Olieslagerij en Veevoeding
Ons Gourantenverhaal
INGEZONDEN
De Kanaalplannen
in Westfriesland
MIKE'S WRAAK.
Na drie jaar brommen kwam Mike uit de cel
en voor het eerst ademde hij, voor de gevange
nis, met flinke teugen de frissche herfstlucht
in. Slechts eenige oogenblikken stond hij be
sluiteloos, dan stapte hij, eerst nog wat onzeker,
maar spoedig weer geheel op dreef, stadwaarts
met het veilige gevoel, dat hij de eerste dagen;
vooruit kon met het geld, dat hij in de gevangenis
als stoelenmatter had verdiend.
In het kleine café van Tom de Mikker, ston
den de gevulde jeneverglaasjes op den rand van
het nikkel geslagen buffet onder het licht van
de electrische kroon.
De achterkamer van deze zeer druk bezochte
gelegenheid was als dancing-salon ingericht en
aan de tafeltjes tegen de muren hokten de heeren
nvet hun dames.
Het' was maar goed, dat Tom's gelegenheid niet
in het centrum van de stad lag, want menig
juwelier had dan zeker zijn geroofde schatten aan
hals of armen van Tom's damescliënten kunnen
zien schitteren.
Daar in het zijstraatje verzamelden zich de
upperten van de onderwereld. Van iedere ring,
iedere edelsteen, die er fonkelde, kenide men de
voorgeschiedenis, den vroegeren eigenaar, den
dief en... de waarde. Maar van het bezit van een
collega, daar bleef men af. Men benijdde wel
vaajk! den gelukkige, die soms in een uur tijd
met weinig risico zich schatten en... een mooie
vrouw had veroverd. Maar men bleef kameraden
tot... het mes flitste.
Dan waren alle banden verbroken, waren alle
beloften vergeten en loerden de gewapende poli
tiemannen om den hoek van de deur.
Zoo was het gegaan met de stevigste en knap
ste bovs. Een moeilijk zwaar begin, hetzij: ais.
bokser of anderzins, dan de roem, dei gevreesde
held van de club, door de vrouwen aanbeden,
door de politie vergeefs gezocht. Tot het mes
flitste of een sterkere kerel naar voren trad en
meestal volgde dan een stommiteit;, die de ge
vangenis ten gevolge had.
~*Zoo was het ook met Mike gegaan,; eens de
oerkracht in persoon. Hij had ze allen een lesje
in vechten gegeven, had ze aangevoerd en, werd.
gevierd tot hij een avond te handig', wilde zijn.
D'e binken stonden gereed en toen hijf met de
familie-juweelen van den burgemeester uit diens
ambtswoning stapte, met een nonchalance alsof
hij de zilverpoetser was, werd hij geknipt.
'Bij zijn veroordeeling zag hij zijn vrouw met
den „Leeuw", zijn grootsten vriend en felsten
concurrent in het werk en de liefde,, op de pu
blieke tribune gekheid maken. Hij had z'n tan
den op (elkaar geklemd en gezworen, dat hij hem
zou krijgen.
Met gebogen hoofd, de pet diep over de oogen
getrokken, keek hij aandachtig naar de etalage's
van een wapenwinkel. Z'n blikken hingen aan
dat groote, fel-glinsterende dolkmes en het merk
overtuigde hem, dat de prijs niet te hoog was.
Met een klap sloeg de winkeldeur dicht en
reeds bood achter de toonbank de gedienstige ver-
kooper.
Uit zijn broekzak smeet hij hét geld op de
marmeren plaat.
„[Het is echt," grijnsde ie norsch, toén de be
diende het bankbiljet wantrouwig tegen het licht
bekeek. Op het donkere voorbalcon van de tram
reed hij tot in de nabijheid van Tpm's kroeg.
Op de tafeltjes troonden de bierpullen en de
jenever had de gemoederen reeds wat verhit;.
In de „dancing-salon" drensde een pianist ou'de
moppen. Tóen... trad een stilte in, adembeklem
mend en angstig. In de deuropening stond die
oude favoriet van Tom's bar, Mike.
Met een loerenden blik zag hij om zich heen,
wipte in 'één teug een glas jenever naar binnen.
