Warmenhuizen
De Openbare School te Sschoorldam.
Uit alle hemelstreken
Donderdag j.l. vergaderde de Raad van boven
genoemde gemeente des namiddags 5 uur in het
Raadhuis onder voorzitterschap van den Ed.-
achtbaren heer H. Nolet, "burgemeester.
Secretaris de heer H. Rijs.
Afwezig de heer K. Molenaar.
De voorz. opent de vergadering met een woord
van welkom en hoopt dat de besprekingen i,n
het belang der gemeente zullen zijn.
Hierna worden de notulen der vorige verga
dering onder dankzegging aan den secretaris on
gewijzigd goedgekeurd.
De agenda vermeldt slechts één punt van be
handeling en wel:
Voorstel tot opheffing 0. L„ School te
Sehoorldam.
Door de meerderheid van B. en W. wordt voor
gesteld de O. I.School te Schoorldam met ingang
van 1 Mei 1931 op te heffen en de kinderen over
te plaatsen op 'de O. L. School te "Warmenhui
zen (Dorp), op de navolgende gronden;
le. de leerlingen zullen op "de 0- I School
(dorp), waaraan 3 leerkrachten zullen zijn ver
bonden, beter onderwijs genieten als op een 'éón-
mansschool
2e. voor de gemeente zal deze opheffing jaar
lijks aan uitgaven minder bedragen in totaal
pl.m.. f1600. De kosten n.l. van het onderwijs
te Schoorldam bedragen jaarlijks pl.m. f400; op
de o.l. scholen zijn te zamen 100 leerlingen, dus
per leerling bedragen do kosten f 4. Op de bijz.
scholen in de gemeente zijn ruim 300 leerlingen
en zullen de uitkeeringen ingevolge art. 101 der
I.O.-wet, 1920 jaarlijks 300 maal f4 is f 1200,
minder zijn.
Wat de ingekomen adressen in verband met
de opheffing betreft, wordt door de meerderheid
voorgesteld deze verzoeken voor kennisgeving
aan te nemen.
Be voorz. deelt mede, dat het verleende eervol
onislag aan den heer Dijken voor B. en Wi. aan-
zullen overplaatsen. Wat punt 2 betreft, is het
echter gemakkelijk om de berekening te maken
3X4=12—j—4==f 1600, echter kan ook eene andere
berekening worden gemaakt. Het motief „bezui
niging" wordt door spr. "betwijfeld. Toen voor
5 jaren terug het bijzonder onderwijs werd ge
sticht is geen enkele keer over bezuiniging ge
sproken. Het bracht alleen groote kosten mee,
ondanks dit, moest de splitsing J:ot stand ko
men. Dit was een recht en is ook gebeurd. Is
werkelijk het genoemde bedrag te bezuinigen,
dan toonen de cijfers aan, vergeleken met andere
plaatsen, zooals Noordscharwoude, waar de kos
ten per kind bedragen f*12 a f 13, zelfs op andere
plaatsen f 14s a f 16, dat het onderwijs te Schoorl
dam geen extra offers vraagt. Spr. zou tie voor
standers van het bijzonder onderwijs willen waar
schuwen, dat zij zich niet op gevaarlijk terrein
moeten begeven, Indien voor hen het mojtief be
zuiniging geldt, want dan zal de bijzondere school
zich moeten bedruipen met f10, indien de school
wordt opgeheven.
Weth. de Groot merkt, op, dat de heer Slot. be
weert, dat de voorstellers geen bewonderaars zijn
van het L'. O., doch is hiervoor steeds gedaan,
wat er voor gedaan kon worden. Wat betreft de
bezuiniging merkt spr. op, dat waarmee de 0.1.
school toe kan, ook de Bijz. school mee toe kan.
Ejn wat aan het Bijz. onderwijs is ten koste
gelegd js gedaan aan de hand van 'de wet.
