Gemeenteraad OUDKARSPEL
Molen van Piet-
Moulin Rouge
li m imm 28 n. 1930
Dinsdagavond 8 uur vergaderde de Raad van
bovengenoemde gemeente in voltallige zitting ten
raadliuize, onder voorzitterschap van den Édel-
achtbaren heer A. J. Wijnveldt, burgemeester,
tevens secretaris
De voorz. opent de vergadering met een woord
van welkom aan leden en pers.
De stemmingen zullen aanvangen bij weth.
Jb. Kroon.
Alvorens tot afwerking der agenda over te
gaan, verzoekt de heer Jb. de Boer, ingevolge art.
20 'van het reglement van orde, eenige vragen te
stellen over de Spoorstraat.
Daar geen der leden hiertoe een'ig bezwaar
heeft, deelt Z,.Ei.A. mede, dat na de afwerking
der agenda hiertoe alle gelegenheid is.
Hierna volgt de vaststelling der notulen der
vorige vergadering d,d. 31 Juli 1930.
De Voorz. doet de navolgende mededeelingen
a. Van Ged. Staten dezer provincie goedge
keurd terugontvangen het raadsbesluit tot wijzi
ging van de gemeente-begrooting voor het dienst
jaar 1929;
b. Dankbetuiging van den heer P. Dekker voor
de verleende kwijtschelding van de huur over
1930;
c. Dankbetuiging van het bestuur der Gym
nastiekverenigingen „Heyrcules en Hygiéa" voor
de verleende subsidie;
Dit schrijven wordt door den voorzitter voor
gelezen.
d. Idem van het bestuur der afd. Noordschar-
woude van het Instituut voor Arbeidersontwik
keling.
e. Dat de Commissie van beheer der Licht be
drijven heeft besloten nog niet tot kabileering
over te gaan, doch een rapport van het P.E.N.
af te wachten;
f. Dat B. en W. ter kennis van gegadigden
hebben gebracht, dat oude schoolbanken te koop
zijn voor f 1.50 per stuk. Het zijn alle overcom
plete banken, welke voorloopig, met goedvinden
van kerkvoogden, in het koor der Ned. Herv.
Kerk zijn geborgen. 'Do ruimte tot berging wordt
echter te klein, waarom wordt geprobeerd deze
banken op te ruimen.
Alle bovengenoemde stukken worden voor ken
nisgeving aangenomen.
Na het verschijnen der agenda is nog inge
komen het verslag van de Vereeniging tot be
vordering van het Vakonderwijs in Westfries
land.
Wordt ter inzage gelegd.
Voorstellen van B. en W.:
1. Wijziging van het belastingstelsel in ver
band met. de nieuwe wet op de financieele ver
houding tusschen rijk en gemeenten.
De navolgende voordracht is door B. en W|.
samengesteld en den Raadsleden toegezonden.
De wijziging in het belastingstelsel door het
inwerking treden van de wet van 15 Juli
1929, Stbl. 388, houdende herziening van de
Financieele verhouding tusschen Rijk en
Gemeenten.
De totstandkoming van de wet van 15 Juli 1929,
Stbl. 388, houdende herziening van de Financieele
Verhouding tusschen Rijk en Gemeenten, maakt
wijziging van het gemeentelijk belastingstelsel
noodig.
Deze wet streeft er naar om de groote verschil
len in belastingdruk tusschen de onderscheidene
Als ik 100 meter afgelegd heb op de warme asfalt
weg stopt eigener beweging een auto naast mij.
