oer ie lui
tl:
Damrubriek
Strijden
Mannen van
Vice Versa
DAMRED ACTEUR:
J. W. VAN DARTELEN
Raadhuisstraat 1,
Even lachen
O, Zoo!
„De natuur doet alles" sprak de dokter. „De na-
tuiir geneest zieken, maar wij dokters
„Bieden de rekening aan" zuchtte de patient.
Kort en bondig
VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD.
schoon, dan worden ze eerst flink gespoeld eenige
keeren, daarna worden ze in model gerekt met de
achternaad op den zijkant, alle vouwtjes er uit ge
streken en opgehangen.
Licht wollen kousen.
EEN FRAAIE SLAOZET VAN ONZEN WERELDKAM
PIOEN.
Het Marseillaansche dagblad „Le Bavard" publi
ceert onderstaanden schitterenden slagzet, uitge
voerd door onzen wereldkampioen B. SPRINGER Jr.
PARTIJFRAGMENT NR. 75.
Jongenslogica.
De onderwijzer: „Veronderstel, dat ik de school
verlaat, een man mij tegenkomt, die mij neerslaat,
op den grond, zoodat ik voor dood blijf liggen. Wat
zou daar het gevolg van zijn?"
pre-
Deze worden ook eerst geweekt in lauw water en
daarna gewasschen in een lauw sop van sunlight-
zeep. Voor donker gekleurde kousen mag wel weer
houtzeep gebruikt worden. Zijn de voeten van de kou
sen erg vuil, dan wordt er wat zeep 'op gedaan, en
dan flink uitknijpen. Zijn ze schoon, dan worden
ze weer uitgespoeld, in model gelegd en liefst met
i Algemeene stilte. Eindelijk gaat een vinger om- zorgen of gezeur. Wanneer ge dus werkt, werk dan den verkeerden kant naar buiten opgehangen. Dro-
zoo opgeruimd mogelijk. gen kousen langzaam dan komt er wel eens een
bruine streep op de vouw.
Gedachte is geluk of ongeluk.
Het is de opgeruimde werker die slaagt. Niemand
kan zijn best of zelfs iets goeds doen temidden van
Dubbelzinnig.
Een beroemd tooneelspeler had een auto-ongeval.
De krant die het ongeval vermeldde, voegde er aan
„Tot onze groote vreugde kunnen wij mededeelen,
dat de artiest weer in staat was den anderen dag
in twee stukken op te treden."
„Menschenkind, voort in dit wondre leven,
Rust u ten strijd.
Kijk door de muren van uw zaak. Ge kunt onmoge
lijk den heelen dag en iederen dag elke af deeling
uwer zaak gadeslaan. Maar ge kunt precies te weten
komen, wat iedere afdeeling iederen dag gedaan
heeft. Ge kunt deze inlichting des morgens om 9
uur op uw bureau hebben in een eenvoudig rapport
dat u dagelijks een volledig feiten- en cijfers-beeld
verschaft.
Stand in cijfers:
Zwart 18 sch-ven op 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14
10, 17, 18, 19, 22, 23, 24.
Wit 18 schijven op: 26, 28, 31, 32, 33, 34, 35, 36,
38, 39, 40, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49
Springer met wit speelde:
34—29 (zwart 23:34) 40:20 (zwart 14:25) 28—23
(zwart 19:37) 26—21! Nu volgt op zwart 37:26 wit 21
:1 op zwart 17:26 wit 38—32, 47—41 en 41:1 en op
zwart 16:27 wit 33—29, 29—23, 39—33 en 43:1.
Om dit alles in de partij te zien, moet men toch
wel meer dan bijzondere damtalenten hebben.
