De rustige plaats
Damrubriek
Mannen van beteekenis
PARTIJ NR. 66.
gespeeld In de vierde ronde tusschen de heeren
D. H. MOLLENKAMP (Rotterdam) met wit en J.
B. SLUITER Jr. (Aerdenhout) met zwart.
LOKZET IN DE OPENING.
1. 31—27
2. 37—31
3. 32—28
4. 41 32
5. 34—30
17—21
21—28
26 37
11—17
17—21
6. 4641 21—26
7. 30—25 1923
8. 28 19 14 23
9. 25 14 10 19
10. 41—37 6—11
11. 40—34 11—17
12. 45-40 17—21
13. 33—28 1520 Inleiding tot de combinatie
14. 34—30 5—10 Schijnbaar loopt zwart nu in
een eenvoudigen damzet.
15. 27—22 Loopt in den val.
18 27
16. 38—33 27 29
17. 40—34 23 41
18. 34 5 41—46
19. 42—37 40 10 Deze slag was wit ontgaan.
20. 5 25 1319! En zwart neemt met den vol
genden zet de witte dam voor
één schijf af, daar ook 30—
24 niet baat, en wint zoodoen
de een schijf.
Laetr liep zwart in een geniepig lokzetje van wit,
waardoor de partrijen weder op gelijken voet kwa
men.
Remise was dan ook het resultaat.
Analyse van J. B. Sluiter Jr.,
Aerdenhout.
En ik waarschuw je voor de laatste maal, Smit. als
in het vervolg de dingen niet een beetje vriendelij
ker aan mij kunt leen en, ik je tuingereedschap niet
meer noodig heb,"
29. 37—32?? Pout, want dit verliest een
schijf. Wit's positie was wel
slecht doch lang niet hope
loos en met wat meer omzich
tigheid was er nog veel te
redden geweest.
17—21!
30. 26 17 11 22
31. 28 17 24—30
32 35 24 19 37
33. 42 31 Wit verloor na enkele zetten.
Een korte door zwart zeer krachtig gespeelde partij
waarin wit o. i. echter zeer zwak gespeeld heeft en
het zwart al zeer gemakkelijk maakte. Wij hebben
den witspeler wel eens sterker zien spelen.
Analyse van J. W. van Dartelen.
bijna nauwkeurige beschrijving van de samenstel
ling van het oog. Zijn onderzoekingen op cosmogra-
phisch gebied deden hem een wijziging van den Ju-
laanschen kalender bepleiten.
Als wijsgeer stelde Bacon een theorie samen over
wetenschap, welke voor dien tijd iets totaal nieuws
was. Hij verklaarde dat de wetenschap nooit haar
toppunt kon bereiken, dat zij, met alle respect voor
de mannen der Oudheid, bestemd was om gestadig
vorderingen te maken.
De werkzame Bacon werd vaak verontrust door
leden zijner orde, die hem verweten dat hij zich
aan de slechte alchimie wijdde, zoodat hij tenslotte
tot levenslange gevangenistsraf veroordeeld werd.
Eenige jaren later werd hij op bevel van den Paus
weer in vrijheid gesteld. Hij stierf op 80-jarigen leef
tijd.
PARTIJ NR. 67.
gespeeld tusschen de heeren J. VISSER Jr, met wit
en W. J. VLOON (beiden te Apeldoorn) met zwart
in de Aepldoornsche damclub „De Dam."
ZESDE MATCHPARTIJ.
I. 32—28 19—23
2. 28 19
3. 37—32
4. 41—37
17—21!
21—27!
16 27
11. 31 22
12. 38—32
13. 43 32
5—10
18 27
27 38
Over dit antwoord valt zeer
veel te zeggen. Gebruikelijk
is het niet en vooral tegen
woordig wordt veel 1823
(wit 33—29) 23:32 (wit 37:28)
en 1924 gespeeld. In het
wereldkampioenschap zagen
wij echter den wereldkampi
oen Springer deze voortzet
ting eenige malen spelen en
ook meester Polman ant
woordt veeal op 32—28 met
19—23.
Hier lijkt ons 34—30 sterker
waarmede Springer ook al
tijd vervolgt.
Beter is 34—30 of 33—28,
want nu krijgt zwart een
mooie gelegenheid een aan
val te ondernemen op wit s
linkervleugel.
Natuurlijk tracht zwart te
verhinderen dat wit schijf 27
uitruilt.
