IS Oil. 1930 Het conflict in de Typografie Hike Breijer's Vakkundige bediening Het moment om te spreken zijn HET CONFLICT IN DE TYPOGRAFIE. Het moment om te spreken. In het Boekdrukkersbedrijf hebben zich in den laatsten tijd zoo ernstige feiten voorgedaan, dat de Federatie der Drukkerspatroonsbonden het moment gekomen acht, om het Nederlandsche publiek nader in te lichten. Het is voor de geheele maatschappij van belang, met aandacht kennis te nemen van de sterk ont bindende factoren, welke bezig zijn op dit oogenblik te vernietigen een stuk sociaal werk, hetwelk jaren van opbouw heeft gevraagd. Het Nederlandsche publiek weet, dat de werk nemers in het Boekdrukkersbedrijf verkeeren in een gunstige positie. Zij verdienen een behoorlijk loon. Een handzetter ontvangt in klasse I f35.04 per week, (in Noordscharwoude, klasse V, f29.76 of 62 cent per uur. Red.). De steeds grooterc groep der machinezetters f 39.36, (in Noordschar woude, klasse V, f34.08 of 71 ct. per uur. Red.». Courant-rotatiedrukkers A. eveneens f39.36 per week. Doch niet alleen het loon is voor den typo graaf gunstig. Zijn geheele positie wordt be schermd door een C.A.O. van 142 bladzijden groot. Nergens heeft b.v. een arbeider zoo'n goede rechts positie als in de typografie. De patroon is niet vrij om zijn werknemer te ontslaan, b.v. wegens onbekwaamheid, doch moet dit ontslag ter beoor deeling voorleggen aan de Rechtspraakcommissie. Die positie nu wordt-thans door de werknemers zelf in de waagschaal gesteld. En als straks ook het publiek de gevolgen van een conflict in het boek en courantenbedrijf gaat gevoelen, moet het weten, aan welke zijde voor het recht gestreden wordt. Daarom deze uiteenzetting. Zooals steeds, werden ook thans, tegen het afloopen der huidige .Collectieve Arbeidsovereen komst, welke van 31 Maart 1928 tot 25 October 1930 geldig is en ongeveer 13000 arbeiders omvat, de onderhandelingen over een nieuw contract ge opend. Werkgevers en werknemers dienden hun wenschen in. Het standpunt der patroons. Wat is het standpunt der patroons bij deze onder handelingen geweest? Kort geformuleerd dit: In dezen tijd van algemeene malaise, is verbetering der arbeidsvoorwaarden niet mogelijk. Als wij ons thans wenden tot het Nederlandsche publiek, behoeft dit standpunt eigenlijk geen ver dediging. De meeste lezers van dit blad voelen zelf aan den lijve de gevolgen der achteruit gaande conjunctuur. Zij zullen van den drukker vragen, hoe hij tot de dwaasheid komt om in dezen tijd een loonsverhooging toe te staan. Voor het publiek behoeven wij eigenlijk ons standpunt niet te argumenteeren. Toch zouden wij U vriendelijk willen verzoeken eerst na te gaan, welke klemmende gronden wij tegenover de werknemers hebben aangevoerd. Gij zult het dan onbegrijpelijk vinden, dat de werkne mers niet langer met loonsverhooging kunnen wach ten, geen dag en geen nacht. Gij zult nog meer verbaasd staan, als ge verneemt, dat de patroons delegatie der Onderhandelingscommissie, om tot eiken prijs blijvende samenwerking mogelijk te maken, eigenlijk tegen haar eigen overtuiging in, een loonsverhooging van drie cents per uur heeft aangeboden en dat dit aanbod door de werknemers eenvoudig is geweigerd! Hieronder volgen enkele argumenten, van pa troonszijde geuit: 1. De indexcijfers van kosten voor levens onderhoud. De eerste vraag, die wij met de werknemers heb ben besproken, was: Zijn Uw arbeidsvoorwaarden in de laatste jaren vooruit of achteruit gegaan? We hebben hier een onderscheid te maken tus- schen het nominale loon (het aantal guldens loon) en het reëele loon (de waarde van het loon in ver band met de kosten van het levensonderhoud). Wat de kosten van het levensonderhoud betreft, hebben wij een objectieven maatstaf in de Haag- sche en Amsterdamsche indexcijfers, wier onpar tijdigheid door niemand wordt betwitst. Wat zien wij nu: In 1920 bedroeg het loon handzetter le klasse f38.25. Volgens de Haagsche cijfers