Gemeenteraad De Contramine te Amsterdam Woensdagmiddag, 3 uur, veergaderde de Raad van bovengenoemde gemeente ten raadhuize onder presidium van den Edelachtbaren heer H. Nolet, burgemeester. Secretaris de heer A. Dam. Afwezig de heer Duyves. De voorzitter opent de vergadering met een woord van welkom, waarna de notulen der vorige ver gadering, na lezing, ongewijzigd worden goedge keurd, onder dankzegging aan den samensteller. 1. Mededeelingen en ingekomen stukken. a. Beschikking van Ged. Staten tot vaststelling der rekening dezer gemeente over 1928. b. Verzoek van bloembollenkweekers in de ge meente om in te trekken het besluit waarbij zij zijn uitgesloten van de schaderegeling van 12 Juni 1930. De voorzitter memoreert dat door den Raad in de vorige vergadering besloten is f 1000.beschik baar te stellen, doch uitsluitend ten behoeve van de tuinbouwers, in aanmerking nemende dat de bloembollenteelt nog loonend zou zijn. B. en W. zijn van meening de beslissing omtrent de verdeeling der gelden over te laten aan de commissie en het verzoek aan haar te renvoyeeren. De heer de Vries zegt, dat de Raad zich in deze zeer duidelijk heeft uitgesproken en geldt het niet de vraag hoe groot de schade der bloembollen kweekers is, maar wel: of het bedrijf dit jaar loonend is. Spreker acht het misplaatst, als de Raad thans op het voorstel van B. en W. ingaat. Wethouder Dekker zegt, vernomen te hebben, dat het jaar nog goed zal zijn voor de bollenkweekers en is van meening dat in B. en W. was besloten het schrijven voor kennisgeving aan te nemen. j Wethouder de Groot zegt, dat besloten is het schrijven te renvoyeeren naar de commissie. De heer Bakker acht het wenschelijk dat de commissie thans de schade nogmaals taxeert om een beter overzicht te krijgen, want er zullen er nu zijn die eigenlijk geen schade hebben in ver- j houding met anderen. Spr. heeft zelfs gehoord, dat j de kool die in dien tijd is gezet, beter is als de kool die veel eerder was uitgeplant. Wethouder de Groot zegt hetzelfde te hebben i vernomen en is van meening, waar destijds schade was, nu voordeel is. Het blijft echter voor de commissie eene moeilijke kwestie. De voorzitter zegt, dat een ieder vertrouwen moet hebben in de commissie. De heer Francis zegt, geen deskundige te zijn om te kunnen beoordeelen, doch oppervlakkig be schouwd is de schade der bloembollenkweekers niet groot. Niettemin zal de uitsluiting van deze cate gorie op practische bezwaren en groote moeilijk heden stuiten. Spreker hoopt dan ook, dat er in de commissie deskundigen zijn en aan hen dan de beslissing over te laten. De heer de Vries had liever gezien, dat de bloem bollenkweekers met cijfers hadden getoond dat dit jaar niet loonend was door de hagelslag, doch het schijnt, dat ze daar niet van terug hebben. Spreker ziet niet in, dat de Raad daarom nu van besluit zou veranderen. De voorzitter is van oordeel dat de commissie moet worden vrijgelaten in de verdeeling der gel den. Echter kan wel de wensch van den Raad worden kenbaar gemaakt. Volgens Z. E.A. is het niet doenlijk dat een ieder die bijdraagt, voorwaarden stelt, daar er dan geen eind aan komt en de commissie toch al voor een moeilijke taak is gesteld. Wethouder Dekker acht het niet juist dat iemand, die b.v. aüders f 150.