IB HDD. Buitenlamlseh Overzicht Risico verdoelen Historisclie overleveringen van Nederlandsclie plaatsen Velen zullen zich nog den held van „Köpenick" herinneren, den eerzamen schoenmaker, die zich In den Officiersuniform stak om de gemeentelijke au toriteiten van Köpenick te imponeeren en geweldig bij den neus te nemen. Er is van de hier bedoel de voorstelling i wederom in Duitschland) een re prise gegeven, zij het dan ook met een eenigszins gewijzigde ensceneering. De gemeentelijke autori teiten van het plaatsje Hindenburg ontvingen per telefoon de mededeeling, dat een huisvriend van den Rijkspresident von Hindenburg, een bezoek zou brengen aan de stad. De overste, zou het industrie gebied en de mijnen willen bezichtigen. De overste werd op den door hem aangegeven tijd van het sta tion afgehaald, door een vertegenwoordiger van het gemeentebestuur. Edoch, de overste bleek niet de algemeene ontwikkeling te bezitten, welke men van een overste, huisvriend van den president, meen de te mogen verwachten. De argwaan sloop dus het gemoed van den begeleidenden gemeentelijken amb teaar binnen en die argwaan groeide naarmate voortdurend meer het gebrek aan ontwikkeling bij den overste duidelijk werd. Men liet den man ech ter nog een nacht gerust slapen en met den nieuwen dag begon voor hem de ure der beproeving. Hij-werd (figuurlijk) gewogen en te licht bevonden. Hij bleek zelfs niet aanbevolen te zijn door den Rijkspresident. De recherche sloeg de handen aan den overste. Hij werd gefouilleerd en toen kwamen de papieren voor den dag van den arbeider Otto Jahn. Hij werd in de gevangenis gestopt, waar hij het op zijn zenuwen kreeg wellicht als gevolg van de ongewone inspan ning. Aangezien echter door deze „Köpenickade" nie mand eenige schade geleden heeft, en men het geval ook niet met een of andere politieke bedoeling in verband weet te brengen, is de pseudo overste weer op vrije voeten gesteld. Er is veel lawaai in de wereld, veel te veel zelfs, en het is te begrijpen, dat men er allerwegen op uit is het lawaai zooveel mogelijk te beperken. Heeft Edison niet beweerd, dat na verloop van eeni ge tientallen jaren het menschdom potdoof zal zijn van het lawaai? Alleen om dit te voorkomen al, moeten de pogingen om het lawaai te verminderen toegejuicht worden. Uit Singapore komt het bericht, dat men proeven heeft genomen om op spoorlijnen het geluid te dempen, en de trillingen te verminde ren door het aanbrengen van speciaal geprepareerde rubberplaten tusschen de rails en de dwarsliggers. De proef werd genomen op een kort baanvak en is zoo goed geslaagd, dat men haar ook op langer tra ject zal toepassen. Rijke perspectieven openen zich dan misschien voor de rubbercultuur en van over productie zal geen sprake meer zijn. Maar de mo gelijkheid zal misschien bestaan, afgedankt rubber, bv. van autobanden te gaan gebruiken voor het bovenbeschreven doel. In elk geval kan het hier bedoelde gebruik van rubber van invloed zijn op de wereldmarkt, en er zal misschien wat minder la waai in de wereld zijn. Het gaat toch met de vredesbedoelingen den goe den kant uit. Wij hebben hier het oog op de Fransch Duitsche toenadering, die belichaamd is in de uit wisseling van Fransche en Duitsche schooljongens of -meisjes, zooals die heeft plaats gehad. Duitsche jongens en meisjes hebben een maand in Frankrijk doorgebracht, en Fransche scholieren zijn nu in Ber lin aangekomen. Het is nog niet eens zoo heel lang geleden, dat melding gemaakt werd van den inhoud van boekjes, welke op scholen gebruikt werden, en waarin, zooal niet kwetsend, dan toch op weinig waardeerende wijze over de Duitsche en Fransche naburen gesproken werd. Wat nu geschiedt, is on eindig veel beter. Kan er iets meer bevorderlijk zijn aan den vrede, dan het bij elkaar brengen van de jeugd uit verschillende landen? Wie de jeugd heeft heeft de toekomst, en misschien