b.v. was het indexcijfer toen 107.1. In Juni 1930 is dit cijfer 76.6. Zich baseerend op de waarde van den gulden volgens deze indexcijfers is f38.25 in 1920 gelijk aan f27.35 in 1930. Waar het le klasse loon in 1930 f 35.04 bedraagt, is er dus een verhooging van het reëele loon met meer dan f 7.50 of wel meer dan 25 pCt. Wil men een speciale periode beschouwen, dan moet men nemen die van het huidige collectief contract. Het peil van de kosten van levens onderhoud der eerste drie maanden vindt men in de cijfers van Juni 1928. Toen was het Amster damsche cijfer: 170.4. Thans 162.1, d.i. een ver mindering van 4.9 percent; stijging van het reëele loon 5.1 percent is 3Va cent per uirr. Haagsche cijfers: Juni 1928 81.9. Thans 76.6, d.i. een vermindering van 6.5 percent. Stijging van het reëele loon bijna 7 percent of bijna f2.40 per week. Conclusie: Ondanks nominale daling een ruime stijging van het reëele loon. Zeer onbillijk heeft men het van patroonszijde gevonden, dat de indexcijfers in de jaren omstreeks 1920, toen ze in de richting van loonsverhooging wezen, als argument van werknemerszijde werden gebruikt, terwijl ze thans, nu ze ten gunste van den patroon uitvallen, van de andere zijde worden ge negeerd. 2. De uitbreiding van het ongeorganiseerde bedrijf. De verplichting der loonen en getalsverhouding der C. A. O. zijn belangrijk zwaarder dan de arbeids voorwaarden, welke de patroon op de vrije markt behoeft toe te staan. Alleen reeds de z.g. „jongensexploitatie" (d. i. een overmatig aantal jonge, goedkoope krachten), die door de C. A. O. verboden is, geeft den onge organiseerden drukker een groot voordeel in loon- besparing, al moet de kwaliteit van het werk er onder lijden. Daarbij komt, dat de C. A. O. niet enkel regelen geeft omtrent loonen en getalsverhouding. Ze is 142 pagina's dik en verzwaart op elke bladzijde de lasten van den patroon, niet het minst door den patroon het recht te ontzeggen, om zijn werknemer met een opzegtermijn van 14 dagen te ontslaan rechtspositie van den werknemer). De treurige ar beidstoestanden, welke in het ongeorganiseerde be drijf heerschen en welke herhaaldljlijk, ook in de werknemersbladen, met cijfers en voorbeelden wor den gesignaleerd, vormen een directe, oneerlijke concurrentie voor den georganiseerden patroon, die deze weliswaar tracht goed te maken door levering van kwaliteitswerk en het geven van meer „ser vice", maar die door de concurrentie der loonsvoor waarden ernstig wordt bemoeilijkt. om dat te voorkomen, wilde de Patroonsdelegatie zoo'n hogen prijs betalen. Welnu, de gezellen hebben door hun weigering getoond, dat de mogelijkheid van samenwerking reeds weg was. Het patroonsvoorstel kwam daardoor natuurlijk onmiddellijk te vervallen. Het was van zelf ingetrokken. Want hoe het nu verder ook ga, het ideëele goed, dat we met zoo'n hoogen prijs wilden betalen, was toch reeds weg. Als personen of machten van buiten moeten beslissen, is de basis voor samenwerking verloren en wenscht de pa troonsdelegatie niet meer den prijs te betalen, dien zij vóór de weigering der gezellen meende te moeten aanbieden. Bovendiene gisteren en heden is overal in den lande door de werkgevers zoo'n sterk protest geuit tegen dit vèr-gaande compromis-voorstel, dat de werknemersleiders door hun weigering deze belang rijke winst voor hun eigen menschen hebben ver speeld. De patroonsorganisatie staat nu geheel vrij. Als straks de chaos komt en ook de positie van den werknemer ernstig en blijvend wordt geschaad, weet de Patroonsorganisatie, dat zij meer dan het uiterste heeft gedaan om die droeve gevolgen te voorkomen en benijdt ze niet de mannen van de overzijde, die daarvoor de verantwoordelijkheid dra gen. 3. Ondermijnende factoren in het drukkers- bedrijf. Bij een serieus onderzoek naar den toestand in het bedrijf kan men niet blind zijn voor de ondermij nende krachten, die de welvaart van ons vak aan tasten. Er is een toenemende concurrentie