fle hoog kan niet altiid
gespannen zijn
ARBEID
Vice Versa
Mannen van
beteekenis
Ieder moet zich kunnen verstrooien, ieder moet
iets hebben, een voorkeur, een liefhebberij of wat
dan ook, waardoor hij zijn geest de noodige ontspan
ning kan geven, zijn denken aan de dagelijksche zor
gen kan onttrekken. Kortom, waardoor hij zich kan
„vermaken." Zoogenaamde nuttige ontspanning
streeft haar doel voorbij. Zij weifelt op de grens der
inspanning, wordt licht tot een last. Spel of sport
moeten, willen zij inderdaad den vermoeiden" geest
verfrisschen, aan het denkvermogen niet tè zware
elschen stellen.
Hugo de Groot, een der machtigste geesten van
zijn tijd, zocht op Loevestein zijn geest frisch te
houden, door als kind met een tol te spelen en door
alle tijden heen vinden we dergelijke wijzen van
ontspanning vermeld, waardoor denkers, in wier
geest wereldproblemen tot oplossing kwamen, dien
geest veerkracht en lenigheid wisten te doen be
houden.
Ons oud-vaderlandsch spreekwoord: ,,de boog kan
niet altijd gespannen zijn" houdt een wijze en diep
zinnige les in, welke ieder ter harte moge nemen,
die er prijs op stelt, zijn geestelijk kunnen ongerept
en onverminderd tot in lengte van dagen te bewaren
OP DE MODE-SHOW.
De zeer slanke, buitengewoon gracieuze mannequin
trippelt langs mijnheer en mevrouw Zweezerik heen,
die samen 425 pond wegen.
„Dat tolletje wil ik hebben" roept mevrouw en
thousiast uit en een der verkoopsters snelt onmid
dellijk naderbij om te informeeren welke mevrouws
wenschen zijn.
„Geeft u er maar twee van die" bestelt mijnheer
welwillend, „een van voren en een van achteren."
Er is in de letterkunde van na 1880 wel haast geen
woord, dat zoo vaak aangehaald wordt, als die eer
ste regel van Gorter's „Méi": „Een nieuwe lente, en
een nieuw geluid."
En het is jammre, dat dit zoo dikwijls wordt aan
gehaald. Want meestal kent men van de Mei niets
meer dan deze ééne zin (indien men überhaupt zelfs
wel weet, dat deze zin uit de Mei is) en anderzijds
worden velen van het lezen van de Mei teruggehou
den door het uit den treure noemen van dezen
regel.
Toch is de Mei ten volle waard gelezen herlezen en
weer herlezen te worden, omdat daar zoo'n schoone
gedachte in verborgen ligt. De gedachte van Mei
was inderdaad een „nieuw geluid" en dat is het
nog. Want deze gedachte is niets meer of minder
dan dit: arbeid, ofschoon, dikwijls zwaar, is toch
ook schoon. Arbeid is weemoedig, en toch ook weer
waardevol ln geestelijk-zedelijk opzicht.
Het is een verblijdend teeken dat we dat meer en
meer gaan inzien. De kunst, in al haar uitingen,
richt zich op de producten van den arbeid, op den
arbeid zelf. Ieder, die gelegenheid heeft gehad, om
de film: „Wij bouwen" te zien, zal hebben begrepen,
dat arbeid, hoe onbeduidend dikwijls in de oogen
van hen, die ze moeten volbrengen, schoon en betee-
kenisvol is, wanneer we ze maar vanuit een ander
oogpunt beschouwen. En dat is nu juist de moeilijk
heid. Want men is veel meer geneigd den mensch,
speciaal zichzelven, als arbeider te beschouwen, dan
als dichter, kunstenaar, geestelijk wezen. We leven
te zeer aan de oppervlakte, bezien te zeer de opper
vlakte en verwaarloozen daarbij dikwijls onbewust
de diepere waarden van ons leven. Daarom moeten
we trachten te volbrengen den eisch: „Leef met uw
hart." Dan zal arbeid ons een vreugde zijn: en vreug
de is zegen.