De strijd mag ons moderne menschen niet vreemd
zijn. Ik bedoel geen oorlog. Oorlog is de afschuwe
lijkste gruwel die ooit de menschen elkander hebben
aangedaan. Oorlog is het meest menschonteerende hflTAOIfOniC
bedrijf, dat ooit geweest is. De oorlog, die tienduizen- i UGIGGAGIIIO
den menschen per dag offert, die diep leed brengt, I
die duurte, werkeloosheid en malaise over de wereld
uitstort, moet weg. En daar moeten wij voor strij
den. Deze strijd is nuttig en edel. Maar er is ook
een ander strijden dat nuttig en edel is. Die strijd
beteekent zichzelven en zijn omgeving omhoog wer
ken en vooruitbrengen, dat strijden is rusteloos voort
gaan op het pad des levens, ja, strijden is leven. De
menschen zijn vaak bang voor dien strijd. Zij gaan
liever langs de afbakende paadjes en langs de ge
baande wegen, om hun doel te bereiken.
Er is iets juists in deze wijze van doen. Gevaar
is er niet bij en het doel wordt zeker bereikt. Maar
de frissche opwinding van het gaan langs ongebaan
de wegen, die men zich moet effenen bij iedere stap,
is te grootsch dan dat wij niet liever een eigen weg
gaan. Een eigen weg gaan is moeilijk. Veel misken-
LODEWIJK XIV.
De dag dat Maazrin, de opvolger van den kardi-
naai de Richelieu, stierf, vroegen de ministers den
koning, tot wien zij zich voortaan hadden te rich- j
ten. „Tot mij" antwoordde Lodewijk XIV en toonde
hierdoor voor het eerst een sterke persoonlijkheid,
die in de schaduw gerijpt, tot nu toe slechts door
Mazarin vermoed was. De kardinaal had eens tot j
den maarschalk Villeroy gezegd: „Gij kent hem niet,
Hij zal eerst een beetje laat op gang komen, maar
hij zal het verder brengen dan ieder ander. Hij
heeft genoeg gaven in zich voor vier koningen, en
een eerlijk man bovendien. Toen dan ook de eerste
«nde groeit u de moed en de gracht" en het eind-
Katoenen kousen.
I Deze worden op dezelfde manier behandeld als
donkere en lichte wollen kousen, alleen mogen deze
wel over de hand gewasschen worden.
Zijden kousen.
Deze worden weer evenals de wollen kousen ge
knepen en niet gewasschen. Met zijden kousen moet
altijd erg voorzichtig omgegaan worden, omdat er
anders gemakkelijk gaten in komen.
Zijn de kousen droog, dan kunnen ze gestreken
worden. Wanneer ze goed recht zijn neergehangen,
dan is strijken bij wollen kousen niet noodig. Is het
wel noodig, dan moet het opstrijken gebeuren met
i lauwe bout, omdat wol met een warme bout gemak-
kelijk verschroeit.
Zijden kousen moeten wel altijd even opgestreken
worden, omdat ze dan mooier glanzen en omdat
dan alle kreukels er goed uit zijn. Dit mag ook niet
i met een te heete bout. Bij het weeken moet er aan
i gedacht worden, 'dat de donkere en lichte kleuren
niet bij elkaar gedaan worden, en bij het wasschen
moeten eerst de lichte en dan de donkere kleuren,
i Bij het wasschen moeten zoowel de binnen- als
I de buitenkant gewasschen worden. Dit geldt in de
eerste plaats wel voor de voet.
I Voor het opmaken van de kousen kunnen verschil
lende manieren toegepast worden.
1. Een paar kan op elkaar gelegd worden met de
naad op den zijkant en de goede kant naar buiten.
Ze worden dan in drieën of vieren opgevouwen.
2. De verkeerde kant naar buiten. De voet wordt
dan naar binnen gelegd tot aan de hiel. De naad
van de kous ligt nu in het midden. Ze worden een
eindje opgrold, de bovenste kous wordt terugge
legd en daarna worden ze stevig verder opgerold.
Het bovenstuk van de boord wordt om de rol heen
WAT SENIER IN DE PARTIJ ZIET:
Onderstaande stand kwam voor in een door den
bekenden Franschman meester ir. PAUL SENIER
gespeelde partij
PARTIJFRAGMENT NR. 76.
doel staat daar als een lichtende ster.