van het onge organiseerde bedrijf. Men weet, dat de prijsbescherming voor meer dan 70 pCt. der orders moest worden opgegeven. Men kan zich dan ook begrijpen, dat door al die factoren het peil der prijzen in de laatste jaren sterk is gedaald. De prijsdaling werd eveneens sterk bevorderd door de overmatige installatie van nieuwe machi nes, meestal op afbetaling. Het drukkersvak is immers uiterst gevoelig, het werkt niet voor de markt, maar moet wachten op bestellingen. Van daag is het druk. Tijdelijke drukte verleidt den patroon tot uitbreiding van het machinepark. Morgen is het weer stil. Doch de werkhonger is dan grooter, want de improductieve uren zijn des te nadeeliger, naar mate het vaste kapitaal, dat i in de zaak zit (de machines) grooter is. Werk honger brengt prijsbederf met al de gevolgen van dien. In plaats dat de mechanisatie het bedrijf dus heeft versterkt (standpunt werknemers) heeft het dit nog kwetsbaarder gemaakt, dan het reeds is. i 4. Het landelijk karakter der C. A. O. Voorzoover ons bekend, is in geen C. A. O. het landelijk karakter zóó sterk, als in die van het Boek- drukkersbedrijf. Van de kleinste plaats, tot de grootste stad toe, tracht deze C.A.O. alle drukkerijen in geheel Ne- I derland te vereenigen. De verzoening van deze I instelling: Stad en Plattelande, is dan ook voort- i durend het voorwerp van groote spanning. Die j spanning is neergelegd in de klasse-indeeling van Artikel 15 der C. A. O. Ook bij de huidige indee ling is niettemin het platteland gaan afbrokke len. Met cijfers is aangetoond, dat het aantal ongeorganiseerde drukkerijen juist op het platte land het grootst is. Het onbegrijpelijke is nu, dat thans de werkne mers kwamen met een voorstel, om het aantal klas sen in te krimpen, d.i. in Amsterdam 3 cents, in de plaatsen buiten Amsterdam 5 cents loonsverhooging. Gevolg zou kunnen zijn, dat het platteland zich van i de bedrijfsorganisatie zal afscheiden en het lande- I lijk karakter der C. A. O., thans reeds met de grootste moeite nauwelijks te handhaven, zal ver- loren gaan. I Reeds nu blijkt telkens, dat juist in de kleinste i plaatsen de C. A. O. het slechts wordt nageleefd. Een klasse-inkrimping kan wel op papier worden aanbevolen, maar ontbeert elke mogelijkheid van doorvoering. De werknemers schaden met dezen wensch zichzelf., Op het platteland komt zoodoende een papieren C. A. O. of geen C. A. O., d.i. uitslui tend ongeorganiseerd bedrijf. 5. De wereldcrisis. Als een der gewichtigste argumenten heeft de pa troonsdelegatie aangevoerd, dat deze tijd, nu de wereld geschokt wordt door een algemeen economi- schen crisis, niet geschikt is om een loonsverhooging of andere verzwarende arbeidsvoorwaarden toe te staan. De positie der arbeidersklasse staat in deze crisisdagen in het algemeen in het teeken van ver weer tegen loonsverlaging. Zou men dan in de Typo grafie durven komen met een eisch tot loonsver hooging en de oogen sluiten voorwat in het laatste halfjaar is geschied? Algemeen wrdt de groote beteekenis van den huidigen crisis erkend. In jaren klonk de troonrede niet zoo somber als in 1930. Mac Donald, Snowden, maar ook Alberda (Paaschcongres), Van den Tem pel (Tweede Kamer), vele artikelen in het Volk, het Vlootmanifest, natuurlijk ook de ambtelijke berichten (Centraal Bureau voor de Statistiek), Alle wijzen op den ernst van de huidige malai|3. Geen crisis in het Drukkersbedrijf. Hoe moet de georganiseerde drukker tegen zijn clientèle (de industrie) een loonsverhooging recht vaardigen, als die industrie zelf in bitteren nood verkeert? Nu is de opmerking gemaakt, dat de crisis zich nog niet in het grafisch bedrijf doet voelen. Slechts ten deele is dit waar. Ook hier is de malaise be gonnen en openbaart zij zich o.m. in de verminderde opbrengst der advertentiën. Maar inderdaad is die crisis bij ons nog niet volledig doorgewerkt. De ervaring heeft n.l. geleerd, dat aanvankelijk de economische teruggang zich bij