TIB 111 - ZMUS11930 Uii de pers Buitenlandsch Overzicht Eé,p«Sd««««r »<s" Rubriek van den Arbeid Onder moeilijke omstandigheden werd hij opge richt en had hij zijn arbeid aan te vangen: onmid dellijk na den grooten wereldoorlog, die ruim vier jaren lang gewoed had met de ontwrichtende en vernietigende gevolgen van dien. De vredesverdragen schiepen tal van uiterst lastige verhoudingen en si tuaties en terstond nam men zijn toevlucht tot den Volkenbond om dezen te belasten met zorgen, waar tegen men alleen deze nieuwe internationale orga nisatie opgewassen achtte. Zoo kwam de vrije stad Dantzig, zoo kwam het Saargebied onder een be stuur te staan waarop tenslotte de Volkenbond het beslissende toezicht uiteofent. Zoo handelde men ook met de vroegere Duitsche kolonies en de aan Turkije ontnomen gebieden, die als mandaatslanden aan bepaalde staten werden toevertrouwd, welke voor de richtige uitvoering van het hun verstrekte mandaat aan den Volkenbond verantwoordelij kzijn, die dan ook geregeld controle op hun handelingen en op hun beleid uitoefent. Op soortgelijke wijze heeft men den Volkenbond belast met het beschermen der nationale minderhe den, waar deze op grond van algemeene of bijzon dere bepalingen zekere rechten hebben gekregen binnen den staat waartoe zij behooren. Vooral de overweging, dat zoo licht het bestaan van minder heden gevaarlijke brandstof kan leveren, waaruit het vuur van een internationaal gewapend conflict kan oplaaien, leidde er toe den Volkenbond ook deze taak op te dragen. Immers de bond moet niet alleen dienst doen voor het bevorderen van de samenwerking tusschen de volkeren, hij heeft ook werk van groote beteekenis te vervullen als instrument om geschillen te voorko men en tenslotte ziet hij zich geroepen het noodige te verrichten om wanneer er zich eenmaal een ge schil voordoet, zulk een conflict op vreedzame wijze tot een oplossing te doen brengen. Welaan, het heeft de eerste tien jaren al geens zins ontbroken aan geschillen, die te Geneve voor kwamen en die dank zij den Volkenbond en zijn or ganen tot een bevredigend einde zjjn gebracht. Meer dan eens zag het er zelfs zeer dreigend uit. doch dan bleek het ingrijpen van Geneve tenslotte goede vruchten te dragen. Bovendien, dit magvoor- al niet vergeten worden, heeft in dit opzicht 't door den bond in het leven geroepen internationaal ge rechtshof In den Haag, welks gezag in slechts kor ten tijd hand over hand Is toegenomen vooral ook dank zij het feit, dat in de waarlijk niet zoo weinige gevallen, dat het Hof aan den Volkenbondsraad ju ridisch advies uitbracht, de raad die adviezen ook steeds heeft opgevolgd zeer waardevollen arbeid verricht. De groote waarde van den Volkenbond is ongetwij feld gelegen in het feit dat er heden ten dage een vast adres is, waartoe men zich kan en moet rich ten, wanneer internationale geschillen een bedenke lijk karakter zouden kunnen krijgen en dat geregeld de leidende staatslieden elkaar in Geneve ontmoe ten, waar zij zoowel de gemeenschappelijke belan gen als de tusschen hen bestaande tegenstellingen en de zich voordoende moeilijkheden met elkaar kunnen bespreken. Wanneer in 1925 verdragen als die van Locarno tot stand zijn gekomen, die in on miskenbare mate tot de versterking der vreedzame verhoudingen in Europa geleid hebben en o.m. ten gevolge hadden dat ook Duitschland op voet van volkomen gelijkheid met de vroegere overwinnaars in de nbond binnentrad, wanneer tenslotte een be vredigende regeling van het Haagsche herstelvraag- stuk bereikt werd, wanneer alom het besef baan brak dat voortaan oorlog niet meer mocht zijn een geoor loofd instrument