BEKERBMAKIHGL
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
39e Jaargang
UilBive: Firma I. H. KEIZER. fledacleui I. H. KEIZER.j— Burtal torfecfeamiiiile.
52 Broek op Langendijk
Buitenlandsche
Brieven
Kamer-
kroniek
No. 129 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. «2. DONDERDAG 30 OCTOBER 1930
NIEUWE
LAMDIJKEB COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
eil ZATERDAG.
Abonnmen tsprij sJ
per 3 maanden 1.15. f i
ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
Aan belanghebbenden wordt bekend gemaakt,
dat door plaatsing van een neventoestel onze
firma ook des avonds van uur af onder telefoon
nummer
is te bereiken.
Fa. J. H. KEIZER
Amerikaansche Brief,
WAT KOST HET LEVEN IN NEW-YORK?
Dienstbodenloonen van f 300.per maand.
(Bijzondere Correspondentie).
„U woont in New-York is het daar niet erg
duur?"
„U woont in New-York dan gaat het zeker best
met de zaken?"
Deze twee uitroepen geven 't Europeesche stand
punt weer ten opzichte van een op dollars geba
seerd budget. De antwoorden zijn niet gemakkelijk,
maar ik zal me er toch eens aan wagen. Wie dus
in het verre Europa met moeite rond kan komen,
kan dan eens zien of het land van den dollar wer
kelijk het paradijs is, waarvoor men het houdt. In
Hollandsch geld omgerekend kost het „nationale
gerecht" van New-York, biefstuk, f 0.90 a f 1.20 per
pond, al naar de buurt. Kalfscoteletten kosten f 1.20
a f 1.70, eieren f 0.72 a 2.16 per dozijn, afhankelijk
van het jaargetijde. Boter kost f 1.20 a 1.70 per
pond, melk f 0.48 a f 0.60 per liter. Fruit daarentegen
is zeer goedkoop en wordt dan ook veel gegeten. Een
pond uitmuntende appels of peren kost zelden meer
dan 171/2 cent, een ananas van een kilo 30 a 40 cent.
Versche groenten zijn er eveneens zeer goedkoop.
Brood kost 28 cent per pond. Voor onze begrippen
zijn de uitgaven voor het voedsel dus gemiddeld
zeer normaal te noemen. Doch een Amerikaansche
huisvrouw is lang1 niet zoo zuinig als een Europee
sche. Zij gebruikt ook zelden meer dan een half
uur voor het bereiden van een maaltijd, o.a. omdat
zij geen dienstbode kan krijgen of betalen. Het
gevolg is, dat de goedkoopte der levensmiddelen
zuiver theoretisch is. Want de Amerikaansche huis
vrouw zet u voornamelijk geconserveerde waren voor
en al zijn die ook al niet duurder dan bij ons,
ze worden dagelijks gebruikt, terwijl wij ze als luxe
beschouwen. Een blik doperwtjes van een kilo kost
40 a 60 cent, asperges 60 a 90 cent en soep voor
twee personen 30 cent. Bovendien eten de leden der
familie, die een beroep uitoefenen, althans hun
middageten in een restaurant en daar kan men
moeilijk voor minder dan een dollar een redelijk
maal krijgen. Daardoor is het voor levensmiddelen
uitgetrokken bedrag toch nog heel wat hooger dan
bij ons.
Een tweede voornaam punt zijn de huurprijzen en
die zijn heel wat hooger dan bij ons. Zelfs in de
„slechte" buurten van New-York betaalt men nog
minstens f 20.per kamer en per maand. Keukens,
kabinetjes en zolderkamertjes tellen alle mee. zoo
dat een huis met vijf kamers wel het minimum is
voor een gezin. De gemiddelde burgermanshuizen
kosten echter 40 a 50 gulden per kamer en nieuwe
huizen en huizen in „goede" buurten zelfs f 120.
wat dus f600.is voor een huis met vijf kamers.
