De rustige plaats Damrubriek Mannen van beteekenis PARTIJ NR. 66. gespeeld In de vierde ronde tusschen de heeren D. H. MOLLENKAMP (Rotterdam) met wit en J. B. SLUITER Jr. (Aerdenhout) met zwart. LOKZET IN DE OPENING. 1. 31—27 2. 37—31 3. 32—28 4. 41 32 5. 34—30 17—21 21—28 26 37 11—17 17—21 6. 4641 21—26 7. 30—25 1923 8. 28 19 14 23 9. 25 14 10 19 10. 41—37 6—11 11. 40—34 11—17 12. 45-40 17—21 13. 33—28 1520 Inleiding tot de combinatie 14. 34—30 5—10 Schijnbaar loopt zwart nu in een eenvoudigen damzet. 15. 27—22 Loopt in den val. 18 27 16. 38—33 27 29 17. 40—34 23 41 18. 34 5 41—46 19. 42—37 40 10 Deze slag was wit ontgaan. 20. 5 25 1319! En zwart neemt met den vol genden zet de witte dam voor één schijf af, daar ook 30— 24 niet baat, en wint zoodoen de een schijf. Laetr liep zwart in een geniepig lokzetje van wit, waardoor de partrijen weder op gelijken voet kwa men. Remise was dan ook het resultaat. Analyse van J. B. Sluiter Jr., Aerdenhout. En ik waarschuw je voor de laatste maal, Smit. als in het vervolg de dingen niet een beetje vriendelij ker aan mij kunt leen en, ik je tuingereedschap niet meer noodig heb," 29. 37—32?? Pout, want dit verliest een schijf. Wit's positie was wel slecht doch lang niet hope loos en met wat meer omzich tigheid was er nog veel te redden geweest. 17—21! 30. 26 17 11 22 31. 28 17 24—30 32 35 24 19 37 33. 42 31 Wit verloor na enkele zetten. Een korte door zwart zeer krachtig gespeelde partij waarin wit o. i. echter zeer zwak gespeeld heeft en het zwart al zeer gemakkelijk maakte. Wij hebben den witspeler wel eens sterker zien spelen. Analyse van J. W. van Dartelen. bijna nauwkeurige beschrijving van de samenstel ling van het oog. Zijn onderzoekingen op cosmogra- phisch gebied deden hem een wijziging van den Ju- laanschen kalender bepleiten. Als wijsgeer stelde Bacon een theorie samen over wetenschap, welke voor dien tijd iets totaal nieuws was. Hij verklaarde dat de wetenschap nooit haar toppunt kon bereiken, dat zij, met alle respect voor de mannen der Oudheid, bestemd was om gestadig vorderingen te maken. De werkzame Bacon werd vaak verontrust door leden zijner orde, die hem verweten dat hij zich aan de slechte alchimie wijdde, zoodat hij tenslotte tot levenslange gevangenistsraf veroordeeld werd. Eenige jaren later werd hij op bevel van den Paus weer in vrijheid gesteld. Hij stierf op 80-jarigen leef tijd. PARTIJ NR. 67. gespeeld tusschen de heeren J. VISSER Jr, met wit en W. J. VLOON (beiden te Apeldoorn) met zwart in de Aepldoornsche damclub „De Dam." ZESDE MATCHPARTIJ. I. 32—28 19—23 2. 28 19 3. 37—32 4. 41—37 17—21! 21—27! 16 27 11. 31 22 12. 38—32 13. 43 32 5—10 18 27 27 38 Over dit antwoord valt zeer veel te zeggen. Gebruikelijk is het niet en vooral tegen woordig wordt veel 1823 (wit 33—29) 23:32 (wit 37:28) en 1924 gespeeld. In het wereldkampioenschap zagen wij echter den wereldkampi oen Springer deze voortzet ting eenige malen spelen en ook meester Polman ant woordt veeal op 32—28 met 19—23. Hier lijkt ons 34—30 sterker waarmede Springer ook al tijd vervolgt. Beter is 34—30 of 33—28, want nu krijgt zwart een mooie gelegenheid een aan val te ondernemen op wit s linkervleugel. Natuurlijk tracht zwart te verhinderen dat wit schijf 27 uitruilt. Niet 3832 en 43:32 wegens zwart 24—30, 18—23 en 20:27. Wel is de lastige voorpost op 27 verwijderd doch ten koste van de positie. Dreigt wederom met 2430, 1823 enz. Betaer was 42—38 en 4742 om, wanneer zwart zich op 22 nestelt, door 3227 uit te rullen. Wederom eean noodschot nu om uit de hekstelling te ge raken. PROBLEEM NR. 54. De auteursoplossing van dit probleem is: Wit Zwart. 