van nationale politiek, (Kellogg- verdrag, wanneer het aantal staten, dat in alle rechtsgeschillen bereid is zich aan de rechtspraak van het Internationaal Gerechtshof in den Haag te onderwerpen sterk toenam, dan zijn dat allemaal uitvloeisels van datgene wat door de werking van den Volkenbond in slechts tien jaar tijds bereikt kon worden. Nog staan we pas in het begin van deze nieuwe ontwikkeling, die in de plaats van de vroegere wan orde tusschen de staten, welke het grootste gevaar voor het uitbreken van gewelddadige botsingen vorm de, een internationaal rechtsorganisatie aan het scheppen is. Nog blijkt veelvuldig, dat de volkeren in tal van opzichten niet zoover zijn, als m het be lang eener zoo deugdelijk mogelijke internationale rechtsorganisatie onontbeerlijk Is. Vandaar bv. het feit, dat op het stuk van de internationale verminde ring van bewapening, ondanks de vele moeite daar aan besteed feitelijk zoo weinig bereikt is, dat men zou kunnen zeggen dat men ten dien aanzien eigen lijk nog nagenoeg met leege handen staat.. Het is goed. de oogen voor dit verschijnsel geopend te houden, al zou men aan den anderen karnt een grove fout begaan, door nu maar meteen tot de con clusie te komen, dat dus heel die Volkenbond en wat hij doet toch niets waard blijkt te Zijn. Het tegendeel is het geval. Dat hebben de feiten waarop in enkele algemeene lijnen in dit geschriftje de aandacht is gevestigd, wel overduidelijk bewezen. De Volkenbond staat heelemaal niet met leege handen. Tal van niet hoog genoeg te schatten vruch ten heeft hij der internationale samenlev ng reeds aangedragen. Willen die vruchten in aantal enMoe danigheid steeds waardevoller worden dan is het noodig dat alom in de wereld alle krachten zich in spannen om den bond tot steeds grooteren bloei brengen. Dat is bovenal een zaak van °Pyoed^j», van zelf-opvoeding van alle individuen. Al diegenen, die het hunne willen bijdragen tot het verheven en der menschheid tot zegen strekkende doel, dat de Volkenbond beoogt, hebben tot P11^ ^k-h ^moet te scharen opdat de beginselen welke de bond moet dienen, krachtiger en krachtiger in heeld(e ^men leving tot uiting zullen komen. Hoe men een eei ste stap in die richting kan doen.. Door zich aan te sluiten bij de vereeniging voor Volkenbond en Vrede, Jan van Nassaustraat Ö3, den Haag. De min. contributie bedraagt slechts f 1. per jaar. De ontruiming van het Rünla£d' ,Waaf_ dige, ingetogen houding der bevolking. Een nieuwe stap op den weg naartJ De meening va neen onvei'Menlyke. —Be weringen omtrent Duitsche sabotage in ae Vereenigde Staten. Vernietiging van vee en belemmering van munitiefabricage - 'n Nieuwe minister van finantien in Duhsch land De ambtenaren moeten helpen, de noodf2—De Frankrijk. De ontruiming van het Rijnland door devastate na-oorlogschen tijd afgesloten en op die manier zou zoo zachtjes aan de oorlog zelve min of meer verge ten kunnen worden, nu de meest schrijnende herin neringen worden weggenomen. De meest schrijnen de herinnering, dat is natuurlijk voor het Duitsche volk de plicht tot betalen, dei nog tot een lengte van jaren zal blijven drukken. Maar de zooveel aan stoot gevende vreemde bezetting daarmee is het af- geloopen en daarmee zo uweder een reden te meer ontstaan kunnen zijn voor de Duitschers om den Franschen nabuur nog wat vriendelijker aan te zien De bezetting heeft elf jaar geduurd. Het is te begrij pen, dat de bezettingstroepen vooral gedurende de eerste bezettingsjaren allesbehalve met vriendelijke Oogen werden aangezien. Maar, de verhouding moet zich in den loop der jaren zoo gewijzigd hebben dat de bezetters en de