Het is dan ook geen wonder, dat ook de welgestelden
altijd in kleine huizen wonen.
Dienstboden zijn niet te betalen en men doet
verstandig, er niet aan te beginnen. Een kamer
meisje is absoluut niet te krijgen voor minder dan
f 125.—, terwijl de meeste loonen bijna f 200.— per
maand bedragen. Een goede keukenmeid of een
kindermeisje verdient f200.— a f300.—. Ook voor
dienstboden geldt de achturige werkdag, onverschil
lig of zij intern of extern zijn.
De kleeding is daarentegen ongeveer even duur
als bij ons, tenminste wanneer men over een nor
maal figuur beschikt en confectie kan dragen. De
prijzen voor een pak varieeren van f 35.tot f 90
maatkleeding minstens f250.—) en voor een zijden
damesjapon van f 18— tot f90—, (maatkleeding
loopt in de honderden dollars). Men geeft echter
in de confectiezaken zoo'n ruime keuze, dat men
waarlijk geen behoefte aan maatkleeding heeft. Voor
groote en kleine, dikke en magere menschen is er
van alles te koop. Schoenen, kousen enz. kosten
vrijwel hetzelfde als bij ons.
Tenslotte het eenige paradijsachtige, dat ik in de
Amerikaansche prijzen heb kunnen ontdekken: de
auto. Aanschaf en onderhoud zijn veel goedkooper
dan bij ons. De nieuwe wagens zijn niet goedkooper
en omdat de kleine modellen practlsch ontbreken,
zou men zelfs in vele gevallen duurder uitkomen.
Doch de verkoop van tweedehands auto's Is zoo
prachtig georganiseerd, dat men voor bijna eiken
prijs een bruikbaren wagen kan krijgen. Laten wij
zeggen, dat de goedkoopste f 90.kost en dat de
meeste autobezitters voor hun wagen een 300 gul
den betalen. Bijna iedereen laat zijn wagen voor de
goedkoopte op straat overnachten, doch garages
zijn te huren vanaf f 30.— per maand. Benzine kost
12 cent, olie 60 cent per liter. En de belasting be
draagt voor de meest luxueuse auto niet meer dan
f 60.per jaar.
De belastingen zijn over het algemeen laag. Bo
vendien zijn ongehuwden met een inkomen van
minder dan f3500.en gehuwden, die minder dan
f 8000.— per jaar verdienen, van alle belastingen
vrijgesteld. Deze grens gaat dan nog een 1000 gulden
den omhoog voor elk kind. Onder die voorwaarde
zou bij ons 90 pCt. van de bevolking geen belas
ting betalen; in Amerika is dit percentage echter
veel lager. De eenige belasting, die drukkend ge
noemd kan worden, is die op het grondbezit.
Wanneer men dus een beetje slag heeft van zuinig
huishouden, behoeft het leven in New-York inder
daad niet zoo duur te zijn. Om echter als New-
Yorker te kunnen leven, moet men ongeveer vier
maal zooveel verdienen als in 'zijn eigen land en
hoewel de loonen hier hoog zijn, staat het toch te
bezien, of dit peil door velen ooit bereikt kan
worden.
(Nadruk verboden).
Brief uit Argentinië.
EEN GESPREK MET URIBURU.
(Van een bijzonderen correspondent).