de drukkers niet zoo sterk doet gevoelen: de laatste stuiptrek king van veel achteruitgaande zaken is nog het maken van eenige reclame. Maar evenzeer komt het herstel bij ons later: de onkosten (waaronder het drukwesk valt) moeten bij zich herstellende zaken zoo laag mogelijk worden gehouden. Met de werkloosheidscijfers van 1920—1925 hebben wij dan ook aangetoond, dat de algemeene crisis de voorbode is van de crisis in het grafisch bedrijf. Zou men dan na 16 jaren samenwerking niet even de ontwikkeling van de malaise af willen wachten, voor en aleer ingrijpende besluiten worden geno men? 6. Het aanbod der patroonsdelegatie. Als men het bovenstaande rustig overweegt, moet het onredelijk geacht worden, dat de werknemer juist nu, in deze tijden, naast vele andere zware eischen, komen met een eisch voor loonsverhooging van 5 cents per uur. Toen dan ook de Patroonsdelegatie der onderhan delingscommissie Dinsdagmiddag j.l. met een aan bod kwam, waarbij aan de werknemers een geleide lijke loonsverhooging van drie cents werd toegezegd (1 Januari a.s. 1 cent, 1 Januari 1932, 1 cent en 1 Januari 1933, 1 cent, de laatste cent niet voor klasse 1), is ze ver, zeer ver gegaan. Ze was over tuigd, dat elke verbetering economisch onverdedig baar was. Ze voelde, dat het Algemeen Hoofdbestuur der Federatie dit compromis niet gemakkelijk, mis- schien wel in het geheel niet zou accepteeren. Ze I wist, dat er onder de patroons over het geheele land een storm van verontwaardiging zou opsteken over een zoo onzinnig ver gaand voorstel. Maar de Patroonsdeiegatie deed het toch. Ze ver trouwde, dat de werknemers-vertegenwoordigers dit compromis met beide handen zouden aanvaarden. Ze had dan het voornemen om met alle kracht het hoofd te bieden aan de moeilijkheden om in eigen gelederen dit vergelijk aangenomen te krijgen. Haar overtuiging wilde de Patroonsdelegatie op offeren. Alle moeilijkheden in eigen kring wilde ze aanvaarden. 7. Waarom deze hoogste prijs? Waarom was ze bereid dezen hogsten prijs te be talen? Omdat ze meende, dat deze prijs moest be taald worden tot behoud van een grondslag onzer bedrijfsorganisatie: het in onderling overleg berei ken van overeenstemming. In eigen kring, zonder derden, zonder machtsmiddelen, door samensprekin- gen tot een resultaat komen. Valt dat, dan is het met de samenwerking gedaan. Dan valt alles, ook voor de toekomst. Dan is alles voorgoed bedorven. En Wetenswaardigheden op admini stratief en fiscaal terrein Het beroepschrift. Kan men bij reclame tegen een aanslag volstaan met mededeeling van het feit, dat men bezwaren heeft en behoeft men dus bij reclame niet de be zwaren zelve te noemen, met een beroepschrift is dat anders. De wet schrijft voor, dat het beroepschrift met redenen moet zijn omkleed. Men moet dus in het beroepschrift zijn bezwaren tegen de beschikking van den Inspecteur naar varen brengen. De beschikking zelve moet ook met redenen zijn omkleed. Voldoet de beschikking hieraan, dan zal het niet moeilijk valalen een met redenen omkleed beroep schrift samen te stellen. De eisch, dat het beroepschrift met redenen om kleed moet zijn, houdt niet noodzakelijk in, dat het beroepschrift uitgebreid moet zijn. Het is soms mogelijk in een paar woorden zijn bezwaren mede te deelen. Ter illustratie geven wij een tweetal modellen van een beroepschrift. Iemand houdt een volledige boekhouding bij. Hij reclameert en ontvangt een beschikking, waarin over de boekhouding niet wordt gerept, maar waarin wordt overwogen, dat „reclament niet aan neembaar heeft kunnen maken, dat de aanslag te hoog is." Het beroepschrift kan er uit zien als volgt: BEROEPSCHRIFT, van te gericht tegen aanslag in de RIJKSINKOMSTENBELASTING, belastingjaar 19../ Appellant heeft bezwaar tegen een beschikking van den heer Inspecteur der Directe Belastingen tewelke beschikking in afschrift is bijgevoegd. Appellant houdt boek en heeft deze boekhouding overgelegd. Naar de meening van