Niet 3832 en 43:32 wegens
zwart 24—30, 18—23 en 20:27.
Wel is de lastige voorpost op
27 verwijderd doch ten koste
van de positie.
Dreigt wederom met 2430,
1823 enz.
Betaer was 42—38 en 4742
om, wanneer zwart zich op
22 nestelt, door 3227 uit te
rullen.
Wederom eean noodschot nu
om uit de hekstelling te ge
raken.
PROBLEEM NR. 54.
De auteursoplossing van dit probleem is:
Wit Zwart.
13— 9 3 14
10 10 15 4
29—42 45 18
42—26! en wint.
17. 28 17
18. 39 28
19. 49—43
20. 43—39
21. 39 28
22. 44—39
23. 39—33
24 33
7—11
11 33
8—12
1—7
12—17
7—11!
Wit wordt steeds meer om
singelt
Toen Paul langs de krekels kwam, zwegen ze,
maar nauwelijks was hij voorbij of ze begonnen hun
lied weer en het leek alsof ze riepen: „Zie, zie, zie."
Zonder verdere gedachten, heelemaal door zijn
voornemen bezield, liep Paul verder, tot hij bij den
berg kwam, toen begon hij te klimmen.
Den grooten weg verlatend, ging hij het bosch m
en liep langs een smal boschpaadje. Daar klonk het
ruischen sterker, de groote boomen bogen zich even
als de menschen in de kerk onder het bidden.
Paul liep snel vooruit, alsof hij een doel had. Zijn
oogen keken recht vooruit, zijn wenkbrauwen waren
een weinlng samengetrokken. Hij zag alles, waar hij
langs kwam. Het eekhoorntje, dat voor hem heen
sprong, een klein slangetje in het mos, een specht,
die ijverig tegen de droge bast van een eik zat te
kloppen.
Neen, het woud was niet onaardig. De denneboo-
men breidden hun machtige takken evenals moe
derarmen uit. De hooge varenplanten reikten Paul
tot aan zijn borst en streelden zijn handen. Van
tijd tot tijd ging de weg steil opwaarts, dan kwam
er weer een vlak en gemakkelijk te loopen eind.
Hoe lang hij geloopen had wist Paul niet, maar
plotseling bemerkte hij, dat zijn maag hem begon
te Jeuken. Hij ging op een boomstronk zitten, en
begon te eten. Zijn boterham smaakte hem goed,
ook was het prettig zijn beenen te kunnen uitstrek
ken. Er kwam een gevoel van welbehagen over Paul.
Door de booemn scheen op sommige plaatsen het
zonlicht, dat weer verdween, als er wolken voorbij
de zon trokken. Een bij vloog langzaam voor Paul
heen en weer en zocht naar honing in de bloemen,
die hier stonden. Zij zoemde onder dit werk en Paul
moest lachen, want hij dacht aan de oude Marie,
hoe zij des Zondags voor het raam placht te zitten
Een bijzonder origineel vraagstuk waarvan de op
lossing, hoewel niet diep, juist door haer genialiteit
zeer moeilijk te vinden is.
Zelfs zeer geoefende spelers hebben tevergeefs
hunne krachten hierop beproefd.
Dit vraagstuk werd correct opgelost door de vol
gende heeren:
W. van Muijlwijk, te Noordeloos bij Gorinchem.
J. van der Maessen te Amstelveen.
H. C. Kruit te Heukelum.
G. Rebel te Huizen (N.H.)
Wij wisten wel dat dit probleem zeer moeilijk was
en slechts weinigen onzer damspelende lezers erin
zouden slagen de bijzondere origineele oplossing te
vinden.
De Fransche ingenieur Paul Sonier is een proble
mist van wereldvermaardheid en dit product van
zijn onuitputtelijk genie levert hiervan wederom het
ondubbelzinnig bewijs.
Evenals alle andere acteurs zangers violisten enpi-
anisten, heeft ook Nicolo Paganini slechts één roem
achtergelaten, namelijk dat hij de grootste virtuoos
was, die ooit geleefd heeft.