Ieder mensch, die iets wil beteekenen in deze we
reld, gaat een eigen weg, moet die gaan. Deze strijd
op eigen levenswegen doet eerst recht leven. Toch
is er ook strijd noodig op gebaande wegen. Daar is
hij haast nog noodzakelijker dan op eigen pad.
Want op de gebaande wegen gaat de strijd tegen de
sleur en de afstomping, die noodwendig komen langs
een weg, die eentonig is.
Vol strijd is het leven. En we moeten strijden, of
we willen of niet. Strijden we niet, dan gaan we
onder in den maalstroom. Daarom is er maar één
middel: „Strijdt mee in onzer dagen strijd." En wan
neer onze strijd edel is, dan brengt hij ons tot rust
door de vermoeienis heen. Het lied, dat wij boven
aanhaalden spreekt dat uit in de laatste regels:
„Kracht brengt het kampen,
Sterk maakt het streven.
Mensch, wie gij zijt,
op uw manier zij de leuze geschreven
Rust?Ja, rust na den strijd!"
Stand in cijfers:
Zwart 9 schijven op: 10, 12, 14, 17, 18, 20, 21, 24 en 26.
Wit 9 schijven op: 23, 28, 29, 32, 34, 37, 39, 40 en 50.
Senier speelde met wit 3731 (zwart 24:35) 28
22!! (zwart 26:19) en 22:4! en won.
Hoe eenvoudig en toch zoo verrassend en origi
neel!
UIT DE PARTIJ:
Onderstaande stand kwam voor in een te Mar
seille gespeelde partij:
PARTIJFRAGMENT NR. 77.
Stand in cijfers:
Zwart 14 schijven op: 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15. 18, 19, 20,
23, 24, 29 en 30.
Wit 14 schijven op: 22, 25, 26, 27, 28, 30, 32, 35, 38,
39, 45, 47, 48, en 50.
Wit (SINIBALDY) speelt en haalt dam in twaalf
zeten.
Wit: 38—33, 32:43, 26:17, 43—38, 38—32, 48—43,
47_41, 39—33, 50—55, 45:23, 30:10, 25:1.
Remise.
Een zeldzaam staaltje van „diepzien" in de partij.
(Vrij naar het Engelsch.)
Wetens-
waardigheden
WEET GIJ
dat er niets is, dat zulk een warmen gloed
spreidt over het menschelijk leven, als het koesteren
van een ideaal?
dat de stoombooten op de Amazonerivier
voor het stoken der machines inplaats van hout,
steenkool gebruiken?
dat men 1000 groote stukken gedroogd
vuurhout noodig heeft, om dezelfde hoeveelheid
energie te verkrijgen, die door 1 ton kolen verkre
gen wordt?
dat een telefoongesprek tusschen New York
en Londen in 1930 werd verlaagd van 45 tot 30 dol
lar per 3 minuten?
dat ofschoon Potosi, in Bolivia, een van
de hoogst gelegen steden ter wereld in de tropische
zone ligt, ér eiken nacht nachtvorst heerscht?
dat men in politiek niet altijd de partij
naar haar vertegenwoordigers, noch den vertegen
woordiger naar zijn partij mag beoordeelen?
dat orde hebben een uitmuntend middel is
tegen verdriet en verveling, alsmede een groote be
sparing van tijd en van werk?
dat spreken zilver, zwijgen goud, maar een
goed woord op den juisten tijd altijd een diamant
van het zuiverste water is?
de de door Richelieu uitgewerkte theorie van het
koningschap door Gods genade en hij zegt zelf in
zijn memoires hoe hij het koningschap opvat. De
koning is Gods vertegenwoordiger op aarde en bij
hem berust alle gezag en macht. Theoretisch behoo-
ren hem alle bezittingen zijner onderdanen toe om
ze te gebruiken ten bate van den staat. De koning
vertegenwoordigt het geheele volk en iedere onder
daan staat afzonderlijk tegenover den koning.
