Gemeenteraad OUDKARSPEL Molen van Piet- Moulin Rouge li m imm 28 n. 1930 Dinsdagavond 8 uur vergaderde de Raad van bovengenoemde gemeente in voltallige zitting ten raadliuize, onder voorzitterschap van den Édel- achtbaren heer A. J. Wijnveldt, burgemeester, tevens secretaris De voorz. opent de vergadering met een woord van welkom aan leden en pers. De stemmingen zullen aanvangen bij weth. Jb. Kroon. Alvorens tot afwerking der agenda over te gaan, verzoekt de heer Jb. de Boer, ingevolge art. 20 'van het reglement van orde, eenige vragen te stellen over de Spoorstraat. Daar geen der leden hiertoe een'ig bezwaar heeft, deelt Z,.Ei.A. mede, dat na de afwerking der agenda hiertoe alle gelegenheid is. Hierna volgt de vaststelling der notulen der vorige vergadering d,d. 31 Juli 1930. De Voorz. doet de navolgende mededeelingen a. Van Ged. Staten dezer provincie goedge keurd terugontvangen het raadsbesluit tot wijzi ging van de gemeente-begrooting voor het dienst jaar 1929; b. Dankbetuiging van den heer P. Dekker voor de verleende kwijtschelding van de huur over 1930; c. Dankbetuiging van het bestuur der Gym nastiekverenigingen „Heyrcules en Hygiéa" voor de verleende subsidie; Dit schrijven wordt door den voorzitter voor gelezen. d. Idem van het bestuur der afd. Noordschar- woude van het Instituut voor Arbeidersontwik keling. e. Dat de Commissie van beheer der Licht be drijven heeft besloten nog niet tot kabileering over te gaan, doch een rapport van het P.E.N. af te wachten; f. Dat B. en W. ter kennis van gegadigden hebben gebracht, dat oude schoolbanken te koop zijn voor f 1.50 per stuk. Het zijn alle overcom plete banken, welke voorloopig, met goedvinden van kerkvoogden, in het koor der Ned. Herv. Kerk zijn geborgen. 'Do ruimte tot berging wordt echter te klein, waarom wordt geprobeerd deze banken op te ruimen. Alle bovengenoemde stukken worden voor ken nisgeving aangenomen. Na het verschijnen der agenda is nog inge komen het verslag van de Vereeniging tot be vordering van het Vakonderwijs in Westfries land. Wordt ter inzage gelegd. Voorstellen van B. en W.: 1. Wijziging van het belastingstelsel in ver band met. de nieuwe wet op de financieele ver houding tusschen rijk en gemeenten. De navolgende voordracht is door B. en W|. samengesteld en den Raadsleden toegezonden. De wijziging in het belastingstelsel door het inwerking treden van de wet van 15 Juli 1929, Stbl. 388, houdende herziening van de Financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten. De totstandkoming van de wet van 15 Juli 1929, Stbl. 388, houdende herziening van de Financieele Verhouding tusschen Rijk en Gemeenten, maakt wijziging van het gemeentelijk belastingstelsel noodig. Deze wet streeft er naar om de groote verschil len in belastingdruk tusschen de onderscheidene Als ik 100 meter afgelegd heb op de warme asfalt weg stopt eigener beweging een auto naast mij. De chauffeur trekt de deur reeds open en vraagt waar ik heen wil. Hij brengt mij op mijn verzoek ten spoedigste naar Maubeuge. Maar als ik eens om mij heen kijk en zijn uiterlijk, zijn pet vooral opneem, kom ik tot de conclusie dat ik hier met één van de grootste vijanden van den autoparasiet te doen heb, n.l. met een taxi-chauffeur. Dat kan een leuke scène geven in Maubeuge. Ik neem mij voor de on wetende te spelen en prevel, nadat hij op het markt plein gestopt heeft, en het portier voor mij heeft opengemaakt, iets van: dank U ten zeerste en tot wederziens! Groot is mijn opluchting als hij, glim lachend, eenvoudig antwoordt: „Au revoir"! Het blijkt niets dan een Franschbeleefde vriendendienst geweest te zijn! Maubeuge is een klein provinciestadje. Het is een