Echtgenoot (des morgens vroeg zijn hoofd buiten
de tent stekend)„Zeg lieve, heb je voor onzen klei
nen vacantiedag een kok geëngageerd?"
(London Opinion.)
(Vrij naar het Engelsch.)
„Dat is een pleizierig bericht voor een vader. Ik
zend je naar een dure school. Je hebt een goed ge
zond verstand en uitstekende bekwaamheden en al
les wat je doet is die te misbruiken. Het is schande
lijk. Ik heb een zeer strenge brief naar dr. Grimby
geschreven, waarin ik mijn verdriet over je wange
drag uitspreek en tevens mededeel, dat hij de roede
niet behoeft te sparen, als hij dit noodig oordeelt.
Ik geef je dus een goeden raad: pas voortaan goed
op, om je eigen bestwil."
Dit was niet erg aanmoedigend, misschien, maar
het scheen Dick niet het minst in de war te bren
gen, hij had bij vorige gelegenheden al vaak het
zelfde gehoord. Hij had afleiding gezocht in amande
len en rozijnen. Maar nu bleven zij hem in de keel
steken in plaats van hem te troosten en hij zat in
stilte over zijn harde lot na te denken.
Na eenigen tijd begon mijnheer Blinderston te voe
len, dat de stilte drukkend werd en met een geeuw
stond hij op. „Hè, hè," zei hij, „Boaier blijft onge
woon lang weg voor een rijtuig te halen."
Dick voelde zich zeer beleedigd en toonde dit door
een aandoenlijke zucht te slaken.
Ongélukkig werd hij verkeerd begrepen.
„Ik wensch, jongeheer," zei zijn vader op een ern-
stigen toon, „dat je voortaan die gewoonte om hard
adem te halen nalaat en om 's hemels wil, Dick,
schop niet zoo tegen de poot van de tafel aan. Je
weet dat ik daar heelemaal niet tegen kan. Waarom
doe je dat? Waarom kan je niet leeren aan tafel te
zitten, zooals dat een netten jongen betaamt?"
Dick mompelde de een of andere verontschuldi
ging. Daarna zei hij, zijn tong teruggekregen heb
bende en zich herinnerende wat hij noodig had, met
een zenuwachtig stokkende stem: „O, wat ik zeggen
wou vader wilt u en kunt u me wat zakgeld geven,
als het u belieft, om mee terug te gaan.'
Mijnheer Blinderston keek zijn zoo aan, alsof
deze hem om den huissleutel had gevraagd
Kont en bondig
Echtgenoote: „Ik ga naar de stad, vanmiddag."
Echtgenoot: „Winkelen?"
Echtgenoote: „Neen, ik heb geen tijd. Ik moet alleen
maar een paar dingen koopen, die ik noodig heb."
(Passing Show.)
Sinds wanneer wordt
papier gebruikt 7
De oorsprong van het papier gaat terug met de
verst verwijderde tijden. De Romeinen gebruikten
het Egyptische papyrus, dat reeds lang voor Alex
ander de Groote ln gebruik schijnt te zijn geweest
en dat een der voornaamste handelsartikelen van
oud-Egypte was.
Intusschen kwam omstreeks het jaar 1000, het ka
toenpapier de plaats va nhet papyrus innemen, daar
na verscheen in de veertinede eeuw het lompenpa
pier, waarvan het gebruik door de Spaansche Sara-
cenen in Europa werd verbreid en dat het uitgangs
punt werd van de papierfabricage waarvan tot in de
18e eeuw Holland de voornaamste markt was.
In 1799 werd de eerste machine gebouwd om pa
pier van groote afmeting te maken.
Doch de fabricage van papier uit houtcellulose
kwam eerst tegen de helft der negentiende eeuw in
Frankrijk en Duitschland in zwang.
Levenswijsheid
Een uur daags, kan, als het welbesteed wordt, ie
mand van gewone vatbaarheid in staat stellen, zich
een geheele wetenschap eigen te maken. Het kan
van een weet-niet in tien jaar een kundig man ma
ken.
