l m B: Historisclie overleveringen van Nederlandscfie plaatsen De Groente- Centrale wet utni en ortLeuewaariiers,zocT gemakke- lijk kon vallen in de handen van eenVg. psycho paat, met welke prachtbenaming we eenvoudig 'moeten verstaan een niet geheel toerekenbaar verklaard misdadiger, 'n Persoon, wiens plaats voor 'n 25 jaar terug de gevangenis was, doch wien het. nu schijnt te z»n toegestaan, onge hinderd 'n uitstapje te maken in de burger samen leving en welke patiënt het dan ook is gelukt, in een spanne tijds, de grootste opschudding te verwekken, angst en onrust te brengen in een achtbaar gezin. Laat ik ronduit zeggen, als gelijksoortige gun sten meermalen worden toegekend aan dergelijke onbetrouwbare lieden, die ongelooflijk handig en geslepen zijn, en de kunst verstaan zelfs de meest ervaren psychiater om den tuin te lei den, dat het er dan voor onze veiligheid en die omzer kinderen heel slecht uit ziet! Hetgeen dezer dagen in onze onmiddellijke om geving gebeurde, is daarvoor een klinkend bewij% en dus zou- ik het niet noodig aéhten, dat d?Sor onbesproken burgers, die door geld en arbeid krachtig medewerken en bijdragen tot instand houding van hun land, en dus alle rechten kun nen doen gelden op de veiligheid van hunne per sonen, hun familieleden en goederen, een actie werd ontwikkeld tot het verkrijgen van een scherper toezicht op dergelijke psychopaten, niet het minst in particuliere gestichten. Wat thans is geschied, moet geen plaats meer kunnen vinden. Op de keurlijst, welke 22 keuringen bevatte, werden geen op- of aanmerkingen over gemaakt., j Uit het rapport van het kantoor bleek, dat er in de maanden Juli was geveild voor een be- drag van f417.826.05, waarvan voor Broek op I Langendijk f45.732.60, Koedijk f29.158.58, Heer-' i hugowaard f 244288.10, R.K. f48.998.59, St.. Pan- eras f 107.100.09, St. Pancras R.K. f 19.102 2.0, I Zuidscharwoude f20.670.45, R.K. f9.127 15, de I iSchermcer f23.657.43, Ursem f 12.434 76," Hens broek f 19069.93, Oterleek f5.243.80, Schermer- Niet alleen wekken de voortdurende ontvluch tingen in het psychopatenasyl van de regeering - ongerustheid, doch als men nu ook nog begint horu f8671.19, de Rijp L.T.B. f 17-172.40, de met dergelijke buitengewoon gevaarlijke perso- i RÜP en Omstr. f 6.267, diversen f26.131.78 nen, die zich hun onschendbaarheid als ontoe- 1 Ingekomen stukken, rekeabare regeeringspupillen wel degelijk bewust- Van ,>de West" te Koedijk met verzoek dat de zijn, verlof gaat geven tot het maken van uit- L-G.O. een algemeene vergadering belegge met sfü.TVlAQ 1 IV TTrr» 1 Ir/in 1 1 1f IS rl.oivTT-nn-^ Tint 11 -1 „Lieve help, Marie, zet de luidspreker af. Het is verschrikkelijk gewoon." Dat is de luidspreker niet, mijnheer, het is het stapjes, in welken korten tijd zij kans zien de onderwérp: „Het bespreken va iialle gepaste mid- i keukenmeisje, die mevrouw opgezegd heeft. OTfinf.fifft rvn ll oi lnn -fr» A li l. i rlnlmi om rl PI*J_ rsi grootste onheilen te stichten, dan wordt het toch delen om de tuinders, getroffen door misgewas. i zeker hoogsten tijd, om tegen een dergelijke -on- waterschade en bovendien zeer slechte prijzen (Passing Show.) tegen een dergelijke verantwoordelijke roekeloosheid ten krachtigste te ageeren en te protesteeren. RENS O; prijzen voor de nog aanwezige producten, met behulp van de hoofd-oreanisatie. Riik en Pmvinnio d; HET SLOT VAN BREDERODE. Er is een tijd geweest; tijd, die thans lang achter ons schijnt te liggen, dat in Holland