ook den vrede. Of het juist noodig is, voor het bereiken van het doel, dat de jongelui officieel op het ministerie van Buitenlandsche zaken ontvangen werden (in te genwoordigheid van Briand) dat is nog de vraag. Men kan ook te gewichtig doen. Plaatselijk Nieuws ÓUDKARSPEL. DE JAARLIJKSCHE FEESTEN VAN DE VEREEN. VOOR VEREDELING VAN VOLKSVERMAAK. Reeds een aardig aantal jaren worden door deze vereeniging gedurende de kermisdagen feesten ge organiseerd, die zich steeds in een goede belang stelling mochten verheugen. Het doel van deze vereeniging uiteen te zetten, zal niet noodig zijn, omdat de naam reeds voor zich zelve spreekt. De vereeniging stuurt op een goed doel aan. Wanneer dit stukje verschijnt, dan staan we aan den vooravond van de feesten, die dit jaar in het teeken van de wielersport zullen staan. Reeds eenige malen hebben wij hierover geschre ven, maar toch willen wij, waar morgen deze ren nerswedstrijden worden gehouden, hierop nog eens met nadruk de aandacht vestigen. Er bestaat in Amsterdam een groot enthousiasme in de vereeniging „Olympla" om naar Oudkarspel te trekken en daar het kunnen van de renners te de- monstreeren. En zeer begrijpelijk, wanneer men weet dat pas het wegkampioenschap van Nederland is behaald en tevens een der leden den titel van kam pioen van Nederland heeft weten te bemachtigen. De renners zullen des morgens per fiets en per boot van Amsterdam vertrekken. De wedstrijden vangen des namiddags om 2 uur (wett. tijd) aan. Maandagavond wordt door de zoo zeer bekende tooneelvereeniging van Bergen „de Maskerspelers" ,een opvoering gegeven van het blijspel in drie bedrij ven „De Distel" van Paul Saudek. Zeker staat hier een mooie avond te wachten het stuk is heel mooi en de tooneelspelers zijn goed aan wier handen de uitbeelding van de diverse rollen ten volle is toevertrouwd Zeker mag men ook hier iets bijzonders verwach te aanvang voor dezen avond is gesteld op 8 uur (WOD Dinsdag worden de traditioneele kinderwed strijden gehouden, voor leerlingen van de openbare lagere school uit deze gemeente en voor kinderen uit deze gemeente die de r.k. scholen te Noordschar- W voor ^Menwedstrijden is weer ee„ groot NU.*! prijzen beschikbaar gesteld, zoodat menig kinder- handie dien dag gevuld kan worden. Tevens willen wij langs dezen weg de kinderen er nog op attent maken, dat zij om half twee op het feestterrein aanwezig moeten zijn. AnmxrfiK! Laten wij hopen dat morgen Zondag 17 Augustus het geheel door een mooi helder den beschenen en het sportterrein geheel bezet zal zijn met belangstellenden. m mm De wedstrijden zijn het ten volle waard, en men zal er schitterend op, de grasbaan kunnen zien rijden. Men verzuime dan ook niet, deze feesten ook dit jaar weder bij te wonen. Der vereeniging zij bij voorbaat veel succes toe- gewenscht. Voor nadere bijzonderheden leze men de adverten tie. Nieuwstijdingen UITBREIDING VAN DEN TUINBOUW. Mede door de slechte uitkomsten van het veenko loniaal landbouwbedrijf heeft de tuinbouw zich in de omgeving van Coevorden en Hardenberg geweldig uitgebreid. Daar het verleden herfst niet vlotten wil de met het sluiten van contracten voor den verbouw van doperwten heeft men groote oppervlakten met boonen gezaaid. Men was zoo gelukkig met een Duitsch conservenfabrikant waarmede men al meer zaken gedaan had en op prettige wijze, een contract te kunnen sluiten voor den verbouw en levering van 100000 kilogram pronkboonen tegen den prijs van 8 cent per kilogram. Thans echter zijn ook in Duitschland de boonen goedkoop, zoo goedkoop zelfs, dat genoemde fabri kant beweerde, dat hij in Holland nog duurder uit was, wanneer hij de boonen voor niets kreeg, als wanneer hij ze in Duitschland ging koopen. Hij wei gerde dan ook op meerdere gronden de boonen te ontvangen, welke weigering hij juridisch heeft ge tracht te fundeeren, maar uit zijn beweringen bleek wel, dat