vesting, net als Naarden, altijd zoo'n beetje het slachtoffer geweest van de kwellen de forten om haar heen. De Sambre, de voornaamste zijtak van de Maas, stroomt er met een paar luidruchtige stroomversnellingen door. Er Hij n genoeg hotels, maar die zijn allemaal vol op één dure kamer na, in hotel de la Poste, die men voor mij heeft vrijge houden. Ik wandel het stadje een paar keer door, drink een biertje met een gemoedelijken Vlaam,, die evenwel gauw weer naar huis moet, noteer het adres van het Crédit Lyonnais, waar ik morgen mijn geld zal gaan wisselen en verdwijn dan schielijk onder de koele lakens, teneinde krachten op te doen voor de zware dagen die mij nog wachten. Het ontwaken is eigenaardig. Ik hoor buiten twee vrouwen kijven en ben er, al doezelend, volstrekt zeker van, dat ze Hollandsch spreken. Ik versta dui delijk: „denk je dat ik gek ben, dacht je soms dat ik daarin zou loopen"? maar als ik door het open raam naar buiten kijk, blijken het twee rasechte Fran?alses te zijn, van wier hooggaande ruzie ik niets versta. Toch treed ik als arbiter op, want zij j gaan natuurlijk direct gezamenlijk mij uit staan lachen en vertrekken vervolgens arm in arm, als de beste vriendinnen, naar huis. Nadat ik wat geld gewisseld heb, koop ik voor een nieuw vodje papier ter waarde van 50 cent een overvloedig ontbijt en gebruik dat buiten Maubeuge, op een grooten keisteen gezeten. Het is alweer niet druk, maar men stopt gewilliger dan gisteren. Ieder een gaat echter juist niet den kant van Avesne, mijn richting, uit. Eén heer komt met uitgebreide Michelin-kaarten voor den dag en legt mij tot drie keer toe nauwkeurig uit waarom zijn plaa.ts van bestemming niet in mijn richting ligt. Als ik hem eindelijk heb weten over te halen en in vredesnaam maar zonder mij te vertrekken, nadert het groote oogenblik van mijn heenreis. Er komt om de hoek een groote toerauto aansuizen. Ik zie een chauffeur in livrei en achterin een mijnheer en mevrouw. Rijk aan ervaring op dit gebied wensch ik de eer voor dit maal aan mijzelf te houden en steek zelfs geen hand uit Toch stopt de wagen, 50 meter verder met Hieerdoor zal de gemeentelijke Inkomstenbelas ting-inbegrepen de gemeentelijke opcenten cp de Rijksinkomstenbelasting komen te vervallen en zal deze in gematigden vorm, samengevoegd onder den naam „gemeentefondsbelasting" door het Ryk wor den overgenomen. Tevens wordt gesticht het ge meentefonds, waarvan de inkomsten onder de ge meenten worden verdeeld; na hieruit aan de ge meenten een gedeelte der jaarwedden van Burge meester en Secretaris te hebben vergoed. Als inkomsten van dit fonds zullen gelden: a. de opbrengst eener directe belasting naar het inkomen, welke onder den naam van gemeente- fondsbelasting door het Rijk wordt geheven, welke in de plaats treedt van de Gemeentelijke Inkom stenbelasting (met inbegrip van opcenten op de Rijksinkomstenbelasting) b. 50 opcenten op de Vermogensbelasting. c. Een bijdrage uit 's Rijks Schatkist van f20 millioen. d. Het voordeelig saldo van het laatst afgesloten dienstjaar. De gemeenten ontvangen uit het fonds over elk jaarlijksch tijdvak van 1 Mei—30 April: a. Eene uitkeering ten bedrage van 75 pCt. van de jaarwedden van den Burgemeester en den secre taris, volgens de regeling geldende op 1 Januari 1931, welke uitkeering een bedrag van f3000.— niet te boven gaat. b. Eene uitkeering per inwoner der gemeente op 1 Januari aan het bovenvermelde jaar vooraf- De opbrengst van het gemeentefonds wordt be groot op f 92 millioen. Door de verhooging van de bijdrage in de jaarwedden van den Burgemeester en den secretaris moet worden beschikt over f 2000000.