Wij moeten den tijd niet laten voorbijgaan zonder
er vrucht van te plukken, door iets wetenswaardigs
te leeren, een goed beginsel aan te kweeken of een
goede gewoonte te versterken.
Geen inspanning is vruchtbaar, tenzij ze lang
worde volgehouden. Het water dat snel over den
grond stroomt, bevrucht dien niet, maar wel het
water dat er door dringt.
De waarheid is een licht dat men gevaar loopt uit te
blusschen, wanneer men er te ruw mee omgaat.
Men opene de deur voor waarheid en leugen; de
leugen zal het eerste binnentreden.
Het leven is een berg. Wie weten gebruik te maken
van ezels, komen gemakkelijk boven.
Dame (tot slachtoffer van de aanrijding)„Wat
wou je schadevergoeding? Maar man, je hebt maar
even onder den wagen gelegen:"
(London Opinion.)
„Zakgeld" herhaalde hij. „Wel je kunt geen zak
geld noodig hebben. Gaf je grootmoeder je geen
rijksdaalder als kerstgeschenk en ik gaf je een gul
den."
„En toch heb ik het noodig" zei Dick, „dat geld
heb ik allemaal al uitgegeven. En u weet toch, dat
u me altijd geld gaf om mee te nemen."
„Als ik je wat geef zou je het toch maar opmaken"
mopperde mijnheer Blinderston.
„Ik zal alles niet ineens uitgeven en ik zou het
ook willen hebben om des Zondags wat in het ker-
kezakje te doen. En dan moet ik ook het rijtuig
betalen.
„Boaier heeft order het rijtuig te betalen, zooals
je wel heel wel weet." zei zijn vader. „Maar ik ver
onderstel dat je wat geld moet hebben, ofschoon
je mij genoeg kost, de hemel weet hoeveel."
Met deze woorden haalde hij een handvol zilver
geld uit een van zijn broekzakken en telde het op
tafel uit voor hem in glanzende rijen.
Dick's oogen schitterden bij het zien van zooveel
rijkdom. Voor eenige oogenblikken vergat hij de
smart van de naderende verbanning als hij dacht
aan de waardigheid en het crediet, dat een enkele
van die nieuwe schitterende zilverstukken hem zou
kunnen verschaffen.
Mijnheer Blinderston zocht van de geldstukken
voor hem een gulden twee kwartjes en twee dub
beltjes uit, die hij zijn zoon toeschoof, die er naar
keek met onverholen teleurstelling.
„Een ongewoon hoog zakgeld voor een jongen als
jij" merkte zijn vader op. „Koop er geen dwaashe
den voor en als je, tegen het eind van deze ter-
„Barbara had het recht niet om zoo iets te zeg-
er om schrijft, welnu, dan krijg Je het, dat weet je."
Dick had den moed niet om te vragen, hoewel hij
veel lust had om dit te doen, hem nog wat meer te
geven. Hij stak het geld in zijn beurs met matige
dankbetuigingen.
In zijn beurs scheen hij iets te vinden, waaraan
hij niet meer gedacht had. Hij haalde er een klein
pakje uit en deede het met eenig aarzelen open.
„Ik had het bijna vergeten" zei hij met grooter
levendigheid, dan waarmede hij tot nog toe had ge
sproken. „Ik wilde het niet meenemen zonder het
VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD.
Indien er een markt voor haat bestond, wat
zou Europa dan een boom-periode doormaken.
Volkomen begrijpen we niemand.
Wie voor zichzelf weten te denken, heeft te zijner
tijd anderen die voor hem werken.
Maar denken is gemakkelijk, handelen is moeilijk.
Handelen in overeenstemming met iemands gedach
te, is het allermoeilijkste ding ter wereld.
