Olieslagerij en Veevoeding Ons Gourantenverhaal INGEZONDEN De Kanaalplannen in Westfriesland MIKE'S WRAAK. Na drie jaar brommen kwam Mike uit de cel en voor het eerst ademde hij, voor de gevange nis, met flinke teugen de frissche herfstlucht in. Slechts eenige oogenblikken stond hij be sluiteloos, dan stapte hij, eerst nog wat onzeker, maar spoedig weer geheel op dreef, stadwaarts met het veilige gevoel, dat hij de eerste dagen; vooruit kon met het geld, dat hij in de gevangenis als stoelenmatter had verdiend. In het kleine café van Tom de Mikker, ston den de gevulde jeneverglaasjes op den rand van het nikkel geslagen buffet onder het licht van de electrische kroon. De achterkamer van deze zeer druk bezochte gelegenheid was als dancing-salon ingericht en aan de tafeltjes tegen de muren hokten de heeren nvet hun dames. Het' was maar goed, dat Tom's gelegenheid niet in het centrum van de stad lag, want menig juwelier had dan zeker zijn geroofde schatten aan hals of armen van Tom's damescliënten kunnen zien schitteren. Daar in het zijstraatje verzamelden zich de upperten van de onderwereld. Van iedere ring, iedere edelsteen, die er fonkelde, kenide men de voorgeschiedenis, den vroegeren eigenaar, den dief en... de waarde. Maar van het bezit van een collega, daar bleef men af. Men benijdde wel vaajk! den gelukkige, die soms in een uur tijd met weinig risico zich schatten en... een mooie vrouw had veroverd. Maar men bleef kameraden tot... het mes flitste. Dan waren alle banden verbroken, waren alle beloften vergeten en loerden de gewapende poli tiemannen om den hoek van de deur. Zoo was het gegaan met de stevigste en knap ste bovs. Een moeilijk zwaar begin, hetzij: ais. bokser of anderzins, dan de roem, dei gevreesde held van de club, door de vrouwen aanbeden, door de politie vergeefs gezocht. Tot het mes flitste of een sterkere kerel naar voren trad en meestal volgde dan een stommiteit;, die de ge vangenis ten gevolge had. ~*Zoo was het ook met Mike gegaan,; eens de oerkracht in persoon. Hij had ze allen een lesje in vechten gegeven, had ze aangevoerd en, werd. gevierd tot hij een avond te handig', wilde zijn. D'e binken stonden gereed en toen hijf met de familie-juweelen van den burgemeester uit diens ambtswoning stapte, met een nonchalance alsof hij de zilverpoetser was, werd hij geknipt. 'Bij zijn veroordeeling zag hij zijn vrouw met den „Leeuw", zijn grootsten vriend en felsten concurrent in het werk en de liefde,, op de pu blieke tribune gekheid maken. Hij had z'n tan den op (elkaar geklemd en gezworen, dat hij hem zou krijgen. Met gebogen hoofd, de pet diep over de oogen getrokken, keek hij aandachtig naar de etalage's van een wapenwinkel. Z'n blikken hingen aan dat groote, fel-glinsterende dolkmes en het merk overtuigde hem, dat de prijs niet te hoog was. Met een klap sloeg de winkeldeur dicht en reeds bood achter de toonbank de gedienstige ver- kooper. Uit zijn broekzak smeet hij hét geld op de marmeren plaat. „[Het is echt," grijnsde ie norsch, toén de be diende het bankbiljet wantrouwig tegen het licht bekeek. Op het donkere voorbalcon van de tram reed hij tot in de nabijheid van Tpm's kroeg. Op de tafeltjes troonden de bierpullen en de jenever had de gemoederen reeds wat verhit;. In de „dancing-salon" drensde een pianist ou'de moppen. Tóen... trad een stilte in, adembeklem mend en angstig. In de deuropening stond die oude favoriet van Tom's bar, Mike. Met een loerenden blik zag hij om zich heen, wipte in 'één teug een glas jenever naar binnen. In een hoek van de salon zag hij; z' nvrouw toet den „Leeuw" zitten. Het was benauwend stil geworden. Z'n blikken kruisten die van den „Leeuw", die z'n oogen neersloeg^ Langzaam, treiterend langzaam, stap