II BI MM 18 Bil. 1930
Het conflict in Je Typografie
Hike ireijer's
Het moment om te spreken
Speciaal Corsetten - Magazijn
om dat te voorkomen, wilde de Patroonsdelegatie
zoo'n hogen prijs betalen.
Welnu, de gezellen hebben door hun weigering
getoond, dat de mogelijkheid van samenwerking
reeds weg was. Het patroonsvoorstel kwam daardoor
natuurlijk onmiddellijk te vervallen. Het was van
zelf ingetrokken. Want hoe het nu verder ook ga,
het ideëele goed, dat we met zoo'n hoogen prijs
wilden betalen, was toch reeds weg. Als personen
of machten van buiten moeten beslissen, is de basis
voor samenwerking verloren en wenscht de pa
troonsdelegatie niet meer den prijs te betalen, dien
zij vóór de weigering der gezellen meende te moeten
aanbieden.
HET CONFLICT IN DE TYPOGRAFIE.
Het moment om te spreken.
In het Boekdrukkersbedrijf hebben zich in den
laatsten tijd zoo ernstige feiten voorgedaan, dat de
Federatie der Drukkerspatroonsbonden het moment
gekomen acht, om het Nederlandsche publiek nader
in te lichten.
Het is voor de geheele maatschappij van belang,
met aandacht kennis te nemen van de sterk ont
bindende factoren, welke bezig zijn op dit oogenblik
te vernietigen een stuk sociaal werk, hetwelk jaren
van opbouw heeft gevraagd.
Het Nederlandsche publiek weet, dat de werk
nemers in het Boekdrukkersbedrijf verkeeren in
een gunstige positie. Zij verdienen een behoorlijk
loon. Een handzetter ontvangt in klasse I f 35.04
per week, (in Noordscharwoude, klasse V, f29.76
of 62 cent per uur. Red.). De steeds grootero
groep der machinezetters f39.36, (in Noordschar
woude, klasse V, f34.08 of 71 ct. per uur. Red.).
Courant-rotatiedrukkers A. eveneens f39.36 per
week. Doch niet alleen het loon is voor den typo
graaf gunstig. Zijn geheele positie wordt be-
scherirfd door een C.A.O. van 142 bladzijden groot.
Nergens heeft b.v. een arbeider zoo'n goede rechts
positie als in de typografie. De patroon is niet
vrij om zijn werknemer te ontslaan, b.v. wegens
onbekwaamheid, doch moet dit ontslag ter beoor
deeling voorleggen aan de Rechtspraakcommissie.
Die positie nu wordt thans door de werknemers
zelf in de waagschaal gesteld. En als straks ook het
publiek de gevolgen van een conflict in het boek
en courantenbedrljf gaat gevoelen, moet het weten,
aan welke Zijde voor het recht gestreden wordt.
Daarom deze uiteenzetting.
Zooals steeds, werden ook thans, tegen het
afloopen der huidige Collectieve Arbeidsovereen
komst, welke van 31 Maart 1928 tot 25 October
1930 geldig is en ongeveer 13000 arbeiders omvat,
de onderhandelingen over een nieuw contract ge
opend. Werkgevers en werknemers dienden hun
wenschen in.
Het standpunt der patroons.
Wat is het standpunt der patroons bij deze onder
handelingen geweest? Kort geformuleerd dit: In
dezen tijd van algemeene malaise, is verbetering der
arbeidsvoorwaarden niet mogelijk.
Als wij ons thans wenden tot het Nederlandsche
publiek, behoeft dit standpunt eigenlijk geen ver
dediging. De meeste lezers van dit blad voelen
zelf aan den lijve de gevolgen der achteruit
gaande conjunctuur. Zij zullen van den drukker
vragen, hoe hij tot de dwaasheid komt om in
dezen tijd een loonsverhooging toe te staan. Voor
het publiek behoeven wij eigenlijk ons standpunt
niet te argumenteeren.