hij het contract niet wenschte na te komen vanwege de finantieele bezwaren daaraan verbonden Dit zal thans een proces worden, want de vei- lingsvereeniging „Coevorden en Omstreken" welke genoemd contract sloot zal het er niet bij laten zit ten, maar intusschen wordt de veiling te Coevorden overvoerd met boonen, zoodat de opbrengst nauwe lijks voldoende is om het plukloon te betalen. Er zijn zelfs tuinders, die de boonen niet meer gaan plukken en anderen die ze aan het vee gaan voeren, omdat men niet weet waar men er mede heen moet. Men is nu bezig, gebruik makende van de relaties, die vele tuinders in deze omgeving althans eenige leden van de veilingsvereeniging in Duitschland heb bên, om de boonen in Duitschland te plaatsen, maar men twijfelt er algemeen aan of deze pogingen wel met succes bekroond zullen worden, gezien de lage prijzen voor boonen in Duitschland zelf. Voor den nog jongen tuinbouw in deze streken is dit wel een tegenvaller en ook voor de veilingsver eeniging welke de verbouwers bij den aankoop van stokken, enz. heeft geholpen, terwijl thans het pro duct weinig opbrengt, en den afzet haar zeer veel geld kost. Erger is echter dat de contractbouw, waar men in deze streken veel aan doet, in discrediet is geraakt en men aan de gesloten contracten geen groote waarde meer toekent, zoodat meerdere begin nende tuinders zich zullen terugtrekken en men dus de bron, waarvan men verwachtte, dat die meer dere welvaart in deze streken zou brengen, teleur stelt. DE REGENMAKERIJ. Daar bij de laatste proefnemingen van den heer Veraart door vele hoogst betrouwbare personen be langrijke resultaten zijn waargenomen, welke aan de aandacht van anderen zijn ontgaan, zal voor de volgende vlucht, welke Donderdag 28 Augustus tus schen 5-6 uur boven Scheveningen gehouden wordt een filmopname worden gemaakt. Men wil op deze wijze de belangstellenden in Nederland en die in het buitenland welke niet persoonlijk tegenwoordig kunnen zijn, overtuigen, Bij de aanstaande vlucht zullen, behalve de F 9 en de F 8, welke Donderdag Jl. plm. 3000 kilogram ondergekoeld ijs vervoerden, nog twee andere toestellen van de K.L.M. waarschijn lijk van het type F 8, worden benut zoodat in totaal ongeveer 5000 kilogram ondergekoeld ijs zal worden meegevoerd. Ook ditmaal verleent de Nederl. regee ring weer een belangrijke steun. Tenslotte zij er op gewezen, dat is komen vast te staan, dat toen de F 9 en F 8 op Donderdag 7 Aug. jl. te circa 4.50 uur via het Laakkwartier en Rijs wijk naar Waalhaven terugvlogen, na het laatste ijs te 4.45 te hebben uitgeworpen, tusschen 4.55 uur en 5.05 uur één der uit zee aandrijvende wolken- groepen zich boven Rijswijk heeft ontlast, de eer ste en de laatste op dien namiddag. Ook dit laatste ijs was op genoemd tijdstip op de wolken boven de zee uitgestort. Gisteravond werd op den Rijksstraatweg te Was senaar de arbeider Middag, uit den Haag, toen hij op de fiets de Raaphorstlaan uitkwam, door 'n auto overreden, nl zeer ernstigen toestand is hij naar den Haag vervoerd. Er is bij velen onzer tuinbouwers een niet te ont kennen pessimisme. Het loopt dit jaar geweldig tegen, én met het ge was èn met de marktprijzen. Stond het er met de winterkool in den aanvang nog zoo slecht niet voor, op eenmaal werd het gewas schier een prooi van de bekende ziekten. De enorme regenval in de laatste weken heeft het kwaad nog verergerd en velen vra gen zich af, gezien den toestand op de akkers: wat moeten we bouwen op onze akkers in het Ambacht? Aan de marktprijzen, beïnvloed als ze worden door algemeene depressie, valt weinig of niets te doen. Toch meenen we, dat het geen zin heeft, in pes simistische zwartgalligheid neer te zitten. Zeker, den werkelijken niet rooskleurigen toestand verdoe zelen, treft evenmin doel. Wat zullen we d,oen en wat leert ons 1930? Dat zijn vragen, die allen bij den tuinbouw betrok