Paganini werd in 1784 geboren en behoorde tot
een eenvoudige familie. Daar hij blijkbaar aanleg
had voor muziek werd hij naar een minedrwaardigen
leeraar gezonden, die echter niets uit hem kon krij
gen. Toen leerde Paganini zich zelf den strijkstok
te hanteeren en aan zijn viool die diepe tonen te
ontlokken, die later Europa zouden ontroeren. Op
15-jarigen leeftijd ging hij voor het eerst met zijn
vader een reis door Italië maken. Overal oogstte
hij een schitterend succes en in 1808 stond hij op
het toppunt van zijn roem, toen hij plotseling ver
dween. Vijf jaren lang hoorde men niets meer van
hem. Daarna trad hij weer op te Milaan, te Bologna
waar hij vriendschap sloot met Rossini, en te Rome.
Hij ging nu ook naar Praag, Weenen, Berlijn en Pa
rijs waar men hem een buitengewone ontvangst be
reidde. Men sloeg medailles te zijner eere en schonk
zijn naam aan de mode-artikelen. Hij ontketende
een waanzinnig enthousiasme in elke zaal, waar hij
speelde. Toch behield Paganini, die een vreemd
soortig karakter had en een verkwistend leven leid
de, de zonderlinge gewoonte om af en toe geruimen
tijd uit de wereld te verdwijnen, zonder dat men wist
wist waar hij zich ophield en wat de reden was van
zijn afwezigheid.
Eenmaal vond men hem terug op een zolder, ril
lend van koorts, zonder eenig geld op zak. Maar tel
kenmale, als hij zijn viool weer ter hand nam, toon
de hij zich weer even bekwaam, veroorzaakte hij
weer even groote ontroering als weleer. Dit onrustige
leven eindigde te Nizza in 1840. Paganini heeft een
aantal vioolcomposities nagelaten, o. a. „het Car
naval van Venetië" en het „God save the King."
Levenswijsheid
laagblijvend. Lilacina, paarsblauw, en Coerula don
ker Chineesch blauw. Sylvia, wit met iets zijdeach
tig blauw. Wanneer men nu hieruit een keuze wil
doen, wat zeer zeker niet moeilijk is, dan denke
men er aan, dat de viool zich naar de zon keert, en
dat men dus het gezicht op de violen moet hebben
als de zon er voor staat en als men dus de zon
achter zich heeft. Dan zal men er het meeste ge-
onegen van beleven. Het kweeken is vrij eenvoudig.
Men scheurt in het najaar om er vroeg in het voor
jaar een bloempje aan te hebben De gescheurde plan
ten overwintert men in den kouden bak. Is de bloei
eenmaal begonnen, dan houdt die het heele jaar
door aan, tot het ruwe herfstweer komt. Het best
gedijt de cornuta op goede voedzame grond. Zand
grond is niet de meest aangewezen grondsoort er
voor. Beter is klei. Als bemesting kan men geven
een mengsel van oude verteerde koemest en turf-
strooisel. Wanneer men dat in het vroege voorjaar
om de planten heenlegt, dan zullen ze zich dank
baar toonen door een overvloedige bloei.
Een dier ziet wel hoe ver 't kan gaan,
Een beer blijft voor zijn vijand staan.
Een kreupel paard zal zich gewis
Bedenken voor de hindernis.
En is de sloot, te diep, te breed,
Geen hond, die het bij instinct niet weet.
De mensch is het eenig schepsel hier,
Dat juist niet doet als het reed'loos dier.
Al roept natuur hem toe: sta stil!
Hij doet toch steeds zijn eigen wil.
En waar het minst zijn aanleg ligt, i
Daarop is het meest zijn zin gericht.
Grijp een zaak aan en laat haar niet los, voor ge
haar geheel meester zijt, dan zult ge u ongetwijfeld i
een weg door het leven banen.
Indien men slechts gelukkig wilde zijn, zou dat i
een gemakkelijke zaak zijn. Doch men wil altijd ge- i
lukkiger zijn dan anderen. En dat is bijna altijd
moeilijk, want men waant de anderen gelukkiger, 1
dan zij werkelijk zijn. i
VIOLA CORNUTA.
ROGER BACON.
De monnik Roger Bacon, niet te verwarren met
grooten philosoof Francis a Verulam, eveneens En-
gelschman, behoort tot dat kleine aantal menschen,
die door hun rijkdom van geest en hun wetenschap
hun tijd overtreffen en de toekomst voorbereidden.
Hij werd in 1214 te Ilchester geboren. Hij stu
deerde te Oxford en ging daarna naar de Universi
teit te Parijs. In 1240 kwam hij in Engeland terug
en vestigde zich weer te Oxford waar hij zijn heele
leven bleef, als lid van de orde der Franciskanen.