De chauffeur trekt de deur reeds open en vraagt
waar ik heen wil. Hij brengt mij op mijn verzoek ten
spoedigste naar Maubeuge. Maar als ik eens om mij
heen kijk en zijn uiterlijk, zijn pet vooral opneem,
kom ik tot de conclusie dat ik hier met één van
de grootste vijanden van den autoparasiet te doen
heb, n.l. met een taxi-chauffeur. Dat kan een leuke
scène geven in Maubeuge. Ik neem mij voor de on
wetende te spelen en prevel, nadat hij op het markt
plein gestopt heeft, en het portier voor mij heeft
opengemaakt, iets van: dank U ten zeerste en tot
wederziens! Groot is mijn opluchting als hij, glim
lachend, eenvoudig antwoordt: „Au revoir"! Het
blijkt niets dan een Franschbeleefde vriendendienst
geweest te zijn!
Maubeuge is een klein provinciestadje. Het is een
vesting, net als Naarden, altijd zoo'n beetje het
slachtoffer geweest van de kwellen de forten om
haar heen. De Sambre, de voornaamste zijtak van
de Maas, stroomt er met een paar luidruchtige
stroomversnellingen door. Er Hij n genoeg hotels,
maar die zijn allemaal vol op één dure kamer na,
in hotel de la Poste, die men voor mij heeft vrijge
houden. Ik wandel het stadje een paar keer door,
drink een biertje met een gemoedelijken Vlaam,, die
evenwel gauw weer naar huis moet, noteer het adres
van het Crédit Lyonnais, waar ik morgen mijn geld
zal gaan wisselen en verdwijn dan schielijk onder
de koele lakens, teneinde krachten op te doen voor
de zware dagen die mij nog wachten.
Het ontwaken is eigenaardig. Ik hoor buiten twee
vrouwen kijven en ben er, al doezelend, volstrekt
zeker van, dat ze Hollandsch spreken. Ik versta dui
delijk: „denk je dat ik gek ben, dacht je soms dat
ik daarin zou loopen"? maar als ik door het open
raam naar buiten kijk, blijken het twee rasechte
Fran?alses te zijn, van wier hooggaande ruzie ik
niets versta. Toch treed ik als arbiter op, want zij j
gaan natuurlijk direct gezamenlijk mij uit staan
lachen en vertrekken vervolgens arm in arm, als
de beste vriendinnen, naar huis.
Nadat ik wat geld gewisseld heb, koop ik voor een
nieuw vodje papier ter waarde van 50 cent een
overvloedig ontbijt en gebruik dat buiten Maubeuge,
op een grooten keisteen gezeten. Het is alweer niet
druk, maar men stopt gewilliger dan gisteren. Ieder
een gaat echter juist niet den kant van Avesne,
mijn richting, uit. Eén heer komt met uitgebreide
Michelin-kaarten voor den dag en legt mij tot drie
keer toe nauwkeurig uit waarom zijn plaa.ts van
bestemming niet in mijn richting ligt. Als ik hem
eindelijk heb weten over te halen en in vredesnaam
maar zonder mij te vertrekken, nadert het groote
oogenblik van mijn heenreis. Er komt om de hoek
een groote toerauto aansuizen. Ik zie een chauffeur
in livrei en achterin een mijnheer en mevrouw. Rijk
aan ervaring op dit gebied wensch ik de eer voor
dit maal aan mijzelf te houden en steek zelfs geen
hand uit Toch stopt de wagen, 50 meter verder met
Hieerdoor zal de gemeentelijke Inkomstenbelas
ting-inbegrepen de gemeentelijke opcenten cp de
Rijksinkomstenbelasting komen te vervallen en zal
deze in gematigden vorm, samengevoegd onder den
naam „gemeentefondsbelasting" door het Ryk wor
den overgenomen. Tevens wordt gesticht het ge
meentefonds, waarvan de inkomsten onder de ge
meenten worden verdeeld; na hieruit aan de ge
meenten een gedeelte der jaarwedden van Burge
meester en Secretaris te hebben vergoed.