Duitsche bevolking elkaar goed verdroegen en blijkens wat in de Fransche bla den geschreven werd zijn er vele Franschen, die slechts noode het aan natuurschoon zoo rijke bezet- tingsgebied gingen verlaten. Er waren ook vele en waaronder zoo teedere banden aangeknoopt. De hou ding der Duitsche bevolking was waardig en inge togen. Tusschen de Duitsche en Fransche autoritei ten werden hoffelijkheden gewisseld en van weers kanten legde men bloemen en kransen op de graven der gesneuvelden. De Fransche bladen, de ontrui ming besprekende, lieten niet na te wijzen op den goeden wil van Frankrijk inzake het toestaan van 'n „vervroegde" ontruiming en ook volgens Poincaré door de ontruiming in te willigen nog voor de werk- zaamhede ntot versterking van de grenzen zijn be ëindigd opnieuw een teeken gegeven van zijn op rechten wensch naar vrede. De opvatting, dat de ontruiming een nieuwe stap op den weg naar den vrede beteekent wordt overigens ook in Amerika en Engeland gehuldigd. In elk geval is er een steen des aanstoots minder. In Frankrijk zelf werden en kele stemmen gehoord die van mindere waardeering getuigden. Zoo was op de muren van Versailles een manifest geplakt, waarin door een lid van den ge meenteraad gewaarschuwd werd tegen de zijns in ziens noodlottige gevolgen van de ontruiming, waar door Frankrijk zijn laatste vredeswaarborgen verlo ren heeft. Er zijn van die onverzoenlijken. De ont ruiming zal er toe kunnen bijdragen dat iets van den oorlog vergeten wordt. Maar, er zijn ook omstandig heden, die wellicht de dagen van den oorlog weer eens opnieuw in de herinnering doen opleven en die de Duitsche handelingén belichten op een wijze welke zeker Duitschland niet bepaald aangenaam zal zijn. Eenigen tijd geleden hebben de Vereenigde Sta ten aan Duitschland een bedrag van 180 millioen toegekend voor schepen, die tijdens den oorlog in beslag genomen zijn. Als waar is wat de „Daily Telegraph" thans van haar correspondent te Was hington heeft vernomen, zullen er misschien Ameri kanen zijn, die vanwege het door de V. S. toegekende sommetje spijt hebben. Wat is het geval. Volgens ge noemd Engelsch blad zou door de V. S. een bedrag van zestig millioen geëischt worden, wegens door Duitsche agenten in Amerika gepleegde sabotage (in den tijd dat Amerika nog neutraal was) De Ame- rikaansche regeering zou het bewijs in handen heb ben, dat reeds in 1915 door Duitsche afgezanten ziektekiemen werden overgebracht voor de vernie tiging van het voor geallieerd gebruik bestemde Amerikaansche vee. En verder zou Duitschland agen ne naar Amerika gezonden hebben met de bedoeling de vervaerdiging en het vervoer van munitie te be lemmeren. Wanneer inderdaad een op feiten ge gronde eisch van schadevergoeding tot het genoemde bedrag aan Duitschland wordt voorgelegd, zal ver moedelijk over die terecht of ten onrechte beweerde sabotage nog wel een en ader los komen, dat ons weer eens midden in den oorlogstijd terugbrengt. Duitschland heeft eindelijk weer «en minister van finantien, die inderdaad een man van durf en door zicht zal moeten zijn, wl lhlj in den toestand van finantieelen nood waarin Duitschland verkeert, een gunstige verandering brengen. Onder de maatrege len, welke de nieuwe minister van finantien denkt te nemen is een heffing van de ambtenaren. Minis ter Dietrich heeft gezegd: voor de dekking van het tekort is de hulp van de ambtenaren noodig. De door hem bedoelde heffing van de salarissen boven een zeker aangegeven bedrag zal twee en een half pro cent bedragen: En die heffing zal van begin Augus tus van dit jaar tot ultimo Maart van het volgende jaar honderdvijfendertig millioen