en Zeeland en Gelderland en Utrecht en andere provinciën de groote, sterk gebouwde riddersloten, omgeven door wallen en grachten, even talrijk waren als thans de groote en kleine dorpen in alle deze welvarende provinciën zijn. Die tijd is lang voorbij; de adel lijke geslachten hebben hun macht moeten geven in handen van de groeiende gemeenschap. Slechts weinige van de riddersloten, die even zoovele ves tingen waren, gereed om een beleg te weerstaan, zijn, zelfs in den meest embryonalen vorm, nog over. Uit den lateren tijd zijn ons enkele kasteelen ge bleven, die echteer meer woonhuis dan vesting en versterking waren. Van alle die oude sloten is er, althans in de streek langs de Noordzee, aan den duinrand, die altijd een verkeersaders van beteekenis is geweest, geen zoo bekende als die afbrokkelende steenmassa, die daar staat onder het gebied van Santpoort: de ruïne van Brederode. Zij staat daar sedert jaar en dag zoo rustig, zoo kalm; zij is een vermakelijkheid voor de toeristen kinderen spelen op de plaatsen, waar eens de zware stap 'van de geharnaste krijgslieden heeft gedreund. Geen wakend oog behoeft meer over het omliggende landschap uit te zien of wellicht een vijand nadert. Het is alles rust en vrede nu, maar hoe geheel anders is het hier geweest! Toch i; het slot van Brederode nog vrij lang blijven be staan. Zelfs onder keizer Maximiliaan werd er een Reynout van Brederode tot ridder geslagen, met hetzelfde zwaard, dat eens aan Karei den Grooten had toebehoord. Tijdens het beleg van Haarlem legden de Spanjaarden er bezitting op, en van 't jaar 1628, het jaar van de vermeestering van de Zil vervloot, is bekend, dat een rentmeester daar woonde met geheel zijn gezin. Toen echter was het slechts een gedeelte van het eens zoo machtige slot, dat nog overeind stond, want de Spanjaarden hadden er den brand in gestoken en een groot deel ervan y/rnield. Wind en regen ontdeden de geblakerde muren in den loop der tijden van het roetachtig zwart, maar de bouwval bleef onbeheerd liggen tot in den loop der negentiende eeuw. Toen heeft men haar voor verder verval behoed: in een tijd als de onze, die zich van de monumenten van het verleden, voorzoover deze behouden zijn geble ven, zooveel aantrekt, kon men deze ruïne vooi studie en andere doeleinden banutten. Men heeft haar voor verder verval behoed; hersteld wat te herstellen viel, en al bleef het een bouwval, het is toch een leerzame bouwval, die aanknoopingspunt met het nu onbekend verleden biedt. Wanneer deze bouwval eens spreken kon! Hij zou intusschen niet alles kunnen vertellen van w.at daar is geschied, want het is niet meer het oude slot, dat eens de Brederode's, die voor de rijksten onder de Hollandsche edelen doorgingen, hebben gezet. Dat ware ook wel een wonder in tijden van wapengeweld gelijk de Middeleeuwen die onver poosd hebben gekend. Hier is in 1256 de tijding- gebracht, die betrof Holland's dapperen maarschalk Willem van Brederode, die met zijn Koning optrok tegen de Friezen. Hier is in 1283 Floris V op bezoek gekomen. Hier heeft in 1321 graaf Willem de Goede de belofte bezegeld, die aan de gemalin van Hen drik van Brederode, aan vrouwe Isabelle, ook in de toekomst het bezit van het slot verzekerde. En hier zijn in 1345 de roemruchtige edelen samen geweest, die met den stoutmoedigen vermetelen Willem IV nog* eens de Friezen zouden gaan be vechten, en ditmaal in hun eigen land. Des Maan dagsmorgens, na het ontbijt te hebben genuttigd trok de