Toch zouden wij U vriendelijk willen verzoeken
eerst na te gaan, welke klemmende gronden wij
tegenover de werknemers hebben aangevoerd. Gij
zult het dan onbegrijpelijk vinden, dat de werkne
mers niet langer met loonsverhooging kunnen wach
ten, geen dag en geen nacht. Gij zult nog meer
verbaasd staan, als ge verneemt, dat de patroons
delegatie der Onderhandelingscommissie, om tot
eiken prijs blijvende samenwerking mogelijk te
maken, eigenlijk tegen haar eigen overtuiging in,
een loonsverhooging van drie cents per uur heeft
aangeboden en dat dit aanbod door de werknemers
eenvoudig is geweigerd!
Hieronder volgen enkele argumenten, van pa
troonszijde geuit:
1. De indexcijfers van kosten voor levens
onderhoud.
De eerste vraag, die wij met de werknemers heb
ben besproken, was: Zijn Uw arbeidsvoorwaarden in
de laatste jaren vooruit of achteruit gegaan?
We hebben hier een onderscheid te maken tus-
schen het nominale loon (het aantal guldens loon)
en het reëele loon (de waarde van het loon in ver
band met de kosten van het levensonderhoud).
Wat de kosten van het levensonderhoud betreft,
hebben wij een objectieven maatstaf in de Haag-
sche en Amsterdamsche indexcijfers, wier onpar
tijdigheid door niemand wordt betwitst.
Wat zien wij nu:
In 1920 bedroeg het loon handzettep- le klasse
f38.25. Volgens de Haagsche cijfers b.v. was het
indexcijfer toen 107.1. In Juni 1930 is dit cijfer
76.6. Zich baseerend op de waarde van den gulden
volgens deze indexcijfers is f38.25 in 1920 gelijk
aan f27.35 in 1930. Waar het le klasse loon in
1930 f 35.04 bedraagt, is er dus een verhooging van
het reëele loon met meer dan f7.50 of wel meer
dan 25 pCt.
Wil men een speciale periode beschouwen, dan
moet men nemen die van het huidige collectief
contract. Het peil van de kosten van levens
onderhoud der eerste drie maanden vindt men in
de cijfers van Juni 1928. Toen was het Amster
damsche cijfer: 170.4. Thans 162.1, d.i. een ver
mindering van 4.9 percent; stijging van het reëele
loon 5.1 percent is 3'/. cent per uur.
Haagsche cijfers: Juni 1928 81.9. Thans 76.6, d.i.
een vermindering van 6.5 percent. Stijging van het
reëele loon bijna 7 percent of bijna f2.40 per
week.
Conclusie: Ondanks nominale daling een ruime
stijging van het reëele loon.
Zeer onbillijk heeft men het van patroonszijde
gevonden, dat de indexcijfers in de jaren omstreeks
1920, toen ze. in de richting van loonsverhooging
wezen, als argument van werknemerszijde werden
gebruikt, terwijl ze thans, nu ze ten gunste van den
patroon uitvallen, van de andere zijde worden ge
negeerd.
2. De uitbreiding van het ongeorganiseerde
bedrijf.
De verplichting der loonen en getalsverhouding
der C. A. O. zijn belangrijk zwaarder dan de arbeids-
voorwaar3en, welke de patroon op de vrije markt
behoeft toe te staan.
Alleen reeds de z.g. „jongensexploitatie" (d. i.
een overmatig aantal jonge, goedkoope krachten),
die door de C. A. O. verboden is, geeft den onge
organiseerden drukker een groot voordeel in loon-
besparing, al moet de kwaliteit van het werk er
onder lijden.
Daarbij komt, dat de C. A. O. niet enkel regelen
geeft omtrent loonen en getalsverhouding. Ze is
142 pagina's dik en verzwaart op elke bladzijde de
lasten van den patroon, niet het minst door den
patroon het recht te ontzeggen, om zijn werknemer
met een opzegtermijn van 14 dagen te ontslaan
(rechtspositie van den werknemer). De treurige ar
beidstoestanden, welke in het ongeorganiseerde be
drijf heerschen en welke herhaaldijlijk, ook in de
werknemersbladen, met cijfers en voorbeelden wor
den gesignaleerd, vormen een directe, oneerlijke
concurrentie voor den georganiseerden patroon, die
deze weliswaar tracht goed te maken door levering
van kwaliteitswerk en het geven van meer „ser
vice", maar die door de concurrentie der loonsvoor
waarden ernstig wordt bemoeilijkt.