Als inkomsten van dit fonds zullen gelden:
a. de opbrengst eener directe belasting naar het
inkomen, welke onder den naam van gemeente-
fondsbelasting door het Rijk wordt geheven, welke
in de plaats treedt van de Gemeentelijke Inkom
stenbelasting (met inbegrip van opcenten op de
Rijksinkomstenbelasting)
b. 50 opcenten op de Vermogensbelasting.
c. Een bijdrage uit 's Rijks Schatkist van f20
millioen.
d. Het voordeelig saldo van het laatst afgesloten
dienstjaar.
De gemeenten ontvangen uit het fonds over elk
jaarlijksch tijdvak van 1 Mei—30 April:
a. Eene uitkeering ten bedrage van 75 pCt. van
de jaarwedden van den Burgemeester en den secre
taris, volgens de regeling geldende op 1 Januari
1931, welke uitkeering een bedrag van f3000.— niet
te boven gaat.
b. Eene uitkeering per inwoner der gemeente op
1 Januari aan het bovenvermelde jaar vooraf-
De opbrengst van het gemeentefonds wordt be
groot op f 92 millioen. Door de verhooging van de
bijdrage in de jaarwedden van den Burgemeester
en den secretaris moet worden beschikt over
f 2000000.—.
Door toepassing van de in art. 4 der wet aan
gegeven formule, zal dus vervolgens onder de ge
meenten te verdeelen blijven, naar schatting f90
millioen.
Uit deze formule blijkt, dat hoe hooger de uitga
ven voor politie, onderwijs en armenzorg zijn, van
welke kosten in Uwe vergadering van 27 Juni
1930 mededeeling is geschied, des te hooger de uit
keering voor de gemeente uit het fonds is.
Ingevolge de garantiebepaling van art. 6 der wet
bedraagt de uitkeering per inwoner volgende de
nieuwe wet in geen geval minder dan de uitkee
ring, welke genoten werd ingevolge de wet van 24
Mei 1897.
Zooals Uwe vergadering bekend zal zijn is de ge
middelde opbrengt der gemeentelijke Inkomsten
Belasting over de belastingjaren 1926/'27, 1927/'28
en 1928/'29 door Gedeputeerde Staten dezer provin
cie voor onze gemeente bepaald op f24.081.20.
Blijkens mededeeling van den Minister van Fi
nanciën en Binnenlandsche Zaken en Landbouw, U
bereids medegedeeld, is de uitkeering per inwoner,
bedoeld in art. 3 onder b. van bovengenoejnde wet,
voor deze gemeente voorloopig geraamd op f8,2937.
Het aantal inwoners op 1 Januari 1930 bedroegd
1832, zoodat aan de gemeente uit dien hoofde zal
worden uitgekeerd 1832 x f 8,2927 is rond f 15000.—.
De grondslag voor de heffing van de Gemeente
fondsbelasting is het zuiver inkomen, vastgesteld
naar de regelen van de Wet op de Inkomstenbe
lasting 1924. Het tarief is in art. 15 der wet opge
nomen. De gemeenten kunnen worden ingedeeld
in 3 klassen. In de le klasse wordt een ongehuwde
f 100.hooger aangeslagen dan zijn inkomen be
draagt.
In de 2e klasse een gehuwde f 100.hooger en
een ongehuwde f 200.hooger.
In de 3e klasse een gehuwde f200.— hooger en
een ongehuwde f300.— hooger.
De belastingplicht vangt dus aan:
In de le klasse voor ongehuwden f700.voor
gehuwden f 800.—.
In de 2e klasse voor ongehuwden f 600.voor
ongehuwden f700.—.
In de 3e klasse voor ongehuwden f 500»voor
gehuwden f600.—
Hetgeen de belasting in de gemeente tengevolge
van haar plaatsing in de 2e of 3e klasse meer op-
spóed. De chauffeur stapt uit en wenkt hij wenkt
naar mij! Ik draaf er naar toe en steekt mijn hoofd
door het raampje om het gewone verzoek te doen.
