Warmenhuizen De Openbare School te Sschoorldam. Uit alle hemelstreken Donderdag j.l. vergaderde de Raad van boven genoemde gemeente des namiddags 5 uur in het Raadhuis onder voorzitterschap van den Ed.- achtbaren heer H. Nolet, "burgemeester. Secretaris de heer H. Rijs. Afwezig de heer K. Molenaar. De voorz. opent de vergadering met een woord van welkom en hoopt dat de besprekingen i,n het belang der gemeente zullen zijn. Hierna worden de notulen der vorige verga dering onder dankzegging aan den secretaris on gewijzigd goedgekeurd. De agenda vermeldt slechts één punt van be handeling en wel: Voorstel tot opheffing 0. L„ School te Sehoorldam. Door de meerderheid van B. en W. wordt voor gesteld de O. I.School te Schoorldam met ingang van 1 Mei 1931 op te heffen en de kinderen over te plaatsen op 'de O. L. School te "Warmenhui zen (Dorp), op de navolgende gronden; le. de leerlingen zullen op "de 0- I School (dorp), waaraan 3 leerkrachten zullen zijn ver bonden, beter onderwijs genieten als op een 'éón- mansschool 2e. voor de gemeente zal deze opheffing jaar lijks aan uitgaven minder bedragen in totaal pl.m.. f1600. De kosten n.l. van het onderwijs te Schoorldam bedragen jaarlijks pl.m. f400; op de o.l. scholen zijn te zamen 100 leerlingen, dus per leerling bedragen do kosten f 4. Op de bijz. scholen in de gemeente zijn ruim 300 leerlingen en zullen de uitkeeringen ingevolge art. 101 der I.O.-wet, 1920 jaarlijks 300 maal f4 is f 1200, minder zijn. Wat de ingekomen adressen in verband met de opheffing betreft, wordt door de meerderheid voorgesteld deze verzoeken voor kennisgeving aan te nemen. Be voorz. deelt mede, dat het verleende eervol onislag aan den heer Dijken voor B. en Wi. aan- zullen overplaatsen. Wat punt 2 betreft, is het echter gemakkelijk om de berekening te maken 3X4=12—j—4==f 1600, echter kan ook eene andere berekening worden gemaakt. Het motief „bezui niging" wordt door spr. "betwijfeld. Toen voor 5 jaren terug het bijzonder onderwijs werd ge sticht is geen enkele keer over bezuiniging ge sproken. Het bracht alleen groote kosten mee, ondanks dit, moest de splitsing J:ot stand ko men. Dit was een recht en is ook gebeurd. Is werkelijk het genoemde bedrag te bezuinigen, dan toonen de cijfers aan, vergeleken met andere plaatsen, zooals Noordscharwoude, waar de kos ten per kind bedragen f*12 a f 13, zelfs op andere plaatsen f 14s a f 16, dat het onderwijs te Schoorl dam geen extra offers vraagt. Spr. zou tie voor standers van het bijzonder onderwijs willen waar schuwen, dat zij zich niet op gevaarlijk terrein moeten begeven, Indien voor hen het mojtief be zuiniging geldt, want dan zal de bijzondere school zich moeten bedruipen met f10, indien de school wordt opgeheven. Weth. de Groot merkt, op, dat de heer Slot. be weert, dat de voorstellers geen bewonderaars zijn van het L'. O., doch is hiervoor steeds gedaan, wat er voor gedaan kon worden. Wat betreft de bezuiniging merkt spr. op, dat waarmee de 0.1. school toe kan, ook de Bijz. school mee toe kan. Ejn wat aan het Bijz. onderwijs is ten koste gelegd js gedaan aan de hand van 'de wet. De voorz. zegt, min of meer persoonlijk door den heer Slot te zijn aangevallen. Spr. zou met dezelfde, woorden kunne nantwoorden van: „als de vos de passie preekt enz. Het kan waar zijn, dat de kosten voor de O.L.S. hooger kunnen worden, doch als de school te Schoorldam blijft, zullen deze kosten hiervoor blijven en zeer zeker hooger worden. De heer Slot zegt dat de redeneering niet opgaat al zou aan het onderwijs te Schoorldam vele kosten ten laste zijn gelegd, want dit is absoluut het geval riiet. De voorz. De kosten kunnen gedrukt worden door de opheffing. De heer Slot. Dat zal nog moeten blijken. JZeker is het, dat als hier een beetje minder econo misch wordt gehandeld, het bezwaar voor Schoorl dam is opgeheven. De voorz. zegt, dat niemand kan ontkennen, dat als de