Eindelijk gelukte het mij, een interview te ver
krijgen met generaal Don José Uriburu. Nadat de
beleefde officier van de wacht mij door de telefoon
had medegedeeld, dat de president wegens drukke
ambtsbezigheden de reeds toegezegde audiëntie niet
kon verleenen, wist ik toch nog de veel begeerde
witte toegangskaart te bemachtigen. Daarmede kon
ik de Casa Rosada, het groote regeeringsgebouw
van roodachtigen steen, op de Plaza de Mayo be
treden. Van de gele Rio de la Plata woei een fris-
sche wind, waarin het blauw-wit-blauwe vlaggetje
vroolijk wapperde. Schildwachten met de bajonet
op, overigens het eenige, wat in het staatsbeeld
van Buenos Aires nog herinnert aan de revolutie en
den staat van beleg, staan aan de gangen en
ontvangzalen van het paleis. Uit het raam heeft
men een ver uitzicht over haven en rivier. Officie
ren van het Argentijnsche leger met keurige, grijs
groene uniformen, boodschappenloopers en burger
lijke ambtenaren loopen heen weer. Ze hebben het
allemaaal druk, doch zetten een vriendelijk gezicht
en zijn beleefd. Men kan zien, dat er hier gewerkt
wordt dat het kantoor goed georganiseerd is
en het personeel met ernst zijn plicht doet, mee
helpt aan het opbouwende werk, dat nu zoo drin
gend noodig is en zulke reusachtige afmetingen
heeft aangenomen. Na de periode van het „perso-
naalisme", dat door de onbekwaamheid en baat
zucht van zijn epigonen het bestuursapparaat van
het land stilgelgd en ontwricht had, was eigenlijk
het verzet van het volk ten top gestegen en had het
de oude regeering verdreven. Nu nog onthullen de
couranten dagelijks nieuwe schandalen.
De adjudant laat mij binnen. Ik sta in een lange
kamer, waarvan de wanden met olieverfschilderijen
versierd zijn. In de voorste helft staat een groote
schrijftafel, waarachter generaal Uriburu, Presi
dent van de voorloopige regeering der Argentijnsche
Republiek, opstaat om mij vriendelijk te begroeten.
Eerst een paar korte woopden om mij voor te
stellen en hem het doel van de audiëntie uiteen
te zetten.
„Laten wij dan gaan zitten."
De beminnelijkheid van den President doet aan
genaam aan en maakt het gesprek van het begin
af aan ongedwongen. Hij is niet bepaald groot,
doch loopt rechtop als een echte militair. Overigens
zou men hem daarvoor niet aanzien, wanneer men
hem zoo ziet in donkere burgerkleeding met een
lorgnet op.
„Om welke redenen heeft Uwe Excellentie zich
aan het hoofd gesteld van de volksbeweging op
6 September 1930?"
De verstandige, donkere oogen kijken mij recht
aan bij het antwoord, dat langzaam, doch met
vaste stem wordt gegeven in welgekozen Spaansche
uitdrukkingen:
„Als goede Vaderlanders, die slechts het belang
van Argentinië op het oog hadden, waren mijn
vrienden en ik er reeds lang van overtuigd dat de
inwendige politieke toestand van het land niet
langer kon blijven als hij den laatsten tijd was.
De gevolgen der misstanden namen angstwekkend
snel in omvang toe. U kent de gebeurtenissen der
laatste wekenOnafhankelijk van alle partij
politiek heb ik de voor den opbouw noodige inwen
dige en het buitenlandsche aanzien van Argentinië
willen herstellen. Daarom heb ik ook de leiding
der revolutie op mij genomen."
„Was Uwe Excellentie reeds van tevoren van
verzekerd, dat de marsch der troeopen naar de
hoofdstad dat 't een dergelijke geestdriftige en
vaderlandslievende demonstratie van de geheele be
volking zou worden, zooals wij het op dien gedenk-
waardigen dag beleefd hebben?"
„Ja" de figuur heft zich naast mij omhoog van
de gemakkelijke sofa „ja ik was er van te voren
vast van overtuigd, dat de geheele bevolking op
onze hand was. Wij dienden de goede zaak en ik
weet, dat het Argentijnsche volk orde, rust en
geregelde levensomstandigheden verlangt."
„En wat zijn naar Uwe meening de voornaamste
vraagstukken, die de voorloopige regeering heeft
op te lossen in verband met de toekomstige bin
nen- en buitenlandsche politiek van Argentinië?"