13— 9 3 14 10 10 15 4 29—42 45 18 42—26! en wint. 17. 28 17 18. 39 28 19. 49—43 20. 43—39 21. 39 28 22. 44—39 23. 39—33 24 33 7—11 11 33 8—12 1—7 12—17 7—11! Wit wordt steeds meer om singelt Toen Paul langs de krekels kwam, zwegen ze, maar nauwelijks was hij voorbij of ze begonnen hun lied weer en het leek alsof ze riepen: „Zie, zie, zie." Zonder verdere gedachten, heelemaal door zijn voornemen bezield, liep Paul verder, tot hij bij den berg kwam, toen begon hij te klimmen. Den grooten weg verlatend, ging hij het bosch m en liep langs een smal boschpaadje. Daar klonk het ruischen sterker, de groote boomen bogen zich even als de menschen in de kerk onder het bidden. Paul liep snel vooruit, alsof hij een doel had. Zijn oogen keken recht vooruit, zijn wenkbrauwen waren een weinlng samengetrokken. Hij zag alles, waar hij langs kwam. Het eekhoorntje, dat voor hem heen sprong, een klein slangetje in het mos, een specht, die ijverig tegen de droge bast van een eik zat te kloppen. Neen, het woud was niet onaardig. De denneboo- men breidden hun machtige takken evenals moe derarmen uit. De hooge varenplanten reikten Paul tot aan zijn borst en streelden zijn handen. Van tijd tot tijd ging de weg steil opwaarts, dan kwam er weer een vlak en gemakkelijk te loopen eind. Hoe lang hij geloopen had wist Paul niet, maar plotseling bemerkte hij, dat zijn maag hem begon te Jeuken. Hij ging op een boomstronk zitten, en begon te eten. Zijn boterham smaakte hem goed, ook was het prettig zijn beenen te kunnen uitstrek ken. Er kwam een gevoel van welbehagen over Paul. Door de booemn scheen op sommige plaatsen het zonlicht, dat weer verdween, als er wolken voorbij de zon trokken. Een bij vloog langzaam voor Paul heen en weer en zocht naar honing in de bloemen, die hier stonden. Zij zoemde onder dit werk en Paul moest lachen, want hij dacht aan de oude Marie, hoe zij des Zondags voor het raam placht te zitten Een bijzonder origineel vraagstuk waarvan de op lossing, hoewel niet diep, juist door haer genialiteit zeer moeilijk te vinden is. Zelfs zeer geoefende spelers hebben tevergeefs hunne krachten hierop beproefd. Dit vraagstuk werd correct opgelost door de vol gende heeren: W. van Muijlwijk, te Noordeloos bij Gorinchem. J. van der Maessen te Amstelveen. H. C. Kruit te Heukelum. G. Rebel te Huizen (N.H.) Wij wisten wel dat dit probleem zeer moeilijk was en slechts weinigen onzer damspelende lezers erin zouden slagen de bijzondere origineele oplossing te vinden. De Fransche ingenieur Paul Sonier is een proble mist van wereldvermaardheid en dit product van zijn onuitputtelijk genie levert hiervan wederom het ondubbelzinnig bewijs. Evenals alle andere acteurs zangers violisten enpi- anisten, heeft ook Nicolo Paganini slechts één roem achtergelaten, namelijk dat hij de grootste virtuoos was, die ooit geleefd heeft. Paganini werd in 1784 geboren en behoorde tot een eenvoudige familie. Daar hij blijkbaar aanleg had voor muziek werd hij naar een minedrwaardigen leeraar gezonden, die echter niets uit hem kon krij gen. Toen leerde Paganini zich zelf den strijkstok te hanteeren en aan zijn viool die diepe tonen te ontlokken, die later Europa zouden ontroeren. Op 15-jarigen leeftijd ging hij voor het eerst met zijn vader een reis door Italië maken. Overal oogstte hij een schitterend succes en in 1808 stond hij op het toppunt van zijn roem, toen hij plotseling ver dween. Vijf jaren lang hoorde men niets meer van hem. Daarna trad hij weer op te Milaan, te Bologna waar hij vriendschap sloot met Rossini, en te Rome. Hij ging nu ook naar Praag, Weenen, Berlijn en Pa rijs waar men hem een buitengewone