Maar terwijl het volk aan den koning toebehoort,
behoort deze op zijn beurt geheel aan het volk toe,
of liever aan zijn plichten tegenover het volk. En nie
mand had een verhevener opvatting van zijn plich
ten dan Lodewijk XIV. Wat zijn fouten ook mogen
geweest zijn, hij bleef steeds trouw aan zijn begin
sel' „Wij moeten meer op het belang onzer onder
danen letten dan op ons eigen belang." En hij
spaart zich niet, om zijn ideaal van het koning
schap te verwerven. Vandaar in zijn particuliere le
ven die strenge etiquette, waarvan hij van des
morgens tot des avonds de slaaf was, die orde en
tucht, welke hij zich voortdurend oplegde en die de
den zeggen, dat men in geheel Frankrijk elk oogen-
blik van den dag kon zeggen, wat de koning van het
Fransche rijk deed. Vandaar ook zijn activiteit, die
zoo gunstig afstak bij die zijner opvolgers.
Lodewijk XIV zat eiken dag den Staatsraad voor,
ontving en behandelde persoonlijk de berichten zij
ner aanvoerders, gezanten, gouverneurs, en inten
danten, bracht dagelijks uren met zijn ministers
door. Stond op bepaalde uren in zijn paleis een ieder
te woord, die hem iets te verzoeken had. Maar ter
wijl hij gaarne advies inwon en ieder tot arbeid aan#
zette, nam hij de beslissingen uitsluitend zelf. Voor
een eersten minister, zooals de Fransche koningen
dien tot nu toe gekend hadden, was er thans geen
HET ONDERHOUD VAN GEËMAILLEERD IJZER
Geëmailleerd ijzer is ijzer waarop een laag emallle
is aangebracht.
Het onderhoud wordt hierdoor veel gemakkelijker
en het ijzer roest niet. Voor het onderhoud wordt
een klein verschil gemaakt tusschen voorwerpen die
met eten in aanraking komen en werkmateriaal.
Iedere dag wordt het geëmailleerd ijzer afgewas-
schen in een zeepsop, goed afgedroogd en nage-
glansd met een zachte doek. Bij een groote beurt
wordt er sodawater gebruikt. Hierin wordt eerst
het voorwerp vochtig gemaakt en dan wordt er ge
schuurd met Brusselsche aarde en een vochtige doek
Erge vuile voorwerpen worden schoongemaakt met
Ira of een ander keukenpoeder. Deze laatste zijn
iets scherper dan de voorgaande. Gebruik voor ge
ëmailleerde voorwerpen liefst geen metalen schuur-
bal, hiervan heeft het emaille veel te lijden.
Vuile voorwerpen worden eerst eenigen tijd ge
weekt in sodawater, of ze worden ermee uitgekookt,
daarna worden ze dan geschuurd.
Vuile tuiten van theepotjes en keteltjes worden
schoongemaakt met een tuitenrager. De voorwerpen
worden als ze schoon zijn nog nageboend met was.
Werkmateriaal wordt op dezelfde manier schoonge
maakt, alleen mogen hier roestvlekken uit gemaakt
worden met bleekwater en dat mag bij voorwerpen,
die met eten- in aanraking komen, niet.
Badkuipen.
Deze worden ook schoon gemaakt met zeepsop
of sodawater en Br. aarde of vim. Hierbij wordt dan
een badboender gebruikt waarmee ook goed de
J te Voifc ppn man als Goulbert bleef op rand schoongemaakt kan worden. De ring, die om
Slf 'nian De orinsen van den bloede ver- de afvoerpijp gemaakt is, kan van koper of nikkel
„Ik weet het niet" antwoordde Dick, „Ik was het
niet. Ik geloof dat u het zelf deed."