kosten voor het O.L. onderwijs hoo ger worden, deze ook voor Schoorldam hooger worden. De heer Slot merkt op, dat het cijfer niets uitsteekt boven anderen. De voorz. Het staat absoluut vast, als de school deren, de leden dienen te welen wat de uitslag der informatie's zijn, geclaan te Schoorl. De voorz. deelt mede, dat Schoorl voorstelt 10 a 15 leerlingen op de O.L.S. toe te laten. B. en W, zullen terzijnertijd in dien geest een voor stel aan den Raad doen. Hierdoor kunnen de kleine kinderen, voor wie de afstand naar War menhuizen te groot is, naar Schoorl gaan. Weth. Swan is overtuigd dat hierdoor eene verwikkeling wordt geschapen, waartegen geheel Schoorldam zicli zal verzetten. Weth. de Groot is van meening dat het aan beveling verdient, dat alle kinderen naar War menhuizen komen. Het voorstel Schoorl is ech- tot de meestgeliefde repertoirestukken van ieder strijkje. En Offenbach kent de smaak van zijn pu bliek. Hij componeert daarom een geheele serie operetten van de soort als zijn eerste successtukken. „Pariser Leben" geeft een alleszins volledig overzicht over de lichtzinnige vreugden en genietingen van het moderne zondevolle Babel. „Blaubart" geeft ons een caricatuur van het bewuste sprookje: men denke slechts aan het opstandingslied van de vrou wen of aan het gedeelte waar de wreede ridder plotseling in een vroolijke stemming komt en uit volle borst zingt: „Meine erste Frau schon starb mir". Het soldatenleven wordt belachelijk gemaakt in „die Gross-Herzogin von Gerolstein", waar de komische figuur van de generaal Bumm het geheele stuk draagt. Behalve de soldatenliefde is ook het „rijk" worden een geliefd Offenbach-thema; hij be- handelt dit thema b.v. in „Die Prinzessin von Tra- ter een stap in de goede richting met| het oog pezunt", dat kortgeleden door verschillende Euro- op den langen afstand. peesche omroepzenders werd uitgezonden in een Dé heer Slot herinnert nogmaals aan de be- luisterspelbewerking, lofte der raadsleden, die is afgelegd onder om standigheden die thans eer ten gunste dan ten nadeelc is gewijzigd. Spr. geeft in overweging dat een ieder goed'zal overdenken alvorens zijn stem uit te brengen, want als het voorstel van B. en W. wordt aangenomen, zal Schoorldam zich als één man er 'tegen verzetten en zich wen den tot de hoogere college's. Dé discussies worden hierna gesloten en wordt het voorstel van B. en W. in stemming gebracht. De uitslag is 3 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren Hof, Nannes en de Groot, tegen de heeren Slot, Swan en van Rijn. Nu de stemmen staken, zal in de volgende ver gadering opnieuw hierover worden gestemd. Rondvraag. Het nooit geheel gebluschte verlangen naar het „hoogere genre" bevredigt Offenbach in zijn laatste fragmentarisch tooneelwerk, waarvan de instrumen tatie volgens zijn aanwijzingen nauwkeurig werd geregeld, n.l. in „Hofmann's Erzahlungen". Reeds de aankleeding van dit stuk geeft het geheele karakter weer: „phantastisch". De auteur mocht de in- tusschen weinig succesvolle première niet meer beleven. Bij de tweede voorstelling brandde het Weensche Ringtheater af, en met deze catastrophe raakte tenslotte het stuk in het vergeetboek. Eerst bij de aanvang van de twintigste eeuw werd het stuk weer voor den dag gehaald en opnieuw geën sceneerd. Het had dadelijk een enorm succes. Deze Opera van Offenbach is door Barbier en Carré tot een drama verwerkt „Les contes d'Hoffmann", waar de spookachtige Hoffmann-figuur in een kring van feestvierende studenten drie zelfbeleefde liefdesge- schiedenissen vertelt: Zijn hartstochtelijke liefde voor een groote pop; de geschiedenis van het ver werken, is het lied van Klein-Zaches. zijn medeminnaar Schlemihl vermoordt, en zijn met de tijdelijke leerkracht. I üefde voor de zangeres Antonia, de dochter van 1 De voorz. antwoordt, dat gisteren een solliei- Crespel. In de Antonia-geschiedenis is de zoo popu- tant bij den Inspecteur is geweest. Iets naders lair geworden Barcarolle ingelascht. Een zeer ge- hieromtrent is nog niet bekend. i slaagd st.uk.