Een groot deel van het onheil in de wereld komt
voort uit het feit, dat de menschen hun eigen doel
einden niet voldoende begrijpen. Ze nemen op zich
een toren te bouwen en besteden niet meer tijd aan
de fundeereing dan noodig zou zijn om een hut te
bouwen.
ANDREAS VESALIUS.
Andreas Vesalius, de vader der ontleedkunde en
schrijver van het werk: „De bouw van het mensche-
lijk lichaam," heeft de groote verdienste de eerste
te zijn geweest, die genees- en heelkunde den stoot
gaf. die haar uit den schemer der middeleeuwen ge
leidelijk deed overgaan naar het licht, waarin zij
heden wandelt. Hij werd te Brussel geboren in 1514
Hij was de erste die het aandurfde, te breken met
de heerschende opvattingen der geneeskundigen van
zijn tijd, welke voornamelijk steunden op de leer
lingen van Galenus, den grootsten geneesheer der
Oudheid, over wiens levensloop wij in deze Ejelfde
rubriek reeds eerder een en ander mededeelden.
Galenus leefde 1300 jaar voordat Vesalius zijn roem
won en gedurende al dien tijd had de geneeskunde
zich naar zijn aanwijzingen gedragen. Het is geen
wonder dat de behandeling van zieken en ziekten
hoofdzakelijk berustte op ervaring en dat zij ge
paard ging met vele en voor ons haast ongelooflijke
dwalingen en vooroordeelen. Beoefening der anato
mie, door inwendig onderzoek van lijken, was streng
verboden en stond met halsmisdaad gelijk.
Vesalius durfde echter tegen den stroom oproeien.
In diep geheim en omringd door alle voorzorgen
begon hij zijn practische onderzoekingen. Het resul
taat daarvan legde hij vast ln zijn boek, dat een
geweldigen opgang maakte. Het werd geïllustreerd
door Stephaan van Calcar een der leerlingen van
Titiaan.
Doch eer het zoover kwam had Vesalius nog meni
ge moeilijkheid te overwinnen. Toen het bleek, dat
hij lijken ontleed had, werd hij voor de inquisitie
gedaagd en ter dood veroordeeld. Philips n van
Spanje nam hem echter in bescherming, en zoo
doende werd dit vonnis veranderd in een bedevaart
naar Jerusalem.
Vesalius stierf in het jaar 1564 te Zanten.
CATO DE OUDE.
Hij bezat alle deugden en alle gebreken der eerste
Romeinen, wier type hij het zuiverst vertegenwoor
digt. Ruw, hard voor zich zelf en voor anderen,
hoogmoedig, streng, onvervaard in gevaar of tegen
spoed, egoistisch, zonder genade in de overwinning,
alles doende om de kracht en den roem van Rome te
versterken, behoorde Cato de Oude, bijgenaamd Cen-
sorinus (de Censor) tot de plebejische volksklasse.
In 232 voor Chr. werd hij te Tusculum geboren en
diende in het leger van Fabius Maximus tegen Han
nibal. Daarna, terguggekeerd op zijn geboortegrond,
genoot hij onmiddellijk bij zijn omgeving een groo-
ten roep. Begaafd met een krachtige, een bijtende
welsprekendheid, hield hij er van, redevoeringen uit
te spreken. Hij pleitte voor de noodzakelijkheid van
den krijg, voor een harde behandeling der slaven en
trok heftig te velde tegen de verzachting der zeden,
welke door middel der Grieksche en Oostersche be
schavingen, reeds haar intrede deed in Italië.
Gesteund te Rome door een patrisischen stadgenoot
Flaccus, speelde Cato weldra de voornaamste rol
u eerst te vragen. Mag ik het hebben?"
„Hè" zei mijnheer Blinderston scherp, „wat is
dat? Weer wat anders wat wil je nu weer heb
ben?"
„Die steen, die oom Duke voor moeder uit Indië
meebracht. Ze noemen het ding daar een Pagode
steen of zoo iets."
„Pagodesteen? Je bedoelt Gerudasteen. Ik zou wel
eens willen weten hoe je daar aan komt?"
