onmacht. Vansocialistische zijde werd
een voorstel ingediend om aan de commissies voor
finantien en voor het leger onverwijld op te dragen
onverwijld een verslag in te dienen over de inkom
sten en lasten van de schakist. Maar minister Tar-
dieu heeft daartegen geprotesteerd en is wat men
noemt op de ketting gesprongen tegen de voorstel
ling als zou de schatkist op geheimzinnige wijze
zijn leeggevloeid en als zouden er milliarden ver
vluchtigd zijn. Hij protesteerde ook tegen de bewe
ring volgens welke Frankrijk tot geheime bewape
ning zo uovergaan Tardieu beweerde dat de toestand
van de schatkist gezond is en de socialistische motie
werd verworpen, waarmee een meerderheid haar ver
trouwen in de regeering uitsprak.
Blijkens wat Briand in de Senaatscommissie voor
Buitenlandsche zaken meedeelde over de Fransch-
Italiaansche besprekingen (ter verkrijging van alge-
heele overeenstemming) heeft Frankrijk steeds den
wensch gekoesterd (en koestert dien nog) om met n
stevige vriendschap met Italië te geraken. De goede
wil is er blijkbaar bij Frankrijk doch volgens
velerlei beschouwingen (o.a. in de Engelsche pers)
zou die goede wil er bij Italië niet zijn. Er zou zelfs
gesproken zijn over den wensch van inmenging van
den Volkenbond. En het ls alweer een Engelsch bald
dat de spanning tusschen Frankrijk en Italië nogal
voor ernstig aanziet. De verhooging van de Itali-
aansche begrooting met een bedrag van een half
millioen voor landsverdediging' zal allicht wel in
staat zijn om de al of niet gedeeltelijk uit de lucht
gegrepen geruchten omtrent een verhoogde span
ning tusschen beide landen wat aan te dikken.
In onzen tijd van overproductie van velerlei
product en vaak zeer lage prijzen, komt vanzelf
meermalen de kwestie naar voren: wat tegen het
euvel te doen. Ook de tuinbouwers weten van
het geval mee te praten, menigmaal wordï de
raad gegeven, een deel van het te groote quan
tum te vernietigen.
Die heer J. 'de Boer, tuinbouwer te Obdam
heeft zich in een zeer 'lezenswaardig artikel met
de vraag bezig gehouden, of voedselvernietiging
bij abnormaal lagen prijs moreel toelaatbaar is
en vroeg hierover het oordeel van een bevoegd
•moralist van zijn richting. 'In het Noordhol-
landsch. Dagblad (B..-K.) dient Prof. Nickel den
heer de Boer van antwoord. We achten dit arti
kel van dien aard, dat we meenden !het 'onze lezers
niet te mogen onthouden en laten het hier in
zijn geheel volgen.
Voedselvernietiging en nog wat.
De wensch, door den schrijver van het artikel
over den toestand in het Land- en Tuinbouwbe-
drijf geuit, dat nu eens een volkomen bevoegde
een moralist, aan het woord zou komen, is door
den Hoofdredacteur van dit Dagblad in zooverre
uitgevoerd, dat aan ondergeteekende het veree-
rend verzoek gedaan werd, om, naar aanleiding
van liet artikel van den heer J. de Boer Wz.
te Obdam, nu eens de echt christelijke opvatting1
uiteen te zetten omtrent de plaats gehad heb
bende. voedselvernietiging. Ofschoon ik mij over
de keuze zeer gevleid gevoel(l), laat iki ze na
tuurlijk geheel voor rekening van den Hoofdre
dacteur en ik wil ook vooruit zeggen; dat ik
slechts .mijn inzicht kan geven en er geen aan
spraak op mag maken,, dat ik in alles de echt-
christelijke opvatting weergeef. Wij doen daar
natuurlijk allen ons best voor, maar kunnen ge- j
makkelijk dwalen door bij' ons oordeel over, de j
geoorloofdheid van een handeling een of andere j
omstandigheid, die daar toch ook aan toedoet, i
uit het oog te verliezen. Nu tref ik het niet'
bijzonder gelukkig, omdat ik wel eens een, be-
richt je in de couranten las over vernietiging
van spinazie, maar verder van de omstandighe
den, waaronder dat plaate had, niets gelezen heb.
Ook de discussies, blijkbaar in dit blad reeds ge
voerd, ken ik niet en dus blijft mij niets anders
over om mijn oordeel te geven, dan) het artikel
van den heer J. de Boer.