voor stap, ging hij op z'n vijand toe. Gespannen volgde men iedere beweging, niemand waagde het de stilte te verbreken of bij het naderende gevecht in te grijpen. Mike stond nu wijdbeens voor z'n vij and, die plotseling als bezeten opstond en zich op Mike wierp. Het staal van een mes flikkerde, een vrouw gilde... dan klonk een slag, op den grond .lag d'e reus. Eyen aarzelde Mike, wierp nog een blik op het lijk en stapte dan weg,, terwijl hij; het mes in z'n broekzak stopte. Nog geen stap was hij buiten het café ol' een hand werd op z'n schouder gelegd. Gewillig liet hij zich de handboeien aan doen. „Ik heb me gewroken," mompelde hij. Een rechercheur was hem vanaf den wapen winkel gevolgd. L L. I. STEE,. De olieslagerij is zoo oud als de beschaving. Reeds in de oudste geschriften, zoowel der Israëlieten (de boeken van Mozes uit den Bijbel) als in de papy russen van het ouder Egypte, in de sankrietsche handschriften uit Indië en in de oude geschriften der Chineezen, vinden wij van oliehoudende planten en van olie gewag gemaakt. Ook in ons land is onge twijfeld het maken van olie uit oliehoudende hier verbouwde zaden (lijnzaad), waarbij de daarbij overblijvende koek als veevoeder werd gebruikt, zeer oud, en zeker ook reeds in de middeleeuwen in prac- tijk gebrdfcht; waarschijnlijk wel alleen als huiselijk bedrijf, waarbij menschen of dieren de beweegkracht leverden. Van olieslagerijen, van een olienijverheid kan natuurlijk eerst later wordeen gesproken. Het oudste spoor, dat daaromtrent in onze archieven is te vinden, is het verzoek, dat Karst Jelles en Jan Liewensz. te Harlingen in 1566 tot de Staten van Friesland richten, om daar een windoliemolen te mogen oprichten. Dit verzoek werd toegestaan, de molen kreeg den naam van „de Zee-Munnik" en is eerst in 1916 gesloopt. In hetzelfde jaar werd door Agge Teckeszoon verlof gevraagd voor het oprich ten van tweee oliemolens te Leeuwarden. Uit dit verzoekschrift blijkt, dat er daar toen nog geen oliemolens bestonden. Het gebruik van wind als beweegkracht is natuur lijk een verbetering geweest, die den overgang van huiselijk bedrijf naar een eigenlijke nijverheid mo gelijk maakte. Ook onze beroemde Leeghwater heeft aan de verbetering der olieslagerij medegewerkt. In 1604 bouwde hij voor zich een oliemolen tusschen De Rijp en Graft in Noord-Holland, die als voorbeeld diende voor verschillende andere molens in deze provincie opgericht, vooral langs de oevers van de Zaan. De eerste molen daar in 1620 gebouwd, de Oude Wolf, werd in 1877 gesloopt. De Zaanstreek is sedert een centrum van deze nijverheid ge weest; zij is het nog. Van den oliehandel, waartoe dit bedrijf aanleiding gaf, is wel een en ander be kend, de geregelde noteering van den prijs van raapolie sinds 1669 en van dien van lijnolie sinds 1602. Van den handel in het tweede product, de koeken, zijn geen bijzonderheden tot ons gekomen. In de 17de en 18de eeuw breidde zich deze nijver heid uit en vond men in alle deelen des lands olie slagerijen, meestal evenwel klein en van alleen plaatselijke beteekenis. In 1858 waren er hier te lande 540 oliemolens met 1510 arbeiders. Sedert is het aantal regelmatig verminderd, tot ver onder de honderd, waarvan enkele tot zeer groote onder nemingen zijn uitgegroeid, maar de groote meer derheid onbeduidend is. In deze zelfde periode kwamen naast de van ouds bekende grondstoffen, lijnzaad en raapzaad," ook andere voor, in de eerste plaats aardnoten en copra, later ook soyaboonen. Het zijn vooral de groote fabrieken,die deze nieuwe grondstoffen verwerken. De bekende fabriek te Delft, in 1884 opgericht, heeft de grondnotenkoek hier te lande het eerst gemaakt. Langzamerhand en met veel moeite heeft deze koeksoort, eerst met veel