schitterende ridderstoet ter poorte uit;' men reed naar de Zuiderzee om zich daar in té schepen op de vloot, reeds in gereedheid gebracht En het ging velen, zeer velen ridderen, gelijk het hun graaf verging; op het nederige slagveld bij Warns vonden zij een dood, die voor de toenmalige tijden geen eens een ridderdood kon heeten. Zelfs kwam in 1351 het slot, na heldTyftige verdediging van den heer Diederijk, in handen van den Graaf- Hertog, r^aar korten tijd daarna kwam een verzoe ning tusschen Brederode en leenheer totstand, die opnieuw het slot in handen van het aloude' ge slacht bracht, dat het met grooteren luister dan tevoren nog inrichtte. Men leefde toen in den tijd der Hoeksche en Kabeljauwsche twisten. Twisten, die op eiken heer weg, in elke groote en kleine stad, aan de orde van den dag waren. Twisten, die werden gestimu leerd door het uiterlijk kenteeken, dat de aanhan gers der beide partijen droegen. Twisten, die po litieke beteekenis en doeleinden hadden, en deze door het volk op eigen rug deed uitvechten. Het was in die dagen, dat Reynout woonde op het slot der Brederode's; Reynout, de wakkere, maar wat stugge, grimmige ridder, getrouwd met vrouwe Joanna, even lieflijk en zacht als hij grimmig en ruw kon zijn. Zij behoorden zou het anders kun nen? tot de Hoekschen, en zij leefden in een streek, waar de IJoeksche meerderheid verzekerd kon worden geacht. Maar toch, in die dagen werd de krijg anders gevoerd dan wij dien thans kennen- oyeral loerde het Kabeljauwsch verraad. Men was niet veilig om uit te gaan dan met sterk gewapend geleide, en men moest nog steeds op den weg verkenners uitsturen om den omtrek en den terug tocht waar te nemen! Het was op een zonnigen zomerochtend, dat Reynout zich gereed maakte met een groot gezel schap van gasten ter jacht te gaan. Hij kwam in de stallen; vond de .toornen van zijn paard ver keerd en verhief luidde zijn stem tegen den staljon gen, die een woord van verontschuldiging wilde spreken. Maar reeds was de staf van den heer omhoog gegaan, gedaald op zyn schouders, en met een pijnlijke kreet sprong de Jongen terug. Op dat oogenbhk kwam vrouwe Joanna binnen. Haar zacht gelaat betrok; zij vroeg opheffing van de straf van den jongen, en Reynout schonk die om harentwil al verzocht hij haar niet meer in dergelijke ge vallen tusschenbeide te komen. De jachtstoet reed uit. De zoo Juist gestrafte stal jongen was mede; zijn taak was in het veld. Af dwalend van den ridderstoet, zwierf hij door de duinen. Nabij Castricum werd de hondentrein ont koppeld, en werden valk en havik ontdaan van strik en bellen kap. Het jagerssein klonk, en de jacht nam een aanvang. Maar plotseling, terwijl vrouwe Joanna in het midden was van het jacht genot, dat ook haar, zachte vrouw dier tijden, aan genaam was, stond de staljongen met ongedekten hoofde naast haar. Hij bad haar dringend voor zichtigheid te betrachten; hij had in de duinen ge zworven; hij had het blazoen van Bloemsteyn wel gezien, en hij vermoedde met dezen vele andere vijanden, Ja, hij had zelfs de speren zien blinken, en vreesde een groote gewapende macht. En op het zelfde oogenblik keerde de geervalk op haar hand terug, zonder prooi of buit. Zij erkende: haar vogel had iets vreemds gezien; de knaap moest waarheid gesproken hebben. Vrouwe Joanna deed luidde de klanken van haar zilveren hoorn weerklinken. Reynout kwam, ver bolgen; dat hij de jacht had moeten afbreken, op haar toesnellen. Zij deed hem het verhaal, maar hij