moeten opbren gen. En, dan wordt er gesproken van een heffing van tien procent, waardoor de vrijgezellen zouden worden getroffen. Inderdaad moet het er in Duitsch land finantieel voor groote groepen heel sobertjes voor staan en onder die groepen moet ook een deel van den middenstand gerekend worden. Duitschland heeft te royaal geleefd wordt er gezegd, leeft nog te royaal en de steeds toenemende malaise zou o.m, te wijten zijn aan het gebrek aan energie der laatste rijksregeeringen. Dat Duitschland te royaal leefde en nog te royaal boven zijn krachten leeft, zou moe ten blijken uit een pas ingesteld onderzoek. Dat on derzoek zou tot de wetenschap gevoerd hebben dat er in Duitschland te veel ambtenaren zijn, dat bijna 25 procent van de ambtenaren als overtollig te be schouwen is. Diezelfde ambtenaren mochten zich intusschen onder een vorigen minister van finantien (in 1928) in een salarisverhooging verheugen, welke het rijk toen vijftienhonderd millioen per jaar meer kostte. Ook dit wordt thans als te groote royaliteit beschouwd waartegen Indertijd door den Amerikaan Parker Gilbert al gewaarschuwd moet zijn. De vreug de (zoo die er al was) is in elk geval voor het Duit sche ambtenarencorps van korten duur geweest. Ook in Frankrijk wordt van sommige zijden gewezen od finantieele onmacht. Vansocialistische zijde werd een voorstel ingediend om aan de commissies voor finantien en voor het leger onverwijld op te dragen onverwijld een verslag in te dienen over de inkom sten en lasten van de schakist. Maar minister Tar- dieu heeft daartegen geprotesteerd en is wat men noemt op de ketting gesprongen tegen de voorstel ling als zou de schatkist op geheimzinnige wijze zijn leeggevloeid en als zouden er milliarden ver vluchtigd zijn. Hij protesteerde ook tegen de bewe ring volgens welke Frankrijk tot geheime bewape ning zo uovergaan Tardieu beweerde dat de toestand van de schatkist gezond is en de socialistische motie werd verworpen, waarmee een meerderheid haar ver trouwen in de regeering uitsprak. Blijkens wat Briand in de Senaatscommissie voor Buitenlandsche zaken meedeelde over de Fransch- Italiaansche besprekingen (ter verkrijging van alge- heele overeenstemming) heeft Frankrijk steeds den wensch gekoesterd (en koestert dien nog) om met n stevige vriendschap met Italië te geraken. De goede wil is er blijkbaar bij Frankrijk doch volgens velerlei beschouwingen (o.a. in de Engelsche pers) zou die goede wil er bij Italië niet zijn. Er zou zelfs gesproken zijn over den wensch van inmenging van den Volkenbond. En het ls alweer een Engelsch bald dat de spanning tusschen Frankrijk en Italië nogal voor ernstig aanziet. De verhooging van de Itali- aansche begrooting met een bedrag van een half millioen voor landsverdediging' zal allicht wel in staat zijn om de al of niet gedeeltelijk uit de lucht gegrepen geruchten omtrent een verhoogde span ning tusschen beide landen wat aan te dikken. In onzen tijd van overproductie van velerlei product en vaak zeer lage prijzen, komt vanzelf meermalen de kwestie naar voren: wat tegen het euvel te doen. Ook de tuinbouwers weten van het geval mee te praten, menigmaal wordï de raad gegeven, een deel van het te groote quan tum te vernietigen. Die heer J. 'de Boer, tuinbouwer te Obdam heeft zich in een zeer 'lezenswaardig artikel met de vraag bezig gehouden, of voedselvernietiging bij abnormaal lagen prijs moreel toelaatbaar is en vroeg hierover het oordeel van een bevoegd •moralist van zijn richting. 'In het Noordhol- landsch. Dagblad (B..