appellant behoort de aan slag te worden geregeld naar het inkomen, dat uit deze boekhouding blijkt, tenzij deze boekhouding niet kan worden aanvaard. Bij niet-aanvaarding yan de boekhouding zal naar de meening van appellant de heer Inspecteur heb ben te bewijzen, dat de boekhouding onbetrouwbaar Appellant handhaaft de boekhouding efri zijn inkomen in deze boekhouding berekend ten be drage van f Met verschuldigde Hoogachting, (Onderteekening). Een tweede geval. Iemand houdt boek en legde de boekhouding over. Uit de beschikking blijkt, dat de Inspecteur bij het winstcijfer uit de boekhouding een post heeft bijgeteld. Betaald werd voor de handelswaarde van een zaak f 900.—. Afgeschreven werd f 300.De Inspecteur zegt f 300.— is te veel, het bedrag, dat wordt toegestaan is f90.— of 10.%. Het beroepschrift kan thans luiden als volgt: BEROEPSCHRIFT, van te gericht tegen aanslag in de RIJKSINKOMSTENBELASTING, belastingjaar 19 Appellant heeft bezwaar tegen een beschikking van den heer Inspecteur der Directe Belastingen te Welke beschikking in afschrift is bijge voegd. Uit de beschikking blijkt, dat appellant boek houdt en dat de heer Inspecteur aan deze boekhou ding bewijskracht toekent. De al of niet betrouwbaarheid van de boekhou ding is niet ingeding. Appellant schreef af op de 2gn. Goodwill f 300.—, de heer Inspecteur acht een afschrijving van f 90.— gemotiveerd. Appellant kan zich met het bedrag, dat de heer Inspecteur voor afschrijving inmindering brengt niet vereenigen. Hij voert de navolgende gronden aan: Op de Goodwill mag worden afgeschreven volgens goed koopmansgebruik. Usance is, dat een fictief bezit zoo spoedig moge lijk van de balans verdwijnt. Over een luttel bedrag ad f 900.e gezien de uit komsten van appellants bedrijf, doet men in de practijk hoogstens drie jaren. Bij afschrijving ad f90 per jaar blijft de post gedurende 10 jaren op de balans staan. Appellant heeft de eer Uw Raad te verzoeken den aanslag te willen terugbrengen op basis van een zuiver inkomen ad f Met verschuldigde Hoogachting, (Onderteekening) AAN DEN RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN, te Wij geven deze modellen enkel en alleen ter illu stratie. Vaste modellenkunnennietwordengegeven. Vaste modellen kunnen niet worden gegeven. De belastingkwesties loopen teveel uiteen. Het komt nog herhaaldelijk voor, dat belasting plichtigen zelve hun belangen voor den Raad van Beroep bepleiten. Wanneer het beroepszaken betreft, late men de behandeling over aan een deskundige, in dit geval een accountant. In ieder geval is het inwinnen van deskundige voorlichting gewenscht. Lezers hebben het recht kosteloos vragen te stel len, over belastingkwesties. Let wel: Alleen over belastingkwesties. Vragen over andere onderwerpen blijven onbe antwoord. Lezers gelieven zich met hun vragen te richten tot de Directie van de N.V. Accountants kantoor „Nationaal Bureau voor Adviezen", Nieuwe- stad 83, Leeuwarden. Postzegel voor antwoord insluiten. Vragen worden per brief beantwoord. Belangrijke vragen worden bovendien in dit blad beantwoord. Tenzij lezers bezwaar hebben. Zij gelieven dit dan mede te deelen. Van de grootst mogelijke geheimhouding kunnen de lezers verzekerd zijn. Land- en Tuinbouw DjE EAND(BOUW|TELL,ING 1931). Gaven we de vorige week een overzicht van de bèteekenis van de tuinderij in ons land aan de band jV an de voorloopige gegevens van de land bouwtelling welke dit jaar in ohs land gehouden is, thans willen we eens nagaan wélke gegevens ons voor den landbouw van gewicht voorkomen. En dan bekijken we allereerst de rubriek paar den eens. In 1910 waren in ons land ruim 327000 paarden, in 1921 ruim 363.000 en in 1930 bijna 297.000. Die getallen spreken van een tragedie welke zich in de wereld der paardenfokkers heeft afgespeeld. In de naoorlogs jaren toch was een groote vraag naar paarden en vooral naar goede fok/paarden. Eir werden toen goede 'prijzen ge maald met als gevolg, dat