— van een bunder krijgt en nu f 100.dus een schade heeft van f 50.hier voor vergoeding krijgt. Wel is spreker er voor, dat diegenen worden geholpen, die zwaar getrof fen zijn. Besloten wordt de commissie in kennis te stel len met den wensch van den Raad. 2. Voorstel van B. en W. om opnieuw met het P. E. N. te Bloemendaal een contract aan te gaan voor stroomlevering aan het electr. bedrijf te Waar land voor vijf jaren, ingegaan 1 Juli j.l. op de be staande voorwaarden. De pogingen om, wat de maximale belasting be treft, gunstiger voorwaarden te verkrijgen, hebben niet het gewenschte resultaat opgeleverd. Voorge steld wordt het contract op de bestaande voor waarden te verlengen. De heer Francis verwondert er zich over, dat de oude voorwaarden worden gehandhaafd, terwijl door de P. E. N. de tarieven al reeds zijn verlaagd. De voorzitter deelt mede, dat er druk is gecon fereerd met Ged. Staten en met den Minister, doch door deze de voorwaarden zijn goedgekeurd, waaraan dus niets te doen is. Er schiet dus niets anders over, dan het contract te teekenen, daar de gemeente helaas de P. E. N. noodig heeft. Weth. Dekker zegt, dat de commissie zeker wel niet geconfereerd zal hebben over eene eventueele overname door de P. E. N. want de voorwaarden hiervoor gesteld, zijnde f 800 per jaar gedurende 40 jaren boven het tarief is onaannemelijk en dat voor een net over een afstand van 4 K.M. De voorzitter deelt mede, dat de andere gemeen ten liever het bedrijf in eigen beheer hebben. Mocht evenwel de P. E. N. weer eens komen maar dan met veel gunstiger conditiën,' dan is zulks altijd nog voor overweging vatbaar. Hierna wordt besloten het contract te aanvaar den. 3. Vaststelling suppl. begrooting voor 1930. Door B. en W. wordt voorgesteld de kosten van het raadhuis in totaal hoogstens f2500.bedra gende, uit de gewone middelen te voldoen en daar voor te bezigen f2000.van het batig saldo van den dienst 1929 en f 500— uit de onvoorziene uit gaven dienst 1930. Aldus wordt besloten. 4. Benoeming personeel voor het geven van voortgezet onderwijs, aan de school te Dirkshorn. De voorzitter deelt mede, dat dit onderwijs tot heden is gegeven door den heer v. d. Laan en Mej. Warner en stelt voor dezelfden wederom te benoe men. Conform het voorstel wordt aldus besloten. 5. Aanbieding gemeentebegrooting, idem van het Burg. Armbestuur en idem van het electrici- teitsbedrijf voor 1931. De begrooting van het electrisch bedrijf sluit in ontvangsten en uitgaven op een bedrag van f596.821, die van het Burg. Armbestuur op f8646.—, waarbij de gemeentelijke subsidie is begroot op f 4500.— tegen f 5300.— in het vorig jaar. De gemeenterekening sluit in ontvangsten en uitgaven op f73.154.81 met een beginpost als batig saldo der vorige rekening ad f 8823.49. De post van onvoorziene uitgaven is begroot op f7140.42. Als Commisie van onderzoek worden benoemd de raadsleden met uitzondering van de beide wet houders. 6. Voorstel van B. en W. om de gemeente voor de heffing van de gemeentefondsbelasting te plaat sen in de tweede klasse. Door aldus te besluiten begint de belastingplicht voor gehuwden met een inkomen van f700.— voor ongehuwden met f 600. De meerdere opbrengst der gemeentefondsbelas ting, ais gevolg van de plaatsing der gemeente in de tweede klasse, begroot op f 1000.wordt geheel aan de gemeente uitgekeerd. Van het tarief der belasting kan ter secretarie inzage worden genomen. De voorzitter deelt mede, dat het, gezien de slui- tingspost der begrooting, niet noodig is opcenten te heffen op de gemeentefondsbelasting en zal zelfs binnen 1 of 2 jaren eene verlaging van de eene of andere belasting tegemoet kunnen wor den gezien. Tevens zijn B. en W. van meening, dat slechts een gering bedrag belasting wordt geheven van een inkomen van f 800 en wel f 1.— Dit is niet overmatig groot en geeft eene meer dere belastingopbrengst. Door het voorstel der 2e klasse te aanvaarden wordt de meerdere opbrengst op f 1000.geraamd, hetgeen rechtstreeks in de gemeentekas vloeit. De heer de Vries had het mooier gevonden als B. en W. dit voorstel niet hadden gedaan, vooral nu het gaat om de laagste inkomens en de op brengst hiervan zoo goed als geheel weggaat aan administratiekosten. Het vorig jaar was de rege ling, dat een inkomen van f800 onbelast was, terwijl van een inkomen van f 900.