In een hoek van de salon zag hij; z' nvrouw toet
den „Leeuw" zitten. Het was benauwend stil
geworden. Z'n blikken kruisten die van den
„Leeuw", die z'n oogen neersloeg^
Langzaam, treiterend langzaam, stap voor stap,
ging hij op z'n vijand toe. Gespannen volgde men
iedere beweging, niemand waagde het de stilte
te verbreken of bij het naderende gevecht in te
grijpen. Mike stond nu wijdbeens voor z'n vij
and, die plotseling als bezeten opstond en zich
op Mike wierp.
Het staal van een mes flikkerde, een vrouw
gilde... dan klonk een slag, op den grond .lag d'e
reus.
Eyen aarzelde Mike, wierp nog een blik op het
lijk en stapte dan weg,, terwijl hij; het mes in
z'n broekzak stopte.
Nog geen stap was hij buiten het café ol' een
hand werd op z'n schouder gelegd. Gewillig
liet hij zich de handboeien aan doen.
„Ik heb me gewroken," mompelde hij.
Een rechercheur was hem vanaf den wapen
winkel gevolgd.
L L. I. STEE,.
De olieslagerij is zoo oud als de beschaving. Reeds
in de oudste geschriften, zoowel der Israëlieten (de
boeken van Mozes uit den Bijbel) als in de papy
russen van het ouder Egypte, in de sankrietsche
handschriften uit Indië en in de oude geschriften
der Chineezen, vinden wij van oliehoudende planten
en van olie gewag gemaakt. Ook in ons land is onge
twijfeld het maken van olie uit oliehoudende hier
verbouwde zaden (lijnzaad), waarbij de daarbij
overblijvende koek als veevoeder werd gebruikt, zeer
oud, en zeker ook reeds in de middeleeuwen in prac-
tijk gebrdfcht; waarschijnlijk wel alleen als huiselijk
bedrijf, waarbij menschen of dieren de beweegkracht
leverden.
Van olieslagerijen, van een olienijverheid kan
natuurlijk eerst later wordeen gesproken. Het oudste
spoor, dat daaromtrent in onze archieven is te
vinden, is het verzoek, dat Karst Jelles en Jan
Liewensz. te Harlingen in 1566 tot de Staten van
Friesland richten, om daar een windoliemolen te
mogen oprichten. Dit verzoek werd toegestaan, de
molen kreeg den naam van „de Zee-Munnik" en is
eerst in 1916 gesloopt. In hetzelfde jaar werd door
Agge Teckeszoon verlof gevraagd voor het oprich
ten van tweee oliemolens te Leeuwarden. Uit dit
verzoekschrift blijkt, dat er daar toen nog geen
oliemolens bestonden.
Het gebruik van wind als beweegkracht is natuur
lijk een verbetering geweest, die den overgang van
huiselijk bedrijf naar een eigenlijke nijverheid mo
gelijk maakte. Ook onze beroemde Leeghwater heeft
aan de verbetering der olieslagerij medegewerkt.
In 1604 bouwde hij voor zich een oliemolen tusschen
De Rijp en Graft in Noord-Holland, die als voorbeeld
diende voor verschillende andere molens in deze
provincie opgericht, vooral langs de oevers van de
Zaan. De eerste molen daar in 1620 gebouwd, de
Oude Wolf, werd in 1877 gesloopt. De Zaanstreek
is sedert een centrum van deze nijverheid ge
weest; zij is het nog. Van den oliehandel, waartoe
dit bedrijf aanleiding gaf, is wel een en ander be
kend, de geregelde noteering van den prijs van
raapolie sinds 1669 en van dien van lijnolie sinds
1602. Van den handel in het tweede product, de
koeken, zijn geen bijzonderheden tot ons gekomen.
In de 17de en 18de eeuw breidde zich deze nijver
heid uit en vond men in alle deelen des lands olie
slagerijen, meestal evenwel klein en van alleen
plaatselijke beteekenis. In 1858 waren er hier te
lande 540 oliemolens met 1510 arbeiders. Sedert is
het aantal regelmatig verminderd, tot ver onder
de honderd, waarvan enkele tot zeer groote onder
nemingen zijn uitgegroeid, maar de groote meer
derheid onbeduidend is.