„Ik vond hem in de salon en Barbara zei, als je
het vraagt, mag je hem misschien wel hebben, want
zij dacht niet, dat hij ergens voor gebruikt kon wor
den."
„Barbara had et hrecht niet om zoo iets te zeg
gen."
„Maar mag ik hem hebben? Het mag hè?" hield
Dick vol.
„Hem hebben? Welnee, zeker niet. Wat zou jij
met zoo'n ding willen doen? Het is belachelijk. Geef
hem mij maar."
Dick gaf hem tamelijk onwillig. Er was niet veel
aan te zien. Een onbeteekenend uitziend grijsgroene
steen, aan één hoek doorboord en aan beide kanten
stonden er geheimzinnige letters of symbolen op, die
de tijd had uitgesleten en dus niet meer gemakkelijk
te onderscheiden waren.
HOOFDSTUK II.
Paul Blinderston zette zijn bril op om den steen
te onderzoeken, want het was al eenigen tijd geleden
dat hij hem gezien of er over gedacht had. Vervol
gens keek hij op en zei no geens: „Wat zou JU nu
aan zoo'n ding hebben?"
Dick zou het inderdaad als een zeer kostbaar bezit
beschouwd hebben, hij zou het aan bewonderende
vrienden hebben getoond natuurlijk onder de les,
wanneer het een alleraangenaamst tijdverdrijf zou
zijn, hij zou er mee spelen, verbazingwekkende ver
halen er bij verzonnen hebben van zijn macht. En
ten laatste, als hij er genoeg van gekregen had het
verruild hebben tegen een ander begeerenswaardig
voorwerp. Hij dacht aan al die voordeelen, maar hij
bij de beraadslagingen op het forum, hoewel hij te
genover zijn medeburgers geen blad voor den mond
nam. Na tot tribunus militaris te zijn benoemd,
daarna tot questor van den Scipi, die den Afrikaan-
schen oorlog voorbereidde, keerde hij zich heftig
tegen deze laatste, hem ervan beschuldigend, de
troepen te bederven door zijn uitgesproken smaak
voor de Grieksche beschaving. In 195 v. Chr. tot
consul gekozen, ging Cato Spanje onderwerpen,
waarna hem de eer van een triomftocht te beurt
viel. Daarna streed hij in het Oosten tegen Antio-
chus. Tenslotte werd hij geroepen tot de taak van
Censor. In die hoedanigheid toonde hij een mee-
dogenloos verlangen, de Romeinsche zeden te ver
vormen, welke, naar zijn smaak, reeds al te veel
vergrieksch waren. Hij vaardigde zeer sterke voor
schriften uit welke hoofdzakelijk tegen den vrou
welijken opschik gericht waren, hij onderdrukte ver
kwisting en afpersing, zette senatoren af, verwierf
I zich de bewondering van het volk door zijn ruwheid
en schiep zich een ontelbaar aantal vijanden. Ove-
rigens onderhield hij zonder ophouden den haat
tegen Carthago, op welks verwoesting hij steeds
aandrong. Zijn „Carthagedelenda" is blijven voort-
I leven.
Doch Cato beleefde de verwezenlijking van zijn
droom niet, want hij stierf in 147 voor Chr.
Amateur-fotograaf: „Nu een beetje lachend ge
zicht zetten, Emma!"
(Humorist.)
WAT MAKEN WE VAN ROODE BESSEN?
Bessensap: 3 K. G. rijpe roode besesn.
BEREIDING: Wasch de bessen eenige keeren.
Zet ze op in een emaille pan en laat ze even doorko
ken. Pers nu de bessen uit door ze in een stevige
doek te wringen. Wring zoolang tot alleen de pitjes
en steeltjes overblijven. Kook flesschen in sodawater
uit, spoel ze in warm water na en vul ze met het
bessensap. Uit bovengaande hoeveelheid krijgt men
ongeveer 2.5 liter sap. Sluit de flesschen af met
een prop watten niet met een kurk, daar het sap
nog wel eens gaat gisten en dan de flesschen kun
nen knappen.