ontvangst be reidde. Men sloeg medailles te zijner eere en schonk zijn naam aan de mode-artikelen. Hij ontketende een waanzinnig enthousiasme in elke zaal, waar hij speelde. Toch behield Paganini, die een vreemd soortig karakter had en een verkwistend leven leid de, de zonderlinge gewoonte om af en toe geruimen tijd uit de wereld te verdwijnen, zonder dat men wist wist waar hij zich ophield en wat de reden was van zijn afwezigheid. Eenmaal vond men hem terug op een zolder, ril lend van koorts, zonder eenig geld op zak. Maar tel kenmale, als hij zijn viool weer ter hand nam, toon de hij zich weer even bekwaam, veroorzaakte hij weer even groote ontroering als weleer. Dit onrustige leven eindigde te Nizza in 1840. Paganini heeft een aantal vioolcomposities nagelaten, o. a. „het Car naval van Venetië" en het „God save the King." Levenswijsheid laagblijvend. Lilacina, paarsblauw, en Coerula don ker Chineesch blauw. Sylvia, wit met iets zijdeach tig blauw. Wanneer men nu hieruit een keuze wil doen, wat zeer zeker niet moeilijk is, dan denke men er aan, dat de viool zich naar de zon keert, en dat men dus het gezicht op de violen moet hebben als de zon er voor staat en als men dus de zon achter zich heeft. Dan zal men er het meeste ge- onegen van beleven. Het kweeken is vrij eenvoudig. Men scheurt in het najaar om er vroeg in het voor jaar een bloempje aan te hebben De gescheurde plan ten overwintert men in den kouden bak. Is de bloei eenmaal begonnen, dan houdt die het heele jaar door aan, tot het ruwe herfstweer komt. Het best gedijt de cornuta op goede voedzame grond. Zand grond is niet de meest aangewezen grondsoort er voor. Beter is klei. Als bemesting kan men geven een mengsel van oude verteerde koemest en turf- strooisel. Wanneer men dat in het vroege voorjaar om de planten heenlegt, dan zullen ze zich dank baar toonen door een overvloedige bloei. Een dier ziet wel hoe ver 't kan gaan, Een beer blijft voor zijn vijand staan. Een kreupel paard zal zich gewis Bedenken voor de hindernis. En is de sloot, te diep, te breed, Geen hond, die het bij instinct niet weet. De mensch is het eenig schepsel hier, Dat juist niet doet als het reed'loos dier. Al roept natuur hem toe: sta stil! Hij doet toch steeds zijn eigen wil. En waar het minst zijn aanleg ligt, i Daarop is het meest zijn zin gericht. Grijp een zaak aan en laat haar niet los, voor ge haar geheel meester zijt, dan zult ge u ongetwijfeld i een weg door het leven banen. Indien men slechts gelukkig wilde zijn, zou dat i een gemakkelijke zaak zijn. Doch men wil altijd ge- i lukkiger zijn dan anderen. En dat is bijna altijd moeilijk, want men waant de anderen gelukkiger, 1 dan zij werkelijk zijn. i VIOLA CORNUTA. ROGER BACON. De monnik Roger Bacon, niet te verwarren met grooten philosoof Francis a Verulam, eveneens En- gelschman, behoort tot dat kleine aantal menschen, die door hun rijkdom van geest en hun wetenschap hun tijd overtreffen en de toekomst voorbereidden. Hij werd in 1214 te Ilchester geboren. Hij stu deerde te Oxford en ging daarna naar de Universi teit te Parijs. In 1240 kwam hij in Engeland terug en vestigde zich weer te Oxford waar hij zijn heele leven bleef, als lid van de orde der Franciskanen. Hij stelde belang in alle menschelijke kennis. Hij kende reeds Latijn, Grieksch en Fransch en leerde op ouderen leeftijd nog Hebreeuwsch en Arabisch. Hij bestudeerde wiskunde, scheikunde, physica en cosmographie, wat in die dagen niet mogelijk was zonder op het gebied der alchimie te treden. Hieruit komen dan ook de ongelukken voort, die deze groo te geleerde gehad heeft, hoewel zijn onderzoekingen