—. Door toepassing van de in art. 4 der wet aan gegeven formule, zal dus vervolgens onder de ge meenten te verdeelen blijven, naar schatting f90 millioen. Uit deze formule blijkt, dat hoe hooger de uitga ven voor politie, onderwijs en armenzorg zijn, van welke kosten in Uwe vergadering van 27 Juni 1930 mededeeling is geschied, des te hooger de uit keering voor de gemeente uit het fonds is. Ingevolge de garantiebepaling van art. 6 der wet bedraagt de uitkeering per inwoner volgende de nieuwe wet in geen geval minder dan de uitkee ring, welke genoten werd ingevolge de wet van 24 Mei 1897. Zooals Uwe vergadering bekend zal zijn is de ge middelde opbrengt der gemeentelijke Inkomsten Belasting over de belastingjaren 1926/'27, 1927/'28 en 1928/'29 door Gedeputeerde Staten dezer provin cie voor onze gemeente bepaald op f24.081.20. Blijkens mededeeling van den Minister van Fi nanciën en Binnenlandsche Zaken en Landbouw, U bereids medegedeeld, is de uitkeering per inwoner, bedoeld in art. 3 onder b. van bovengenoejnde wet, voor deze gemeente voorloopig geraamd op f8,2937. Het aantal inwoners op 1 Januari 1930 bedroegd 1832, zoodat aan de gemeente uit dien hoofde zal worden uitgekeerd 1832 x f 8,2927 is rond f 15000.—. De grondslag voor de heffing van de Gemeente fondsbelasting is het zuiver inkomen, vastgesteld naar de regelen van de Wet op de Inkomstenbe lasting 1924. Het tarief is in art. 15 der wet opge nomen. De gemeenten kunnen worden ingedeeld in 3 klassen. In de le klasse wordt een ongehuwde f 100.hooger aangeslagen dan zijn inkomen be draagt. In de 2e klasse een gehuwde f 100.hooger en een ongehuwde f 200.hooger. In de 3e klasse een gehuwde f200.— hooger en een ongehuwde f300.— hooger. De belastingplicht vangt dus aan: In de le klasse voor ongehuwden f700.voor gehuwden f 800.—. In de 2e klasse voor ongehuwden f 600.voor ongehuwden f700.—. In de 3e klasse voor ongehuwden f 500»voor gehuwden f600.— Hetgeen de belasting in de gemeente tengevolge van haar plaatsing in de 2e of 3e klasse meer op- spóed. De chauffeur stapt uit en wenkt hij wenkt naar mij! Ik draaf er naar toe en steekt mijn hoofd door het raampje om het gewone verzoek te doen. „Sie haben es nicht weit gebracht", glimlachte de heer in den hoek. Het is monsieur Cattier, de zelfde heer van gisteren, ditmaal vergezeld van zijn vrouw! Hij heeft bovendien zijn Chrysler voor iets nog schooners verwisseld en daarom herken ik hem niet. Ik mag natuurlijk meerijden en neem naast Robert plaats. „Waar gaan jullie vandaag naar toe?", vraag ik hem zijdelings. „A Paris!" klinkt het uit drie monden tegelijk. Parijs! Ineens naar Parijs! Het is bijna niet te gelooven: ruim tweehonderdvijftig kilometer langs deze prachtwegen, in dit beminnelijke gezelschap en dan la Ville Lumière! Ik lach hardop van vreugde en kan nauwelijks enkele woorden vinden om mijn pleizier te uiten. Mevrouw Cattier zegt dat ik wél „la bonne chance" heb. Ik ben het natuurlijk heelemaal met haar eens, want ik vergeet op hetzelfde moment alle vervelende oogenblikken en geniet volop van het prachtige heden. Wij rijden langs de eindelooze rechte wegen van Noord-Frankrijk, bekend uit de „Groote Parade": een paar kilometer heuvel-op een paar heuvel-af. Heuvel-op rijden wij tegen de honderd, heuvel-af, eigenaardig genoeg, ruim tach tig. Midden op een recht vlak stuk verrijzen een paar gendarmes uit het niet; wij stoppen en zij vragen naar de papieren. Robert geeft die van de auto en dan willlen zij de passen zien. „Passeport diplomatique", hoor ik achter mij zeg gen. De gendarmes salueeren eerbiedig en ik trek mijn hand weer uit mijn binnenzak: voor het eerst van mijn leven reis ik onder diplomatieke vlag. Het