De voorz. zegt, min of meer persoonlijk door
den heer Slot te zijn aangevallen. Spr. zou met
dezelfde, woorden kunne nantwoorden van: „als
de vos de passie preekt enz. Het kan waar zijn,
dat de kosten voor de O.L.S. hooger kunnen
worden, doch als de school te Schoorldam blijft,
zullen deze kosten hiervoor blijven en zeer zeker
hooger worden.
De heer Slot zegt dat de redeneering niet
opgaat al zou aan het onderwijs te Schoorldam
vele kosten ten laste zijn gelegd, want dit is
absoluut het geval riiet.
De voorz. De kosten kunnen gedrukt worden
door de opheffing.
De heer Slot. Dat zal nog moeten blijken.
JZeker is het, dat als hier een beetje minder econo
misch wordt gehandeld, het bezwaar voor Schoorl
dam is opgeheven.
De voorz. zegt, dat niemand kan ontkennen,
dat als de kosten voor het O.L. onderwijs hoo
ger worden, deze ook voor Schoorldam hooger
worden.
De heer Slot merkt op, dat het cijfer niets
uitsteekt boven anderen.
De voorz. Het staat absoluut vast, als de school
deren, de leden dienen te welen wat de uitslag
der informatie's zijn, geclaan te Schoorl.
De voorz. deelt mede, dat Schoorl voorstelt 10
a 15 leerlingen op de O.L.S. toe te laten. B. en
W, zullen terzijnertijd in dien geest een voor
stel aan den Raad doen. Hierdoor kunnen de
kleine kinderen, voor wie de afstand naar War
menhuizen te groot is, naar Schoorl gaan.
Weth. Swan is overtuigd dat hierdoor eene
verwikkeling wordt geschapen, waartegen geheel
Schoorldam zicli zal verzetten.
Weth. de Groot is van meening dat het aan
beveling verdient, dat alle kinderen naar War
menhuizen komen. Het voorstel Schoorl is ech-
tot de meestgeliefde repertoirestukken van ieder
strijkje. En Offenbach kent de smaak van zijn pu
bliek. Hij componeert daarom een geheele serie
operetten van de soort als zijn eerste successtukken.
„Pariser Leben" geeft een alleszins volledig overzicht
over de lichtzinnige vreugden en genietingen van
het moderne zondevolle Babel. „Blaubart" geeft ons
een caricatuur van het bewuste sprookje: men
denke slechts aan het opstandingslied van de vrou
wen of aan het gedeelte waar de wreede ridder
plotseling in een vroolijke stemming komt en uit
volle borst zingt: „Meine erste Frau schon starb
mir". Het soldatenleven wordt belachelijk gemaakt
in „die Gross-Herzogin von Gerolstein", waar de
komische figuur van de generaal Bumm het geheele
stuk draagt. Behalve de soldatenliefde is ook het
„rijk" worden een geliefd Offenbach-thema; hij be-
handelt dit thema b.v. in „Die Prinzessin von Tra-
ter een stap in de goede richting met| het oog pezunt", dat kortgeleden door verschillende Euro-
op den langen afstand. peesche omroepzenders werd uitgezonden in een
Dé heer Slot herinnert nogmaals aan de be- luisterspelbewerking,
lofte der raadsleden, die is afgelegd onder om
standigheden die thans eer ten gunste dan ten
nadeelc is gewijzigd. Spr. geeft in overweging
dat een ieder goed'zal overdenken alvorens zijn
stem uit te brengen, want als het voorstel van
B. en W. wordt aangenomen, zal Schoorldam
zich als één man er 'tegen verzetten en zich wen
den tot de hoogere college's.
Dé discussies worden hierna gesloten en wordt
het voorstel van B. en W. in stemming gebracht.
De uitslag is 3 tegen 3 stemmen.
Vóór stemden de heeren Hof, Nannes en de
Groot, tegen de heeren Slot, Swan en van Rijn.
Nu de stemmen staken, zal in de volgende ver
gadering opnieuw hierover worden gestemd.
Rondvraag.