Hij stelde belang in alle menschelijke kennis. Hij
kende reeds Latijn, Grieksch en Fransch en leerde
op ouderen leeftijd nog Hebreeuwsch en Arabisch.
Hij bestudeerde wiskunde, scheikunde, physica en
cosmographie, wat in die dagen niet mogelijk was
zonder op het gebied der alchimie te treden. Hieruit
komen dan ook de ongelukken voort, die deze groo
te geleerde gehad heeft, hoewel zijn onderzoekingen
van zeer verstrekkende beteekenis geweest zijn, niet
zoozeer wat betreft het omzetten van een of andere
stof in goud, dan wel door hetgeen hij ontdekte op
het gebied van de warmte; hoe men de warmte
moet aanwenden om metalen te vervormen en te
vervlomaken. Als een specialist in de metallurgie
betrad Bacon ook het gebied der optiek en werd
zoodoende de voorlooper van Galilei en Newton. Hij
ontdekte enkele wetten omtrent de voortplanting
en de terugkaatsing van het licht, wist bij benade
ring de grootte van de zon te bepalen. Hij gaf een
met haar gezangboek in de hand en zij zachtjes in
zichzelf zat te zingen. Ja, thuis zochten ze hem nog
niet, niemand wist nog, hoe hij eenzaam langs de
vreemde wegen trok. Maar hier moesten zij hem
niet vinden, hij moest verder gaan en daarom stond
hij weer op. Toen hij in de verte mannenstemmen
hoorde ,ging hij van den weg af het struikgewas in,
klauterde tegen steile hellingen op, drong door dicht
kreupelhout heen, zonder nadenken, als door een
onweerstaanbare macht voortgedreven. Maar het
bosch leek hem nu zoo prettig niet meer. De zon
bescheen het mos niet meer, alles leek donkerder en
woester, overal werden hem hindernissen in den weg
gelegd. De dennen krabden hem in zijn gezicht, als
of zij kleine nagels hadden en hier onder de boomen
begon het al donker te worden. Plotseling hoorde
hij, hoe het overal om hem heen begon te ritselen.
Het regende.
Paul werd angstig. Hij begon doelloos in het struik
gewas rond te dwalen. Koude droppels maakten zijn
gezicht nat en vanuit de verte klonk een dof gerom
mel. Paul wist wel, wat het was, het was onweer.
Nu wist hij geen raad meer, hij schreide en liep
maar steeds voort. „Waarom komen ze niet" dacht
hij. „waarom zochten ze hem niet, waarom vonden
ze hem niet?" Het begon donkerder te worden, de
regen stroomde nu neer en het leek Paul alsof het
gansche bosch hem vijandig gezind was. Wortels
van boomen op den weg deden hem vallen en dan
sloegen de natte bladeren van de varens hem als
met koude handen in zijn gezicht en deden hem
pijn. Steeds nader kwam het onweer, maar heht
verschrikkelijkste waren de bliksemstralen, wier
blauw licht het bosch zoo wonderlijk veranderde.
Toen er een hevige storm opstak, die het bosch deed
huilen en zuchten, tóen waren de krachten en de
moed van den jongen verdwenen. Hij verborg zich
onder de takken van een denneboom sloeg zijn ar
men om zijn knieën en begon te huilen.
Maar ook daaraan kwam een einde. Toen Paul
niet meer huilen kon bleef hij in elkaar gehurkt
zitten bevend van kou in zijn natte kleeren, terwijl
hij de duisternis in staarde en wachtte op de don
derslagen.
I Onder de vele planten die zich aandienen om
den tuin te versieren verdient zeker dit mooi en rijk j
bloeiende plantje een plaatsje. Wanneer we in den
tuingenoegen willen beleven van onze bolemen en 1
planten dan dienen we in de eerste plaats te zor- j
gen, dat ze een rustig kleureneffect geven. Planten
met meerkleurige bloemen zijn altijd min of meer i
bont en daardoor ook onrustiger Het geheim van 1
het weldadig aandoen van beplantingen en groepee-
ringen is meestal daarin gelegen, dat men een een-
voudige en sobere keuze heeft gedaan uit effen
kleur groepeeringen.
Onder de vaste planten zijn er verschillende, waar
mede men dat bereiken kan. En onder die vele mag
de Viola Cornuta met eere genoemd worden. i
De Viola Cornuta Paplio die violet blauw met een
licht hartje is, terwijl de onderste blaadjes ook iets
lichter zijn, is de vroegstbloeiende. Ze is overblij
vend, maar wordt meest eenjarig gekweekt. Ze zaait
zich zelf gemakkelijk.