tegenzin ontvangen, zich een plaats veroverd in het rantsoen van onzen veestapel naast de van oudsher bekende lijnkoek en raapkoek. Een bescheiden plaats wat hoeveel heid, maar een eereplaats wat kwaliteit betreft. De hoeveelheden krachtvoeder, die de Nederland- sche veehouderij niet in eigen bedrijf wint, maar die gekocht mo^t worden, zijn zeer aanzienlijk. Voor de ruim 2 millioen runderen mag men deze hoeveel heid, laaggenomen, wel op 500.000 ton per jaar aan- nemej», hetgeen bij 150 staldagen per jaar, per dag en per hoofd op ongeveer 1.6 K.G. als gemid delde uitkomt. Het veevoeder der varkens moet meestal zoo goed als geheel gekocht worden. Wanneer wij aannemen, dat voor de vetmesting per hoofd ongeveer 65 a 70 K.G. krachtvoeder noodig is, dan wordt voor dit doel jaarlijks 100.000 ton gebruikt. Eindelijk nog de 17.000.000 hoenders. Wanneer deze dieren in hun ochtendvoer per stuk en per dag 10 gram krachtvoeder kregen, dan zou dit reeds 62.000 ton per jaar vertegenwoordigen. Nog een enkel woord over de beteekenis van dit eiwitrijke voer, dat de olieslagerij ter beschikking van de veehouderij stelt. Zooals wel bekend, neemt het eiwit in de voeding een bijzondere plaats in. Het moet in de eerste plaats dienen voor den opbouw van het dierlijke lichaam en bij het melkvee de eiwitten der melk leveren, een rol, die de andere voedingsstoffen, vet en koolhydraten, niet kunnen overnemen. Het dier lijk lichaaam breekt de eiwitten, die het in zijn voedsel opneemt, af en voegt de zoo verkregen bouwsteenen weer samen tot die bijzondere samen stelling die het eiwit voor het betreffende doel (vleesch of melk) kenmerkt. Het eiwit moet dus in de voeding niet alleen in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn, maar ook de voor ieder geval noodige bouwsteenen kunnen leveren. Bovendien moet het in een toestand verkeeren, dat het door de krachten, die in het dierlijk organisme aanwezig zijn, zich laat afbreken, m.a.w. het moet voldoende verteerbaar zijn en voldoende verteerd worden. Dit zijn twee zeer verschillende dingen. De chemische vereerbaarheid kan men door een proef in het laboratorium wel bepalen, maar de waarde van den op die wijze verkregen verteer- baarheidscoëfficiënt is uiterst gering. De vraag of in het dierlijk lichaam een voeder werkelijk verteerd wordt, hangt geheel en al af van allerlei physiologische en psychologische in vloeden, die werken op de afscheiding der verte ringssappen en ook op hunne samenstelling; terwijl natuurlijk bij de laboratoriumproef de verteerings- vloeistof altijd op dezelfde wijze, in dezelfde hoeveel heid en in dezelfde concentratie wordt toegepast. De vraag of een dier een voeder gaarne en met graagte eet of wel het slechts noemt bij gebrek aan iets anders, heeft op de vertering en dus op het nut der voeding een zeer grooten invloed. Hier ligt de rede, waarom het zoo noodzakelijk is, volle aandacht te wijden aan de kwaliteit van het krachtvoer dat men koopt; niet alleen op het ge halte en chemische verteerbaarheid moet gelet wor- j den, maar vooral ook op de uiterlijke eigenschappen, zooals kleur, reuk en smaak. Dit is een gewichtig punt, een wetenschap, die het oudere geslacht der veehouders als 't ware j instinctmatig bezat, maar die bij het jongere ge- slacht onder den drang naar hoogere nutswerking (efficiency) dreigt verloren te gaan, ten nadeele dier nutswerking zelf. In vele gevallen zal de inachtneming van dit gewichtige punt er toe leiden, dat de Nederlandsche veehouderij de Nederlandsche olieslagerij bevoor- deelt, ten profijte van beiden. woordige sluiswachter een vergunning heeft volgens de Hinderwet. De heer Smak vraagt waar dit gedeelte ligt en hee groot het is. Voorzitter antwoordt: Het Noord-Oostelijk