Het nooit geheel gebluschte verlangen naar het
„hoogere genre" bevredigt Offenbach in zijn laatste
fragmentarisch tooneelwerk, waarvan de instrumen
tatie volgens zijn aanwijzingen nauwkeurig werd
geregeld, n.l. in „Hofmann's Erzahlungen". Reeds de
aankleeding van dit stuk geeft het geheele karakter
weer: „phantastisch". De auteur mocht de in-
tusschen weinig succesvolle première niet meer
beleven. Bij de tweede voorstelling brandde het
Weensche Ringtheater af, en met deze catastrophe
raakte tenslotte het stuk in het vergeetboek. Eerst
bij de aanvang van de twintigste eeuw werd het
stuk weer voor den dag gehaald en opnieuw geën
sceneerd. Het had dadelijk een enorm succes. Deze
Opera van Offenbach is door Barbier en Carré tot
een drama verwerkt „Les contes d'Hoffmann", waar
de spookachtige Hoffmann-figuur in een kring van
feestvierende studenten drie zelfbeleefde liefdesge-
schiedenissen vertelt: Zijn hartstochtelijke liefde
voor een groote pop; de geschiedenis van het ver
werken, is het lied van Klein-Zaches.
zijn medeminnaar Schlemihl vermoordt, en zijn
met de tijdelijke leerkracht. I üefde voor de zangeres Antonia, de dochter van
1 De voorz. antwoordt, dat gisteren een solliei- Crespel. In de Antonia-geschiedenis is de zoo popu-
tant bij den Inspecteur is geweest. Iets naders lair geworden Barcarolle ingelascht. Een zeer ge-
hieromtrent is nog niet bekend. i slaagd st.uk.> vo!gens b*st<? van Offenbach's
Hierna volgt sluiting.
Het publiek gaf voor deze vergadering acte
de presence en mocht de publieke tribune zich
dezen keer verheugen in een druk bezoek. Ver- j
schillende bewoners uit Schoorldam en Warmen
huizen woonden de zitting bij.
(Nadruk verboden).
Land- en Tuinbouw
leiding is geweest^ te overwegen, wat er verder m jaar niet te Schoorldam was geweest, dit
te doen zal zijn. De zaak is rijpelijk overwogen
en zijn B. ei. W. te rade geweest bij den Inspec
teur van het L. O. en heeft de meerderheid in
B. en W. besloten tot de opheffing van de
school en wel nmreden dat Warmenhuizien hier
door verzekerd is van de aanstelling eener derde
leerkracht, die thans op kosten der gemeente
werkzaam is. Het aantal leerlingen te Warmen
huizen zal door de opheffing van de school te
Schoorldam daardoor meer dan 72 bedragen. Een
tweede reden is, dat een belangrijke bezuiniging
wordt verkregen, wat tengevolge heeft, een ver
laging van pl.m. 15 proeft van de Gem. Fonds-,
belasting.
De heer Slot is van meening, dat over deze
zaak niet lang gepraat behoeft te worden. Spr.
denkt aan het spreekwoord „Een man een man,
een woord een woord". Het is korten tijd geleden
(enkele jaren) dat het hommeles was tussehen
de ouders en den onderwijzer te Schoorldam,
hetgeen zelfs zoover ging, dat de ouders de kinde
ren niet naar de school stuurden. Toen werd
overwogen om tot opheffing over te gaan om op
de/" wijze den onderwijzer weg te krijgen. In
comité-zitting hebben alle raadsleden zonder uit
zondering de belofte afgelegd, alle krachten in
te spannen, om zoodra ae onderwijzer weg was,
een andere voor hem in d.e plaats te krijgen|.
Herinnerende het bovengeno ;md spreekwoord, zal
de Raad dus met groote meerderheid voor de in
standhouding der school dienen te stemmen.