In deze zelfde periode kwamen naast de van ouds
bekende grondstoffen, lijnzaad en raapzaad," ook
andere voor, in de eerste plaats aardnoten en copra,
later ook soyaboonen. Het zijn vooral de groote
fabrieken,die deze nieuwe grondstoffen verwerken.
De bekende fabriek te Delft, in 1884 opgericht,
heeft de grondnotenkoek hier te lande het eerst
gemaakt. Langzamerhand en met veel moeite heeft
deze koeksoort, eerst met veel tegenzin ontvangen,
zich een plaats veroverd in het rantsoen van onzen
veestapel naast de van oudsher bekende lijnkoek
en raapkoek. Een bescheiden plaats wat hoeveel
heid, maar een eereplaats wat kwaliteit betreft.
De hoeveelheden krachtvoeder, die de Nederland-
sche veehouderij niet in eigen bedrijf wint, maar
die gekocht mo^t worden, zijn zeer aanzienlijk. Voor
de ruim 2 millioen runderen mag men deze hoeveel
heid, laaggenomen, wel op 500.000 ton per jaar aan-
nemej», hetgeen bij 150 staldagen per jaar, per
dag en per hoofd op ongeveer 1.6 K.G. als gemid
delde uitkomt.
Het veevoeder der varkens moet meestal zoo goed
als geheel gekocht worden. Wanneer wij aannemen,
dat voor de vetmesting per hoofd ongeveer 65 a 70
K.G. krachtvoeder noodig is, dan wordt voor dit
doel jaarlijks 100.000 ton gebruikt.
Eindelijk nog de 17.000.000 hoenders. Wanneer
deze dieren in hun ochtendvoer per stuk en per
dag 10 gram krachtvoeder kregen, dan zou dit
reeds 62.000 ton per jaar vertegenwoordigen.
Nog een enkel woord over de beteekenis van dit
eiwitrijke voer, dat de olieslagerij ter beschikking
van de veehouderij stelt.
Zooals wel bekend, neemt het eiwit in de voeding
een bijzondere plaats in. Het moet in de eerste
plaats dienen voor den opbouw van het dierlijke
lichaam en bij het melkvee de eiwitten der melk
leveren, een rol, die de andere voedingsstoffen, vet
en koolhydraten, niet kunnen overnemen. Het dier
lijk lichaaam breekt de eiwitten, die het in zijn
voedsel opneemt, af en voegt de zoo verkregen
bouwsteenen weer samen tot die bijzondere samen
stelling die het eiwit voor het betreffende doel
(vleesch of melk) kenmerkt. Het eiwit moet dus
in de voeding niet alleen in voldoende hoeveelheid
aanwezig zijn, maar ook de voor ieder geval noodige
bouwsteenen kunnen leveren.
Bovendien moet het in een toestand verkeeren,
dat het door de krachten, die in het dierlijk
organisme aanwezig zijn, zich laat afbreken, m.a.w.
het moet voldoende verteerbaar zijn en voldoende
verteerd worden. Dit zijn twee zeer verschillende
dingen. De chemische vereerbaarheid kan men door
een proef in het laboratorium wel bepalen, maar
de waarde van den op die wijze verkregen verteer-
baarheidscoëfficiënt is uiterst gering.
De vraag of in het dierlijk lichaam een voeder
werkelijk verteerd wordt, hangt geheel en al af
van allerlei physiologische en psychologische in
vloeden, die werken op de afscheiding der verte
ringssappen en ook op hunne samenstelling; terwijl
natuurlijk bij de laboratoriumproef de verteerings-
vloeistof altijd op dezelfde wijze, in dezelfde hoeveel
heid en in dezelfde concentratie wordt toegepast.
De vraag of een dier een voeder gaarne en met
graagte eet of wel het slechts noemt bij gebrek
aan iets anders, heeft op de vertering en dus
op het nut der voeding een zeer grooten invloed.
Hier ligt de rede, waarom het zoo noodzakelijk is,
volle aandacht te wijden aan de kwaliteit van het
krachtvoer dat men koopt; niet alleen op het ge
halte en chemische verteerbaarheid moet gelet wor- j
den, maar vooral ook op de uiterlijke eigenschappen,
zooals kleur, reuk en smaak.