— f 600.voor noodzakelijk levensonderhoud werd afgetrokken. Het is dus een achteruitgang voor de kleinere in komens, waarbij juist de kleintjes het zwaarst we gen. Spreker is tegen de voorgestelde wijziging en acht f800.— zeker noodig om hiervan te kunnen rondkomen. De voorzitter merkt op, dat de administratie kosten nihil zijn, terwijl een inkomen van f 1400 met 5 kinderen geen belasting betaald. De heer de Vries zegt, dat b.v. 2 oude menschjes met f800 er niets aan hebben, dat hun buurman met f 1400 en 5 kinderen geene belastting behoeft te betalen. Spr. wil de kleinste inkomens onbe last laten zooals dit al jaren is De voorz. merkt op, dat door het voorstel te aan vaarden b.v. de personeele belasting, die voor Veféh zwaar drukt, wellicht verlaagd zal kunnen worden. De heer de Vries acht deze belasting toch al onbillijk, omdat geen rekening wordt gehouden met de draagkracht van het inkomen. Wordt het het voorstel aangenomen, dan zijn er twee be roerde belastingen. De heer Francis is van meening dat door de nieuwe regeling het verschil miniem zal zjjn, daar alle aanslagen één klasse opschuiven. De voorzitter zegt, dat er zelf nog een catagorie is die er mee winnen en wel die van f900. waarvan f 700.wordt afgetrokken tegen f 600.— volgens de bestaande regeling. Het voorstel van B. en W. in stemming gebracht wordt hierna aangenomen met 5 tegen 1 stem, n.l. die van den heer de Vries. RONDVRAAG. De heer Doodeman zegt gehoord te hebben, dat er een telefooncel zal worden geplaatst in het Waarland en Verwondert er zich over, dat dit punt I niet op de agenda voorkomt. j De voorzitter antwoordt, dat er aan B. en W. i nog niets bekend is omtrent eene eventueele plaat- sing, wel zijn er door dit college inlichtingen ge- i vraagd omtrent kosten enz. bij de directeur-gene- i raai, waarop nog geen antwoord is ingekomen. Voorts zou de heer Doodeman gaarne zien, dat in het vervolg de pers wordt toegelaten op de vergaderingen der Banne, nu de gemeente eene i subsidie verleent. Dit zou zeer aardig voor de be- I lastingbetalers zijn, daar het tot heden steeds in 1 het geheim ging. De voorzitter antwoordt hierop dat in de najaars vergadering der Prov. Staten het nieuwe regle ment op de Waterschappen in behandeling komt, waarin ook dit punt voorkomt. Eene beslissing hieromtrent moet dus worden afgewacht. Niets meer aan de orde zijnde volgt sluiting. DE VROUWTJES VAN STAVOREN. Onder de steden, die in Nederlandsche overleve ringen een plaats innemen, staat Stavoren vooraan. Er zijn tijden geweest, dat Stavoren en Makkum en Hindeloopen aan de Friesche kust, gelijk Enk huizen en Hoorn en Medemblikaan de Noord- Hollandsche of eigenlijk de West-Friesche kust, plaatsen waren van groote beteekenis. dat hier rijkdommen van voor dien tijd ongekenden omvang lagen opgestapeld, in koopwaren, die verder over de omliggende landen werden verspreid, en dat groote sier werd gemaakt door degenen, die deze rijkdommen vereenigden. Dat weten wij, en wij weten ook, dat omstandigheden, gelijk de econo mische geschiedenis deze in zoo groot getal te zien geeft, vooral in die gevallen, dat men niet tijdig de bakens heeft weten te verzetten, hebben bijge dragen tot het verval, dat langzaam maar zeker gekomen is, en dat enkele dezer levende steden heeft gemaakt tot wat men overigens geheel ten onrechte villes mortes noemt. Maar voor Stavoren kennen wij dan nog een bijzondere re den, en dat is de spilzucht van het vrouwtje van Stavoren, dat der Goden toorn op zich laadde en het Vrouwenzand deed ontstaan, dat de haven dicht en niet langer toelaatbaar maakte. Dat is echter maar het eene vrouwtje