Weth. Swan zegt tegen het voorstel van B.
en W. te zullen stemmen en wenscht dit te
motiveeren en verklaart volkomen in te stemmen
met het adres van de ouders te Schoorldam
aan den Raad gericht. Door de gunstige ligging
van iSchoorldam is deze plaats zeer belangrijk
voor Warmenhuizen. Zouden echter de kinderen
naar Warmenhuizen ter school moeten gaan, is
spr. hier tegen, gezien de zeer ongunstige toe
stand van den Westfrieschen dijk.
Weth. de Groot geeft direct toe, dat heb of
fer zeer groot is, doch volgens de meening van
deskundige zijde weegt dit minstens op tegen
liet "betere onderwijs, wat de kinderen zullen
ontvangen te Warmenhuizen. Ook de zekerheid
omtrent de derde leerkracht acht spr. van groot
belang.
De heer Nannes is het eens met den vorigen
spr. In de toekomst zullen er wellicht kosten
uit ontstaan, doch er zijn ook baten aan verbon
den. Aan de onderwijzerswoning is al veel ten
koste gelegd, doch een nieuwe aanstelling kan
weer meerdere kosten meebrengen. Spr. ziet
ook geen anderen weg op de begrooting te kun
nen bezuinigen dan juist dit punt der opheffing.
De heer Slot zegt, als de heeren zich uitspre
ken, zooals zij zich enkele jaren terug' op het
standpunt hebben gesteld der afgelegde belofte,
dan behoeven er weinig woorden over vuil ge
maakt te worden.
Weth. Swan meent dat deze zaak wel ui den
breede besproken mag worden. Spr. herinnert
zich heel goed de periode van de opheffing, waar-
bjj de Inspecteur verklaarde, dat het onderwijs
op een eénmansschool even goed kan zijn als
op een school met een grooter aantal leerkrach
ten.
De heer Slot vindt dat de argumentatie van
de meerderheid van B. en W. omtrent punt 1
een bezuiniging had gegeven van f 4 per leer
ling.
De heer Slot. Wij hebben hier normaal on
derwijs en moet dit nu opgeheven worden? De
Schoorldammers zijn overtuigd, dat het onderwijs
daar heel goed is en zullen zij zich met hand en
tand aan die school vasthouden. De opheffing
zal voor velen eene aanleiding zijn de kinderen
naar andere plaatsen naar school te sturen, of
schoon ik in die richting niet zal adviseerew.
Moeten Wij nu tegen den wensch van een groot
deel der Schoorldammers ingaan Zelfs zal het
zoo worden dat het voor velen aanleiding geeft
om niet in Warmenhuizen, maar in Schoorl te
wonen. Ook in de toekomst zie ik eene mogelijke
uitbreiding van Schoorldam door de zeer gun
stige ligging, wat ten goede aan Warmenhuizen
za! komen. Schoorldam zal nu vervreemden van
Warmenhuizen. Wij moeten daarom werkelijk
over de kosten heenstappen en de school behou-
cfen.
Dc voorz. legt er den nadruk op, dat de verbe
tering van het onderwijs het hoofd -- en .de
bezuiniging hei bijkomende argument is.
Voorts is het een feit, dat oen meermansschool
beter is als een eénmansschool
De heer Slot zegt dat de geleerden het hier
over niet eens zijn. Een éenmansschool kan net
zoo goed zijn. Te Warmenhuizen geeft de ver
deeling der klassen eene ongelukkige verhouding,
want in de eene klasse zitten te weinig en in
een andere te veel leerlingen. Ook moet gedacht-
'worden, dat de ouders er oók nog zijn.
De voorz. De Raad beslist en niet de ouders.
De heer Slot merkt op, dat toch rekening
moet wworden gehouden met de gevoelens van
de burgerij, die zich in deze definitief erx per
tinent heeft uitgesproken. Ondanks de kans, dat
het peil van het onderwijs niet zoo hoog zal zijn,
prefereeren die ouders die school.
De voorz. zegt, dat er niet alleen rekening
moet worden gehouden met de ouders te schoorl
dam, maar ook met die van Warmenhuizen.
De heer Slot merkt op, dat Warmenhuizen
reeds is verzekerd van de derde leerkracht, ge
zien het aantal leerlingen.