„Sie haben es nicht weit gebracht", glimlachte
de heer in den hoek. Het is monsieur Cattier, de
zelfde heer van gisteren, ditmaal vergezeld van
zijn vrouw! Hij heeft bovendien zijn Chrysler voor
iets nog schooners verwisseld en daarom herken
ik hem niet. Ik mag natuurlijk meerijden en neem
naast Robert plaats.
„Waar gaan jullie vandaag naar toe?", vraag
ik hem zijdelings.
„A Paris!" klinkt het uit drie monden tegelijk.
Parijs! Ineens naar Parijs! Het is bijna niet te
gelooven: ruim tweehonderdvijftig kilometer langs
deze prachtwegen, in dit beminnelijke gezelschap
en dan la Ville Lumière!
Ik lach hardop van vreugde en kan nauwelijks
enkele woorden vinden om mijn pleizier te uiten.
Mevrouw Cattier zegt dat ik wél „la bonne chance"
heb. Ik ben het natuurlijk heelemaal met haar
eens, want ik vergeet op hetzelfde moment alle
vervelende oogenblikken en geniet volop van het
prachtige heden. Wij rijden langs de eindelooze
rechte wegen van Noord-Frankrijk, bekend uit de
„Groote Parade": een paar kilometer heuvel-op
een paar heuvel-af. Heuvel-op rijden wij tegen de
honderd, heuvel-af, eigenaardig genoeg, ruim tach
tig.
Midden op een recht vlak stuk verrijzen een paar
gendarmes uit het niet; wij stoppen en zij vragen
naar de papieren. Robert geeft die van de auto en
dan willlen zij de passen zien.
„Passeport diplomatique", hoor ik achter mij zeg
gen. De gendarmes salueeren eerbiedig en ik trek
mijn hand weer uit mijn binnenzak: voor het eerst
van mijn leven reis ik onder diplomatieke vlag.
Het uitzicht wordt steeds mooier. De heuvels
zijn overdekt met graanvelden, soms vuurrood van
de klaproozen. Ik vraag of die hier gekweekt wor
den, maar er blijkt ook nog koren tusschen te
groeien. De plaatsen die wij passeeren lijken sterk
op elkaar: grauw en stoffig, met hier en daar een
ruïne uit den oorlog. Het maakt een armelijken
indruk: men heeft in vele gevallen geen geld om de
zaken weer op te bouwen. Monsieur Cattier wijst
mij de puinhoopen van een kazerne. De stukken
muur zijn werkelijk doorzeefd met kogelgaten. Men
begrijpt niet hoe hier iemand levend uit is kunnen
komen.
St. Quentin is de groote plaats. Mijnheer en
Mevrouw Cattier zijn zoo vriendelijk mij uit te
noodigen hier de lunch met hen te gebruiken, wat
ik natuurlijk aanneem. Het heet petit déjeuner en
't wordt besproeid door een petit vin, die prach
tig smaakt. Met de onvermoeide hulp van gast
heer en gastvrouw kan ik mijn aandeel in de con
versatie wel zoo wat leveren en het geheel is bui
tengewoon gezellig.
De lange afstanden komen nu. Na St. Quentin
is er een stuk van veertig kilometer, waar geen
huis te bespeuren valt. Ik huiver bij de gedachte,
dat ik hier wel eens had kunnen staan zonder
auto. En die mogelijkheid zou heel groot geweest
zijn, want het is stil op den weg en de wagens die
er rijden zijn volgeladen toeristenauto's of vracht
dito's van twintig kilometer in het uur.
Inmiddels vliegen wij voort langs de uitstekende
betonwegen, door. Noyon naar Compiègne. Het
Bosch, naar de laatste plaats verdoopt, brengt
brengt dan zij volgens het tarief van de eerste
klasse zou hebben opgebracht, wordt niet in het
gemeentefonds gestort, doch rechtstreeks ten bate
van de gemeente gebracht.