Iets later bloeit de Gustav Wermig. Deze is klein-
bloemig en donkerblauw met lange stengels, die op
een zonnige plaats bijzonder rijk bloeit Zeer geschikt
voor randen of als voorbeplanting voor heesters of
in den voorrand van den boarder.
Men heeft vele kruisingen in den handel ge
bracht van de Violt Cornuta met de viola tricolor
maxima. Ze hebben de eigenschap grootbloemig te
zijn, door te bloeien en over te blijven.
Van die cornuta hybriden noemen we enkele als
heel goede: Maggie Motti, zacht mauve, zeer wel
riekend, vroegbloeiend. Ardwell Gem, helder geel,
Een tak kreunde als een klein kind. Van tijd tot
tijd klonk er een gefluit door de lucht een schril
gefluit, alsof er honderd Loulou's in de boomkruinen
zaten en het vermengde zich met het huilen van den
storm als een hoongelach. In het helle licht van de
bliksemstralen dat zijn oogen pijn deed, zag Paul
het bosch in een verschrikkelijken toestand. Het leek
wel alsof de boomen door elkaar liepen, zich smarte
lijk buigend en klagend, terwijl zij groote zware
armen omhoog strekten. Overal stonden donkere
gemaskerde gestalten en ook waren er de stille, grij
ze mannen, die thuis in de donkere hoeken plachten
te staan. Hier stonden zij om de boomstammen heen
hun gezichten van Paul afgewend. Paul verwonderde
er zich niet over, alles wat verschrikkelijk was moest
hier bij elkaar verzameld zijn. Maar tusschen al dat
geraas klonk een angstig kloppen, dat was Paul's
hart, dat zoo sterk klopte, alsof het barsten zou.
.Plotseling dreunde er een donderslag, zoo geweldig
en krakend, dat Paul als verlamd in elkaar hurkte,
en niet ver van zich af zag hil een groote ontbla
derde eik in een blauw licht staan en sidderen.
Nu was het toppunt van Paul's angst bereikt.
Een groote moeheid beving hem. Zijn hoofd en
ledematen deden hem pijn. Hij opende zijn lippen
om de koele regendruppels op te vangen. Slapen
wilde hij. Alleen slapen. Hij strekte zich op het nat
te mos uit. Nu was hij bij de vluchtheuvels en hij
zag ook bloed. Lange strepen donkerrood bloed, hij
zag niemand, maar hij hoorde het geraas.
Plotseling stond mijnheer van Mirden naast hem,
hij lachte vroolijk en zei: „Jij hier kleine Paul" „Ja
ik ben hier' antwoordde Paul.
„Je bent dapper Paul, blijf hier staan, dadelijk komt
de vijand en toenb kwam hij veel kleine sloda-
ten, zij kwamen aanloopen en vielen om. „Ik heb
niets om mee te schieten", zei Paul.
„Dat is niet noodig" antwoordde mijnheer van
Mirden. „zing maar."
Paul begon uit alle macht te zingen: „Es braust ein
Ruf wie Donnerhall." Hij zong net zoo lang tot hij
voelde dat hij er warm van werd. en in het donkere
bosch, door het huilen van den storm en het rollen
Bij een groote beurt worden eerst de gordijnen af
gehaald en gelucht.
Daarna worden ze voorzichtig uitgeklopt en afge
schuierd en nagekeken of de ringen er nog goed aan
zitten, anders moeten die er stevig aangenaaid wor
den.
Voor wollen overgordijnen worden meest houten
ringen gebruikt, voor katoen veel ijzeren of koperen
ringen.
Houten ringen moeten dan eerst geboend wor
den. ijzeren of koperen ringen gepoetst of geschuurd
Ook de roe moet deze behandeling ondergaan want
alles moet zoo glad mogelijk zijn, omdat dan het
gordijn niet zoo goed glijdt.
Dan worden de gordijnen op de stok geregen, zoo,
dat aan den buitenkant, aan iederen kant een ring
van het gordijn er buiten blijft, hangen. Daarna
worden de katrollen op de stok geschroefd. Bij hou
ten roeden zitten ze er meestal vast in. Aan iedere
stok zit een enkele en een dubbele katrol. Nu komt
aan den kant waar het gordijn open moet trekken
een dubbele katrol hangen. De gordijnen worden
dan dichtgeschoven tot op een kwart van de stok
aan iederen kant. Het koord wordt dan in de helft
verdeeld en juist op dat punt wordt een speld ge
stoken. Daarna wordt het koord door de enkele ka
trol gehaald tot aan de speld, en verder door de
ringen gehaald.