De voorz. antwoordt hierop, dat het toch altijd
op het kantje af is.
De, heer Slot wijst er op, dat de groei langza
merhand beter wordt en alreeds een groot ver
schil maakt met' enkele jaren terug. Spr. vraagt
hoe groot het aantal leerlingen moet zijn voor
de aanstelling van een vierde leerkracht.
De voorz. antwoordt dat dit 117 moet zijn.
Hier zijn wij nog lang niet aan toe, al kwamen
alle kinderen van Schoorldam.
De heer Slot lijkt het toe, gezien dit, cijfer,
dat dit binnen betrekkelijk korten tijd zal wor
den bereikt, zij het dan ook niet in 21 of 3'jaar.
Echter zal dan ook weer een vierde lokaal moeten
worden bijgebouwd, wat vele kosten meebren
gen zal.
D,e voorz. acht het verschil belangrük.
Do heer Slot zegt dat het maar 17 leerlin
gen scheelt.
De. voorz. „Als dit aantal wordt bereikt, dan
Rebben wij weer een veel betere school, want
dan is het een viermansschool en houd ik mij weer
bij het oude. argument.
De heer Slot zegt dat er voorbeelden uit
HET ROMEINSCHE RIJNLAND.
In de omstreken van Trier zijn geleerden bezig,
verschillende overblijfselen uit den Romeinschen
tijd op te graven. Uit chauvinisme heeft men eerst
niet veel voor deze opgravingen gevoeld, omdat men
vreesde voor toenemende belangstelling in Fransch-
Latijnsche richting, maar toen in de omgeving van
Trier tempels werden gevonden met oude Germaan-
sche goden, verdween die vrees en werd met groote
belangstelling uitgezien naar de resultaten der op
gravingen. Het bleek, dat zelfs vele met Latijnsche
namen aangeduide goden eigenlijk Germaansche
goden zijn; dit werd ook door Tacitus reeds vermeld.
De leider der opgravingen, Dr. Siegfried Loeschke,
heeft op grond van verschillende Latijnsche inscrip
ties reeds eenige Germaansche stamgoden kunnen
indentificeeren. Zoo heeft hij eens een reusachtig
voetstuk gevonden met het opschrift: „Vorioni deo";
het beeld, dat erop gestaan heeft, ontbreekt tot nu
toe en zal wel in stukken in den omringenden grond
te vinden zijn. Gebrek aan geld belet hem echter,
den bodem systematisch te onderzoeken, hoewel hier
waarschijnlijk de zuinigheid de wijsheid bedriegt,
omdat de opgegraven voorwerpen een groote waarde
hebben. Zoo heeft men er een bronzen beeld van
Mercurius gevonden ter waar de van f 45.000.- -.
BE LANDBOUWTELLINGEN 1930.
Het is de gewoonte van tijd tot tijd, meestal om
de tien jaar, een telling te houden van de beteelde
grond, het, aantal stuks vee en de soorten en, het
gebruik van den grond als tuingrond. Zoo'n tel-
j ling levert voor de betrokken personen een massa
werk. Wel wordt elk jaar door de besturen der
Gemeenten nagegaan hoeveel van de verschillende
gewassen verbouwd wordt, maar een groote en
serieuze telling vindt slechts om de tien jaren
plaats. Ja voor de tuinbouw was de laatste tel
ling in 1912 gehouden. Daarom besloot het Cen
traal bureau van de Veilingen in 1927 een telling
te houden, welke dan 'nu in dit jaar opnieuw
door de regeering is nagevolgd. Het is te be
grijpen, dat men dan een massa materiaal op het
departement te verwerken krijgt. Het doet daar
om goed aan, dat vanwege het Departement eeni
ge voorloopige uitkomsten in boekvorm zijn uit
gegeven in nadere afwachting van wat het ge
heele onderzoek zal opleveren. Van deze voorloo
pige uitkomsten willen wij enkele cijfers in on
derling verband weergeven. En dan doet het al
dadelijk- eigenaardig aan, dat het eigendom van
den grond in de laatste tien jaar geen wijziging
heeft ondervonden. In 1921 was 52 pet. van de in
gebruik zijnden grond eigendom van den gebrui-
ker, in 1930 '51 pet. Dat is geen noemenswaardig
1 verschil, wat bovendien geheel wegvalt, als men
j ziet, dat het van de ouders gepachte bezit van
6 op 7 pet. is gekomen. We zouden zoo geneigd
j zijn te denken, dat door de-goede jaren van na
den oorlog wel heel wat meer land in handen van
j den gebruiker is gekomen. Dit blijkt echter niet
het geval te zijn. Ja, in de z'g.n. beste streken
van ons land zien we juist meer de tendenz,, dat
het land aan den landbouwer wordt onttrokken
en in vreemde handen overgaat. Ook zien we,
UIT DE MUZIEKWERELD.