uitzicht wordt steeds mooier. De heuvels zijn overdekt met graanvelden, soms vuurrood van de klaproozen. Ik vraag of die hier gekweekt wor den, maar er blijkt ook nog koren tusschen te groeien. De plaatsen die wij passeeren lijken sterk op elkaar: grauw en stoffig, met hier en daar een ruïne uit den oorlog. Het maakt een armelijken indruk: men heeft in vele gevallen geen geld om de zaken weer op te bouwen. Monsieur Cattier wijst mij de puinhoopen van een kazerne. De stukken muur zijn werkelijk doorzeefd met kogelgaten. Men begrijpt niet hoe hier iemand levend uit is kunnen komen. St. Quentin is de groote plaats. Mijnheer en Mevrouw Cattier zijn zoo vriendelijk mij uit te noodigen hier de lunch met hen te gebruiken, wat ik natuurlijk aanneem. Het heet petit déjeuner en 't wordt besproeid door een petit vin, die prach tig smaakt. Met de onvermoeide hulp van gast heer en gastvrouw kan ik mijn aandeel in de con versatie wel zoo wat leveren en het geheel is bui tengewoon gezellig. De lange afstanden komen nu. Na St. Quentin is er een stuk van veertig kilometer, waar geen huis te bespeuren valt. Ik huiver bij de gedachte, dat ik hier wel eens had kunnen staan zonder auto. En die mogelijkheid zou heel groot geweest zijn, want het is stil op den weg en de wagens die er rijden zijn volgeladen toeristenauto's of vracht dito's van twintig kilometer in het uur. Inmiddels vliegen wij voort langs de uitstekende betonwegen, door. Noyon naar Compiègne. Het Bosch, naar de laatste plaats verdoopt, brengt brengt dan zij volgens het tarief van de eerste klasse zou hebben opgebracht, wordt niet in het gemeentefonds gestort, doch rechtstreeks ten bate van de gemeente gebracht. Om de beste aansluiting aan de Gemeentelijke Inkomsten Belasting, tot dusverre geheven, te ver krijgen meenen wij dat de gemeente in de 3e klasse geplaatst dient te worden. Wordt de ge meente in de le of 2e klasse geplaatst dan zullen vele inwonende zoons of ongehuwden, die tot dus- veer een klein bedrag in de belasting bijdragen, geheel buiten de belasting vallen, hetgeen niet ge- wenscht is. Bovendien is de nieuwe regeling, door de ver- hoogde kinderaftrek, veel gunstiger dan de oude regeling. Met de belangen der groote gezinnen wordt in de voorgestelde regeling ook rekening ge- houden, doordat de kinderaftrek in de Wet op de Rijksinkomstenbelasting ook op de gemeentefonds- i belasting van toepassing wordt verklaard, zoodat de i aftrek zal gelden voor ieder minderjarig eigen of j aangehuwd kind of pleegkind. Bovendien kan de gemeente de meerdere op brengst, tengevolge van de plaatsing der gemeente in de 3e klasse, niet missen, wil zij niet overgaan tot heffing van opcenten op de gemeentefondsbe lasting. Heeft tot dusver over het algemeen de Gemeente lijke Inkomstenbelasting gediend als sluitpost voor de gemeentebegrooting, voortaan zullen eventueel te heffen opcenten op de gemeentefondsbelasting evenals op de personeele belasting hiervoor in aan merking komen. Telken jare zal de raad moeten bepalen het aantal opcenten, hetwelk in het komende jaar ge heven moet worden. Het daartoe te nemen besluit behoeft Koninklijke goedkeuring. Volgens onze berekening is het heffen van op centen op de gemeentefondsbelasting voor deze gemeente voor 1931 niet noodig. Verder wordt aan de gemeente, volgens regelen bij Algemeene Maatregel van bestuur te stellen, uit gekeerd (3/4) van de zuivere opbrengst van de hoofdsom der grondbelasting ter plaatse geheven. Besluiten dienaangaande behoeven door Uwe ver gadering niet te worden genomen. Tenslotte krijgt de gemeente van het Rijk uitge keerd de opbrengst van de Personeele belasting. Volgens art. 30 van meergenoemde