Om de beste aansluiting aan de Gemeentelijke
Inkomsten Belasting, tot dusverre geheven, te ver
krijgen meenen wij dat de gemeente in de 3e
klasse geplaatst dient te worden. Wordt de ge
meente in de le of 2e klasse geplaatst dan zullen
vele inwonende zoons of ongehuwden, die tot dus-
veer een klein bedrag in de belasting bijdragen,
geheel buiten de belasting vallen, hetgeen niet ge-
wenscht is.
Bovendien is de nieuwe regeling, door de ver-
hoogde kinderaftrek, veel gunstiger dan de oude
regeling. Met de belangen der groote gezinnen
wordt in de voorgestelde regeling ook rekening ge-
houden, doordat de kinderaftrek in de Wet op de
Rijksinkomstenbelasting ook op de gemeentefonds-
i belasting van toepassing wordt verklaard, zoodat de
i aftrek zal gelden voor ieder minderjarig eigen of
j aangehuwd kind of pleegkind.
Bovendien kan de gemeente de meerdere op
brengst, tengevolge van de plaatsing der gemeente
in de 3e klasse, niet missen, wil zij niet overgaan
tot heffing van opcenten op de gemeentefondsbe
lasting.
Heeft tot dusver over het algemeen de Gemeente
lijke Inkomstenbelasting gediend als sluitpost voor
de gemeentebegrooting, voortaan zullen eventueel te
heffen opcenten op de gemeentefondsbelasting
evenals op de personeele belasting hiervoor in aan
merking komen.
Telken jare zal de raad moeten bepalen het
aantal opcenten, hetwelk in het komende jaar ge
heven moet worden. Het daartoe te nemen besluit
behoeft Koninklijke goedkeuring.
Volgens onze berekening is het heffen van op
centen op de gemeentefondsbelasting voor deze
gemeente voor 1931 niet noodig.
Verder wordt aan de gemeente, volgens regelen
bij Algemeene Maatregel van bestuur te stellen, uit
gekeerd (3/4) van de zuivere opbrengst van de
hoofdsom der grondbelasting ter plaatse geheven.
Besluiten dienaangaande behoeven door Uwe ver
gadering niet te worden genomen.
Tenslotte krijgt de gemeente van het Rijk uitge
keerd de opbrengst van de Personeele belasting.
Volgens art. 30 van meergenoemde wet zal van
rijkswege, ten behoeve van de gemeenten onder
den naam van personeele belasting een directe be
lasting worden geheven naar de volgende grond
slagen: huurwaarde, meubilair, dienstboden, paar
den, motorrijtuigen, pleiziervaartuigen en biljar
ten.
Tot heden bepaalde het Rijk de klasse, waarin
de gemeenten worden ingedeeld. De nieuwe wet
laat deze regeling voortaan over aan den gemeen
telijken wetgever. Bij gemeentelijke verordening
moet dus nu worden bepaald in welke klasse deze
gemeente voor de personeele belasting zal moeten
worden gerangschikt. Tot dusverre stond deze ge
meente in de 7è klasse.
Het wordt door ons college niet wenschelijk ge
acht, nu reeds een wijziging in de personeele be
lasting te brengen, waarom wij U voorstellen de
bestaande indeeling, althans voor 1931, te hand
haven.