DE VADER DER MODERNE OPERETTE.
Bij den 50sten sterfdag van Jacques Offenbach.
Door Dr. J. Simon.
Het is thans 50 jaar geleden, aat Jacques Offen
bach te Parijs tijdens de repetities van „Hoffmann's
Erzahlungen" plotseling stierf. Met hem is een
musicus heengegaan, die zonder twijfel het volste dat in de kleistreken een tal van boeren de boer-
reeht heeft op den titel „schepper der moderne Herij in pacht gegeven hebben aan hun kinderen,
operette". Maar in liet totaal zijn er geen verschillen van
Offenbach werd op 21 Juni 1819 als zoon van een -
Joodschen voorzanger te Keulen geboren. Als jongen
reeds trok hij naar Parijs, volgde daar het conser
vatorium en behaalde zijn einddiploma als cellist.
Hij werd opgenomen in het orkest van de Opera
Comique, wist zich bekend te maken door de, com
positie van verschillende cellostukken en door mu
*7. TTovt T o tfrvntaim
beteekenis te boeken. In deze tien jaar is
toestand dus stationair gebleven.
Wat de glascultuur betreft, daar is wel een
zeer groote verandering in te bespeuren. E;n hier
krijgen we getallen te vergelijken van 1912 on
zikale bewerkingen van de fabels van La Fontaine heden. De totale oppervlakte aan platglas
en werd tenslotte in 1849 tot kapelmeester van het <-jjon j ,:r] ongeveer verdubbeld. Was er in 1912
„Théatre francais" benoemd. In l8^richtte hij een 4t,88310 M2 platgjas in 1930 bedroeg dit al
nes* waarotn°hij tot 1866 de leiding in handen 8161038 M2. en de grondoppervlakte bedekt met
hield, om dan na een korte rustpauze de leiding j 8staand glas (druivenkassen en warenhuizen) is
op zich te nemen van het „Théatre de la Gaite j meer ^an verachtvoudigdDit is toch vermeer-
tod m 2096858 MS. (ot 17500508 M2. M.
?org dan vreugde, wint het grootste gedeelte van dunkt, dat deze getallen meer zeggen dan veel
zijn zóo snel verworven vermogen ging hierbij ver- I woorden. Ons land gaat blijkbaar de tuinbouw
loren. Na een mislukt Amerikaansch tournée wijdde r;0bting uit. Toch is deze oppervlakte, vergele-
hij zich uitsluitend aan de hervorming en de ver- j)p <je hoeveelheid bebouwde grond natuur-
V°KpefetVtes ral Offenbach - het zijn er meer j lijk nog maar een klein beetje, maar dat neemt
dan 100! zijn bijzonder aantrekkelijk door de j toCh njet weg, dat er uit blijkt, dat tal van men-
onderwijs Joolt spr. kan achi^n.et 80 Weth^'lwnn zegt, dat alvorens een beslissing
d?t Yiï» d»™S' de kinderen word, genome» omtrent de „v.rplaats.ng der k.n-
verschillende daarin voorkomende dansen Zij ade
men zin voor theater-effecten en een talent voor
de satire der antieke mythologie. Het zd Parodieën
op het gezelschapsleven ten tijde van Napoleon in.