ken, bezig houden. Onder ons zijn bij uitstek practische menschen. aan deskundige voorlichting ontbreekt het evenmin. We willen maar zeggen, dat het inderdaad aanbe veling verdient het vraagstuk van de bestelling van den akker voor het komende seizoen ter dege onder de oogen te zien. Want het is niet te ontkennen, dat de oude koolak kers, door koolmoeheid, gekenmerkt door allerlei on gemak in het gewas, een veel te gering beschot op leveren. En evenmin kan worden weersproken, dat de kool- bouw op versche akkers in diverse polders in Noord holland met veel gunstiger resultaten kan worden beoefend. We weten zeer wel, dat vaak geredeneerd wordt: och. het eene jaar is het andere niet. Draaiers en vallers komen elk jaar in de kool voor. Het zijn de weersomstandigheden die den graad van het onge mak beheerschen. En men krijgt allerlei gevallen te vernemen, van koolplanten afkomstig, afkomstig van dezelfde baan, op denzelfden dag geplant op akkers, naast elkaar gelegen, met het zeer merkwaardig geval, dat er op den éénen akker een goed, op den andere een I treurig oogstresultaat werd behaald. We geven gaarne toe, dat er in de natuur soms, ja, vaak zelfs onverklaarbare gevallen voorkomen, doch het neemt piets af aan het feit, dat over het algemeen genomen, de koolbouw op die Qude kool akkers een te riskant bedrijf is geworden. Een van de grootste moeilijkheden is nu, wat moet er voor in de plaats komen. Het land is zoo versnip perd, dat aanleg van wei ondoenlijk is te achten, afgedacht nog van te geringe opbrengst van een dergelijk veranderde cultuur. Hetzelfde bezwaar kan worden ingebracht tegèn verbouw van halmgewas sen ,al kunnen op enkele minder versnipperde ak kers voor verversching haver of ook erwten Uitne mend dienst doen. Edoch, in het groot zal en kan van dit alles wel geen sprake zijn. Het is daarom dat we op een drie tal andere gewassen de aandacht willen vestigen, al geven we grif toe, dat tegen elk gewas bezwaren kunnen worden ingebracht. Doch we meenen, dat 't op goed geluk af maar weer koolplanten zetten, op nog veel ernstiger bezwaren stuit. Allereerst noemen we BLOEMBOLLEN. De omstandigheden, om thans met deze cultuur te beginnen, zijn bij uitstek gunstig en wel door het feit, dat het plantgoed aan betrekkelijk geringen prijs èn zeer gemakkelijk is te krijgen. Aan de Broeker veiling kan men terecht. Het is voor den beginner allicht moeilijk, om te komen tot een keus onder de vele soorten, doch het lijdt wel geen twijfel of de „bollenmenschen" zullen gaar ne bereid zijn, in dezen van advies te dienen. Maar komt er geen overproductie, staat ook hier de malaise niet voor de deur? hooren we vragen. We zouden willen antwoorden, dat vrees de al lerslechtste raadgeefster is, vooral in een tijd, als we thans beleven. En in de tweede plaats zal er wel niemand zijn, die, bij wijze van spreken, alle eieren onder één kip legt. Het geldt hier risico verdeelen, wat de winstkans vergroot. En daarom verdient het aanbeveling, on der de thans gunstige omstandigheden, aan deze cultuur te beginnen. In de tweede plaats durven we, ook na het slech te uienjaar 1929, de aandacht vragen voor dit ge was. Hierover behoeven we niet uit te weiden. Als derde aanbevelenswaardige cultuur, die op wat ruimer schaal kan worden toegepast, noemen we de verbouw van witvleezige late aardappelen. Als we ons niet vergissen is op deze teelt al eens vroeger gewezen, edoch, zonder merkbaar resultaat. Toch verdient deze verbouw o.i. ernstige overweging; de Duc-soorten zijn vrijwel bestand tegen de gevreesde aardappelziekte en zoowel het vorig jaar als nu is er voor landen „overzee" voldoende afzet voor goede prijzen. Inzondeheid in de Streek en omgeving worden heel wat akkers met deze aardappelsoorten beplant en het is wel opmerkelijk, dat zij aan den Langen- dijk zoo weinig voorkomen. We geven deze gedachten ter overweging. Het