„De voorloopige regeering heeft de leiding van
het bewind slechts in handen genomen om in de
eerste plaats weer een ordelijk gekozen volksver
tegenwoordiging te krijgen en om verder den weg
te effenen voor de nieuwe regeering, die nog geko
zen moet worden. Daarop moeten het rijk en de
afzonderlijke provincies zoo snel mogelijk worden
voorbereid. Naast deze voornaamste taak zijn er
nog vele vraagstukken op te lossen van verstrekken
de beteekenis. Zooals U weet, is de economische
positie van Argentinië op het oogenblik moeilijk
geworden door de algemeene malaise. Daarom is
het dubbel noodig, de binnenlandsche aangelegen
heden, vooral die van financieelen aard, zoo spoedig
mogelijk op een geregelde basis te stellen. Zonder
dat is een gezonde staatkundige en economische
ontwikkeling van het land onmogelijk. De buiten
landsche politiek van Argentinië zullen wij verder
voeren .op den vroeger ingeslagen en voor ons
voordeelig gebleken weg: het aanknoopen en onder
houden van vriendschappelijke betrekkingen met
alle landen."
„Wanneer verwacht Uwe Exceellentie, dat Argen
tinië weer een wettig gekozen regeering zal hebben?"
„Die vraag kan ik niet nauwkeurig beantwoorden,
want dat hangt er van af,hoe snel wij in alle
deelen der republiek de voorbereidingen voor de
wettige verkiezingen zullen hebben beëindigd en
hooeveel tijd de verkiezing zelf en het verwerken dei-
resultaten in beslag zullen nemen. Wij hopen er
echter niet meer dan enkele maanden voor noodig
te hebben. Het werk, en hij kijkt naar zijn schrijf
tafel, waarop weer nieuwe stukken gelegd zijn,
„het werk, dat door regeering en volk moet worden
verricht, is nog zeer omvangrijk. Doch wij hopen
het te volbrengen in getrouwheid aan onzen eed."
„Welke meeningen koestert uwe Excellentie om
trent de toekomstige economische ontwikkeling van
Argentinië? Ik stel deze vraag speciaal met het
oog op de immigratie."
„Ik voor mij beschouw de immigratie als een van
de voornaamste middelen om de welvaart van Ar
gentinië te bevorderen. Wij hebben nog reusachtige
onbevolkte gebieden, waar ijverige, flinke menschen
nog heel wat kunnen bereiken. Immigranten, die
zulke eigenschappen hebben, zijn dan ook zeer
gewenscht. Vooral Holland en Duitschland hebben
veel goede elementen in het land gebracht, die ons
vanveel nut zijn geweest. Daarom steunen wij de
immigranten ook zooveel mogelijk."
„Wat verwacht Uwe Excellentie van de verdere
ontwikkeling van het land?"
Even denkt hij na over het antwoord, dan spreekt
hij met zijn rustige, sympathieke stem weer door:
„Ik verwacht van de doorvoering van ons op orde
en spaarzaamheid gebaseerd programma de beste
resultaten. De wereldmalaise is natuurlijk een
(kwestie, waarop wij niet den minsten invloed kun
nen uitoefenen. Doch wij verlangen alles te doen
om den nood in Argentinië te lenigen en met de
eischen van het oogenblik rekening te houden."
De adjudant staat alweer in de buurt. Een andere
bezoeker komt blijkbaar op audiëntie. De president
groet mij hartelijk en ik sta weer in de gang.
In de „Casa Rosada" gaat het werk der regeering
verder. De „Plaza De Mayo" met de witzilveren
obelisk wemelt van auto's en menschen. Buenos-
Aires leeft en houdt de menschen geboeid door zijn
groote-stadslucht.
(Nadruk verboden).
Plaatselijk iieuws
er onderling groot verschil. Of dit nu een gods
dienst genoemd kan worden of niet, men kan ook
zeggen, dat er voor de godsdienst iets anders in de
plaats komt.
Hoe zal het nu in de toekomst zijn?