lachte. Waar' is de knaap, zoo vroeg hij. De knaap was niet meer te zien, en dit versterkte Reynout in zijn ongeloof. Zij mocht wijzen op den valk, die het bericht bevestigde, hij wilde het niet gelooven: hier was geheel de omtrek Hoeksch, hier duchte men geen Kabeljauwschen overval. Op datzelfde oogenblik maakte zijn valkenier er hem opmerkzaam, dat de staljongen trachtte weg te vluchten op het lastpaard, dat hij juist miste. Zelf legde Reynout aan, de knaap werd aan den arm getroffen, het paard keerde met tragen stap terug. Maar op het oogenblik, dat Reynout de jacht wilde hervatten, werd hij een stoet van ruiters gewaar, getooid met den grauwen hoed der Kabel- jauwschen, en hij zag nu, dat het gevaar hem van zeer nabij bedreigde. Reeds trok hij het zwaard en wilde zich teweerstellen, maar vrouwe Joanna be greep, dat hij in dezen ongelijken kamp geen eer kon behalen, bad hem om terug te keeren, en vond gehoor. Hij zelf nam zijn gade voor zich op het ros, hij reed voor zijn mannen uit, spoorslags den weg terug dien men zoo juist met luid jachtrumoer gegaan was. Maar de Bloemsteyner zette hem na, trachtte" hem den weg af te snijden. Bij Castricum lachte hij reeds, dat het Hoeksche vogeltje in het nauw zou zitten. Reynout en dë zijnen vonden nog juist tijd om de kerkdeur binnen te gaan; met balken en banken en alles wat men vinden kon werd deze versperd. Maar dat begreep men wel, lang zou men het hier niet kunnen uithouden. Indien niet spoedig hulp opdaagde, was men verloren. Maar hoe die hulp te vinden? Nog peinsde men toen eensklaps de klokken van den toren angstig begonnen te luiden. De omliggende bevolking van Castricum was goed Hoeksch; zij werd gewaarschuwd; dat be- teekende ontzet en hulp. Maar wie, wie in hemels naam trok daar aan de touwen? Al spoedig was er buiten rumoer; de landluijden kwamen gewapend toesnellen om hun heer te ontzetten. En men trok naar den kerktoren en men vond daar, bijna ge bonden aan het touw dat nog steeds bewoog, den armen staljongen, die de klokken in beweging had gebracht om ontzet te verkrijgen. Toen zijn heer niet wilde gelooven wat hij meldde, had hij begre pen te moeten handelen zonder zijn voorkennis; hij had het eerste paard genomen dat hem voor de voeten kwam, hij had erop willen rijden naar Cas- tricum's toren om de omliggende bevolking te waar schuwen. Zijn heer had op hem geschoten; schoon- uitgeput van bloedverlies had hij zich voortgesleept. Hij had zijn heer, maar hij had vooral vrouwe Joanna gered. Teeder nam zij den knaap in haar armen; zij hoopte dat redding nog mogelijk was. Maar het had te lang geduurd, het luiden van de klokken had te veel van de inspanning van den reed.v uitgeputten knaap geëischt. Op de blanke armen van de edelvrouwe legde hij het hoofd neer en blies, dankbaar haar in de oogen blikkend, den laatsten adem uit. Dat is een verhaal van romantische poëzie, dat ook met den bouwval van Brederode is verbonden. Reynout en de zijnen hebben er jarenlang gewoond; zij zijn opgevolgd door andere adellijke geslachten, en de bouwval heeft den ondergang van het eens zoo machtige geslachct der Brederode's, gelijk van tal van andere geslachten in Holland en Zeeland en andere provinciën, aanschouwd. Zelfs heeft Reynout's opvolger van gelijken naam, die door keizer Maximiliaan tot ridder werd geslagen, de burcht gedeeltelijk doen herstellen, van nieuwen luister voorzien, maar wat mocht het baten tegen den tand des tijds? De Spanjaarden achtten niet op den roem