> vo!gens b*st<? van Offenbach's Hierna volgt sluiting. Het publiek gaf voor deze vergadering acte de presence en mocht de publieke tribune zich dezen keer verheugen in een druk bezoek. Ver- j schillende bewoners uit Schoorldam en Warmen huizen woonden de zitting bij. (Nadruk verboden). Land- en Tuinbouw leiding is geweest^ te overwegen, wat er verder m jaar niet te Schoorldam was geweest, dit te doen zal zijn. De zaak is rijpelijk overwogen en zijn B. ei. W. te rade geweest bij den Inspec teur van het L. O. en heeft de meerderheid in B. en W. besloten tot de opheffing van de school en wel nmreden dat Warmenhuizien hier door verzekerd is van de aanstelling eener derde leerkracht, die thans op kosten der gemeente werkzaam is. Het aantal leerlingen te Warmen huizen zal door de opheffing van de school te Schoorldam daardoor meer dan 72 bedragen. Een tweede reden is, dat een belangrijke bezuiniging wordt verkregen, wat tengevolge heeft, een ver laging van pl.m. 15 proeft van de Gem. Fonds-, belasting. De heer Slot is van meening, dat over deze zaak niet lang gepraat behoeft te worden. Spr. denkt aan het spreekwoord „Een man een man, een woord een woord". Het is korten tijd geleden (enkele jaren) dat het hommeles was tussehen de ouders en den onderwijzer te Schoorldam, hetgeen zelfs zoover ging, dat de ouders de kinde ren niet naar de school stuurden. Toen werd overwogen om tot opheffing over te gaan om op de/" wijze den onderwijzer weg te krijgen. In comité-zitting hebben alle raadsleden zonder uit zondering de belofte afgelegd, alle krachten in te spannen, om zoodra ae onderwijzer weg was, een andere voor hem in d.e plaats te krijgen|. Herinnerende het bovengeno ;md spreekwoord, zal de Raad dus met groote meerderheid voor de in standhouding der school dienen te stemmen. Weth. Swan zegt tegen het voorstel van B. en W. te zullen stemmen en wenscht dit te motiveeren en verklaart volkomen in te stemmen met het adres van de ouders te Schoorldam aan den Raad gericht. Door de gunstige ligging van iSchoorldam is deze plaats zeer belangrijk voor Warmenhuizen. Zouden echter de kinderen naar Warmenhuizen ter school moeten gaan, is spr. hier tegen, gezien de zeer ongunstige toe stand van den Westfrieschen dijk. Weth. de Groot geeft direct toe, dat heb of fer zeer groot is, doch volgens de meening van deskundige zijde weegt dit minstens op tegen liet "betere onderwijs, wat de kinderen zullen ontvangen te Warmenhuizen. Ook de zekerheid omtrent de derde leerkracht acht spr. van groot belang. De heer Nannes is het eens met den vorigen spr. In de toekomst zullen er wellicht kosten uit ontstaan, doch er zijn ook baten aan verbon den. Aan de onderwijzerswoning is al veel ten koste gelegd, doch een nieuwe aanstelling kan weer meerdere kosten meebrengen. Spr. ziet ook geen anderen weg op de begrooting te kun nen bezuinigen dan juist dit punt der opheffing. De heer Slot zegt, als de heeren zich uitspre ken, zooals zij zich enkele jaren terug' op het standpunt hebben gesteld der afgelegde belofte, dan behoeven er weinig woorden over vuil ge maakt te worden. Weth. Swan meent dat deze zaak wel ui den breede besproken mag worden. Spr. herinnert zich heel goed de periode van de opheffing, waar- bjj de Inspecteur verklaarde, dat het onderwijs op een eénmansschool even goed kan zijn als op een school met een grooter aantal leerkrach ten. De heer Slot vindt dat de argumentatie van de meerderheid van B. en W. omtrent punt 1 een bezuiniging had gegeven van f 4 per leer ling. De heer Slot. Wij hebben hier normaal on derwijs en moet dit nu opgeheven worden? De Schoorldammers zijn overtuigd, dat het onderwijs daar heel goed is en zullen zij zich met hand en tand aan die school vasthouden. De opheffing