Zooals reeds hiervoren is medegedeeld zal het
Rijk te beginnen met het jaar 1931 ten bate van
het jaar 1931 ten bate van het gemeentefonds 50
opcenten op de Vermogensbelasting heffen. Tot
op heden heft deze gemeente 50 opcenten op voor
noemde belasting. Ten einde de kapitalen in deze
gemeente niet zwaarder te treffen, stelt ons col
lege Uwe vergadering voorde verordening tot hef
fing van 50 opcenten op de vermogensbelasting
met ingang van 1 Mei 1931 in te trekken
Uit het vorenstaande volgt, dat de wet van 15
Juli 1929, houdende herziening van de financieele
verhouding tusschen rijk en gemeente aan deze
gemeente ontneemt:
I. De gemeentelijke inkomstenbelasting,
bedragende gemiddeld over de jaren
1926-'27, 1927-'28 en 1928-'29 f24081 20
II. De uitkeering naar het aantal inwo
ners op grond van de wet van 24 Mei
1897, Stbl. 156, zijnde een vast bedrag - 3208.44
III. De Rijksbedragen in de jaarwedden
van den burgemeester en den secreta
ris, op grond van onder II genoemde
Wet QQQ
IV. 50 opcenten op de Vermogensbelas
ting - 1272.—
tezamen f29161.64
Aan deze gemeente uitkeert:
a. Uitkeering uit het gemeentefonds van
3/4 van de jaarwedden van den burge
meester en den secretaris
b. Uitkeeering van 75 pCt. van de zuivere
opbrengst van de hoofdsom der Grond-
belastinng 3/4 x f7543.66 is
c. Uitkeering per inwoner der gemeente
op 1 Januari aan het uitkeerlngstijd-
vak voorafgaande
d. Meerdere opbrengst der fondbelasting
door plaatsing der gemeente in de
derde klasse
e. Uitkeering van de opbrengst van de
hoofdsom der Personeele belasting
tezamen f 30399.74
welke ontvangst ons in verband met de begrooting
voor 1930 voldoende voorkomt.
Wat zijn nu de gevolgen voor de belastingbeta
lers in deze gemeente?
Vergelijkt men aan den eenen kant de Gemeen
telijke Inkomstenbelasting, zooals die in deze ge
meente is met den factor 0.9 en aan den anderen
kant de nieuwe door het Rijk te heffen gemeente
fondsbelasting, dan verkrijgt men een algemeene
verlaging van de belastingdruk, zooals uit bijgaan
de staat valt te constateeren.
Gezien de omstandigheid, dat thans echter nog
niet met juistheid valt te bepalen welke financieele
reslutaten de nieuwe wijze van belastingregeling
voor deze gemeente zal afwerpen, meenen wij goed
te doen met in deze den meest veiligen weg te
kiezen en Uwe vergadering te moeten adviseeren
tot handhaving van de verordeningen tot heffing
van opcenten op de gebouwde en ongebouwde
eigendommen der Grondbelasting en die op de per
soneele belasting en vast te stellen de navolgende
Verordeningen en besluiten:
a. Besluit tot intrekking van de verordening tot
heffing van 50 opcenten op de Vermogensbelas
ting.
b. Verordening betreffende de classificatie van
deze gemeente in de 3e klasse voor heffing van de
gemeentefondsbelasting.
c. Verordening betreffende de classificatie van
deze gemeente in de 7e klasse voor de heffing van
de Personeele belasting.
Gehuwd
zonder kinderen
Gehuwd met 2
kinderen
Gehuwd met 4
kinderen
O. wet
f
O. wet N. wet
- 800.— - 0.99
- 900.— - 2.34
- 1000.— - 4.05
- 1500.— - 18.—
- 2000.— - 40.14
- 2500— - 66.60
- 3000.— - 93.60
- 3500.— - 120.60
- 4000.— - 147.60
- 4500.— - 174.60
- 5000.— - 201.60
- 6000.— - 255.60
- 7000.— - -309.60
- 8000.— - 363.60
- 9000.— - 417.60
- 10000.— - 471.60
- 3.-
0.99 - 5,
2.34 - 7.-
4.05 - 9,
18.— - 21.-
40.14 - 36,
120.60
147.60
174.60
201.60
255.60
309.60
363.60
417.60
417.60
0.99
2.34
14.49
35.28
61.20
196.20
250.20
304.20
358.20
412.20
466.20
- 5.—
- 14.—
- 24.—
- 102.—
- 122.—
- 162.—
- 202.—
- 250.—
- 300.—
- 350.—
- 11.34
- 30.60
- 55.80
- 82.80
- 109.80
- 136.80
- 163.80
- 190.80
- 244.80
- 1.—
- 9.—
- 15.—
- 27.—
- 42.—
- 57.—
- 72.—
- 87.—
koelte gedurende een tiental kilometers. Seulis is
dan de laatste flinke plaats voor Le Bourget, waar
zwermen vliegtuigen klaar staan, twee neerstrijken
en één opstijgt. Op mijn vraag hoe ver het nog
naar Parijs is, hoor ik dat wij er eigenlijk al zijn,
want alles is hier aaneeen gebouwd. In de Rue de
Flandre, de Vlaanderenstraat, begint de drukte al.