I.aat ik beginnen met hem over zijn betoog te
prijzen. Er blijkt uit, dat hij wel degelijk over
de kwesti eheeft nagedacht en beschikt over
zeee rgoed einziehten omtrent de positie van den
mensch te midden der stoffelijke goederen. Nu
en dan zou ik zijn meening niet^ durven onder
schrijven, zooals ze in zijn artikel staat', uitge
drukt. Met opzet voeg ik er deze laatste beper
king aa/n toe, want ik kan niet) gelooven, dat
iemand, die alle dagen bidt „Geef ons: heden
ons dagelijksch brood", dat „ons" alleen op zich
zelf, in de eigen familie en de eigen werkgenoo-
tefl laat slaan en aan andere hnenschen wel een
mislukking van den oogst en daardoor hongers
nood en gebrek zou gunnen. Ware zoo'n wensch
gemeend, dan zou ik niet. aarzelen deze on-chrise
telijk te noemen en, afgezien van de bijzondere
christelijke, verplichtingen ten opzichte van onze
medemensehen, zou ik het zelfs onmenschelijk
heeten. Wat wij voor ons zelf niet wenschen,
mogen wij aan anderen ook niet gunnen. Waar
schijnlijk bedoelt de schrijver het dan ook) wel
anders. Feitelijk wil hij niet een mislukking,
van den oogst, maar dat, wat van) zoo'n ramp
het gevolg is, n.l. dat er voor anderen meer ge
legenheid open komt om hun producten mét rede
lijke winst te plaatsen en een behoorlijk bestaan
te hebben. Met dezen wensch stemmen wij gaar
ne in, maar hebben alle vertrouwen in een ook'
door menschelijk toedoen verbeteren der verhou
dingen niet verloren en hopen dus maar niet op
een mislukking van den oogst, noch hier,- noch
in andert landen.
Wat de voedselvernietiging betreft, meen ik
te moeten onderscheiden tusschen een stelselma
tig toepassen van dit middel als prijsregeling en
wat, naar ik meen, nu geschied is. Met voedsel
moet niet lichtvaardig worden omgesprongen en
er ligt ook iets onredelijks in, dat men na eerst
aan de productie er van te hebben meegewerkt,
zelf weer het product voor het verbruik, waar
toe het toch uiteraard bestemd is, ongeschikt'
maakt.
'tls haast aan te voelen, dat het middel om
zich een behoorlijk bestaan te verzekeren, daar
niet kan gelegen zijn, maar wel gezocht moet
worden in een meer met de behoeften in over
eenstemming brengen der productie of in een ver
ruiming van de markt. Dat degene, die door zijn
toedoen de natuur als 't ware helpt,om ons de
noodige groenten en andere levensbehoeften te
verschaffen, allereerst zelf van de vrucht van hijn
arbeid genieten mag, is vanzelfsprekend, maar
betereft dan ook direct alleen de eigen voort
brengselen. Wanneer iemand dus spinazie kweekt,
dan mag hij natuurlijk met de zijnen en met zijn
arbeiders allereerst zelf daarvan profiteeren.
Daar hij echter met spinazie alleen niet; in zijn
beehoeften kan voorzien en bovendien daarvan
veel te neel gekweekt heeft, wendt hij zich met
zijn spinazie tot de gemeenschap én ziet die
spinazie te ruilen voor andere dingen, waaraan
hij zelf behoefte heeft. Als ruilmiddel gebruikt
men voor het gemak geld. Of nu uit het ware
beginsel, dat de arbeider allereerst zelf van, de
vruchten zijns arbeids behoort te genieten, vólgt,
dat de spinazie altijd zooveel moet opbrengen, dat
de tuinders met hun arbeiders ervan leven, kun
nen, is niet zoo vanzelfsprekend en is zelfs on
waar. Degene, die het initiatief neemt omj zijn
en anderer arbeid te gebruiken voor het kweekeu
van spinazie, om bij dit voorbeeld maar te blij
ven, moet. te voren berekenen of en in hoeverre
er 'aan -dit product nog behoefte is, en wel hier
om, daar hij anders zijn arbeid steekt in iets,
waarvan het maar lukraak is, of het loonend is.
Nu is zulk een herekening niet gemakkelijk, en
ook al is zij geschied, dan kunnen er nóg veel
gebeurtenissen voorvallen, die niet te voorzien
of althans niet verwacht waren, en toch ten ge
volge hebben, dat de behoefte grooter of kleiner
is. Om in dat laatste geval te zeggen in ieder
geeval moet de spinazie zooveel opbrengen, dat
ik mijn onkosten er uit heb en- weer voldoende
terugontvang om in mijn levensbehoeften te voor
zien en opnieuw te beginnen, gaat niet aan. Dat
is nu eenmaal de risico van het bedrijf: alleen is
dit gevolg minder aangenaam voor de betrok
kenen dan het andere en kunnen er factoren aan
wezig zijn om wanneer de gebeurtenissen, waar
uit die misrekening voortvloeit, door mensche-
lijke handelingen veroorzaakt zijn, te pogen daar
in verandering te brengen. Dit is de taak van
de organisaties en de overheid. Ook kunnen, wan
neer zoodanige gebeurtenissen voor een heele
streek of groep een ramp beteekenen, van over
heidswege steunmaatregelen genomen worden.
Ten slotte echter zal, wanneer er geen verande
ring komt, een wijziging moeten plaats hebben
in de teelt. Zoodanige aanpassingen aan gewij
zigde omstandigheden kenmerken het heele econo
misch leven. Kunstmatige reacties daartegen hel
pen op den duur toch niet.