Zij spiegelen het Parijsche leven gedurende het
tweede keizerrijk, doch tegelijkertijd dragen zij een
uitgesproken cultuur-historisch karakter. De teksten
mag men natuurlijk niet vanuit een literair oogpunt
beschouwen. De muziek is sprankelend van vitaliteit
en humor, hier en daar zelfs een tikje pikant.
Offenbach begon met een-acters voord"f,
vier spelers over gedeeltelijk komische gedeeltelijk
meer sentimenteele onderwerpen uit het dagelyk
sche leven Tot deze categorie behooren: „Die Ver-
lobung bei der Laterne", welke operette door Nestroy
in Weenen werd gelanceerd, en „Fortunios Lied
luchtige zangstukjes, welke °P voortre«eiyke wijze
den toon van het Fransche Vaudeville weten te tref
fen Dan gaat Offenbach echter plotseling over tot
de satire en de travesti. Het eerste werk van deze
nieuwe richting is de twee-acter „Orpheus in de
Unterwelt" (1858). Op kostelijke wijze wordt hier
de mythologie bespot. Orpheus verzet zich uit aUe
macht tegen de sage: hij wil zijn Euridice niet meer
terughebben.
Euridice geeft er de voorkeur aan als Bacchante
bij de goden te blijven. De goden zelf geeuwen van
verveling hetgeen door een „slaapkoor drastisch
wordt uitgedrukt! Tot slot dansen fallen een can
can, de bekende dans, die toentertijd in Parijs de
„groote mode" was. Ieder muzikaal nummer in de
"orpheus" was een succes. Ik herinner slechts aan
het door Euridice gezongen couplet „Dei Tod will
mir als Freund erscheinen", voordat Pluto met haar
naar de hel afdaalt, of aan het strophenlied van
Hans Styx „War ich eine Prinz noch von Arkadien
dat gebaseerd is op doedelzak-quinten.
Volgend op „Orpheus" wordt over het algemeen
„Die schone Helena" als tweede succes van Offen
bach beschouwd. De ouverture behoort thans nog
schen in den tuinbouw en dan wel speciaal' in
de glasculturen hun brood trachten te verdienen.
Wanneer we zien in welke provinciën die uit
breiding het sterkst is geweest, dan valt direct
Zuid-Holland op, waar het oppervlak staand glas
thans ruim 13i/2 millioen M2. bedraagt, tegen
bijna 2! millioen M2. in 1912. Wie de luchtfoto's
van het Westland wel eens gezien heeft behoeft
niet meer te vragen, waar die uitbreiding dan
wel zoo sterk is geweest. Immers krijgt men
dan eenigszins den indruk van ee nglazen zee. De
Westlanders gaah zich ook meer en meer in an
dere provinciën vestigen, wat wel blijkt uit de
cijfers voor de provincie Utrecht. Daar is toch
de oppervlakte staand glas van bijna 40000 M2.
gestegen tot bijna 400000 M2. Me dunkt een
tienmalige vergrooting, die mag genoemd worden.
Vleuten is er wel bij gevaren. Nog sterker is dat
in de Limburgsche cijfers. Daar krijgen we toch
een vermeerdering van bijna 5000 M2. tot ruim
360000 M2. De groote veiling van Venlo is( er
niet voor niets! Zij het niet in die mate, toch ook
in Friesland zien we een gewéldige uitbreiding!.
Daar steeg de oppervlakte van staand glas van
bijna 4000 M2. tot bijna 125000 M2. Berlikum
en omstreken kunnen er van getuigen. En zoo
zouden we kunnen doorgaan aan de hand van
de cijfers aan te toonen, dat de glasculturen, in
de laatste 18 jaar een geweldige vlucht hebben
genomen ons geheele land door. Een volgende
week willen we verschillende gegevens van den
landbouw eens nader bezien.