wet zal van rijkswege, ten behoeve van de gemeenten onder den naam van personeele belasting een directe be lasting worden geheven naar de volgende grond slagen: huurwaarde, meubilair, dienstboden, paar den, motorrijtuigen, pleiziervaartuigen en biljar ten. Tot heden bepaalde het Rijk de klasse, waarin de gemeenten worden ingedeeld. De nieuwe wet laat deze regeling voortaan over aan den gemeen telijken wetgever. Bij gemeentelijke verordening moet dus nu worden bepaald in welke klasse deze gemeente voor de personeele belasting zal moeten worden gerangschikt. Tot dusverre stond deze ge meente in de 7è klasse. Het wordt door ons college niet wenschelijk ge acht, nu reeds een wijziging in de personeele be lasting te brengen, waarom wij U voorstellen de bestaande indeeling, althans voor 1931, te hand haven. Zooals reeds hiervoren is medegedeeld zal het Rijk te beginnen met het jaar 1931 ten bate van het jaar 1931 ten bate van het gemeentefonds 50 opcenten op de Vermogensbelasting heffen. Tot op heden heft deze gemeente 50 opcenten op voor noemde belasting. Ten einde de kapitalen in deze gemeente niet zwaarder te treffen, stelt ons col lege Uwe vergadering voorde verordening tot hef fing van 50 opcenten op de vermogensbelasting met ingang van 1 Mei 1931 in te trekken Uit het vorenstaande volgt, dat de wet van 15 Juli 1929, houdende herziening van de financieele verhouding tusschen rijk en gemeente aan deze gemeente ontneemt: I. De gemeentelijke inkomstenbelasting, bedragende gemiddeld over de jaren 1926-'27, 1927-'28 en 1928-'29 f24081 20 II. De uitkeering naar het aantal inwo ners op grond van de wet van 24 Mei 1897, Stbl. 156, zijnde een vast bedrag - 3208.44 III. De Rijksbedragen in de jaarwedden van den burgemeester en den secreta ris, op grond van onder II genoemde Wet QQQ IV. 50 opcenten op de Vermogensbelas ting - 1272.— tezamen f29161.64 Aan deze gemeente uitkeert: a. Uitkeering uit het gemeentefonds van 3/4 van de jaarwedden van den burge meester en den secretaris b. Uitkeeering van 75 pCt. van de zuivere opbrengst van de hoofdsom der Grond- belastinng 3/4 x f7543.66 is c. Uitkeering per inwoner der gemeente op 1 Januari aan het uitkeerlngstijd- vak voorafgaande d. Meerdere opbrengst der fondbelasting door plaatsing der gemeente in de derde klasse e. Uitkeering van de opbrengst van de hoofdsom der Personeele belasting tezamen f 30399.74 welke ontvangst ons in verband met de begrooting voor 1930 voldoende voorkomt. Wat zijn nu de gevolgen voor de belastingbeta lers in deze gemeente? Vergelijkt men aan den eenen kant de Gemeen telijke Inkomstenbelasting, zooals die in deze ge meente is met den factor 0.9 en aan den anderen kant de nieuwe door het Rijk te heffen gemeente fondsbelasting, dan verkrijgt men een algemeene verlaging van de belastingdruk, zooals uit bijgaan de staat valt te constateeren. Gezien de omstandigheid, dat thans echter nog niet met juistheid valt te bepalen welke financieele reslutaten de nieuwe wijze van belastingregeling voor deze gemeente zal afwerpen, meenen wij goed te doen met in deze den meest veiligen weg te kiezen en Uwe vergadering te moeten adviseeren tot handhaving van de verordeningen tot heffing van opcenten op de gebouwde en ongebouwde eigendommen der Grondbelasting en die op de per soneele belasting en vast te stellen de navolgende Verordeningen en besluiten: a. Besluit tot intrekking van de verordening tot heffing van 50 opcenten op de Vermogensbelas ting. b. Verordening betreffende de classificatie van deze gemeente in de 3e klasse voor heffing van de gemeentefondsbelasting. c. Verordening betreffende de classificatie van deze gemeente in de 7e klasse voor de heffing van de Personeele belasting. Gehuwd zonder kinderen Gehuwd met 2 kinderen Gehuwd met 4 kinderen O. wet f O. wet N. wet - 800.