van Sta voren. Zij was geweldig rijk; haar man had haar vele pakhuizen met goederen, en niet minder sche pen, nagelaten. Zij was rijk, maar zij was ook flink, en zij behield zelf het beheer over de uitge breide bezittingen, die de hare waren, maar met haar rijkdom, met haar voorspoed stegen ook haar ingeboren hoogmoed. En zoo gebeurde het, dat eens op een dag, toen het mooiste harer vaartuigen reeds gereed lag om uit te zeilen, zij den schipper bij zich liet komen, en hem gebood om van de reis, die hij stond te ondernemen, iets moois, iets heel bij zonders, iets buitengewoon kostbaars met zich te brengen. Want zij wilde, dat ieder in de stad er van zou spreken; dat zij benijd zou worden, door alle de andere koopvrouwen, rijk gelijk zij. „Gij hebt de verste reizen gemaakt", aldus sprak zij tot den schipper; „gij weet wat gewoon en ongewoon is; breng mij iets wat tot hiertoe de oogen in Sta voren en daarbuiten niet hebben aanschouwd, en gij zult beloond worden als geen ander." De schipper ging, in arren moede het hoofd schuddend. Want alles wat kostbaar was in de handelssteden, die hij had bezocht, aan de Scan dinavische en aan de Duitsche kusten, was reeds in het bezit van zijn gebiedster. Onvervaard toog hij aan den gang, en waar hij kwam, ging hij naar de kostbaarste winkels en verzocht het schoonste te toonen, dat men hem toonen kon. Maar telken male was hij teleurgesteld, want wat hij zag, mocht mooi en belangwekkend zijn, het voldeed niet aan de eischen van zijn gebiedster. Zoo strekte hij zijn tocht steeds verder uit, en zoo kwam hij in Danzig, het toen onafhankelijke, machtige Danzig, dat een der voornaamste steden van de Hanze vormde. Hij had er veel van gehoord, want reeds vóór hem waren er tal van Nederlandsche schippers geweest, gelijk er na hem ook zouden komen, die aan Dan zig hebben gegeven dat eigenaardig karakter dat de stad heeft; niet Duitsch, niet Poolsch, maar Hollandsch en Vlaamsch. Hij ging door de nauwe Gassen, die de haven van de stad verbinden met het middengedeelte, waar het raadhuis en de beurs gelegen zijn, en zijn oog speurde in de winkels. Hij ging naar binnen, maar ook hier vond hij niets. Totdat zijn weg hem voerde langs een der oude hoven met die prachtige voorportalen, waar voor Danzig bekend en beroemd is. En daar zag hij, de eenvoudige schipper, iets wat hem kost baarder leek dan zilver of goud. Hij zag er de mooiste tarwe, die hij ooit had gezien; en aange zien hij kon bieden eiken prijs, die hem goeddacht, had hij den koop spoedig gesloten. Gelukkig zijn opdracht te hebben volvoerd, spoedde hij zich huis waarts, waar zijn gebiedster hem reeds lang ver wachtte. Want zij was ongeduldig, zij vreesde niet, dat zij niet behoorlijk gehoorzaamd zou worden, maar zij verlangde, als een kind naar een stuk speelgoed, naar. dat kostbaarste, dat de oude schip per haar zou brengen. Zij zag met hoogmoed uit naar de huizen in de nabijheid van de hare in de toen rijke en machtige stad, die Stavoren vormde, en zij dacht bij zichzelf, dat over wellicht slechts ettelijke dagen zij zou hebben, wat geen dezer andere vrouwen had en zij verheugde zich reeds over de blikken van afgunst, die haar zouden wor den toegeworpen. En toen kwam de voor haar verheugende dag, dat de nadering van het schip haar gemeld werd. Als altijd, wanneer een schip'van een verre reis terugkwam, drong de menigte naar de haven. Zij ontzag zich niet vooraan te dringen; zij wilde de eerste ssijn om den schipper te spreken. En zij vroeg hem wat hij met zich had gebracht, en hij noemde haar de tarwe. Hij wachtte op haar goed keurend, haar instemmend antwoord; immers hij had geen moeite ontzien; zijn gedachten waren steeds met haar wensch bezig geweest. Maar de rijke, trotsche