van het verleden; zij vernielden met schennende hand. Zoo is het eens zoo machtige slot, dat men vaak vergeefs belegerde, geworden de bouwval van nu. Maar des avonds laat, wanneer men daar zou vertoeven en de taal van de onge ziene dingen zou verstaan, sou men menigmaal stoutmoedige ridders, angstig in de omgeving blik kende jonkvrouwen en een gevolg van jofferen en krijgslieden kunnen tegenkomen. Voor wie maar over een greintje fantasie beschikt, is de bouwval van Brederode niet dood! Echtgenoot: „Ik wou dat we niet zoo uitbundig in onze dankbetuiaingen waren geweest, lieve, toen je vader ons die tuinslang voor drie gulden verkocht. (Humorist.) Vergadering van het Bestuur der Langendij- ker Groentencentrale in het betaalkantoor. Aanwezig 25 leden. Voorzitter burgemeester Slot opent met een welkom, waarna lezing der notulen volgde, wel ke onveranderd werden vastgesteld. hoofd-organisatie, Rijk en Provincie, di reet. en indirect te steunen, zoodat een algeheele inzinking zooveel mogelijk opgeheven en voor komen kan worden. Dit schrijven was aan alle aangesloten vereeni- gingen bij de L.G.C. gezonden om adhaesie-be- tuiging. Van 3 vereenigingen was antwoord ont vangen, dat. ze met het voorstel van „de West," meegaan, en van een vereeniging bericht dat geen heil gezien werd in een algemeene vergadering. Voorzitter zegt dat er geen schrijvens meer zijn ingekomen, maar dat de afgevaardigden thans hunne opinie wel zullen weeargeven. Het is wel diep treurig dat wjj thans jveer in een periode zitten, dat de opbrengst van de tuin bouw zoo slecht is. Te koedijk is een ledenvergadering gehouden, waar dit wel heel duidelijk naar voren is ge komen, en dat ze daar de meening zijn toege daan om alles te doen, dat die slechte toestand' va/n de tuinbouw overal bekend wordt om zoo doende de aandacht op zich te vestigen en daar door misschien geholpen zullen worden. Wanneer er niets anders meer te bereiken is, zal dit misschien goed zijn, maar voor onze cre diet waardigheid is het zeker niet bevorderlijk'. Wij hebben reeds veel slechte en goede jaren gehad en we hebben het altijd gedragen, maar thans is dat wel iets anders, daar er meer behoef te aan geld i9 dan vroeger. Daarom is te Koedijk gezegd: wij moeten ruchtbaarheid aan den toe stand geven, opdat \Vij geholpen worden. D'e hulp van Rijk en Provincie zal misschien wel niet zoo vlot gaan. Die hebben eens voor schotten gegeven, terwijl in die kringen tevens al eens gezegd is dat ze zulks niet meer deden, omdat de tuinbouw daarmee niet geholpen is. Wel kunnen we steun vandaar verwachten in denj vorm van een som gelds voor het maken van reclame voor onze producten of het stichten van demonstratie-bedrijven Verder zegt spr. heeft „de West" te Koedijk cm een vergadering gevraagd, maar hun voorstel is wel wat vaag en moeilijk, om daarvoor een algemeene vergadering te beleggen. De heer Visser (Koedijk) zegt dat de leden bij hun een vergadering hadden aangevraagd om den toestand te bespreken en te trachten met elkaar iets te vinden dat tot verbetering kan leiden;. Dit is niet gelukt, ten minste niet zoodanig, dat het direct resultaat gaf. Daarom is aan den Bond, aan de L.G.C1. gedacht, wat heel natuurlijk is, want, wat men als enkeling niet kan bereiken, gat met. elkaar soms wel. Daarom heeft Koedijk om een algemeene vergadering gevraagd, met de hoop dat, als wij allen bij elkaar zijn er iets gevonden werd, dat tot verbetering kon leiden. De heer Muller, Zuidscharwoude, zegt