gedeel te. De heer Smak Is onder deze bepaling ook begre pen de ringsloot, waar de petroleumschuiten liggen? Voorzitter zegt, dat dit niet in de verordening ge noemd is. De heer Koedijk: U zegt de tegenwoordige sluis wachter. Als er een ander komt, moet die dan weer een vergunning aanvragen? Voorzitter antwoordt, dat de vergunning blijft be staan. De heer Smak zegt dat volgens de Politie-ver- ordening een opslagplaats Vhn petroleum niet bin nen 15 M. van de huizen mag zijn gelegen. De schuiten van den sluiswachter liggen binnen de 15 M. Voorzitter: Het gaat om de verpachting van de sluis, niet hierover. Kunnen de heeren met de bepaling meegaan? De heer Koedijk merkt op, dat de Politieveror dening niet buitengesloten kan worden. Volgens de verordening zou dan alleen op de plaats van de Hinderwet verkocht kunnen worden. Uitbreiding van het terrein met de vergunning is de eenige manier om de heele petroleumhandel uit te sluiten. Zooals het nu is, is het niet toelaatbaar. Aldus wordt besloten. De heer Kamp vraagt of, als Ten Bruggencate de sluis weer krijgt, de tankbootjes buiten de sluis mogen blijven liggen, daar dit een groot gemak is voor de schipperij. De Voorzitter zegt dat men binnen de grenzen van de wet moet blijven. (Buiten verantwoordelijkheid der Eedactie). RECTIFICATIE. In ons verslag van den Gemeenteraad van Broek op Langendijk komt zéér in 't kort de sluisverpach- ting vóór, waarbij door B. en W. een huurcontract aan den Raad wordt aangeboden. Het spijt ons, dat de verslaggever zich hiervan wat al te gemakkelijk heeft afgemaakt, en voldoen wij gaarne aan den aan ons gedaan verzoek, om hetgeen er over gezegd is, alsnog te publiceeren, opdat het publiek kan- oordeelen: Nu is aan de orde een voorstel van B. en W. be treffende de sluisverpachting. In een vorige zitting is deze zaak naar B. en W. gerenvoyeerd om een concept huurcontract op te maken. B. en W. hebben een voorstel om aan art. 20 toe te voegen, dat de bij de sluis en sluiswoning gelegen erven niet gebruikt mogen worden voor opslagplaats, zoodat het richtig gebruik der sluis belemmerd wordt. Bij overtreding bedraagt de boete f25.—, bij herhaling wordt deze verdubbeld. Bij deze erven is niet inbegrepen het gedeelte waarvoor de tegen- Zeer geachte Redacteur Beleefd verzoek ik u eenige ruimte in uw blad, naar aanleiding van een ingezonden jnede- déeling van 'den heer Hoogland, inzake de ka naalplannen in Nrd.-Holland, waaruit wel blijkt, dat de heer heer Hoogland niet op de hoogte was van de watertoestanden in 't Ambacht van West friesland, genaamd Geestmerambacht van vóór de jaren 1894, toen 't stoomgemaal te Aartswoud er nog niet stond. Die watertoestanden in genoemd Ambacht wa ren vóór 1894 bijzonder slecht te noemen. Met wat veel waterval stonden de lage landen ge deeltelijk óf soms geheel onder water en soms zoo erg, dat 't vee er af moest en te vroeg naar den stal. Vooral de meren, zooals Kerk- en Dcrg- meer, Dieps- en Moorsmeer, Greb- en Kleimeer. Vrohormeer enz., (wat later uitmuntende tuin- girtmd bleek te zijn), hadden dan veel last van 't.water. Toen dan in 1894 't stoomgemaal te Aartswou'd gereed kwam, kregen wij de verlos sing van dat water, zoodat al die meren »sn laaggelegen lanjden in genoemd Ambacht van wei land in besten tuingrond werden omgezet, en dat land, dat vóór 1894 ongeveer f 30 a f 40 per snees waard was, kreeg later een waarde van f 60 tot f 100 per snees. Natuurlijk zijn op deze laatste waarden ook hypotheken verstrekt. Wan neer nu genoemd Ambacht, door de kanaalplan nen, gelijk gelegd wordt met 't Waterschap, de uitwaterende sluizen in Kennemerland en West friesland, kunnen wij 't gemaal te Aartswoud niet meer gebruiken, en zijn wij aangewezen nu geheel op