-K.) dient Prof. Nickel den heer de Boer van antwoord. We achten dit arti kel van dien aard, dat we meenden !het 'onze lezers niet te mogen onthouden en laten het hier in zijn geheel volgen. Voedselvernietiging en nog wat. De wensch, door den schrijver van het artikel over den toestand in het Land- en Tuinbouwbe- drijf geuit, dat nu eens een volkomen bevoegde een moralist, aan het woord zou komen, is door den Hoofdredacteur van dit Dagblad in zooverre uitgevoerd, dat aan ondergeteekende het veree- rend verzoek gedaan werd, om, naar aanleiding van liet artikel van den heer J. de Boer Wz. te Obdam, nu eens de echt christelijke opvatting1 uiteen te zetten omtrent de plaats gehad heb bende. voedselvernietiging. Ofschoon ik mij over de keuze zeer gevleid gevoel(l), laat iki ze na tuurlijk geheel voor rekening van den Hoofdre dacteur en ik wil ook vooruit zeggen; dat ik slechts .mijn inzicht kan geven en er geen aan spraak op mag maken,, dat ik in alles de echt- christelijke opvatting weergeef. Wij doen daar natuurlijk allen ons best voor, maar kunnen ge- j makkelijk dwalen door bij' ons oordeel over, de j geoorloofdheid van een handeling een of andere j omstandigheid, die daar toch ook aan toedoet, i uit het oog te verliezen. Nu tref ik het niet' bijzonder gelukkig, omdat ik wel eens een, be- richt je in de couranten las over vernietiging van spinazie, maar verder van de omstandighe den, waaronder dat plaate had, niets gelezen heb. Ook de discussies, blijkbaar in dit blad reeds ge voerd, ken ik niet en dus blijft mij niets anders over om mijn oordeel te geven, dan) het artikel van den heer J. de Boer. I.aat ik beginnen met hem over zijn betoog te prijzen. Er blijkt uit, dat hij wel degelijk over de kwesti eheeft nagedacht en beschikt over zeee rgoed einziehten omtrent de positie van den mensch te midden der stoffelijke goederen. Nu en dan zou ik zijn meening niet^ durven onder schrijven, zooals ze in zijn artikel staat', uitge drukt. Met opzet voeg ik er deze laatste beper king aa/n toe, want ik kan niet) gelooven, dat iemand, die alle dagen bidt „Geef ons: heden ons dagelijksch brood", dat „ons" alleen op zich zelf, in de eigen familie en de eigen werkgenoo- tefl laat slaan en aan andere hnenschen wel een mislukking van den oogst en daardoor hongers nood en gebrek zou gunnen. Ware zoo'n wensch gemeend, dan zou ik niet. aarzelen deze on-chrise telijk te noemen en, afgezien van de bijzondere christelijke, verplichtingen ten opzichte van onze medemensehen, zou ik het zelfs onmenschelijk heeten. Wat wij voor ons zelf niet wenschen, mogen wij aan anderen ook niet gunnen. Waar schijnlijk bedoelt de schrijver het dan ook) wel anders. Feitelijk wil hij niet een mislukking, van den oogst, maar dat, wat van) zoo'n ramp het gevolg is, n.l. dat er voor anderen meer ge legenheid open komt om hun producten mét rede lijke winst te plaatsen en een behoorlijk bestaan te hebben. Met dezen wensch stemmen wij gaar ne in, maar hebben alle vertrouwen in een ook' door menschelijk toedoen verbeteren der verhou dingen niet verloren en hopen dus maar niet op een mislukking van den oogst, noch hier,- noch in andert landen. Wat de voedselvernietiging betreft, meen ik te moeten onderscheiden tusschen een stelselma tig toepassen van dit middel als prijsregeling en wat, naar ik meen, nu geschied is. Met voedsel moet niet lichtvaardig worden omgesprongen en er ligt ook iets onredelijks in, dat men na eerst aan de productie er van te hebben meegewerkt, zelf weer het product voor het verbruik, waar toe het toch uiteraard bestemd is, ongeschikt' maakt. 