„Het zelf deed" herhaalde Paul verontwaardigd. x k
„Het is de een of andere kwade samenzwering. Het ellendige geschiedenis, Dick Waarom kon ie oo
ergste is" zei hij op klagelijken toon, „dat ik niet den steen niet laten liggen? Ifcjknu eens, watje
het er niet zoo naar vinden, als u er ook kwam.
Wat zou Grimby opkijken, als hij er twee zooals ik
zag. Toe ga mee."
Dat is belachelijke nonsens," zei Paul, „dat weet
je wel Wat zou ik op mijn leeftijd op school doen?
Ik zei je immers al, dat ik innerlijk dezelfde ben ge
bleven, ofschoon ik uiterlijk in elkaar geschrompeld
ben tot een ondeugende jongen. Kortom, het is een
het tweede plan. De prinsen van den bloede
wierven absoluut geen macht. De adel vormde al
leen een schitterende hofhouding, doch bleef ver
van alle invloeden op de staatszaken. Lodewijk XIV
koos zijn dienaren hoofdzakelijk uit de ontwikkelde
burgers. De koning alleen regeerde, had alle macht
en was in elk opzicht een absoluut heerscher.
KOUSEN WASSCHEN.
begrijp wie ik nu ben. Dick, wie ben ik?"
„U kunt mij niet zijn" zei Dick, „omdat ik hier
ben. En u bent ook uzelf niet. dat is duidelijk te zien
U moet toch iemand zijn, zou ik zoo meenen" voegde
hij er twijfelachtig aan toe.
.Natuurlijk ben ik dat. Wat bedoel je?" zei Paul
boos. „Het doet er niet toe, wie ik ben. Ik voel me
precies als altijd. Vertel me eens, wanneer je eenige
verandering begon te zien? Kon je het zien aanko
men of zag Je het ineens?"
„Het gebeurde plotseling, juist toen u aan het
spreken was over school en dat alles. U zei dat u
wenschte maar natuurlijk, kijk eens hier, het is
de steen geweest, die het deed."
„Steen. Steen? Wat voor een steen?" zei Paul. „Ik
weet niet wat je bedoelt?"
„Jt, dat weet u wel de Garudasteen. U hebt
hem nog in de hand. Ziet u niet? Het is toch een
veroorzaakt hebt, in welke moeilijkheden je me ge
bracht hebt."
U moest niet gewenscht hebben zei Dick.
„Gewenscht?" echode mijnheer Blinderston, „wel
zei hij, met een glimlach van terugkeerende hoop,
„natuurlijk daar heb ik nog niet aan gedacht. Het
is een steen die wenschen in vervulling brengt. Men
heeft hem maar vast te houden, veronderstel ik, en
dan hardop te zeggen, wat men verlangt, en dan
krijgt men het. Als dat zoo is, kan ik spoedig alles
weer in orde brengen door mij zelf weer in mijn vroe
gere gestalte terug te wenschen. Ik ik zal er later
om lachen, dat zal ik zeker."
Hij nam den steen in de hand en ging in een
hoek van zijn kamer staan, waar hij de woorden be
gon te herhalen. „Ik wou dat ik weer zooals vroeger
was, ik wou dat ik den man van vijf minuten ge
leden was, ik wou, dat dit allemaal niet gebeurd
was" en zoo ging hij verder, tot hij zeer opgewonden
len. en bovendien o, het Is volslagen ongerijmd. Hoe h«,;terirtjnitj_denjiteen tt^Unter^danïeg
„Ik deed toch niets o
kunnen er in den tegenowordigen tijd nog zulke din
gen als talismans bestaan. Vertel me dat eens"
„Er is iets met u gebeurd, is het niet? En dat moet
toch door iets veroorzaakt zijn," argumenteerde Dick
„Ik hield dat duivelsche ding vast, dat is zoo"
zei Paul. „Hier is het. Maar wat heb ik gedaan om
het in werking te stellen."