3. Ondermijnende factoren in het drukkers-
bedrijf.
Bij een serieus onderzoek naar den toestand in het
bedrijf kan men niet blind zijn voor de ondermij
nende krachten, die de welvaart van ons vak aan
tasten.
Er is een toenemende concurrentie van het onge
organiseerde bedrijf.
Men weet, dat de prijsbescherming voor meer dan
70 pCt. der orders moest worden opgegeven.
Men kan zich dan ook begrijpen, dat door al die
factoren het peil der prijzen in de laatste jaren
sterk is gedaald.
De prijsdaling werd eveneens sterk bevorderd
door de overmatige installatie van nieuwe machi
nes, meestal op afbetaling. Het drukkersvak is
immers uiterst gevoelig, het werkt niet voor de
markt, maar moet wachten op bestellingen. Van
daag is het druk. Tijdelijke drukte verleidt den
patroon tot uitbreiding van het machinepark.
Morgen is het weer stil. Doch de werkhonger is
dan grooter, want de improductieve uren zijn des
te nadeeliger, naar mate het vaste kapitaal, dat
in de zaak zit (de machines) grooter is. Werk
honger brengt prijsbederf met al de gevolgen van
i dien. In plaats dat de mechanisatie het bedrijf dus
heeft versterkt (standpunt werknemers) heeft het
dit nog kwetsbaarder gemaakt, dan het reeds is.
4. Het landelijk karakter der C. A. O.
Voorzoover ons bekend, is in geen C. A. O. het
landelijk karakter zóó sterk, als in die van het Boek
drukkersbedrijf.
Van de kleinste plaats, tot de grootste stad toe,
tracht deze C.A.O. alle drukkerijen in geheel Ne
derland te vereenigen. De verzoening van deze
instelling: Stad en Plattelande, is dan ook voort
durend het voorwerp van groote spanning. Die
spanning is neergelegd in de klasse-indeeling van
I Artikel 15 der C. A. O. Ook bij de huidige indee-
ling is niettemin het platteland gaan afbrokke-
I len. Met cijfers is aangetoond, dat het aantal
I ongeorganiseerde drukkerijen juist ap het platte-
I land het grootst is.
I Het onbegrijpelijke is nu, dat thans de werkne-
I mers kwamen met een voorstel, om het aantal klas-
sen in te krimpen, d.i. in Amsterdam 3 cents, in de
plaatsen buiten Amsterdam 5 cents loonsverhooging.
Gevolg zou kunnen zijn, dat het platteland zich van
de bedrijfsorganisatie zal afscheiden en het lande
lijk karakter der C. A. O., thans reeds met de
grootste moeite nauwelijks te handhaven, zal ver-
j loren gaan.
I Reeds nu blijkt telkens, dat juist in de kleinste
plaatsen de C. A. O. het slechts wordt nageleefd.
Een klasse-inkrimping kan wel op papier worden
aanbevolen, maar ontbeert elke mogelijkheid van
doorvoering. De werknemers schaden met dezen
wensch zichzelf. Op het platteland komt zoodoende
een papieren C. A. O. of geen C. A. O., d.i. uitslui
tend ongeorganiseerd bedrijf.
5. De wereldcrisis.
Als een der gewichtigste argumenten heeft de pa
troonsdelegatie aangevoerd, dat deze tijd, nu de
wereld geschokt wordt door een algemeen economi-
schen crisis, niet geschikt is om een loonsverhooging
of andere verzwarende arbeidsvoorwaarden toe te
staan. De positie der arbeidersklasse staat in deze
crisisdagen in het algemeen in het teeken van ver
weer tegen loonsverlaging. Zou men dan in de Typo
grafie durven komen met een eisch tot loonsver
hooging en de oogen sluiten voorwat in het laatste
halfjaar is geschied?