voor deel is, dat deze midelen vrijwel door allen, wijl er weinig kapitaal mede gemoeid is, kunnen worden aangewend. Hoezeer de wetenschap ook vordert, hoezeer onze geleerden steeds meer doordringen in de geheimen die de natuur en de beheerschers der natuur voor ons verborgen houden, toch weten wij van het ont staan van de aarde en van den ouderdom van de aarde weinig, in elk geval weinig vaststaands af. Maar wel weten wij, dat, berekend naar den vermoe- delijken leeftijd der aarde, slechts een korte spanne tijds van ons immers niet meer dan enkele eeu wen gescheiden, menschen hebben geleefd, die anders waren dan wij, anders gevormd van uiterlijk en anders denkend van innerlijk. Menschen, die zich moesten behelpen met het prmiticfste,' dat de aarde hun schonk; die de verfijning van de tech niek niet kenden, zelfs niet bevroeden. Het is uit die tijden, de tijden van de oudste bekende bewoners ook vanons land, dat stammen de Hunnebedden, die en kele, nog overgebleven groote steenklompen, die voor al in Drente worden aangetroffen. Het is uit die tij den ook, dat stamt de beteekenis van het Uddeler meer, waaraan zoovele sagen en legenden, en bij kans spookachtige geschiedenissen zijn verbonden. Hofdijk, de kundige historieschrijver, heeft ons eens gevoerd temidden van het leven dezer eerst be kende volken. Zij woonden reeds niet meer in de onderaardsche woningen, die van vroeger vermeld zijn, zij verbleven in hutten, ruwe, van boomstam men, vlechtwerk en riet vervaardigde hutten, die, in zeker aantal bij elkaar gebrocht, een stam of een familie vormden, waaruit zich langzamerhand zou den vormen volksstammen, daarna gehuchten en steden, daarna provinciën en landschappen, en ten slotte de landen, gelijk wij die thans kennen. De haardos was toen heel wat anders dan tegenwoordig; zij zou in de oogen van onzen tijdgenoot woestheid hebben getoond, die in werkelijkheid niet aanwezig was. De vrouwen en de oude mannen en de kinderen bleven thuis; zij deden het «handwerk; zij kookten het eten; zij vervaardigden ook die kunstige voor werpen van huiselijk gebruik, die in klein aantal hier en daar zijn opgegraven en nu in de musea nog bewondering wekken, vooral wanneer men bedenkt over hoe geringe middelen werd beschikt om deze te vervaardigen. De mannen gingen op de jacht. Zij schoten het wild, noodig 'voor het voedsel. De jacht in onze lage landen was in die dagen heel wat anders dan te genwoordig. Het land was, niet alleen in het Westen zwaar beboscht; die bosschen werden slechts zelden door begaanbare paden en wegen doorkruist, alles verkeerde nog in een staat van woeste maagdelijk heid. De jager moest zich zijn weg zelf zoeken; kon nauwelijks vooruit blikken, en kon tevoren niet bevroeden welke gevaren hem bedreigden. Want niet als thans waren het slechts onschuldige dieren, die daar in deze bosschen ronddwaalden; het waren ook wolven en beren, het waren in het wild opge groeide stieren, varkens en wat al niet meer, die zich dikwerf geenszins vreesachtig toonden om den man aan te vallen, en die daarbij niet werden be vochten met de vreeselijke wapenen, welke de mensch thans tegenoverstellen kan. Men denke zich zulk een jacht. Hofdijk heeft ons die in een eenvoudig verhaal eens geschilderd. De jager gaat er op uit; hij is niet bevreesd; hij kent de gevaren van het .woud: Hij zou zich wellicht be vreesd gevoelen in onze tegenwoordige straten met luid klingelende fietsen, met snorrende auto's, met lawaaiende trams. Hij zou de onverschrokkenheid van onzen tijdgenoot hebben bewonderd, die zich temidden van dit bewegen begeeft; elke dag, eiken, keer opnieuw, en die vertrouwt op het juiste func- tionneeren van de velerlei ingewikkelde machinerie- ë,n die de snelheid, het stilstaanvermogen van auto's en rijwielen bepalen. Hij is op prooi belust, maar niettemin let hij op. En plotseling is het een niet dagelijks