— - 0.99 - 900.— - 2.34 - 1000.— - 4.05 - 1500.— - 18.— - 2000.— - 40.14 - 2500— - 66.60 - 3000.— - 93.60 - 3500.— - 120.60 - 4000.— - 147.60 - 4500.— - 174.60 - 5000.— - 201.60 - 6000.— - 255.60 - 7000.— - -309.60 - 8000.— - 363.60 - 9000.— - 417.60 - 10000.— - 471.60 - 3.- 0.99 - 5, 2.34 - 7.- 4.05 - 9, 18.— - 21.- 40.14 - 36, 120.60 147.60 174.60 201.60 255.60 309.60 363.60 417.60 417.60 0.99 2.34 14.49 35.28 61.20 196.20 250.20 304.20 358.20 412.20 466.20 - 5.— - 14.— - 24.— - 102.— - 122.— - 162.— - 202.— - 250.— - 300.— - 350.— - 11.34 - 30.60 - 55.80 - 82.80 - 109.80 - 136.80 - 163.80 - 190.80 - 244.80 - 1.— - 9.— - 15.— - 27.— - 42.— - 57.— - 72.— - 87.— koelte gedurende een tiental kilometers. Seulis is dan de laatste flinke plaats voor Le Bourget, waar zwermen vliegtuigen klaar staan, twee neerstrijken en één opstijgt. Op mijn vraag hoe ver het nog naar Parijs is, hoor ik dat wij er eigenlijk al zijn, want alles is hier aaneeen gebouwd. In de Rue de Flandre, de Vlaanderenstraat, begint de drukte al. Wij gaan rechts af, de Boulevard de la Chapelle op. Vier rijen auto's naast elkaar rennen één kant uit. Als de verkeersagent het stopsignaal fluit, is het een gedrang om zoo ver mogelijk naar voren te komen. Links en rechts de platgeslagen neuzen van de Renaults. Geheel rechts, na drie dagen (wat lijkt het lang geleden!) de Moulin Rouge. Piet's Molen is, bij daglicht, aanzienlijk mooier. En dan komt het langgevreesde afscheid. De Are de Triomphe is een centrum, waarvandaan alles te bereiken is; hier verlaat ik, met weedom in het hart, de gastvrije, vriendelijkste menschen, die ik sinds lang ontmoette. Min of meer overdondert door alles vergeet ik merk en nummer van de auto te noteeren, wat mij op het oogenblik nog spijt. De Are de Triomphe! Majestueus lijkt mij het woord ervoor. De Champs Elysées voeren het verkeer aan, dat er in dubbele cirkels om heen raast. Het Graf van den Onbe kenden Soldaat, dat naar men weet onder den massalen triumphboog ligt, maakt, misschien juist door z'n eenvoud, een diepen, ontróerenden indruk. „Hier rust een soldaat, gestorven voor zijn vader land". En altijd zijn er bloemen en altijd brandt de vlam. Maar ik hoor een klok vijf uur slaan, en keer terug, tot mijn werkelijkheid: 't is tijd voor een hotel. Ik herinner mij er één van een kortstondig verblijf 5 jaar geleden en ga dat eerst eens op zoeken. Men wijst mij de Metro en als ik de kaart bekijk ontdek ik plots weer het benoodigde station, 't Bedoelde hotel is echter „complet"; men verwijst mij evenwel naar den overkant, waar het er trou wens reiner uitziet. De onderhandelingen verloo- pen naar wensch en een nachtverblijf voor de eerstvolgende dagen is verzekerd. En nu ben ik in Parijs en moet ik U nu van A tot Z gaan vertellen wat ik er zag,, wat ik er deed, die eene onvergetelijke week in Juni? Waarschijn lijk bezocht U zelf al eens „het hart van de we reld" en dan zou ik U veel oud nieuws vertellen. Laat ik U dus liever een paar losse indrukken ge ven, die ik er ontvangen mocht; misschien frisschen zij bij U wat oude herinneringen op; misschien ook niet, maar dan hoop ik, dat zij toch iets zullen doen voelen van dien meesleependen stroom, van dat bruisende leven daar in de groote stad aan de grijze Seine. Om te beginnen: het Louvre heb ik niet gezien, ik heb geweigerd naar den top van den Eifeltoren te liften en ook de Foliès Bergères hebben mij ge mist onder haar tallooze gasten. Ik kende de Venus van Milo van de ansicht en van een vorig bezoek, boven op den