Algemeen wrdt de groote beteekenis van den
huidigen crisis erkend. In jaren klonk de troonrede
niet zoo somber als in 1930. Mac Donald, Snowden,
maar ook Alberda (Paaschcongres), Van den Tem
pel (Tweede Kamer), vele artikelen in het Volk,
het Vlootmanifest, natuurlijk ook de ambtelijke
berichten (Centraal Bureau voor de Statistiek),
Alle wijzen op den ernst van de huidige malai-D-
Geen crisis in het Drukkersbedrijf.
Hoe moet de georganiseerde drukker tegen zijn
cliëntèle (de industrie) een loonsverhooging recht
vaardigen, als die industrie zelf in bitteren nood
verkeert?
Nu is de opmerking gemaakt, dat de crisis zich
nog niet in het grafisch bedrijf doet voelen. Slechts
ten deele is dit waar. Ook hier is de malaise be
gonnen en openbaart zij zich o.m. in de verminderde
opbrengst der advertentiën. Maar inderdaad is die
crisis bij ons nog niet volledig doorgewerkt.
De ervaring heeft n.l. geleerd, dat aanvankelijk
de economische teruggang zich bij de drukkers
niet zoo sterk doet gevoelen: de laatste stuiptrek
king van veel achteruitgaande zaken is nog het
maken van eenige reclame. Maar evenzeer komt
het herstel bij ons later: de onkosten (waaronder
het drukwerk valt) moeten bij zich herstellende
zaken zoo laag mogelijk worden gehouden. Met de
werkloosheidscijfers van 19201925 hebben wij
dan ook aangetoond, dat de algemeene crisis de
voorbode is van de crisis in het grafisch bedrijf.
Zou men dan na 16 jaren samenwerking niet even
de ontwikkeling van de malaise af willen wachten,
voor en aleer ingrijpende besluiten worden geno
men?
6. Het aanbod der patroonsdelegatie.
Als men het bovenstaande rustig overweegt, moet
het onredelijk geacht worden, dat de werknemer
juist nu, in deze tijden, naast vele andere zware
eischen, komen met een eisch voor leonsverhooging
van 5 cents per uur.
Toen dan ook de Patroonsdelegatie der onderhan
delingscommissie Dinsdagmiddag j.l. met een aan
bod kwam, waarbij aan de werknemers een geleide
lijke loonsverhooging van drie cents werd toegezegd
(1 Januari a.s. 1 cent, 1 Januari 1932, 1 cent en 1
Januari 1933, 1 cent, de laatste cent niet voor
klasse 1), is ze ver, zeer ver gegaan. Ze was over
tuigd, dat elke verbetering economisch onverdedig
baar was. Ze voelde, dat het Algemeen Hoofdbestuur
der Federatie dit compromis niet gemakkelijk, mis
schien wel in het geheel niet zou accepteeren. Ze
wist, dat er onder de patroons over het geheele
land eep storm van verontwaardiging zou opsteken
over een zoo onzinnig ver gaand voorstel.
Maar de Patroonsdelegatie deed het toch. Ze ver
trouwde, dat de werknemers-vertegenwoordigers dit
compromis met beide handen zouden aanvaarden.
Ze had dan het voornemen om met alle kracht het
hoofd te bieden aan de moeilijkheden om in eigen
gelederen dit vergelijk aangenomen te krijgen.
Haar overtuiging wilde de Patroonsdelegatie op
offeren. Alle moeilijkheden in eigen kring wilde ze
aanvaarden.