vrouw, die slechts iets wenschte, dat haar uiterlijk aanzien kon verhoogen, voelde zich op deze wijze als bespot. Zij meende dien spot te lezen in veler oogen, waar hij intusschen niet was, want de verstandigen, die haar omringden, begrepen de waarde van deze tarwe. Zij was ver gramd, vertoornd; zij achtte haar bevelen in den wind geslagen. En zij was rijk en machtig genoeg om het te toonen. Zij trad op den man toe. „Schipper, waar is uw tarwe geborgen?" „Aan stuurboord" klonk zijn ant woord. „Dat men dan die lading aan bakboord weer in zee werpe", klonk het scherp en smalend uit haar mond. Waarom zou men haar niet gehoor zamen? Zelfs onder de omstanders was er geen, die afkeeuring toonde; zij was een rijke vrouw; zij kon doen wat zij wilde, en zij, de mannen en vrouwen van Stavoren, waren ook rijk genoeg. Maar zij spotten vergeefs, want het was alsof de tarwe, dat kostbare voedsel, dat over boord geworpen was om aan de toornige gril van een spilzieke en trot sche vrouw te voldoen, bleef waar zij was gevallen. De haven verzandde, veel sneller dan men had gedacht; steeds nieuw zand scheen door het o.ude te worden aangetrokken, en al spoedig was de haven van Stavoren, eens open voor elk schip, nauwelijks meer toegankelijk. Op dat zand, hetwelk het Vrouwenzand werd geheeten, ging een volgen den zomer graan als vanzelf groeien. Maar ten onrechte verheugde men zich over dezen nieu wen rijkdom, want al was het hoog van halm, er was geen korrel voedsel in. Als deze trotsche vrouw de armste werd van allen, die in Stavoren, door haar en haar overmoed werden getroffen, dan was er eene die aan haar zijde heeft moeten gaan. Dat was dat andere vrouwtje van Stavoren, dat niet alleen trotsch en spilziek was, maar onbarmhartig en onverdraag zaam. Ook zij bezat vele schepen, en op een goeden dag, dat vijf dezer schepen zeilree lagen, zat zij, de blanke arm steunend het blanke hoofd, door de kleine ruiten te zien naar het bonte schouwspel, dat de straat en de haven opleverden. Zij zag rustig naar buiten, totdat opeens bijzonder gejoel, in de onmiddellijke nabijheid harer statige woning, haar verraste. Het scheepvaartbedrijf heeft te allen tijde tot de moeilijke, de riskante bedrijven be hoord; in den ouden tijd nog meer dan tegenwoor dig, en zij, vrouwe Margareta, wist het even goed als haar tijdgenooten en voorgangers. Men kon nooit weten, en dus ging zij zien, de straat op, waar zij al spoedig in een grooten hoop volks terecht kwam, allen starend naar een in lompen gehulden man, die op den grond neerlag, en van honger en uitputting blijkbaar bewusteloos was. Schamele kleeren omhulden zijn ledematen, die blijk gaven van doorgestane ellende. Het volk verwachtte me delijden van de rijke vrouw, voor wie dit medelij den immer niets zou beteekenen. Hoe gemakkelijk kon zij niet een paar lieden roepen om dezen man naar haar huis te dragen; hem voedsel en verkwik king te schenken, die hem een ander mensch, een werkelijk mensch zouden maken! Hoe gemakkelijk zou ze hem niet werk kunnen geven, dat hem in het leven hield! Zelfs de machtigste mensch, zoo was van den kansel geleerd, vermag niets tegen de macht van den dood. Maar hier scheen het bijna alsof de macht van deze rijke vrouw sterker was dan die van den dood, want één woord van haar en dit slachtoffer was aan de hand van den dood ontnomen. Zij zag naar het bonte tafereel. Zij zag de klee ren der burgers, grof, ruw gemaakt. Zij zag naar de vrouwen, van wie er meer dan ééne knappe ge laatstrekken had, enkele jeugdiger dan de hare. Maar ook die vrouwen, haar gewaden waren niet kostbaar genoeg om haar schoonheid te doen uit komen. Met een glimlach van zelfvoldoening zag zij neer op haar eigen kostbaar gewaad; op de sieraden, die het