van zeer verstrekkende beteekenis geweest zijn, niet zoozeer wat betreft het omzetten van een of andere stof in goud, dan wel door hetgeen hij ontdekte op het gebied van de warmte; hoe men de warmte moet aanwenden om metalen te vervormen en te vervlomaken. Als een specialist in de metallurgie betrad Bacon ook het gebied der optiek en werd zoodoende de voorlooper van Galilei en Newton. Hij ontdekte enkele wetten omtrent de voortplanting en de terugkaatsing van het licht, wist bij benade ring de grootte van de zon te bepalen. Hij gaf een met haar gezangboek in de hand en zij zachtjes in zichzelf zat te zingen. Ja, thuis zochten ze hem nog niet, niemand wist nog, hoe hij eenzaam langs de vreemde wegen trok. Maar hier moesten zij hem niet vinden, hij moest verder gaan en daarom stond hij weer op. Toen hij in de verte mannenstemmen hoorde ,ging hij van den weg af het struikgewas in, klauterde tegen steile hellingen op, drong door dicht kreupelhout heen, zonder nadenken, als door een onweerstaanbare macht voortgedreven. Maar het bosch leek hem nu zoo prettig niet meer. De zon bescheen het mos niet meer, alles leek donkerder en woester, overal werden hem hindernissen in den weg gelegd. De dennen krabden hem in zijn gezicht, als of zij kleine nagels hadden en hier onder de boomen begon het al donker te worden. Plotseling hoorde hij, hoe het overal om hem heen begon te ritselen. Het regende. Paul werd angstig. Hij begon doelloos in het struik gewas rond te dwalen. Koude droppels maakten zijn gezicht nat en vanuit de verte klonk een dof gerom mel. Paul wist wel, wat het was, het was onweer. Nu wist hij geen raad meer, hij schreide en liep maar steeds voort. „Waarom komen ze niet" dacht hij. „waarom zochten ze hem niet, waarom vonden ze hem niet?" Het begon donkerder te worden, de regen stroomde nu neer en het leek Paul alsof het gansche bosch hem vijandig gezind was. Wortels van boomen op den weg deden hem vallen en dan sloegen de natte bladeren van de varens hem als met koude handen in zijn gezicht en deden hem pijn. Steeds nader kwam het onweer, maar heht verschrikkelijkste waren de bliksemstralen, wier blauw licht het bosch zoo wonderlijk veranderde. Toen er een hevige storm opstak, die het bosch deed huilen en zuchten, tóen waren de krachten en de moed van den jongen verdwenen. Hij verborg zich onder de takken van een denneboom sloeg zijn ar men om zijn knieën en begon te huilen. Maar ook daaraan kwam een einde. Toen Paul niet meer huilen kon bleef hij in elkaar gehurkt zitten bevend van kou in zijn natte kleeren, terwijl hij de duisternis in staarde en wachtte op de don derslagen. I Onder de vele planten die zich aandienen om den tuin te versieren verdient zeker dit mooi en rijk j bloeiende plantje een plaatsje. Wanneer we in den tuingenoegen willen beleven van onze bolemen en 1 planten dan dienen we in de eerste plaats te zor- j gen, dat ze een rustig kleureneffect geven. Planten met meerkleurige bloemen zijn altijd min of meer i bont en daardoor ook onrustiger Het geheim van 1 het weldadig aandoen van beplantingen en groepee- ringen is meestal daarin gelegen, dat men een een- voudige en sobere keuze heeft gedaan uit effen kleur groepeeringen. Onder de vaste planten zijn er verschillende, waar mede men dat bereiken kan. En onder die vele mag de Viola Cornuta met eere genoemd worden. i De Viola Cornuta Paplio die violet blauw met een licht hartje is, terwijl de onderste blaadjes ook iets lichter zijn, is de vroegstbloeiende. Ze is overblij vend, maar wordt meest eenjarig gekweekt. Ze zaait zich zelf gemakkelijk. Iets later bloeit de Gustav Wermig. Deze is klein- bloemig