Bessengelei: voor 2.5 potje.
1 K.G. niet te rijpe bessen 1 citroen suiker.
BEREIDING. Wasch de bessen, kook ze even en
pers ze uit. Meet het sap en neem een gelijke hoe
veelheid aan suiker. Laat dit met de uitgeperste
citroen zoolang inkoken tot een druppel op een koud
bord niet meer uitloopt. Verwijder het schuim en
vul de goed uigewasschen jampotjes met de gelei.
Sluit de potjees af met perkament en touw of een
schroefdeksel.
Jam van verschillende vruchten.
1 Pond aardbeien 1 pond frambozen 1 pond
kersen 1 pond roode bessen 3 pond suiker.
Wasch de vruchten, verwijder
van de aardbeien de kroontjes, van de bessen de
steeltjes, van de kersen de steeltjes en de pitten en
zie goed na, dat in de frambozen geen wormpjes zit
ten. Zet de vruchten op met de suiker en roer net
zoolang tot de suiker is opgelost. Laat alles samen
langzaam koken tot een druppel op een koud bord
niet meer uitvloeit.Vül dan de schoongemaakte pot
jes met de Jam en sluit ze op de bekende wijze af.
Bessenvla met vanillevla.
lpond bessen 6 lepels suiker 2 lepels sago
voor de vla 1 ei 2 lepels maizena 3 lepels sui
ker halve liter melk kwart stokje vanille.
BEREIDING: Wasch de bessen, ris ze af en laat
ze met de suiker even doorkoken. Bind het vocht bij
met de aangemaakte sago, Maak op de gewone wij
ze een vanillevla. Doe de bekoelde bessenvla in een
glazen schaaltje en hierover de vanillevla.
kon noch moed noch woorden vinden om ze te ver
tellen.
Dientengevolge zei hij verlegen„Och, ik weet zelf
niet waarom, maar ik zou hem graag willen heb
ben."
„Nu, in elk geval" zei Paul, „krijg je hem vast
niet. Wat het ook is, hij moet bewaard blijven, daar
het het eenige ding is, dat je oom ooit aan iemand
heeft gegeven."
Duke Paradine, zijn zwager, was nu juist niet ie
mand die veel reden had gegeven om trotsch op te
zijn. Hij was na eenige vruchtelooze pogingen ge
daan te hebben om bij het leger te komen, naar
Bombay gezonden als agent voor een Mancherter-
sche firma en in die hoedanigheid was hij gemengd
geworden in eenige twijfelachtige handelszaken, die
leidden tot een oneervol ontslag.
Hij had dien steen uit Indië meegenomen als een
gedachtenis en hij was met vergeving ontvangen en
ging weer in den handel, totdat zekere andere ver
dachte handelingen Paul genoodzaakt hadden hem
den toegang tot zijn huis te verbieden.
„Is het dus een talisman" zei Dick.
„Ik kan het je niet met zekerheid zeggen" geeuwde
Paul. „Hoe bedoel je dat?"
„Ik weet niet, oom Duke vertelde er eens iets
van. Barbara hoorde het hem aan moeder vertel
len. Als u hem mij gaf, zou ik het misschien kun
nen ontdekken, weet u."
„Dat zou je kunnen" zei zijn vader droogjes, „maat
je zult de gelegenhteid er niet toe hebben. Als er
een geheim is, wil ik het zelf ontdekken" (weinig
wist hij nog, hoe wat hij zeide, zou gebeuren)„daar
is je rijtuig, eindelijk."
Er klonk een geluid van wielen buiten en toen
Dick het hoorde werd hij wanhopig, een wensch,
die hij reeds lang heimelijk onuitgesproken gekoes
terd had, maar waarvoor hij nog nooit den moed
gehad had ze uit te spreken, zei hij nu aan zijn va
der:
„Vader, er is iets, wat ik u zoo heel graag wilde
zeggen, voordat ik wegga. Mag ik het u vragen?"
Wordt voortgezet.