dat, het schrijven van Koedijk bij hun in bestuursverga dering is behandeld en besloten aan Koedijk te vragen om een meer omlijnd voorstel, daar het moeilijk gaat enkel voor een bespreking een al gemeene vergadering te beleggen. Wanneer zulks niet mogelijk was, dan eerst een algemeene be stuursvergadering te beleggen, waar dan de pun ten voor de algemeene vergadering nader kunnen omschrevefn worden. De heer Hoogland, St. Pancras, zegt dat bij' hun hetzelfde besluit is genomen, waarvoor 2 bestiiursleden naar Koedijk zijn geweest, om die zaak te bespreken. Spr. zegt dat het echter toch ook hun goedkeuring heeft als de tegenwoordige toestand eens bekend gemaakt wordt, daar zulks in andere takken van bedrijf ook wel wordt ge daan en daardoor zal ons bedrijf niet dadelijk geschaad worden. >pr. zou het wr-1 goed vinden, dat de leiders van de verschillende politieke partijen eens goed op de hoogte waren van den economischen toe stand in de tuinbouw, want wij meenen dat dit juist niet het geval is. Voorzitter zegt: ik wil er toch den nadruk op leggen, dat het zeer gewenscht is, dat ons crediet niet geschokt wordt. Wij hebben altijd een credietwaardig bedrijf, gehad, en dat is het nog, en als men behoefte aan geld krijgt, dan moet men dat halen waar het te jkinjgen is, en daar werd er allereerst gevraagd, of de zaak waar het. om gaat, credietwaardig is. De heer Commandeur, S,t. Pancras Zuid, zegt, dat het oo kin hun bestuur besproken is, maar zij ook niet weten hoe thans de zaak te helpen, maar zegt spr., w ijweten toch nog niet hoe het eind van het seizoen zal zijn. Voorz. zegt, .dat voor de tariefmuren geen algemeene vergadering noodig is, omdat daar alles wat mogelijk is voor gedaan wordt, evenzoo Voo rde spoorvraohten, al gaat het niet gemak kelijk, toch wordt er steeds op aangedrongen, en wordt er volgehouden, totdat bereikt is, wat bij mogelijkhs^ te bereiken is. De andere zaak is het pachtervraagstuk, de pachtwet laat nog steeds op zich wachten, en dal is z eer te betreuren, want, de landhuren zijn veel te hoog. De hocge huren zijn zeker een groote oorzaak van de verarming van land en tuinbouw. Wan neer wij op dat gebied iets konden bereiken, dan \lras er zeker al veel gewonnen. De heer Quant Heerhugowaard zegt, dat de toestand zeker ernstig is, doch dat dit thans het meest veroorzaakt wordt door de ziekte in de gewassen. Veel nut van een algemeene vergade ring werd door hun niet ingezien. De heer Glas, Heerhugowaard, zegt dat ook zijn vereeniging geen heil ziet in een algemeene vergadering, zij meenden echter dat het wel goed zou zijn ,als crediet verschaft werd voor de aankoop van tulpenplantgoed. D:e afgevaardigde van Hensbroek meent dat het wel gewenscht is, dat een algemeene vergade ring gehouden werd. De Secretaris zegt dat het wel moeilijk is om thans een oplossing te vinden. Het verstrek- {*.?.nvan renteloos kapitaal, wat wel zeer moei lijk te krijgen zal zijn, zou wel voor de oogen- biikkelijke. noodtoestand helpen en daarvoor is het thans wel zeer noodig, maar daar zijn wij op den duur niet mee geholpen, het kwaad zit die per. De ziekte in onze producten is een grootere factor in den toestand van ons bedrijf. Prae- tisch kunnen w ijal enkele jaren geen kool meer telctn op onze oude akkers. Het is al zooveel jaren, dat hier de draaihartigheid heerscht, maar wij gaan maar steeds door met het kweeken van I ïij v°lgende jaar staan we weer aan het zelfde gevaar bloot, zoodat spr. meent dat naar andere