voorkomend geluid dat zijn aandacht trekt Hij sluipt nader in de richting van het geluid, en hij ziet het ongekende schouwspel, dat een ruige beer en een zwaar gehoornde stier, die elkander ont moet hebben, elkander bekampen met al de woede, die er in deze dieren is. Hij slaat het schouwspel ga de, met belangstelling, met dien eigenaardigen wel lust voor wederzijdsch geweld, die in onzen tijd wel licht niet meer, en zeker niet in zoo sterke mate, bij allen wordt aangetroffen. Op het laatst delft de stier het onderspit; de machtige klauw van den beer klooft hem den kop en ontzield valt hij neer. Niet lang heeft de jager tijd om te overwegen wat hij doen zal; den beer te laten aftrekken en dan den hem gemakkelijk ten deel gevallen buit van het doode lichaam van den stier tot zich nemen, of wel, met de hem ter beschikking staande middelen den beer aanvallen en dezen buit voegen bij den andere. Niet lang, want de beer, door zijn reuk op de nabij heid van den mensch opmerkzaam geworden, ziet hem in den boom, waarin hij is geklauterd. De beer klautert hem na, heeft hem spoedig bereikt, slaat zijn klauw in de dijbeenen, die hij nog juist bereiken kan. Op dat zelfde oogenblik en voordat hij ne- derstort, heeft de jager zijn bijl met een forschen slag in den kop van den beer geslagen; zoo forsch dat deze ter aarde valt en zijn doode lichaam voegt bij dat van den juist overwonnen stier. Door bloedverlies geheel uitgeput, ontzield, vin den de mannen van zijn stam den jager over wiens uitblijven vader, moeder, vrouw en kind zich reeds ernstig ongerust maakten. Zij dragen hem naar de hut en bij den ingang wordt zijn lijk neergelegd. Gillend, zich de haren uit het hoofd rukkend, heeft de vrouw zich neergeworpen op het hart, dat opge houden heeft te kloppen. Met de nagelen zich den boezem openrijtend, knielt de oude moeder bij hem neer en beklaagt zich, dat de steenen kruik, die zij dienzelfden ochtend met groote kunstvaardigheid heeft beëindigd, zal dienen om zoo straks de asch van den zoon te bevatten. De vader en de reeds den mannelijken leeftijd naderenden zoon van den ver- slagenne staan daarnevens. Ook hen is de smarte hoog gestegen, maar zij zijn mannen, zij mogen die smart niet toonen, bij hen ware dat eenlafheid, want de man bezwijkt voor niets dan voor den dood. De vrouwen uit het gehucht klagen en schreien luid met de vrouwelijke verwanten van "den doode; de mannen betoomen zich alleen, maar dat is geen gevoelloosheid; dat is wat zij hun plicht achten. Zij doen de belofte, dat de steenen lijkheuvel hoogzal oprijzen, opdat die ver zal kunnen worden gezien over de vlakte als een getuigenis voor de dapperheid van den verslagene, wiens stof er onder zal rusten. Zij zijn reeds uitgegaan om te zorgen, dat de uit vaart plechtig en prachtig kunne geschieden. Zij verzamelen droog dennenhout, in genoegzamen voorraad om er een hooge mijt van op te richten. Nog voor de zon geheel is ondergegaan, rijzen de knetterende vlammen uit den harsigen houtstapel. Deze werpen lichtglimpen op allen, die daar rondom heen verzameld zijn. En naarmate het licht van den hemel afneemt, neemt dat van de vlammen toe, en het wilde misbaar, dat de vrouwen bij den brand stapel maken, zou ons ongetwijfeld huiveringwek kend in de ooren hebben geklonken, maar was in dien tijd slechts in overeenstemming met de mate van smart, die jegens den overledene gevoeld werd. Nog voor het middernacht is, is van den krach- tigen man van dien ochtend niet meer over dan een hoop asch, die verzameld wordt om in de vaas van de oude moeder te worden bijeengebracht. De plechtigheid nadert haar einde. Op een pla veisel van keien wordt deze lijkbus neergezet. Groote granieten en andere blokken, met forsche mannen kracht daarheen gerold, worden in een langwerpig vierkant, als een soort steenen kamer, rondom ge plaatst. ,De openingen worden met grootere en