7. Waarom deze hoogste prijs?
Waarom was ze bereid dezen hogsten prijs te be
talen? Omdat ze meende, dat deze prijs moest be
taald worden tot behoud van een grondslag onzer
bedrijfsorganisatie: het in onderling overleg berei
ken van overeenstemming. In eigen kring, zonder
derden, zonder machtsmiddelen, door samensprekin-
gen tot een resultaat komen. Valt dat, dan is het
met de samenwerking gedaan. Dan valt alles, ook
voor de toekomst. Dan is alles voorgoed bedorven. En
Bovendiene gisteren en heden is overal in den
lande door de werkgevers zoo'n sterk protest geuit
tegen dit vèr-gaande compromis-voorstel, dat de
werknemersleiders door hun weigering deze belang
rijke winst voor hun eigen menschen hebben ver
speeld.
De patroonsorganisatie staat nu geheel vrij.
Als straks de chaos komt en ook de positie van
den werknemer ernstig en blijvend wordt geschaad,
weet de Patroonsorganisatie, dat zij meer dan het
uiterste heeft gedaan om die droeve gevolgen te
voorkomen en benijdt ze niet de mannen van de
overzijde, die daarvoor de verantwoordelijkheid dra
gen.
Wetenswaardigheden op admini
stratief en fiscaal terrein
Het beroepschrift.
Kan men bij reclame tegen een aanslag volstaan
met mededeeling van het feit, dat men bezwaren
I heeft en behoeft men dus bij reclame niet de be
zwaren zelve te noemen, met een beroepschrift is
dat anders.
De wet schrijft voor, dat het beroepschrift met
redenen moet zijn omkleed. Men moet dus in het
beroepschrift zijn bezwaren tegen de beschikking
van den Inspecteur naar varen brengen.
De beschikking zelve moet ook met redenen zijn
omkleed.
Voldoet de beschikking hieraan, dan zal het niet
moeilijk valalen een met redenen omkleed beroep
schrift samen te stellen.
De eisch, dat het beroepschrift met redenen om
kleed moet zijn, houdt niet noodzakelijk in, dat
het beroepschrift uitgebreid moet zijn.
Het is soms mogelijk in een paar woorden zijn
bezwaren mede te deelen.
Ter illustratie geven wij een tweetal modellen van
een beroepschrift.
Iemand houdt een volledige boekhouding bij.
Hij reclameert en ontvangt een beschikking,
waarin over de boekhouding niet wordt gerept, maar
waarin wordt overwogen, dat „reclament niet aan
neembaar heeft kunnen maken, dat de aanslag te
hoog is."
Het beroepschrift kan er uit zien als volgt:
BEROEPSCHRIFT,
van te gericht
tegen aanslag in de RIJKSINKOMSTENBELASTING,
belastingjaar 19../
Appellant heeft bezwaar tegen een beschikking
van den heer Inspecteur der Directe Belastingen
tewelke beschikking in afschrift is
bijgevoegd.
Appellant houdt boek en heeft deze boekhouding
overgelegd.
Naar de meening van appellant behoort de aan
slag te worden geregeld naar het inkomen, dat uit
deze boekhouding blijkt, tenzij deze boekhouding
niet kan worden aanvaard.
Bij niet-aanvaarding van de boekhouding zal naar
de meening van appellant de heer Inspecteur heb
ben te bewijzen, dat de boekhouding onbetrouwbaar
is.
Appellant handhaaft de boekhouding eji zijn
inkomen in deze boekhouding berekend ten be
drage van f
Met verschuldigde Hoogachting,
(Onderteekening).
Een tweede geval.
Iemand houdt boek en legde de boekhouding over.
Uit de beschikking blijkt, dat de Inspecteur bij
het winstcijfer uit de boekhouding een post heeft
bijgeteld.
Betaald werd voor de handelswaarde van een zaak
f 900.—.
Afgeschreven werd f 300.De Inspecteur zegt
f300.is te veel, het bedrag, dat wordt toegestaan
is f90.— of 10.%.
Het beroepschrift kan thans luiden als volgt:
BEROEPSCHRIFT,
van te gericht
tegen aanslag in de RIJKSINKOMSTENBELASTING,
belastingjaar 19../
Appellant heeft bezwaar tegen een beschikking
van den heer Inspecteur der Directe Belastingen te
Welke beschikking in afschrift is bijge
voegd.