zal voor velen eene aanleiding zijn de kinderen naar andere plaatsen naar school te sturen, of schoon ik in die richting niet zal adviseerew. Moeten Wij nu tegen den wensch van een groot deel der Schoorldammers ingaan Zelfs zal het zoo worden dat het voor velen aanleiding geeft om niet in Warmenhuizen, maar in Schoorl te wonen. Ook in de toekomst zie ik eene mogelijke uitbreiding van Schoorldam door de zeer gun stige ligging, wat ten goede aan Warmenhuizen za! komen. Schoorldam zal nu vervreemden van Warmenhuizen. Wij moeten daarom werkelijk over de kosten heenstappen en de school behou- cfen. Dc voorz. legt er den nadruk op, dat de verbe tering van het onderwijs het hoofd -- en .de bezuiniging hei bijkomende argument is. Voorts is het een feit, dat oen meermansschool beter is als een eénmansschool De heer Slot zegt dat de geleerden het hier over niet eens zijn. Een éenmansschool kan net zoo goed zijn. Te Warmenhuizen geeft de ver deeling der klassen eene ongelukkige verhouding, want in de eene klasse zitten te weinig en in een andere te veel leerlingen. Ook moet gedacht- 'worden, dat de ouders er oók nog zijn. De voorz. De Raad beslist en niet de ouders. De heer Slot merkt op, dat toch rekening moet wworden gehouden met de gevoelens van de burgerij, die zich in deze definitief erx per tinent heeft uitgesproken. Ondanks de kans, dat het peil van het onderwijs niet zoo hoog zal zijn, prefereeren die ouders die school. De voorz. zegt, dat er niet alleen rekening moet worden gehouden met de ouders te schoorl dam, maar ook met die van Warmenhuizen. De heer Slot merkt op, dat Warmenhuizen reeds is verzekerd van de derde leerkracht, ge zien het aantal leerlingen. De voorz. antwoordt hierop, dat het toch altijd op het kantje af is. De, heer Slot wijst er op, dat de groei langza merhand beter wordt en alreeds een groot ver schil maakt met' enkele jaren terug. Spr. vraagt hoe groot het aantal leerlingen moet zijn voor de aanstelling van een vierde leerkracht. De voorz. antwoordt dat dit 117 moet zijn. Hier zijn wij nog lang niet aan toe, al kwamen alle kinderen van Schoorldam. De heer Slot lijkt het toe, gezien dit, cijfer, dat dit binnen betrekkelijk korten tijd zal wor den bereikt, zij het dan ook niet in 21 of 3'jaar. Echter zal dan ook weer een vierde lokaal moeten worden bijgebouwd, wat vele kosten meebren gen zal. D,e voorz. acht het verschil belangrük. Do heer Slot zegt dat het maar 17 leerlin gen scheelt. De. voorz. „Als dit aantal wordt bereikt, dan Rebben wij weer een veel betere school, want dan is het een viermansschool en houd ik mij weer bij het oude. argument. De heer Slot zegt dat er voorbeelden uit HET ROMEINSCHE RIJNLAND. In de omstreken van Trier zijn geleerden bezig, verschillende overblijfselen uit den Romeinschen tijd op te graven. Uit chauvinisme heeft men eerst niet veel voor deze opgravingen gevoeld, omdat men vreesde voor toenemende belangstelling in Fransch- Latijnsche richting, maar toen in de omgeving van Trier tempels werden gevonden met oude Germaan- sche goden, verdween die vrees en werd met groote belangstelling uitgezien naar de resultaten der op gravingen. Het bleek, dat zelfs vele met Latijnsche namen aangeduide goden eigenlijk Germaansche goden zijn; dit werd ook door Tacitus reeds vermeld. De leider der opgravingen, Dr. Siegfried Loeschke, heeft op grond van verschillende Latijnsche inscrip ties reeds eenige Germaansche stamgoden kunnen indentificeeren. Zoo heeft hij eens een reusachtig voetstuk gevonden met het opschrift: „Vorioni deo"; het beeld, dat erop gestaan heeft, ontbreekt tot nu toe en zal wel in stukken in den omringenden grond te vinden zijn. Gebrek aan geld belet hem echter, den bodem systematisch te onderzoeken, hoewel hier waarschijnlijk de zuinigheid de wijsheid bedriegt, omdat de opgegraven voorwerpen een groote waarde hebben. Zoo heeft men er een bronzen beeld van Mercurius gevonden ter waar de van f 45.000.