en donkerblauw met lange stengels, die op een zonnige plaats bijzonder rijk bloeit Zeer geschikt voor randen of als voorbeplanting voor heesters of in den voorrand van den boarder. Men heeft vele kruisingen in den handel ge bracht van de Violt Cornuta met de viola tricolor maxima. Ze hebben de eigenschap grootbloemig te zijn, door te bloeien en over te blijven. Van die cornuta hybriden noemen we enkele als heel goede: Maggie Motti, zacht mauve, zeer wel riekend, vroegbloeiend. Ardwell Gem, helder geel, Een tak kreunde als een klein kind. Van tijd tot tijd klonk er een gefluit door de lucht een schril gefluit, alsof er honderd Loulou's in de boomkruinen zaten en het vermengde zich met het huilen van den storm als een hoongelach. In het helle licht van de bliksemstralen dat zijn oogen pijn deed, zag Paul het bosch in een verschrikkelijken toestand. Het leek wel alsof de boomen door elkaar liepen, zich smarte lijk buigend en klagend, terwijl zij groote zware armen omhoog strekten. Overal stonden donkere gemaskerde gestalten en ook waren er de stille, grij ze mannen, die thuis in de donkere hoeken plachten te staan. Hier stonden zij om de boomstammen heen hun gezichten van Paul afgewend. Paul verwonderde er zich niet over, alles wat verschrikkelijk was moest hier bij elkaar verzameld zijn. Maar tusschen al dat geraas klonk een angstig kloppen, dat was Paul's hart, dat zoo sterk klopte, alsof het barsten zou. .Plotseling dreunde er een donderslag, zoo geweldig en krakend, dat Paul als verlamd in elkaar hurkte, en niet ver van zich af zag hil een groote ontbla derde eik in een blauw licht staan en sidderen. Nu was het toppunt van Paul's angst bereikt. Een groote moeheid beving hem. Zijn hoofd en ledematen deden hem pijn. Hij opende zijn lippen om de koele regendruppels op te vangen. Slapen wilde hij. Alleen slapen. Hij strekte zich op het nat te mos uit. Nu was hij bij de vluchtheuvels en hij zag ook bloed. Lange strepen donkerrood bloed, hij zag niemand, maar hij hoorde het geraas. Plotseling stond mijnheer van Mirden naast hem, hij lachte vroolijk en zei: „Jij hier kleine Paul" „Ja ik ben hier' antwoordde Paul. „Je bent dapper Paul, blijf hier staan, dadelijk komt de vijand en toenb kwam hij veel kleine sloda- ten, zij kwamen aanloopen en vielen om. „Ik heb niets om mee te schieten", zei Paul. „Dat is niet noodig" antwoordde mijnheer van Mirden. „zing maar." Paul begon uit alle macht te zingen: „Es braust ein Ruf wie Donnerhall." Hij zong net zoo lang tot hij voelde dat hij er warm van werd. en in het donkere bosch, door het huilen van den storm en het rollen Bij een groote beurt worden eerst de gordijnen af gehaald en gelucht. Daarna worden ze voorzichtig uitgeklopt en afge schuierd en nagekeken of de ringen er nog goed aan zitten, anders moeten die er stevig aangenaaid wor den. Voor wollen overgordijnen worden meest houten ringen gebruikt, voor katoen veel ijzeren of koperen ringen. Houten ringen moeten dan eerst geboend wor den. ijzeren of koperen ringen gepoetst of geschuurd Ook de roe moet deze behandeling ondergaan want alles moet zoo glad mogelijk zijn, omdat dan het gordijn niet zoo goed glijdt. Dan worden de gordijnen op de stok geregen, zoo, dat aan den buitenkant, aan iederen kant een ring van het gordijn er buiten blijft, hangen. Daarna worden de katrollen op de stok geschroefd. Bij hou ten roeden zitten ze er meestal vast in. Aan iedere stok zit een enkele en een dubbele katrol. Nu komt aan den kant waar het gordijn open moet trekken een dubbele katrol hangen. De gordijnen worden dan dichtgeschoven tot op een kwart van de stok aan iederen