Wij gaan rechts af, de Boulevard de la Chapelle
op. Vier rijen auto's naast elkaar rennen één kant
uit. Als de verkeersagent het stopsignaal fluit, is
het een gedrang om zoo ver mogelijk naar voren te
komen. Links en rechts de platgeslagen neuzen
van de Renaults. Geheel rechts, na drie dagen (wat
lijkt het lang geleden!) de Moulin Rouge. Piet's
Molen is, bij daglicht, aanzienlijk mooier.
En dan komt het langgevreesde afscheid. De Are
de Triomphe is een centrum, waarvandaan alles te
bereiken is; hier verlaat ik, met weedom in het
hart, de gastvrije, vriendelijkste menschen, die ik
sinds lang ontmoette. Min of meer overdondert
door alles vergeet ik merk en nummer van de auto
te noteeren, wat mij op het oogenblik nog spijt.
De Are de Triomphe!
Majestueus lijkt mij het woord ervoor. De Champs
Elysées voeren het verkeer aan, dat er in dubbele
cirkels om heen raast. Het Graf van den Onbe
kenden Soldaat, dat naar men weet onder den
massalen triumphboog ligt, maakt, misschien juist
door z'n eenvoud, een diepen, ontróerenden indruk.
„Hier rust een soldaat, gestorven voor zijn vader
land". En altijd zijn er bloemen en altijd brandt
de vlam.
Maar ik hoor een klok vijf uur slaan, en keer
terug, tot mijn werkelijkheid: 't is tijd voor een
hotel. Ik herinner mij er één van een kortstondig
verblijf 5 jaar geleden en ga dat eerst eens op
zoeken. Men wijst mij de Metro en als ik de kaart
bekijk ontdek ik plots weer het benoodigde station,
't Bedoelde hotel is echter „complet"; men verwijst
mij evenwel naar den overkant, waar het er trou
wens reiner uitziet. De onderhandelingen verloo-
pen naar wensch en een nachtverblijf voor de
eerstvolgende dagen is verzekerd.
En nu ben ik in Parijs en moet ik U nu van A
tot Z gaan vertellen wat ik er zag,, wat ik er deed,
die eene onvergetelijke week in Juni? Waarschijn
lijk bezocht U zelf al eens „het hart van de we
reld" en dan zou ik U veel oud nieuws vertellen.
Laat ik U dus liever een paar losse indrukken ge
ven, die ik er ontvangen mocht; misschien frisschen
zij bij U wat oude herinneringen op; misschien ook
niet, maar dan hoop ik, dat zij toch iets zullen
doen voelen van dien meesleependen stroom, van
dat bruisende leven daar in de groote stad aan de
grijze Seine.
Om te beginnen: het Louvre heb ik niet gezien,
ik heb geweigerd naar den top van den Eifeltoren
te liften en ook de Foliès Bergères hebben mij ge
mist onder haar tallooze gasten. Ik kende de Venus
van Milo van de ansicht en van een vorig bezoek,
boven op den Eifeltoren was ik al eens geweest en
het was te warm, zelfs te warm om naar herder-
gekheidjes te gaan zitten kijken.
Op de reis zelf genoot ik van warmte en felle
zon, maar hier in Parijs bijft de zon vrijwel steeds
schuil en resteert alleen de drukkende hitte Eiken
avond knalt er een onweersbui los met wolkbreuk
wat acht dagen achter elkaar gebeurt: record sinds
1873.