laatstgenoemd Waterschap te loozen, welk Waterschap groot 68000 H.A., 'uitblinkt, in geen stoomgemaal te bezitten, dat direct, 't water in de Zuiderzee of later IJsselmeer kan malen, zooals 't gemaal te Aartswoud dat doet. Ook ISchager en Niedorperkogge, de Vier Noor derkogge, Drechterland en Waterland, kunnen door hunne gemalen 't water direct op zee bren gen. Maar 't waterschap de Uitwaterende Slui zen kan dat niet, daar worden wij, als de kanalen er komen, bijgevoegd, waardoor wij den ouden toestand van vóór 1894 weer terug krijgen, en de lage landen daar weer de dupe van zullen wor den. Nu wil men beweren,, dat wij door die ka nalen een betere afvoer van 't water zullen krij gen. Ik 'heb toen gezegd, in de vergadering van 11 October te Alkmaar, dat beetje boezemwater, wat wij meer zullen krijgen, daar geef' ik' geen cent voor, want dat beteekent met veel' water val niets. Die uitwaterende sluizen hebben een boezembemaling van"9000 H„A., en nu zal er door 'tkanalenplan hoog op 100 'H A. bijkomen. De 2000 H.A. boezemwater kunnen ons al niet red den en nu zal zeker die 100 H.A. uitkomst moe ten geven, wat natuurlijk hief mogelijk is., D'e Noordzee is voor mij 't zelfde gebleven; met andere woorden: met stormachtig weer uit Noordwest (wat veel voorkomt) en veel water val, staat 't water op onze kusten hoog, 'en dan kan Schermerboezem niet spuien. Dit is nog zeer duidelijk gebleken in de laatste waterperi oden toen Schiermerboezem van de 100 uur, slechts 20 uur kon spuien, terwijl de binnengemalen 75 uur konden draaien en 't gemaal te Aartswoud draaide in deze 100 uur geregeld door. Afgevaar digden van de H. H. Woardpolder getuigden dan ook, wanneer wij 't gemaal te Aartswoud niet hadden, zou onze polder blank gestaan heb ben, en natuurlijk ook de andere lage landen. Hoe kan men nu beweren, dat wijf'door een paar kanalen méér, een beteren waterafvoer zul-, len hebben, dat bestaat immers toch niet. Wan neer de Noordzee voor onze kusten hoog staat, dan wordt natuurlijk straks 't IJsselmeer ook hóóg, want verschillende rivieren stroomen er dag en nacht op uit, en ook! vele gemalen die hun water op 't IJsselmeer uitslaan, en dan is; 't niet mogelijk om te spuien, uit welk kanaal dan ook, want dat kan alleen gebeuren met lage zeeën. Do afgevaardigde van de Uitwaterende sluizen, deelde nog mee, in de vergadering van "II Octo ber, dat 't Bestuur van genoemd Waterschap, '"niet voor een gemaal is, want dat kostte te veel Ik heb toen gezegd: veel meer kost 't nu dat 1 zoon gemaal er niet staat. Em dat geldt; net zoo goed voor weiland als voor bouwland. Tej veel water op 't lanjd, al is 't in den winter, is heel slecht en berokkent veel schade. Ook is in die vergadering gevraagd aan de afgevaardigden van Ged. Staten: Wanneer u er zoo zekér van bent, dat wij imet die nieuwe kanalen zoo'n besten waterafvoer zullen krijgen, geef ons dan een bewijs ,dat wij altijd kunnen doormalen op Seher- merboezemMaar 'daar hadden de heeren niet, van terug, en wij kregen géén bewijs. Maar dat konden ze ook niet doen, want 't is alles nog theorie, en in de praktijk zal 't dan ook wel blij ken dat 't niet gaat, dat is, immers nu al 'be wezen. Wel hebben afgevaardigden van Ged. ?t. gezegd, als 't dan toch blijkt dat genoemd Am bacht verslecht met zijn waterafvoer, dan zul len wij 'tWaterschap de Uitwaterende Sluizen, aansporen een gemaal te bouwen. Toen heb ik gezegd ,dat is wel heel goed bedoeld',L maar als I 't zoover moet komen dan is 't voor genoemd Ambacht al veel te laat en is er, dan al wel zoo- i veel schade geleden, dat men veel beter direct ©en gemaal kan bouwen. Wil men de kanalen hier toch doordrijven, en men wil toch niet, dat de lage landen onder water zullen komen, dan