„Ik weet het" riep Dick uit. „Herinnert u het zich
niet? U zei, dat u wenschte, weer een jongen zooals
ik te zijn. En n ubent uh et, zooals u ziet, precies
als ik. Wat grappig, vindt u niet?" zei Dick „Maar wao ---- -- - pri
ik wil u wel zeggen, dat u zoo niet naar het kantoor waarbij je slechts een tornde Paul
kunt gaan. Ik vind dat u beter met mij naar Grimby „Dan isalles vergeefsche moeite bromde Paul
kunt gaan kijken, hoe het u daar bevalt. Ik zou „Wat moet ik nu in 's hemels naam doen. verzin
in zijn rechterhand had, zittende en staande, onder
alle mogelijke variaties, die hij kon bedenken, maar
er gebeurde absoluut niets en het eind was, dat hij
precies zoo jongensachtig en jeugdig bleeL
Het helpt niet" zeihij op het laatst op een mis-
mëedigen toon. „Het schijnt, dat die duivelsche
uitvinding er op de een of andere manier uit ver
dwenen is. Ik kan hem niet meer in werking stel-
l6n,Misschien" zei Dick, die den geheelen tijd vroolijk
was geweest, „misschien is het een van die talismans
Zwart wollen kousen.
Deze worden kort geweekt in lauw water en daar
na kunnen ze gewasschen worden in een lauw zeep
sop van houtzeep (wordt sunlightzeep genomen, dan
worden ze gauw vaal) Ook worden deze kousen
wel gewasschen in lauw water met zout. Ze mogen
vooral niet over de hand gewasschen worden, maar
het vuil moet er uit geknepen worden. Zijn ze
alsjeblieft wat, sta daar niet te lachen. Begrijp je
dan niet ,in wat een vreeselijke moeilijkheid ik ge
komen ben? Vernoderstel eens, dat je zuster of een
van de bedienden hier binnen kwam en mij zoo za-
SCAileen de gedachte al maakte Dick vroolijk. „Laten
we dat eens hebben" lachte hij, „wat zou dat grap
pig zijn. Wat zullen ze lachen, als wij het hen vertel
len." En hij vloog naar de bel.
Raak die bel eens aan, als je durft" schreeuwde
zijn. Ringen van koper worden schoongemaakt met
azijn en zand. Aan de nikkelèn heeft men niets
te doen.
W. C.'s.
Deze worden ook op dezelfde manier schoongemaakt
alleen wordt hiervoor een closetboender gebruikt.
Is de W. C. schoon gemaakt, dan is het wel goed,
om ze even te ontsmetten. Dit wordt gedaan met
een creolineoplossing. Er wordt wat creoline in een
bakje gedaan en hierbij komt zooveel water dat het
melkachtig wit en dun is. Dit wordt dan in het clo
set geworpen, blijft er eenigen tijd in staan en daar
na wordt het weggéspoeld.
Gootsteenen.
Deze moeten iederen dag nagespoeld worden met
heet sodawater, om het vet er zooveel mogelijk uit
te verwijderen. Verder moeten ze geregeld uitgebor-
steld worden met Br. aarde of Ira en zeepsop. Is de
gootsteen erg vuil dan mag in het uiterste geval wat
bleekpoeder gebruikt worden. Gebruik dat niet te
veel omdat het emaille hiervan ruw wordt en daar
door ook gauwer vuil is. Strooi de bleekpoeder er in
laat het even staan en borstel het weg. De koperen
ring wordt weer gedaan met azijn en zand.
ken In de hand, terwijl Paul zenuwachtig en vol
ongeduld wachtte. „Helpt het niet?" zei hij ten laat
ste op een treurigen toon, toen er niets gebeurde.
„Ik weet het niet" zei Dick kalm, „ik heb nog niet
gewenscht."
„Doe het dan dadelijk" zei Paul. „Doe het dadelijk,
we hebben geen tijd te verliezen, elke seconde is van
waarde, je rijtuig kan ieder oogenblik hier eijn.