kant. Het koord wordt dan in de helft verdeeld en juist op dat punt wordt een speld ge stoken. Daarna wordt het koord door de enkele ka trol gehaald tot aan de speld, en verder door de ringen gehaald. Nu wordt een koord vastgeknoopt aan de laatste ring van het linker gordijn en het andere aan het rechtergordijn aan de eerste ring. De speld blijft tegen het enkele katrol zitten. De koorden worden verder door de ringen gehaald en dan door iederen kant van het dubbele katrol. Er moet wel aan ge dacht worden dat de koorden niet onderwijl gaan draaien dus dat niet het koord wat vdbr is begon nen uitkomt aan den achterkant van het dubbele katrol. Het gordijn loopt daardoor stroef en het koord slijt gauwer. De speld wordt er nu weer uitgehaald en het gor dijn dicht getrokken. Nu moeten de uiteinden van de koorden ongeveer een halve stoklengte verschillen. Er moet altijd aan het korte koord getrokken worden om het gordijn open of dicht te trekken. Aan de uit einden van de koorden worden de zgn. dargers be vestigd, die'de koorden strak doen hangen. Katoenen gordijnen worden op dezelfde manier op gehangen. Deze kunnen dan inplaats van uitgeklopt eerst uitgewasschen worden. VLEKKEN UIT COCOSMATTEN. Wanneer men niet weet, wat voor vlek het is, doet men het beste om die vlek uit te borstelen met lauw water (zout.) Mestal verdwijnt de vlek dan. Is de vlek ontstaan door intrappen van etensresten dan wordt eerst het bovenste laagje er af gehaald met een cent, en daar na wordt de vlek uitgeborsteld met zout water. Borstel altijd in de richting van de vezel. Smit (niet erg bevriend met het lievelingetje van mevrouw)„Als mijn vrouw soms uit is, Jansje, wil je dan eeven een ladder geven, opdat ik binnen zal kunnen komen?" (Humorist.) van den donder heen zong een bevende, heesche jongensstem zijn strijdlied. Paul werd wakker doordat iets kouds hem op zijn voorhoofd werd gelegd. Zijn moeder stond voor zijn bed. Zij was bleek en had roode oogen van het schreien. Het groene gordijn voor het venster was neergelaten, maar er viel een zonnestraal in de kamer, zij scheen op de ronde tafel en op de oude sofa met zijn rood en zwart gebloemd overtrek. „Die zijn er ook weer," dacht Paul, als zag hij oude vrienden. Hij begreep alles niet, hij was te moe om te den ken en sloot zijn oogen. In de kamer werd zachtjes heen en weer geloopen van tijd tot tijd werd er ge fluisterd. Plotseling rook hij de geur van met dauw bedekte weilanden. Hij sloeg zijn oogen weer op. Op de dekens lag een ruiker bloemen en voor zijn bed stonden Loulou en Anna, zij leken wel verle gen te zijn keken naar den grond en hielden hun handen gevouwen. „Kijk eens, dat hebbn de kinderen voor je meege bracht" zei mevrouw Irene. Paul probeerde te la chen en iets te zeggen en toen zijn moeder zich over hem heenboog, herhaalde hij luider: „zeg him, dat ik daar geweest ben." Toen gingen de kinderen zachtjes weer heen. Den volgenden dag stierf Paul. Hij werd op het dorpskerkhof begraven. Alle vrouwen uit het dorp hadden haar Zondagsche kleeren aangetrokken. Loulou en Anna stonden naast het graf en had den kleinen kransen van dennen en lijsterbessen in hu hand. Toen de begrafenis afgeloopen was, gingen de 'vrou wen weer langzaam terug. Alleen mevrouw Irene bleef bij het graf staan. Een eenzame zwarte gestalte Loulou en Anna liepen zwijgend naast elkaar terug. Anna zei slechts: „Dat kon hij toch sterven." Loulou haalde zijn schouders op alsof dat niets te beteekenen had. Boven de daken van de dorpshuizen wapperden de vlaggen in den zonneschijn, want er was een overwinning gemeld. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 6