blanke van hals en gelaat zoo goed deden zien. De omstanders vergisten zich; zij hielden dezen glimlach voor een van bemoediging jegens den arme, die daar uitgestrekt lag en meer met be weging dan met woorden om hulp smeekte. Maar trotsch richtte de vrouw zich op, en ruw, in elk geval wreed klonk het van haar lippen, dat in Stavoren geen plaats was voor bedelaars en niets- nutters. „Wilt gij niet werken, zoo maak U dan voort; wilt gij werken, sta op en ga uw gang. En gijlieden, die zoo nieuwsgierig staat te gapen, waarom zijt gij van uw arbeid weggeloopen; waar om reppen zich niet uw handen?" Ruw, wreed en toornig klonk haar stem. En zij was machtig, gelijk die andere vrouw, die jaren later de kostbaarste tarwe in zee zou doen storten, ter wille van een gril. Zij werd gehoorzaamd, en men wendde zich van haar af. Maar toen zij poogde zich van den arme af te wenden, leek het als hield hij haar blik vast. Leek het als zag zij niet slechts het schamele lichaam met de uitge teerde trekken, maar als zag zij een dreigend om hoog geheven vuist, die haar toeriep dat zij ge vloekt was. Was het slechts haar verbeelding, of wees hij op haar schepen, die daar zeilree lagen, en vloekte hij deze met haar? Trotsch nam zij den kostbaren ring van haar vingers, wierp die in zee en riep, dat eerder die ring zou terugkomen dan dat haar schepen zouden vergaan. Dagen vergingen, weken en maanden. Schepen gingen in dien tijd uit en kwamen dikwerf eerst na langen, langen tijd terug. Bleven ook niet altijd bij elkander, raakten in verschillenden koers.. Maar van de schepen van vrouwe Margareta kwam er geen een terug, niet na een half, niet na een heel jaar. aanvankelijk Was er niemand, die ongerust heid toonde; het was zoo dikwijls voorgekomen. Aanvankelijk ging vrouwe Margaretha niet 's avonds of 's morgens aan het havenhoofd kijken naar eenig zeil, dat in de verte te ontdekken viel. Aanvan kelijk wenschte zij haar vijf schepen ten volle en geheel, maar op den duur verminderde haar eisch, en nam zij met vier, met drie, met twee, ja zelfs met één schip genoegen. Haar keuken was goed voorzien, haar geldbuidel was nog niet leeg, maar zij zag het einde reeds naderen. Totdat op een goe den dag een man door de straten liep, die op haar deur den klopper liet vallen, en de dienstmaagd toeriep, dat hij een visch had zoo groot, zpo kost baar, dat zij slechts voor vrouwe Margarethe be stemd kon zijn. Het was een prachtige visch; men riep vrouwe Margarethe in de keuken en ook zij sloeg vol bewondering het beest gade. Men maakte het gereed voor het middagmaal, en plotseling rolde iets hards voor de voeten van de vrouw. Zy zag op, en bleek van schrik herkende zy haar ring met den kostbaren diamant, die zij eens aan de zee had gegeven om nooit weer te keeren. Al haar rykdommen, die haar nog gebleven waren, bood zij voor wie haar den ring wilde ontnemen, maar niemand wilde haar helpen. Wanneer jaren later de uitgeteerde gestalte van het vrouwtje van Stavoren, dat het Vrouwenzand deed ontstaan, en zoodoende tot den ondergang der stad voerde, aan de huizen heeft geklopt om een bete broods, dan heeft zdj wellicht ontmoet de schim van vrouwe Magaretha, die eens den armen uitgeteerden man vergeefs om hulp deed smeeken in het gezicht van haar ryke en overladen woning. Alle deuren bleven voor haar gesloten, en zy was armer dan deze armste vroeger was geweest, want zy vond zelfs geen medeiyden, zy vond niets dan afkeer en afschuw! Het zyn geen aantrekkeiyke vrouwenfiguren, die de overlevering uit Stavoren tot ons brengt! ZbLI' i Transpireerende oksels en voeten beliandele men met Purolpoeder. Dit is het meest afdoende middel daarvoor. Met kost 45 en 60 ct. per bus en is evenals Purol, verkrijg baar bij