- -. BE LANDBOUWTELLINGEN 1930. Het is de gewoonte van tijd tot tijd, meestal om de tien jaar, een telling te houden van de beteelde grond, het, aantal stuks vee en de soorten en, het gebruik van den grond als tuingrond. Zoo'n tel- j ling levert voor de betrokken personen een massa werk. Wel wordt elk jaar door de besturen der Gemeenten nagegaan hoeveel van de verschillende gewassen verbouwd wordt, maar een groote en serieuze telling vindt slechts om de tien jaren plaats. Ja voor de tuinbouw was de laatste tel ling in 1912 gehouden. Daarom besloot het Cen traal bureau van de Veilingen in 1927 een telling te houden, welke dan 'nu in dit jaar opnieuw door de regeering is nagevolgd. Het is te be grijpen, dat men dan een massa materiaal op het departement te verwerken krijgt. Het doet daar om goed aan, dat vanwege het Departement eeni ge voorloopige uitkomsten in boekvorm zijn uit gegeven in nadere afwachting van wat het ge heele onderzoek zal opleveren. Van deze voorloo pige uitkomsten willen wij enkele cijfers in on derling verband weergeven. En dan doet het al dadelijk- eigenaardig aan, dat het eigendom van den grond in de laatste tien jaar geen wijziging heeft ondervonden. In 1921 was 52 pet. van de in gebruik zijnden grond eigendom van den gebrui- ker, in 1930 '51 pet. Dat is geen noemenswaardig 1 verschil, wat bovendien geheel wegvalt, als men j ziet, dat het van de ouders gepachte bezit van 6 op 7 pet. is gekomen. We zouden zoo geneigd j zijn te denken, dat door de-goede jaren van na den oorlog wel heel wat meer land in handen van j den gebruiker is gekomen. Dit blijkt echter niet het geval te zijn. Ja, in de z'g.n. beste streken van ons land zien we juist meer de tendenz,, dat het land aan den landbouwer wordt onttrokken en in vreemde handen overgaat. Ook zien we, UIT DE MUZIEKWERELD. DE VADER DER MODERNE OPERETTE. Bij den 50sten sterfdag van Jacques Offenbach. Door Dr. J. Simon. Het is thans 50 jaar geleden, aat Jacques Offen bach te Parijs tijdens de repetities van „Hoffmann's Erzahlungen" plotseling stierf. Met hem is een musicus heengegaan, die zonder twijfel het volste dat in de kleistreken een tal van boeren de boer- reeht heeft op den titel „schepper der moderne Herij in pacht gegeven hebben aan hun kinderen, operette". Maar in liet totaal zijn er geen verschillen van Offenbach werd op 21 Juni 1819 als zoon van een - Joodschen voorzanger te Keulen geboren. Als jongen reeds trok hij naar Parijs, volgde daar het conser vatorium en behaalde zijn einddiploma als cellist. Hij werd opgenomen in het orkest van de Opera Comique, wist zich bekend te maken door de, com positie van verschillende cellostukken en door mu *7. TTovt T o tfrvntaim beteekenis te boeken. In deze tien jaar is toestand dus stationair gebleven. Wat de glascultuur betreft, daar is wel een zeer groote verandering in te bespeuren. E;n hier krijgen we getallen te vergelijken van 1912 on zikale bewerkingen van de fabels van La Fontaine heden. De totale oppervlakte aan platglas en werd tenslotte in 1849 tot kapelmeester van het <-jjon j ,:r] ongeveer verdubbeld. Was er in 1912 „Théatre francais" benoemd. In l8^richtte hij een 4t,88310 M2 platgjas in 1930 bedroeg dit al nes* waarotn°hij tot 1866 de leiding in handen 8161038 M2. en de grondoppervlakte bedekt met hield, om dan na een korte rustpauze de leiding j 8staand glas (druivenkassen en warenhuizen) is op zich te nemen van het „Théatre de la Gaite j meer ^an verachtvoudigdDit is toch vermeer- tod m 2096858 MS. (ot 17500508 M2. M. ?org dan vreugde, wint het grootste gedeelte van dunkt, dat deze getallen meer zeggen dan veel zijn zóo snel verworven vermogen ging hierbij ver- I woorden. Ons land gaat blijkbaar de tuinbouw loren. Na een mislukt Amerikaansch tournée wijdde r;0bting uit. Toch is deze oppervlakte, vergele- hij zich uitsluitend aan de