Uit de beschikking blijkt, dat appellant boek
houdt en dat de heer Inspecteur aan deze boekhou
ding bewijskracht toekent.
De al of niet betrouwbaarheid van de boekhou
ding is niet ingeding.
Appellant schreef af op de zgn. Goodwill f 300.
de heer Inspecteur acht een afschrijving van f 90.
gemotiveerd.
Appellant kan zich met het bedrag, dat de heer
Inspecteur voor afschrijving inmindering brengt
niet vereenigen.
Hij voert de navolgende gronden aan:
Op de Goodwill mag worden afgeschreven volgens
goed koopmansgebruik.
Usance is, dat een fictief bezit zoo spoedig moge
lijk van de balans verdwijnt.
Over een luttel bedrag ad f 900.—e gezien de uit
komsten van appellants bedrijf, doet men in de
practijk hoogstens drie jaren.
Bij afschrijving ad f 90 per jaar blijft de post
gedurende, 10 jaren op de balans staan.
Appellant heeft de eer Uw Raad te verzoeken den
aanslag te willen terugbrengen op basis van een
zuiver inkomen ad f
Met verschuldigde Hoogachting,
(Onderteekening).
193..
ons voor den landbouw van gewicht voorkomen.
En dan bekijken we allereerst de rubriek paar
den eens. In 1910 waren in ons land ruim 327000
paarden, in 1921 ruim 363.000 en in 1930 bijna
297.000. Die getallen spreken van een tragedie
welke zich in de wereld der paardenfokkers heeft
afgespeeld. In de naoorlogsjaren toch was een
groote vraag naar paarden en vooral naar goede
i'okpaarden. Eir werden toen goede 'prijzen ge
maal cl met als gevolg, dat de paardenstapel aan
zienlijk werd uitgebreid. Maar daarop kwam de
terugslag. Het waardelooze Dnitsche papier
maakte een concurrentie met dat land uitgesloten,
de groote malaise die daarop volgde en waarin
we nog middenin zitten, maakt het geld schaarsch
bij diegenen, die paarden moesten koopen en dat
alles heeft tot gevolg gehad dat al die fokkers
wier bedrijf niet op een uiterst solide basis was
gebouwd, genoodzaakt waren de 'fokkerij er aan te
geven. Wat we dan op het oogenblik aan) fok
kers in ons land hebben, die mogen we rekenen
tot de zeer goede, die thans in hoofdzaak! ons
eigen land van het noodige goede materiaal voor
zien. Alleen de groote winsten van enkele ja
ren terug zijn verdwenen.
Met de rundveestapel is het heel anders ge
gaan. Telde ons land toch in 1910 ruim' 2 mil-
lioen runderen en was dit getal in 1921' slechts
met enkele duizendtallen vermeerderd, in 1930
was de rundveestapel groot 2352000 stuks. Deze
toont dus nog geen achteruitgang. Etn ook dat
kunnen we verklaren uit de slechte economische
tijden, welke we thans doormaken. De rundvee
houderij, hetzij dit melkerij dan wel mesterij
is, is de laatste jaren heel wat beter, dan de
akkerbouw. En zo ois het niet te verwonderen,
dat heel wat akkerbouwers er toe overgaan, wat
meer vee aan te schaffen, wat meer land in
wei om te leggen, waardoor ze ook minder loon
hebben uit te betalen, terwijl bovendien lage
prijzen van het veevoeder mede een prikkel zijn
om het mesten van vee uit te breiden.
Het. aantal schapen is afnemende. Dit feit is
al verscheidene jaren bekend. Maar dat vooral
het aantal heideschapen zoozeer zou zijn terug
geloopen als ons nu de officieele cijfers leeren,
had waarschijnlijk niemand kunnen denken. Het
aantal heideschapen bedroeg in 1910 bijna 114
duizend, in 1921 bijna 65000 en in 1930 bijna
17000. Waar is nu 'het beeld van de uitgestrekte
weide, waar de scheper met zijn „witgewolde
kudde" den heelen dag verblijf houdt om des
avonds in tevreden stemming, omdat zijn heide
'toe hzoo rijk is, terug te keeren naar huis, waar
elk schaap zijn eigen kooi opzoekt?