Nu wordt een koord vastgeknoopt aan de laatste
ring van het linker gordijn en het andere aan het
rechtergordijn aan de eerste ring. De speld blijft
tegen het enkele katrol zitten. De koorden worden
verder door de ringen gehaald en dan door iederen
kant van het dubbele katrol. Er moet wel aan ge
dacht worden dat de koorden niet onderwijl gaan
draaien dus dat niet het koord wat vdbr is begon
nen uitkomt aan den achterkant van het dubbele
katrol. Het gordijn loopt daardoor stroef en het
koord slijt gauwer.
De speld wordt er nu weer uitgehaald en het gor
dijn dicht getrokken. Nu moeten de uiteinden van de
koorden ongeveer een halve stoklengte verschillen.
Er moet altijd aan het korte koord getrokken worden
om het gordijn open of dicht te trekken. Aan de uit
einden van de koorden worden de zgn. dargers be
vestigd, die'de koorden strak doen hangen.
Katoenen gordijnen worden op dezelfde manier op
gehangen. Deze kunnen dan inplaats van uitgeklopt
eerst uitgewasschen worden.
VLEKKEN UIT COCOSMATTEN.
Wanneer men niet weet, wat voor vlek het is, doet
men het beste om die vlek uit te borstelen met lauw
water (zout.)
Mestal verdwijnt de vlek dan. Is de vlek ontstaan
door intrappen van etensresten dan wordt eerst het
bovenste laagje er af gehaald met een cent, en daar
na wordt de vlek uitgeborsteld met zout water.
Borstel altijd in de richting van de vezel.
Smit (niet erg bevriend met het lievelingetje van
mevrouw)„Als mijn vrouw soms uit is, Jansje, wil
je dan eeven een ladder geven, opdat ik binnen zal
kunnen komen?"
(Humorist.)
van den donder heen zong een bevende, heesche
jongensstem zijn strijdlied.
Paul werd wakker doordat iets kouds hem op zijn
voorhoofd werd gelegd.
Zijn moeder stond voor zijn bed. Zij was bleek
en had roode oogen van het schreien. Het groene
gordijn voor het venster was neergelaten, maar er
viel een zonnestraal in de kamer, zij scheen op de
ronde tafel en op de oude sofa met zijn rood en
zwart gebloemd overtrek. „Die zijn er ook weer,"
dacht Paul, als zag hij oude vrienden.
Hij begreep alles niet, hij was te moe om te den
ken en sloot zijn oogen. In de kamer werd zachtjes
heen en weer geloopen van tijd tot tijd werd er ge
fluisterd. Plotseling rook hij de geur van met dauw
bedekte weilanden. Hij sloeg zijn oogen weer op.
Op de dekens lag een ruiker bloemen en voor zijn
bed stonden Loulou en Anna, zij leken wel verle
gen te zijn keken naar den grond en hielden hun
handen gevouwen.
„Kijk eens, dat hebbn de kinderen voor je meege
bracht" zei mevrouw Irene. Paul probeerde te la
chen en iets te zeggen en toen zijn moeder zich over
hem heenboog, herhaalde hij luider: „zeg him, dat
ik daar geweest ben." Toen gingen de kinderen
zachtjes weer heen.
Den volgenden dag stierf Paul. Hij werd op het
dorpskerkhof begraven. Alle vrouwen uit het dorp
hadden haar Zondagsche kleeren aangetrokken.
Loulou en Anna stonden naast het graf en had
den kleinen kransen van dennen en lijsterbessen in
hu hand.
Toen de begrafenis afgeloopen was, gingen de 'vrou
wen weer langzaam terug. Alleen mevrouw Irene
bleef bij het graf staan. Een eenzame zwarte gestalte
Loulou en Anna liepen zwijgend naast elkaar terug.
Anna zei slechts: „Dat kon hij toch sterven."
Loulou haalde zijn schouders op alsof dat niets te
beteekenen had. Boven de daken van de dorpshuizen
wapperden de vlaggen in den zonneschijn, want er
was een overwinning gemeld.
EINDE.