de paardenstapel aan zienlijk werd uitgebreid. Maar daarop kwam de terugslag. Het waardelooze Deutsche papier maakte een concurrentie met dat land uitgesloten, de groote malaise die daarop volgde en waarin we nog middenin zitten, maakt het geld schaarsch bij diegenen, die paarden moesten koopen en dat alles heeft tot gevolg gehad dat al die fokkers wier bedrijf niet op een uiterst solide basis was gebouwd, genoodzaakt waren de 'fokkerij er aan to geven. Wat we dan op het oogenblik aam fok kers in ons land hebben, die mogen we rekenen tot de zeer goede, die thans in hoofdzaak ons eigen land van het noodige goede materiaal voor zien. Alleen de groote winsten van enkele ja ren terug zijir verdwenen. Met de rundveestapel is het heel anders ge gaan. Telde ons land toch in 1910 ruim' 2' mil- lioen runderen en was dit getal in 1921 slechts met enkele duizendtallen vermeerderd, in 1930 was de rundveestapel groot 2352000 stuks. Deze toont dus nog geen achteruitgang. Etn ook dat kunnen we verklaren uit cle slechte economische tijden, welke we thans doormaken. De rundvee houderij, hetzij dit melkerij dan wel mesterij is, is de laatste jaren heel wat beter, dan de akkerbouw. En zo ois het niet te verwonderen, dat heel wat akkerbouwers er toe overgaan, wat meer vee aan te schaffen, wat meer land in wei om te leggen, waardoor ze ook minder loon hebben uit te betalen, terwijl bovendien lage prijzen van het veevoeder mede een prikkel zijn om het mesten van vee uit te breiden. Het aantal schapen is afnemende. Dit feit is al verscheidene jaren bekend. Maar dat vooral h-et aantal heideschapen zoozeer zou zijn terug geloopen als ons nu de officieele cijfers leeren, had waarschijnlijk niemand kunnen denken. Het aantal heideschapen bedroeg in 1910 bijna 114 duizend, in 1921 bijna 65000 en in 1930 bijna 17000. Waar is nu net beeld van de uitgestrekte weide, waar de scheper met zijn „witgewolde kudde" den heelen dag verblijf houdt om des avonds in tevreden stemming, omdat zijn heide toe hzoo rijk is, terug te keeren naar huis, waar elk schaap zijn eigen kooi opzoekt? I.eeg zijn de schaapskooien en de scheper is een legendarische figuur geworden, welké alleen nog in de schoolboekjes zal blijven voortleven. Dat het met de heideschapen dien kant uitjnoest was te voorzien. De schapen zelf warén van niet al te beste kwaliteit, terwijl door de voortgaande ontginning der heide er voor hen geen plaats meer overbleef. Daarbij had de boer de schapen, die hjij vroeger in hoofdzaak voor de mesti ge bruikte, niet meer noodig sinds hij het gebruik van kunstmest leerde kennen. Maar dat ook de andere schapen in aantal zijn verminderd doet wel wat vreemd aan. Immers er is juist, in de laatste jaren zooveel moeite gedaan om het Texelsche schaap te verbeteren en men is daarin ook aardig goed geslaagd. Zoo zelfs, dat dit schaap in het buitenland eenige vermaardheid heeft verkregen. Toch is de schapenteelt achter uit gegaan. Zou dit misschien ook al een gevolg zijn van het verbod van den invoer van versch vleesch in Engeland, die toch onze grootste af nemer was van schapenvleesch Dp „koe van den arbeider"', de geit, schijnt zich ook niet meer in die belangstelling te mogen verheugen als een jaar of 10 terug. Door heel het land heen is het aantal geiten, buitengewoon sterk afge nomen. Waren in 1921 ruimi 272.000 geiten in ons land, in '1930 'telde men er slechts bijna 131.000. Met' meer dan de helft is dit aantal dus afgenomen. Daar moet wel een oorzaak voor zijn. Maar welke? De verschillende stamboeken zullen zich daarover te beraden hebben. Het is een ongezonde toestand, wanneer de arbeider geen belangstelling meer'toont in de geit. In een slot- artikeite willen we een en anjder mededeelen over het pluimvee en kleinvee. Mient 17 Alkmaar Tel. 526 Vertrouwd adres voor: goedpassende Buikbanden Elastieken Kousen Rechthouders en Rechthouder- Corsetten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 3