Ik heb evenwel uit liet courantenbericht niet
kunnen opmaken, dat, wat misschien meerdere
tuinders gedaan hebben, door hen gedaan werd
tengevolge van een stelselmatigen opzet. Naar
mijn gedachte was het eenvoudig een gevolg
van het feit, 'dat de prijzen, die zij voor de spina
zie konden noteeren, niet eens de nog 'te maken
onkosten vergoedden. En dan zou ik ook zeggen,
dat het verstandig is en m.i. niet tegen de zede
lijkheid strijdt om te besluiten: „ik steek er
niet meer geld in en maak den strop niet nog
grooter." Gevolg van zulk een besluit is dan
wel ,dat er etenswaar verloren gaat en onwille
keurig zegt men bij de gedachte aan gebreklijden
den, dat zoo iets zonde is, waarmee men bedoelt
„het is jammer", maar men kan toch moeilijk
den tuinders er een verwijt van maken, dat zij
niet nog meer geld willen verliezen. Wie de spi
nazie nog wil, laat het zijn een) gemeentelijk of
kerkelijk armbestuur, zal dan toch zeker de nog
te maken onkosten moeten vergoeden en dus een
zoodanigen prijs besteden, dat de tuinder er, wat
dat, betreft, uit kan. Doet zich die gelegenheid
voo rden tuinder niet voor, dan acht ik het ge
oorloofd, dat hij tot vernietiging overgaat.
Zooals ik in den beginne reeds aangaf, kan het
best zijn, dat de omstandigheden eenigszins an-
drns waren. Vandaar dat ik alleen mijn conclusie
geef, voor zoover mijn veronderstellingen van
deen toestand op waarheid berusten. Ik eindig
met er mijn vreugde over uit te spreken, dat
ook hier de gewetenskwestie gesteld is, want het
getuigt van een goeden geest, dat men zich ook
in het economisch leven bij zijn gedragingen laat
leiden door zijn inzicht in wat zedelijk goed en
verplicht is.
A. T.
GEMEENTHLGONFiN.
Het economisch leven vertoont in de laatste
maanden geen opwekkend beeld. De werkloosheid
is ongetwijfeld grooter dan het vorige jaar om
dezen tijd, vooral Duitschland en Engeland heb
ben daarmede te kampen. In den landbouw gaat
het zeer slecht en ook tal van fabrieken moeten
op gedeeltelijke kracht werken of personeel ont
slaan omdat de bestellingen, welke het werk
moeten aanbrengen, in steeds mindere mate bin
nenkomen. Dit alles leidt tot det conclusie dat'
wij, na enkele gunstige jaren ta hebben gehad,
wederom in een malaisetijdperk komen, dat zeker
nog wel eenigen tijd zal aanhouden.
Neemt men dit alles in aanmerking, dan mag
het zeer zeker tot verwondering strekken,, dat
het Georganiseerd Overleg te Amsterdam voor
het gemeentepersoneel onlangs voor den tijd van
dri cjaar een nieuwe loonregeling heeft afgeslo
ten waarbij is bepaald, dat de bijdrage, welke de
arbeiders voor hun pensioen moeten storten, elk
jaar met 1 pCt. verminderd zal; worden, zoodat
dus in de eerstvolgende drie jaren, elk jaar een
loonsverhooging van 1 pCt. zal plaats) vinden.
De loonen van de gemeentearbeiders in Amster
dam staan reeds aanmerkelijk hooger dan "die,
welk ede particuliere nijverheid kan betalen. Ook
andere voordeelen, zooals ziekengelduitkeering
van het volle loon, 'een lange vacantie van twee
wqken enz., maken de dienstbetrekking bij de
Gemeente zeer aantrekkelijk. Daarenboven is nog
bepaald, dat de vacantietoeslatf voor de eerst
volgende drie jaren zal worden verhoogd tot
f 30, voor volwassenen en f 15 voor jeugdige
personen.
Alles bij ielkaar is dus door deze nieuwe rege
ling niet. alleen voor de gemeentearbeiders een
loonregeling bestendigd die gewone arbeiders op
geen stukken na kunnen bereiken, doch zijn daar
nog enkele verbeteringen in aangebracht, die door
do belastingbetalers moeten worden opgebracht
en die in 1933 niet minder dan ruim 1.7 'millioen
gulden zullen kosten.
M«n kan zich op hte standpunt stellen, dat de
gemeente bij de arbeidsvoorwaarden het voorbeeld
moet geven en dat de gemeente tevens moet zor
gen dat voor de in haar dienst zijnde arbeiders
goede voorwaarden gelden. Maar goed is een zeer
betrekkelijk begrip en men mag zich zeker af
vragen of een regeling wel goed is, wanneer zij
aanleiding is, dat duizende belastingbetalers een
g'eedeeltc van hun zuurverdiende loon moeten of
feren ten bate van een groep arbeiders die door
politieke motieven een regeling hebben weten
te verkrijgen, welke ver uitsteekt boven die,
welke In andere bedrijven mogelijk is,
'Vooral in deze tijden^ nu de economische om
standigheden zoo onzeker zijn moét alle voor
zichtigheid worden betracht en is het vastleggen
van een regeling voor drie jaar met een automa
tische verhooging na elk jaar een sprong in het
duister, die wel eens tot zeer onbillijke gevolgen
aanleiding zou kunnen geven.