'tls haast aan te voelen, dat het middel om zich een behoorlijk bestaan te verzekeren, daar niet kan gelegen zijn, maar wel gezocht moet worden in een meer met de behoeften in over eenstemming brengen der productie of in een ver ruiming van de markt. Dat degene, die door zijn toedoen de natuur als 't ware helpt,om ons de noodige groenten en andere levensbehoeften te verschaffen, allereerst zelf van de vrucht van hijn arbeid genieten mag, is vanzelfsprekend, maar betereft dan ook direct alleen de eigen voort brengselen. Wanneer iemand dus spinazie kweekt, dan mag hij natuurlijk met de zijnen en met zijn arbeiders allereerst zelf daarvan profiteeren. Daar hij echter met spinazie alleen niet; in zijn beehoeften kan voorzien en bovendien daarvan veel te neel gekweekt heeft, wendt hij zich met zijn spinazie tot de gemeenschap én ziet die spinazie te ruilen voor andere dingen, waaraan hij zelf behoefte heeft. Als ruilmiddel gebruikt men voor het gemak geld. Of nu uit het ware beginsel, dat de arbeider allereerst zelf van, de vruchten zijns arbeids behoort te genieten, vólgt, dat de spinazie altijd zooveel moet opbrengen, dat de tuinders met hun arbeiders ervan leven, kun nen, is niet zoo vanzelfsprekend en is zelfs on waar. Degene, die het initiatief neemt omj zijn en anderer arbeid te gebruiken voor het kweekeu van spinazie, om bij dit voorbeeld maar te blij ven, moet. te voren berekenen of en in hoeverre er 'aan -dit product nog behoefte is, en wel hier om, daar hij anders zijn arbeid steekt in iets, waarvan het maar lukraak is, of het loonend is. Nu is zulk een herekening niet gemakkelijk, en ook al is zij geschied, dan kunnen er nóg veel gebeurtenissen voorvallen, die niet te voorzien of althans niet verwacht waren, en toch ten ge volge hebben, dat de behoefte grooter of kleiner is. Om in dat laatste geval te zeggen in ieder geeval moet de spinazie zooveel opbrengen, dat ik mijn onkosten er uit heb en- weer voldoende terugontvang om in mijn levensbehoeften te voor zien en opnieuw te beginnen, gaat niet aan. Dat is nu eenmaal de risico van het bedrijf: alleen is dit gevolg minder aangenaam voor de betrok kenen dan het andere en kunnen er factoren aan wezig zijn om wanneer de gebeurtenissen, waar uit die misrekening voortvloeit, door mensche- lijke handelingen veroorzaakt zijn, te pogen daar in verandering te brengen. Dit is de taak van de organisaties en de overheid. Ook kunnen, wan neer zoodanige gebeurtenissen voor een heele streek of groep een ramp beteekenen, van over heidswege steunmaatregelen genomen worden. Ten slotte echter zal, wanneer er geen verande ring komt, een wijziging moeten plaats hebben in de teelt. Zoodanige aanpassingen aan gewij zigde omstandigheden kenmerken het heele econo misch leven. Kunstmatige reacties daartegen hel pen op den duur toch niet. Ik heb evenwel uit liet courantenbericht niet kunnen opmaken, dat, wat misschien meerdere tuinders gedaan hebben, door hen gedaan werd tengevolge van een stelselmatigen opzet. Naar mijn gedachte was het eenvoudig een gevolg van het feit, 'dat de prijzen, die zij voor de spina zie konden noteeren, niet eens de nog 'te maken onkosten vergoedden. En dan zou ik ook zeggen, dat het verstandig is en m.i. niet tegen de zede lijkheid strijdt om te besluiten: „ik steek er niet meer geld in en maak den strop niet nog grooter." Gevolg van zulk een besluit is dan wel ,dat er etenswaar verloren gaat en onwille keurig zegt men bij de gedachte aan gebreklijden den, dat zoo iets zonde is, waarmee men bedoelt „het is jammer", maar men kan toch moeilijk den tuinders er een verwijt van maken, dat zij niet nog meer geld willen verliezen. Wie de spi nazie nog wil, laat het zijn een) gemeentelijk of kerkelijk armbestuur, zal dan toch zeker de nog te