hervorming en de ver- j)p <je hoeveelheid bebouwde grond natuur- V°KpefetVtes ral Offenbach - het zijn er meer j lijk nog maar een klein beetje, maar dat neemt dan 100! zijn bijzonder aantrekkelijk door de j toCh njet weg, dat er uit blijkt, dat tal van men- onderwijs Joolt spr. kan achi^n.et 80 Weth^'lwnn zegt, dat alvorens een beslissing d?t Yiï» d»™S' de kinderen word, genome» omtrent de „v.rplaats.ng der k.n- verschillende daarin voorkomende dansen Zij ade men zin voor theater-effecten en een talent voor de satire der antieke mythologie. Het zd Parodieën op het gezelschapsleven ten tijde van Napoleon in. Zij spiegelen het Parijsche leven gedurende het tweede keizerrijk, doch tegelijkertijd dragen zij een uitgesproken cultuur-historisch karakter. De teksten mag men natuurlijk niet vanuit een literair oogpunt beschouwen. De muziek is sprankelend van vitaliteit en humor, hier en daar zelfs een tikje pikant. Offenbach begon met een-acters voord"f, vier spelers over gedeeltelijk komische gedeeltelijk meer sentimenteele onderwerpen uit het dagelyk sche leven Tot deze categorie behooren: „Die Ver- lobung bei der Laterne", welke operette door Nestroy in Weenen werd gelanceerd, en „Fortunios Lied luchtige zangstukjes, welke °P voortre«eiyke wijze den toon van het Fransche Vaudeville weten te tref fen Dan gaat Offenbach echter plotseling over tot de satire en de travesti. Het eerste werk van deze nieuwe richting is de twee-acter „Orpheus in de Unterwelt" (1858). Op kostelijke wijze wordt hier de mythologie bespot. Orpheus verzet zich uit aUe macht tegen de sage: hij wil zijn Euridice niet meer terughebben. Euridice geeft er de voorkeur aan als Bacchante bij de goden te blijven. De goden zelf geeuwen van verveling hetgeen door een „slaapkoor drastisch wordt uitgedrukt! Tot slot dansen fallen een can can, de bekende dans, die toentertijd in Parijs de „groote mode" was. Ieder muzikaal nummer in de "orpheus" was een succes. Ik herinner slechts aan het door Euridice gezongen couplet „Dei Tod will mir als Freund erscheinen", voordat Pluto met haar naar de hel afdaalt, of aan het strophenlied van Hans Styx „War ich eine Prinz noch von Arkadien dat gebaseerd is op doedelzak-quinten. Volgend op „Orpheus" wordt over het algemeen „Die schone Helena" als tweede succes van Offen bach beschouwd. De ouverture behoort thans nog schen in den tuinbouw en dan wel speciaal' in de glasculturen hun brood trachten te verdienen. Wanneer we zien in welke provinciën die uit breiding het sterkst is geweest, dan valt direct Zuid-Holland op, waar het oppervlak staand glas thans ruim 13i/2 millioen M2. bedraagt, tegen bijna 2! millioen M2. in 1912. Wie de luchtfoto's van het Westland wel eens gezien heeft behoeft niet meer te vragen, waar die uitbreiding dan wel zoo sterk is geweest. Immers krijgt men dan eenigszins den indruk van ee nglazen zee. De Westlanders gaah zich ook meer en meer in an dere provinciën vestigen, wat wel blijkt uit de cijfers voor de provincie Utrecht. Daar is toch de oppervlakte staand glas van bijna 40000 M2. gestegen tot bijna 400000 M2. Me dunkt een tienmalige vergrooting, die mag genoemd worden. Vleuten is er wel bij gevaren. Nog sterker is dat in de Limburgsche cijfers. Daar krijgen we toch een vermeerdering van bijna 5000 M2. tot ruim 360000 M2. De groote veiling van Venlo is( er niet voor niets! Zij het niet in die mate, toch ook in Friesland zien we een gewéldige uitbreiding!. Daar steeg de oppervlakte van staand glas van bijna 4000 M2. tot bijna 125000 M2. Berlikum en omstreken kunnen er van getuigen. En zoo zouden we kunnen doorgaan aan de hand van de cijfers aan te toonen, dat de glasculturen, in de laatste 18 jaar een geweldige vlucht hebben genomen ons geheele land door. Een volgende week willen we verschillende gegevens van den landbouw eens nader bezien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 3