Leeg zijn de schaapskooien en de scheper is
een legendarische figuur geworden, welke alleen
nog in de schoolboekjes zal blijven voortleven.
Dat het met de heideschapen dien kant uit. moest
was te voorzien. De schapen zelf waren van niet
al te beste kwaliteit, terwijl door de voortgaande
ontginning der heide er voor hen geen plaats
meer overbleef. Daarbij had de boer de schapen,
die hij vroeger in hoofdzaak voor de mest ge
bruikte, niet meer noodig sinds hij het gebruik
van kunstmest leerde kennen. Maar dat ook de
andere schapen in aantal zijn verminderd doet
wel wat vreemd aan. Immers er is juist} in de
laatste jaren zooveel moeite gedaan om het
Texelsche schaap te verbeteren en men is daarin
ook aardig goed geslaagd. Zoo zelfs, dat dit
schaap in het buitenland eenige vermaardheid
heeft verkregen. Toch is de schapenteelt achter
uit gegaan. Zou dit misschien ook al een gevolg
zijn van het verbod van den invoer van; versch
vleesch in Eingeland, die toch onze grootste af
nemer was van schapenvleesch Dje „koe van
den arbeider"', de geit, schijnt zich ook niet meer
in die belangstelling te mogen verheugen als
een jaar of 10 terug. Door heel het land heen
is het aantal geiten, buitengewoon sterk afge
nomen. Waren in 1921 ruim 272.000 geiten in
ons lanid, in '1930 'telde men er slechts bijna
131.000. Met' meer dan de helft is dit aantal dus
afgenomen. Daar moet wel een oorzaak voor
zijn. Maar welke? De verschillende stamboeken
zullen zich daarover te beraden hebben. Het is
een ongezonde toestand, wanneer de arbeider geen
Belangstelling meer'toont in de geit. In een slot-
artikelte willen we een en anjder mededeelen
over het pluimvee en kleinvee.
Wij geven deze modellen enkel en alleen ter illu-
Vastê modellenkunnennietwordengegeven.
Vaste modellen kunnen niet worden gegeven.
De belastingkwesties loopen teveel uiteen.
Het komt nog herhaaldelijk voor, dat belasting
plichtigen zelve hun belangen voor den Raad van
Beroep bepleiten.
Wanneer het beroepszaken betreft, late men de
behandeling over aan een deskundige, in dit geval
een accountant.
In ieder geval is het inwinnen van deskundige
voorlichting gewenscht.
Lezers hebben het recht kosteloos vragen te stel
len, over belastingkwesties.
Let wel: Alleen over belastingkwesties.
Vragen over andere onderwerpen blijven onbe
antwoord. Lezers gelieven zich met hun vragen te
richten tot de Directie van de N.V. Accountants
kantoor „Nationaal Bureau voor Adviezen", Nieuwe-
stad 83, Leeuwarden.
Postzegel voor antwoord insluiten.
Vragen worden per brief beantwoord. Belangrijke
vragen worden bovendien in dit blad beantwoord.
Tenzij lezers bezwaar hebben. Zij gelieven dit dan
mede te deelen.
Van de grootst mogelijke geheimhouding kunnen
de lezers verzekerd zijn.
Land- en Tuinbouw
DE LANDBOUWTELLING 1930.
Gaven we de vorige week een overzicht van
de beteekenis. van de tuinderij in ons land aan -de
Land an de voorloopige gegevens van de land
bouwtelling welke dit jaar in ohs land gehouden
is, thans willen we eens nagaan wélke gegevens
Mient 17 Alkmaar lal. 526
Vertrouwd adres voor:
goedpassende
Buikbanden
Elastieken Kousen
Rechthouders en Rechthouder-
Corsetten