maken onkosten moeten vergoeden en dus een zoodanigen prijs besteden, dat de tuinder er, wat dat, betreft, uit kan. Doet zich die gelegenheid voo rden tuinder niet voor, dan acht ik het ge oorloofd, dat hij tot vernietiging overgaat. Zooals ik in den beginne reeds aangaf, kan het best zijn, dat de omstandigheden eenigszins an- drns waren. Vandaar dat ik alleen mijn conclusie geef, voor zoover mijn veronderstellingen van deen toestand op waarheid berusten. Ik eindig met er mijn vreugde over uit te spreken, dat ook hier de gewetenskwestie gesteld is, want het getuigt van een goeden geest, dat men zich ook in het economisch leven bij zijn gedragingen laat leiden door zijn inzicht in wat zedelijk goed en verplicht is. A. T. GEMEENTHLGONFiN. Het economisch leven vertoont in de laatste maanden geen opwekkend beeld. De werkloosheid is ongetwijfeld grooter dan het vorige jaar om dezen tijd, vooral Duitschland en Engeland heb ben daarmede te kampen. In den landbouw gaat het zeer slecht en ook tal van fabrieken moeten op gedeeltelijke kracht werken of personeel ont slaan omdat de bestellingen, welke het werk moeten aanbrengen, in steeds mindere mate bin nenkomen. Dit alles leidt tot det conclusie dat' wij, na enkele gunstige jaren ta hebben gehad, wederom in een malaisetijdperk komen, dat zeker nog wel eenigen tijd zal aanhouden. Neemt men dit alles in aanmerking, dan mag het zeer zeker tot verwondering strekken,, dat het Georganiseerd Overleg te Amsterdam voor het gemeentepersoneel onlangs voor den tijd van dri cjaar een nieuwe loonregeling heeft afgeslo ten waarbij is bepaald, dat de bijdrage, welke de arbeiders voor hun pensioen moeten storten, elk jaar met 1 pCt. verminderd zal; worden, zoodat dus in de eerstvolgende drie jaren, elk jaar een loonsverhooging van 1 pCt. zal plaats) vinden. De loonen van de gemeentearbeiders in Amster dam staan reeds aanmerkelijk hooger dan "die, welk ede particuliere nijverheid kan betalen. Ook andere voordeelen, zooals ziekengelduitkeering van het volle loon, 'een lange vacantie van twee wqken enz., maken de dienstbetrekking bij de Gemeente zeer aantrekkelijk. Daarenboven is nog bepaald, dat de vacantietoeslatf voor de eerst volgende drie jaren zal worden verhoogd tot f 30, voor volwassenen en f 15 voor jeugdige personen. Alles bij ielkaar is dus door deze nieuwe rege ling niet. alleen voor de gemeentearbeiders een loonregeling bestendigd die gewone arbeiders op geen stukken na kunnen bereiken, doch zijn daar nog enkele verbeteringen in aangebracht, die door do belastingbetalers moeten worden opgebracht en die in 1933 niet minder dan ruim 1.7 'millioen gulden zullen kosten. M«n kan zich op hte standpunt stellen, dat de gemeente bij de arbeidsvoorwaarden het voorbeeld moet geven en dat de gemeente tevens moet zor gen dat voor de in haar dienst zijnde arbeiders goede voorwaarden gelden. Maar goed is een zeer betrekkelijk begrip en men mag zich zeker af vragen of een regeling wel goed is, wanneer zij aanleiding is, dat duizende belastingbetalers een g'eedeeltc van hun zuurverdiende loon moeten of feren ten bate van een groep arbeiders die door politieke motieven een regeling hebben weten te verkrijgen, welke ver uitsteekt boven die, welke In andere bedrijven mogelijk is, 'Vooral in deze tijden^ nu de economische om standigheden zoo onzeker zijn moét alle voor zichtigheid worden betracht en is het vastleggen van een regeling voor drie jaar met een automa tische verhooging na elk jaar een sprong in het duister, die wel eens tot zeer onbillijke gevolgen aanleiding zou kunnen geven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 3