Apotlr. en Drogisten. Sinds eenige weken ïydt de Amsterdamsche beurs in nóg sterker mate dan hare buitenlandsche zus terinstellingen onder de steeds voortdurende econo mische depressie, en zonder den ernst en hevigheid dezer laatste te onderschatten, zyn velen de mee ning toegedaan, dat hare gevolgen in 't koersver loop op overdreven wyze tot uitdrukking zyn ge komen. Zoekt men naar de redenen dezer over- dry ving, dan valt het oog vanzelf op de woorden contramine en baissier, welke in de dageiyksche beursoverzichten schering en inslag zyn geworden. Het doel der aan de Amsterdamsche beurs werkende contramine is de paniek. Het behoeft geen be toog, dat dit doel de actie haar immoreel karakter verleent. Het is allerminst een geheim, schryft een bekend bankier te Amsterdam, dat de hier opereerende baissegroep van Duitschen oorsprong is; evenmin is het verbazingwekkend, dat, na alles wat onze Oosteiyke buren sinds 1914 hebben medegemaakt, bij hen het baisse-sentiment den vruchtbaarsten bodem heeft gevonden. Maar er ligt iets weerzin wekkends in het feit, dat het Nederlandsche publiek het slachtoffer moet worden van enkele buiten landsche manipulanten, welke hier gastvryheid genieten, en welke bovendien behooren tot een natie, die zich juist in financieel opzicht allerminst over ons heeft te beklagen. En ontstellend is de omstandigheid, dat hier te lande geen enkele po ging wordt aangewend, om aan hun drijven paal en perk te stellen. Tragisch en ridicuul echter wordt het geval, wanneer men bedenkt, dat de baisse-campagne wellicht wordt gefinancierd met Nederlandsch geld, hetzy direct, hetzij langs een omweg over de Duitsche banken, die steeds belang- ryke bedragen op korten of langeren termün van haar Nederlandsche confraters geleend krijgen; wanneeer men ziet, hoe de blanco-verkooporders niet alleen door Nederlandsche commissionnairs worden uitgevoerd (de hier gevestigde Duitsche huizen hebben, voor zoover zy zich niet tydig lieten naturaliseeren, geen toegang tot de effectenbeurs) doch, hoe deze hun opdrachtgevers bovendien nog in staat stellen de blanco-posities aan te gaan en agn te houden, door hun tot dat doel de stukken te leenen, welke zy vah hun Nederlandsche cliën- tèle in depot hebben. En beschamend zal het ten slotte zyn, wanneer, de toeleg eenmaal gelukt zynde de „overwinnaars" na het binnenhalen van den buit zich nog vrooiyk maken over den „dummen Hollander", wanneer de ontketende paniek den contramineurs niet slechts de mogeiykheid zal openen zich te dekken met het door ons publiek in onberedeneerden angst op de markt geworpen materiaal, doch hem tevens in de gelegenheid zal stellen, op de geldende afbraakprijzen hausse-po sities aan te gaan, met het doel datzelfde materiaal na verloop van tyd tot verdubbelde koersen aan datzelfde publiek aan te bieden. Misschien is het met medewerking van alle on- middeliyk belanghebbenden nog mogelijk de drei gende déroute te voorkomen, door het hoofd koel te houden, vertrouwen te hebben in de leiders onzer groote ondernemingen, welke een interna tionale reputatie genieten. Men bedenke, dat een georganiseerde aanval niet anders, dan met hulp van allen kan worden afgeslagen en dat het niet aangaat, een orfeanisme als de beurs, dat een zoo fundamenteele rol speelt in ons economisch stelsel, zonder meer over te leveren aan enkele buitenland sche speculanten, wier eenig doel is zich te ver- ryken. Mogen allen die belang hebben by het be houd van ons volksvermogen, zich hun verant woordelijkheid klaar bewust zijn en in overeen stemming daarmede hun maatregelen treffen, om te redden, wat nog te redden is. Te lang heeft men lijdelijk toegezientè veel werd reeds verzuimd!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 6