is maar één ding mogelijk, en dat is,, ee nof twee gemalen op Schermerboezem, die 't water direct in 't IJsselmeer kunnen brengen, zooals nu de Wie- ringermeer, groot 20.000 H.A., twee gemalen heeft. Maar nu men dat toch niet wil, roep ik' alle eigenaren van lage landen, wel ernstig op, om te protesteeren tegen de kanalenplanrien, tiaar wij hiermee den toestand vóór 1894 weer terug krij gen, waardoor bedoelde landerijen weer minder waardig zullen worden. Zeker, 'twater zal zon der gemaal ook' wel weg komen, is 't niet binnen een week dan wel over 14 dagen of nog langer, maar 5an is 't voor genoemde landerijen al te laat en is de schade al geleden en de kans (.ver keken. Het, water moet dan ook op de spoedig ste manier weg. Mij dunkt, heer Hoogland,, dit is zeker wel een groot motief voor genoemd Am bacht, om tegen de kanalen te zijn. Want zooals ik 'hier 'den toestand schrijf, zoo zal 't ook gebeu ren, dat staat voor mij! vast, zoo. vast dk twee maal twee vier is. Wij, hebben 't( dan ook vóór 1894 flink aan den lijve gevoeld. De verdediging van de heeren voorstanders van de kanaalplan- nen was [heel zwak te noemen. Alles berustte op een onzekere basis en zekerheid konden de heeren dan ook' niet geven, en dat is hu juist 't punt, waar 't om gaat. Loopt 't, door die kanalen met den waterafvoer in genoemd Ambacht mis, en dat doet 't vast, ik keru de watertoestanden van vóór 1894 te goed,'dan hebben de eigenaren van de lage landen een reuze strop. De voorstan ders van de kanaalplannen nemen dan ook! een groote verantwoording op zich. Wat moet men nu nog met kanalen doen? Voor den tuinbouw heeft 't geen zin meer, die eischt snelverkeer, en voor de tuinders uit '^Oosten en Noorden geeft 't een grooter ongerief en kosten, omdat ze dan door twee sluizen moeten om op de markt te komen. Em evenwel, de ringsloot, Raaksmaats- boezem is met weinig kosten bevaarbaar té ma ken voor schepen van ruim 100 ton, met een sluis bij de Huigendijk. Dat behoeft geen mil- lioenen te kosten. 'tTweede motief ('tgebedel om geld). Wanneer 't genoemde Ambacht hieraan zou bij dragen en 't- Hoog Heemraadschap N.H. met zijn hooge lasten, zich die weelde ook nog ver oorlooft, moeten de grondbezitters op 6 manie-; ren aan die kanalenkosten 40 jaar lang betalen. Tenslotte nog een circulaire van de .Vereen, tot ontwikkeling van 'den Landbouw in Hollands Noorderkwartier, gericht aan alle Polder- en Bannebesturen, woordelijk overgenomen. WINKEL, Januari 1927. M. Hi. Het Bestuur onzer Vereeniging acht het ge- wenscht om de Polder -en Bannebesturen in onze Provincie die eventueel in aanmerking moch ten komen om gevraagd te worden voor het, ver- leenen van finantieelen steun ten behoeve van da kanalisatie van Wèstfriesland mede te dee len dat het standpunt van het Bestuur in deze het volgende is. Het Bestuur is algemeen van oordeel, dat deze bijdrage Idoor de belangheb bende Gemeenten moet worden bijgedragen, ter wijl een der leden pleit voor de betaling' ook van dit genoemde d©el door 'dé Provincie. Algemeen is men tegen bijdrage aan de Polders afzonderlijk, omdat deze heffing een dubbele be lasting van 'de bouwers en landeigenaren zou zijn, wat niet juist is; omdat het behalve' het' land bouwbelang, veel meer een handels en scheep- vaartbelang bevordert en als zoodanig het Ge meentelijk 'belang. Dit oordeel van het bestuur werd door de vergadering van leden goedgekeurd. Vertrouwende ,dat u van deze mededeeling goede nota zult nemen, Hoogachtend, Hét Bestuur. (w.g.) C, Kramer-Glijnis, Voorz. (w.g.) G. Nobel, (Secretaris. U dankend voor de afgestane plaatsruimte. G. HART Hz., Oudkarspel Hoofdingeland van Westfriesland, genaamd Geestmer-Ambacht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 6