Eén van die buien verrast met mij de ongeveer
twintig-duizend toeschouwers, die zich hebben op
gemaakt om de courses, welke zich in Auteuil
afspelen, te bezoeken. De baan ligt in het Bois de
Boulogne en ook op het bezoekersterrein bieden ver
scheidene lommerijke boomen schaduw. Er staat
in de lengte een tribune van naar schatting drie
honderd meter lengte, die uit 2 verdiepingen be
staat: men stelle zich voor: boven op de nieuwe
tribune van Jan Wils nog eehs zoo'n gevaarte
Het voornaamste van alles is echter het wedden.
Er zijn honderden, die niet eens naar de paarden
kijken, doch uitsluitend het bord met de courses in
het oog houden. Ik zet tweemaal vijf francs op een
outsider in de hoop op een dikke winst. Éénmaal
wint mijn favoriet, maar zonder jockey, en den
anderen keer komt hij een paar minuten te laat
binnensloffen. Het belet mij niet de hindernisren-
nen schitterend te vinden; een heg en daarachter
een breede sloot worden door vijftien paarden vol
maakt mooi en vliegenderwijs genomen.
Bij den voorlaatsten ren heeft eindelijk een out
sider (niet de mijne) de leiding. Tot honderd meter
voor het einde is hij zeker vier lengtes voor. Er
hangt een gespannen, doodsche stilte. „II va gag-
ncr", zegt iemand vijftig meter verder op en het
is duidelijk hoorbaar. Maar plotseling wijkt het
paard naar buiten uit, de favoriet schiet binnendoor
en naar schatting negentien duizend negenhonderd
negentig man staan te juichen of Holland tegen
België de winnende goal scoorde. Hun geld is ge
red.
Juist als dan gestart wordt voor den laatsten ren
breekt het met groote snelheid opgekomen onweer
los. Iedereen blijft naar de paarden staan kijken in
de stortregen. Daar gaan ze voorbij de tribune! En
daar zigzagt een bliksemflits naar beneden, een
knetterslag, bang! In een paniek spatten de dui
zenden uit elkaar, vluchten onder de boomen en
onder de bookmaker's-cassa's. De bliksem is juist
naast de tribune ingeslagen en heeft één stalknecht
ernstig gewond en een ander licht. Het hoost uit
de lucht. Ik schuil onder een parapluie maar haar
eigenaar verdwijnt eensklaps snodelijk naar 'n één
persoonsafdakje. Wanhopig ruk ik de eerste de
beste deur open en sta in het kantoor van een
bookmakger. Waarschijnlijk met het oog op de sta
pels contant geld, die klaarliggen, wil een heer in
hemdsmouwen mij er per omgaande weer uitzet
ten, maar als hij hoort dat ik vreemdeling ben
wint zijn Fransche beleefdheid het en mag ik in
een hoekje blijven toekijken. Een werkman krijgt
driehonderd francs uitbetaald. Die moet toch een
half weekloontje gewaagd hebben. Ik begin iets
voor het Hollandsche wedverbod te voelen.
Een ander onweer verrast mij aan het einde van
den welbesteden dag. Ik heb in het Luxembourg,
dat prachtige park, met zijn bekoorlijke vijvers,
mijne lunch gebruikt en slenter dan, hier een Plaat
werk bekijkend, daar een hoofdstuk lezend het
genoegen van de Fransche boekwinkel naar de
Notre Dame. Het blijkt een statige kerk met schit
terende details vooral, maar nu ik den Keulschen
Dom gezien heb treft zij mij niet meer zooals de
eerste keer. Tenminste uitwendig, want van binnen
gezien zijn de gebrandschilderde ramen oneindig
mooier dan ik mij herinnerde en dan ik voor
mogelijk hield.
Wordt voortgezet.