Ofschoon ik op belachelijke wijze veranderd ben,
hoop ik toch mijn gezag als vader te behouden, en
Paul „Ik wil zoo door niemand gezien worden. Wat als vader verwacht ik dat je mij zult gehoorzamen,
ter wereld heef die schurk van een oom van Je er jongeheer."
toe gebracht om zulk een verschrikkelijk ding als dit
mee te brengen. Nog nooit in mijn heele leven heb
ik van zoo iets gehoord. Zoo kan ik niet blijven,
ik zou wel eens willen weten of dr. Rustard mij iets
zou kunnen geven om mij weer gewoon te maken.
Maar dan zal de geheele buurt het weten. Als ik niet
spoedig raad weet te schaffen, zal ik gek worden."
En hij stapte rusteloos de kamer op en neer met op
gewonden hersens.
Eensklaps zag hij een staraal van hoop, hoewel
een zeer zwakke, maar hij had toch hoop om aan de
gevolgen van deze dwaasheid te ontkomen.
Hij was wel genoodzaakt om vast te stellen, dat,
hoe onwaarschijnlijk en fantastisch het mocht schij
nen, er de een of andere verborgen kracht in den
Garudasteen zat, die hem in zijn tegenwoordigen
onpleizierigen toestand gebracht had. Het was ook
duidelijk dat de kracht van den talisman niet meer
op zijn bevel wilde werken.
Maar hieruit volgde niet, dat in de handen van
een ander de tooverkracht even machteloos zou blij
ven. In alle geval, zou het een proefneming zijn,
die de moeite wel waard was en hij liet er geen gras
over groeien om zijn denkbeeld aan Dick uit te leg
gen, die te oordeelen naar het glinsteren van zijn
zijn oogn en zijn opgewondenheid scheen te denken,
dat het wel eens zoo kon zijn.
„Dat wil ik wel eens probeeren" zei hij, „geef
hem mij."
„Daar heb je hem jongen, zei Paul, met een va
derlijk air, „Neem hem in je hand en wensch dat je
arme oude vader zichzelf weer is."
Dick nam hem op en hield hem eenige oogenblik-
,0, zeker," zei Dick onverschillig, „u moagt uw ge
zag behouden als u wilt."
„Doe dan wat ik je zeg, begrijp je dan niet, dat
he noodig is dat een schandaal zooals dat, niet be
kend wordt? Ik zou de risée van de stand zijn. Nie
mand moet weten, dat er ooit zoo iets gebeurd is.
Dat moest je zelf Inzien."
„Ja," zei Dick, die al dien tijd op een punt van de
tafel zat, zijn beenen heen en weer slingerende.
„Dat begrijp ik. Het zal goed komen. Ik ga onmid
dellijk wenschen en niemand zal er achter komen
wat hier gebeurd is."
„Je bent een goeie jongen" zei Paul op zijn gemak
gesteld. „Ik weet dat je het hart op de rechte
plaats draagt maar haast je."
„I denk," vroeg Dick, „dat als u weer gewoon is,
de zaken net als vroeger zullen gaan."
„Ik ik hoop het,"
„Ik bedoel dat u hier zal blijven en ik naar Grim
by zal gaan."
Natuurlijk, natuurlijk" zei Paul, „vraag niet zoo
veel dingen. Ik ben er vast van overtuigd, dat je
weet wat er gedaan moet worden. Wij kunnen ad
ders'elk oogenblik zoo gevonden worden"
„Dat is zoo" zei Dick.
„Ja, Ja, maar je talmt, zoo."
„U moet niet zoo haastig zijn" zei Dick, „u moest
het eens niet prettig vinden, nadat ik het gedaan
h6bWat gedaan?" vroeg mijnheer Blinedrston scherp
"Nu ik wilde het u eerst niet zeggen" zei Dick,
„u" zei, dat u een jongen zooals ik wenschte te zijn,
nietwaar?"