klei nere steenen dichtgestopt. Langs de aarde, tegen de buitenwanden heuvelvormig. opgehoopt, worden nu ontzaglijke granietklompen naar boven gewenteld om tot deksteen te dienen en het gewelf te worden voor wat van elk dezer stammen een reuzengraf is, dat geslachten achtereen vermelden zal, dat hier een dergenen rust, die zijn broederen is voorgegaan in den langen nacht. Men vindt deze zgn. Hunnebedden, die even vele grafheuvelen zijn, over geheel de Drentsche heide verspreid. Vermoedelijk zijn zij ook elders geweest, maar hier zijn zij het best bewaard gebleven. Het reusachtigste is bij Borger, de ontzaglijke deksteen is de zwaarste granietklomp van alle en wordt be rekend op een gewicht van 50.000 Nederlandsche pon den. Bedenkt men, dat geen hefwerktuigen den stammen ten dienste stonden om deze graven aldus op te bouwen, dan moet men wel gelooven, dat de geslachten van vroeger- over heel wat grootere krach ten beschikten dan de normale mensch tegenwoor dig kan aanwenden, en dan kan men in de won- derkrachtmenschen die zoo nu en dan in circus sen en elders optreden, slechts zien de rechte afstam melingen van deze bewoners uit den oertijd. In din- zelfden oertijd moet het geweest zijn, dat het Udde ler meer, en de daaraan gebouwde Hunneschans leefden gelijk zij sedert eeuwen geen leven meer hebben gekend. Zeker, de Hunneschans behoort voor degenen, die ons land kennen, tot de mooiste plekjes die wij ons herinneren. De Hunneschans heeft in de dagen van Koning Willem I menig groot jachtgezel schap bijeen gezien, en is ook gedurende de regee ring van Koning Willem II het middelpunt geweest van de valkenjachten, die deze weer deed aanvan gen. Maar na het afloopen van zulk een dag lag de Hunneschans daar stil en verlaten gelijk voorheen. Met niets dan herinneringen van vroeger dagen, toen de priesterscharen van de eerste volken, die ons land bewoonden, daarlangs trokken. Zij hadden de wit besneeuwde slapen bekranst met eikenloof, en jeugdie outerknapan liepen met toorts- en fakkel licht voor hen uit. Midden in den kring, dien zij vormden rees het altaar van de offerande, uit een voudige zoden opgebouwd, dat door het maanlicht, in welks schijnsel zich de plechtigheid voltrok, vr- dig werd beschenen. Ernstig zwijgen heerschte onder het volk, dat zich rondom het perk van het heilig dom had geschaard. Ernstig en dof, omdat men dien de af te wachten of het offer, aan de goden aan geboden, voldoende z»u zijn om hun toorn van het volk af te wenden. Een blanke woudstier diende tot offer; nadat drie ommegangen waren volbracht, greep een steenen offermes in, werd het kostelijk bloed opgevangen en het ruige en druppelende hoofd op het offerbolk gelegd. Zang klonk monotoon te midden van doodelijke stilte; de priesters zegden hun gebeden, het volk mompelde ze na. En bleken de teekenen gunstig, kon de preister verkondigen, dat het offer was aanvaard, wel, schetternd klonk op het gejuich, groot was de dankbaarheid, en roezig was het drinkgelag, dat er op volgde. De plaatsen, waar de priesters van de Batavieren, de Kaninefaten en alle deze andere volksstammen, die de lage landen aan de Noordzee in het begin der Christelijke jaartelling bewoonden, verbleven, zijn ons nauwelijks bij benadering bekend Zij moeten voor wat het volk van Claudius Crvïïfs en Brinio aangaat, gelegen zijn geweest ergens op een van die plekken, die thans onderdeel van een druk bewoon de, door beschaving geheel veranderde wereld uitma ken Wellicht is het thans een eenvoudig moestuin tje, een klein café, dat de plek herbergt, waar eens een der wijze vrouwen, aan wie Claudius of Brinio raad kwam vragen, huisden. Het Uddeler meer ech ter is een plek, waarvan het historisch vaststaand is, dat daar, terwijl de galdde waterspiegel het blee- ke maanlicht weerkaatste, offeranden werden ge bracht!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 3