Spreker merkt op, dat in de loop van 40 jaren
de statistieken hebben uitgewezen dat het percen
tage, niet behoorend tot een kerkgenootschap, van
0.3 (in 1879) tot 8 procent (in 1920) is gestegen
Vooral in de groote steden groeit dit percentage
het sterkste en is het grootste bij mannen van
middelbaren leeftijd.
De traditioneele kerkelijke godsdienst zal zich op
den duur niet kunnen handhaven, hetgeen niet
alleen is gebaseerd op de genoemde cijfers.
Spreker stelt nu de vraag: „Wat zal er overblij
ven in de plaats van den godsdienst?"
De meest practische mensch beperkt zich tot het
geen het meest voor de hand ligt en bezit dus geen
religieuzen aanleg.
De nieuwe godsdienst zal zijn „universeel", eene
aparte godsdienst zonder andere te bestrijden of te
betwisten; geen leerstellingen, niet trachten waar
heden te formuleeren, doch over te laten aan de
wetenschap.
Een ieder dus, een vrije opvatting.
Spreker behandelt hiervoor verschillende secten,
die ook hierin van waarde kunnen zijn.
Door de aanwezigen werden hierna nog eenige
vragen gesteld, welke door den spreker op volkomen
bevredigende wijze werden beantwoord.
Na een woord van dank aan den spreker voor de
zeer interessante lezing, de aanwezigen en pers voor
hunne tegenwoordigheid, sluit de voorzitter dezen
avond.
NOORDSCHARWOUDE.
Instituut voor Arbeiders-Ontwikkeling,
Afd. Langendijk.
Dinsdagavond, half acht uur, trad voor de leden
van bovengenoemd instituut in de bovenzaal van 1
„Concordia" op Dr. C. H. Ketner uit den Helder
met het onderwerp „De toekomst van den Gods
dienst."
Nadat door den voorzitter, den heer J. v. d. Abeele,
worden van hartelijk welkom waren gesproken tot
de aanwezigen en de pers, en inzonder tot den
spreker van dezen avond, deelde spreker mede, dat
de geringe opkomst niet hare oorzaak vond in den
spreker, doch wel in het onderwerp.
Voorts deelde spreker mede dat na de lezing ge
legenheid bestond om Dr. Ketner vragen te stellen.
Hierna wordt het woord verleend aan den spreker,
die zijn rede aanvangt met er op te wijzen, dat de
lezing een religieus onderwerp is.
De vraag: „Wat is de toekomst van den gods
dienst", wordt geheel verschillend beoordeeld.
Aan den eenen kant voorspelt men, dat deze ge
heel zal verdwijnen, zich beroepende op theoriën
en feiten. Wat het laatste betreft, beroept men
zich op een toenemend percentage, dat niet behoort
tot een Kerkgenootschap volgens de statistieken dei-
volkstelling.
Aan den anderen kant beweert men, dat de
godsdienst andere vormen zal aannemen.
Spreker merkt op, dat voorspellingen steeds ge
vaarlijk zijn. Indien men eenzelfde nauwkeurige
kennis bezat als betreffende de natuurverschijnse
len, zooals de voorspellingen van zons- en maans
verduisteringen, die langs wetenschappelijken weg
worden berekend, dan zou dit ook kunnen op maat
schappelijk en geestelijk gebied en zal men zich
terstond kunnen vergewissen in den loop der dingen.
Vervolgens gaat spreker in den breede na de
meerdere ontwikkeling van den godsdienst vanaf
het ontstaan, vanaf de primitieve bevolking tot aan
de hervorming. Hoe tot aan dit tijdstip, het demo
nisme, dat men in alles demonen zag, het vereeren
van voorwerpen en dieren meer en meer werd ver
drongen en men kwam tot den één godengodsdienst,
o.a. het Christendom, het Brahmanisme en het
Israëlitische geloof.