Eifeltoren was ik al eens geweest en het was te warm, zelfs te warm om naar herder- gekheidjes te gaan zitten kijken. Op de reis zelf genoot ik van warmte en felle zon, maar hier in Parijs bijft de zon vrijwel steeds schuil en resteert alleen de drukkende hitte Eiken avond knalt er een onweersbui los met wolkbreuk wat acht dagen achter elkaar gebeurt: record sinds 1873. Eén van die buien verrast met mij de ongeveer twintig-duizend toeschouwers, die zich hebben op gemaakt om de courses, welke zich in Auteuil afspelen, te bezoeken. De baan ligt in het Bois de Boulogne en ook op het bezoekersterrein bieden ver scheidene lommerijke boomen schaduw. Er staat in de lengte een tribune van naar schatting drie honderd meter lengte, die uit 2 verdiepingen be staat: men stelle zich voor: boven op de nieuwe tribune van Jan Wils nog eehs zoo'n gevaarte Het voornaamste van alles is echter het wedden. Er zijn honderden, die niet eens naar de paarden kijken, doch uitsluitend het bord met de courses in het oog houden. Ik zet tweemaal vijf francs op een outsider in de hoop op een dikke winst. Éénmaal wint mijn favoriet, maar zonder jockey, en den anderen keer komt hij een paar minuten te laat binnensloffen. Het belet mij niet de hindernisren- nen schitterend te vinden; een heg en daarachter een breede sloot worden door vijftien paarden vol maakt mooi en vliegenderwijs genomen. Bij den voorlaatsten ren heeft eindelijk een out sider (niet de mijne) de leiding. Tot honderd meter voor het einde is hij zeker vier lengtes voor. Er hangt een gespannen, doodsche stilte. „II va gag- ncr", zegt iemand vijftig meter verder op en het is duidelijk hoorbaar. Maar plotseling wijkt het paard naar buiten uit, de favoriet schiet binnendoor en naar schatting negentien duizend negenhonderd negentig man staan te juichen of Holland tegen België de winnende goal scoorde. Hun geld is ge red. Juist als dan gestart wordt voor den laatsten ren breekt het met groote snelheid opgekomen onweer los. Iedereen blijft naar de paarden staan kijken in de stortregen. Daar gaan ze voorbij de tribune! En daar zigzagt een bliksemflits naar beneden, een knetterslag, bang! In een paniek spatten de dui zenden uit elkaar, vluchten onder de boomen en onder de bookmaker's-cassa's. De bliksem is juist naast de tribune ingeslagen en heeft één stalknecht ernstig gewond en een ander licht. Het hoost uit de lucht. Ik schuil onder een parapluie maar haar eigenaar verdwijnt eensklaps snodelijk naar 'n één persoonsafdakje. Wanhopig ruk ik de eerste de beste deur open en sta in het kantoor van een bookmakger. Waarschijnlijk met het oog op de sta pels contant geld, die klaarliggen, wil een heer in hemdsmouwen mij er per omgaande weer uitzet ten, maar als hij hoort dat ik vreemdeling ben wint zijn Fransche beleefdheid het en mag ik in een hoekje blijven toekijken. Een werkman krijgt driehonderd francs uitbetaald. Die moet toch een half weekloontje gewaagd hebben. Ik begin iets voor het Hollandsche wedverbod te voelen. Een ander onweer verrast mij aan het einde van den welbesteden dag. Ik heb in het Luxembourg, dat prachtige park, met zijn bekoorlijke vijvers, mijne lunch gebruikt en slenter dan, hier een Plaat werk bekijkend, daar een hoofdstuk lezend het genoegen van de Fransche boekwinkel naar de Notre Dame. Het blijkt een statige kerk met schit terende details vooral, maar nu ik den Keulschen Dom gezien heb treft zij mij niet meer zooals de eerste keer. Tenminste uitwendig, want van binnen gezien zijn de gebrandschilderde ramen oneindig mooier dan ik mij herinnerde en dan ik voor mogelijk hield. Wordt voortgezet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 3