cultures gezocht moet worden, producten moeten wij hebben die wij kunnen telen en daar voor komen zeker de bloembollen in aanmerking. Velen van onze leden hebben zich al toegelegd op het kweeken hiervan en het is tot heden goed loonend, ook zijn er die producten onder glas telen en met succes. Eten reden te meer om andere cultures te beginnen is wel de groote concurrentie die ons de landbouw aandoet. Daar is het ook niet rooskleurig en prijzen waar wij niet van be staan kunnen, daarvoor kunnen zij nog best kool telen, zoodat ër thans groote massa's in de pol ders geteeld worden. Het pacht vr. agsluk verdiend zeker aller aan dacht en kan zeker verbetering in den toestand brengen. Die heer Glas, Br. op L„ zegt dat hij het met den secretaris eens is, toen wij door de draai- 'hartigheid gee nbloemkool meer konden telen, zijn wij met aardappelen begonnen en dat is al de jaren loonend geweest.; nu komt zeker de tul penteelt m aanmerking om verbetering te bren gen in ons bedrijf. 'Wij hebben .gemeend dat het in het kleine ge zocht moet worden om zoodoende tot een sta- beler bedrijf te komen. Heden werd ter sprake gebracht het al of niet houden van een algemeene vergadering en werd besloten eerst een algemeene bestuursvergadering le houden en dan te bepalen of een algem. verg. zal worden gehouden. De bestuursvergadering zal worden gehoude nop Maandag 8 iSeptember a.s. in het lokaal van Vijzelaar. Verder was een schrijven ingekomen van de vereeniging Eloralia met. de uitnoodiging om bij de opening van hare tentoonstelling tegenwoordig te zijn. Als afgevaardigden werden benoemd de heeren O. (Spaans en IJGlas. Schrijven ingekomen van den Vierbond, welke in overweging gaf om de punten welke op de laatste vergadering dusdanig waren aangenomen, waarna een algemeene vergadering belegd zou worden, dit thans met het oog op den toestand uit te stellen tot het komende voorjaar. Het betrof de punten, ten eerste maatregelen te treilen om in de eerste wintermaanden goede kool aan de veiling 'te krijgen, en ten tweede con trole op den uitvoer naar Amerika. Het bestuur achtte het ook beter om die pun ten op de voorjaarsvergadering te behandelen Gevraagd wordt, als door den koopman den keurmeester gehaald wordt, en de partij wordt door hem goedgekeurd, of dan de koopman beboet wordt. Gezegd werd, dat dit wel zeer moeilijk is, want al wordt, de partij goedgekeurd, kan er toch wel iets aan mankeeren dat een reden geweest is om den keurmeester te halen. Het reglement luidt: „als door den kooper den keurmeester ten onrechte gehaald wordt" en dat komt heel zel den voor. Ingekomen een rappprt van den accountant van het O.B. dat hij op 18 Augustus de rekening van den penningmeester heeft nagezien en alles; in orde heeft bevonden. Gevraagd werd Wij' de rondvraag: als men uien door de machine laat sorteeren, of dan de nep en drielingen er ook door kunnen blijven. Dit werd bevestigend beantwoord, de machine sorteerd de uien thans in vier sorteeringen ge heel volgens voorschrift van het U.O.B. Tevens werd medegedeeld dat de machine deze week weer in werking wordt gesteld, zoodat er weer gebruik van gemaakt kan worden. Nog werd gevraagd of de bloemkoolveiling een half uur later gesteld kan worden. Dit zal met de handel besproken worden. Hierna sluiting. „Ja, het is hier een prachtig plekje George maar eerf kijken om de bocht. Als^me daar niet lijkt, komen we hier weer terug." (Passing Show.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 4