Veel is er getwist over de vraag, of er volkeren
bestonden, die geen godsdienst hebben. Dit punt zal
spreker wegens de uitgebreidheid laten rusten. Hoe-
meer de godsdienst tot ontwikkeling kwam, des te
grooter werd de critiek, die er toe leidde den gods
dienst geheel te verwerpen.
Voorts wijst spreker erop dat er thans religieuse
stroomingen zijn, die zich geheel los hebben ge
maakt van den godsdienst en zich toch religieus
noemen. Bekende Nederlandsche schrijvers, z. a.
Kees Meijer, Wannee, Dr. v. Zenden, de Ligt en
J. Havelaar, staan deze voor, doch in opvatting is
De communist Visser uit de. vergader
zaal verwijderd. Voorstel inzake
kruizer en flotielje-vaaxtuig aange
nomen. Interpellaties in zake Bo-
ven-Bigoel en radio-censuur.
In de Tweede Kamervergadering van Vrijdag
j.l. kregen wij een 'voorproefje van hetgeen ons
te wachten staat, wanneer straks de ccommunisten
en fascisten evenals in Duitschland, in versterk
ten getale 's lands vergaderzaal mochten betreden.
24 Oct. zal voor de Nederlandsche parlementaire
geschiedenis wel. altijd een datum van gewicht
blijven. Het was de eerste maal, dat overeenkom
stig het reglement van orde op voorstel van den
voorzitter aan ee"n Kamerlid de toegang tot het
Kamergebouw werd ontzegd. „E!r zijn", zoo
schrijft de parlementaire overzichtschrijver van
de „N.B.O." ,,in het parlement wel eens' woor
den gesproken, heftiger en meer beleedigend dan
die welke de rechtstreeksche aanleiding tot het
incident waren; nooit echter heeft een afgevaar
digde ha een reeks voorzitterlijke vermaningen
een zoo anarchistische, alle orde en gezag tarten
de houding aangenomen. Eh aldus handelt een
man ,die zijn instructies uit Rusland ontvangt;
lid van een partij, die kadaverdiseipline vordert,
dei heer Wijnkoop en ook de heer Visser zelf kun
nen er van meepraten. De man, die buitenlanders
slaafs gehoorzaamt, weigert zich te voegen naai
de wenschen van een uiterst humanen voorzit
ter. Dat is geen ziekelijk-overdreven vrijheids
liefde, dat is opzettelijke dwarsdrijverij, idat is
het uitlokken van incidenten ter wille van eigen
revolutionnaire affaire. Daaraan kan de goede
naam van ons parlement niet opgeofferd worden."
Het kruïservoorstel van minister Deckers werd
met groote meerderheid van stemmen aangeno
men, 61 tegen 33 stemmen. De geheele rechter
zijde, zonder uitzondering en d eliberalen heb
ben er vóór, slechts de sociaal-dem., vrijzinnig
dem. en de heeren Wijnkoop, Braat en Floris Vos
er tegen gestemd. Voordat het echter zoover
was, is er heel wat afgepraat. Em del strijd ging
hoofdzakelijk tusschen bewapenaars en ontwa-
penaars. i
De heer Tilanus (c.h.) onderscheidde drieër
lei soort ontwapenaars. De eerste soort wordt ge
vormd door de communisten, waarmede men voor
zichtig moet zijn met het oog op ons overzeesch
gebied. Een andere categorie van ontwapenaars
vormen de aanhangers van den heer Albarda, de
gevoels-ontwapenaars
Als derde categorie noemde de heer Tilanus
de wetenschappelijke ontwapenaars, volgelingen
van :den heer v. Eimbden, die zich) baseeren op
Volkenbond en Locarno, en pact van Kellogg.
Een zoodanige onderscheiding zou wel aan-
vaarddbaar zijn, wanneer men het over de betee
kenis van het begrip „ontwapening" maar eens
was. 'iM.aar dit is geenszins het geval en daarom
ook de reden, waarom men in de Tweede Kamer
eigenlijk langs elkaar heen praatte. Ziet b.v. de