Dit is een gewichtig punt, een wetenschap, die
het oudere geslacht der veehouders als 't ware j
instinctmatig bezat, maar die bij het jongere ge-
slacht onder den drang naar hoogere nutswerking
(efficiency) dreigt verloren te gaan, ten nadeele
dier nutswerking zelf.
In vele gevallen zal de inachtneming van dit
gewichtige punt er toe leiden, dat de Nederlandsche
veehouderij de Nederlandsche olieslagerij bevoor-
deelt, ten profijte van beiden.
woordige sluiswachter een vergunning heeft volgens
de Hinderwet.
De heer Smak vraagt waar dit gedeelte ligt en hee
groot het is.
Voorzitter antwoordt: Het Noord-Oostelijk gedeel
te.
De heer Smak Is onder deze bepaling ook begre
pen de ringsloot, waar de petroleumschuiten liggen?
Voorzitter zegt, dat dit niet in de verordening ge
noemd is.
De heer Koedijk: U zegt de tegenwoordige sluis
wachter. Als er een ander komt, moet die dan weer
een vergunning aanvragen?
Voorzitter antwoordt, dat de vergunning blijft be
staan.
De heer Smak zegt dat volgens de Politie-ver-
ordening een opslagplaats Vhn petroleum niet bin
nen 15 M. van de huizen mag zijn gelegen. De
schuiten van den sluiswachter liggen binnen de
15 M.
Voorzitter: Het gaat om de verpachting van de
sluis, niet hierover. Kunnen de heeren met de
bepaling meegaan?
De heer Koedijk merkt op, dat de Politieveror
dening niet buitengesloten kan worden. Volgens
de verordening zou dan alleen op de plaats van de
Hinderwet verkocht kunnen worden. Uitbreiding van
het terrein met de vergunning is de eenige manier
om de heele petroleumhandel uit te sluiten. Zooals
het nu is, is het niet toelaatbaar. Aldus wordt
besloten.
De heer Kamp vraagt of, als Ten Bruggencate de
sluis weer krijgt, de tankbootjes buiten de sluis
mogen blijven liggen, daar dit een groot gemak
is voor de schipperij.
De Voorzitter zegt dat men binnen de grenzen
van de wet moet blijven.
(Buiten verantwoordelijkheid der Eedactie).
RECTIFICATIE.
In ons verslag van den Gemeenteraad van Broek
op Langendijk komt zéér in 't kort de sluisverpach-
ting vóór, waarbij door B. en W. een huurcontract
aan den Raad wordt aangeboden.
Het spijt ons, dat de verslaggever zich hiervan
wat al te gemakkelijk heeft afgemaakt, en voldoen
wij gaarne aan den aan ons gedaan verzoek, om
hetgeen er over gezegd is, alsnog te publiceeren,
opdat het publiek kan- oordeelen:
Nu is aan de orde een voorstel van B. en W. be
treffende de sluisverpachting.
In een vorige zitting is deze zaak naar B. en W.
gerenvoyeerd om een concept huurcontract op te
maken.
B. en W. hebben een voorstel om aan art. 20 toe
te voegen, dat de bij de sluis en sluiswoning gelegen
erven niet gebruikt mogen worden voor opslagplaats,
zoodat het richtig gebruik der sluis belemmerd
wordt. Bij overtreding bedraagt de boete f25.—, bij
herhaling wordt deze verdubbeld. Bij deze erven
is niet inbegrepen het gedeelte waarvoor de tegen-
Zeer geachte Redacteur
Beleefd verzoek ik u eenige ruimte in uw
blad, naar aanleiding van een ingezonden jnede-
déeling van 'den heer Hoogland, inzake de ka
naalplannen in Nrd.-Holland, waaruit wel blijkt,
dat de heer heer Hoogland niet op de hoogte was
van de watertoestanden in 't Ambacht van West
friesland, genaamd Geestmerambacht van vóór
de jaren 1894, toen 't stoomgemaal te Aartswoud
er nog niet stond.
Die watertoestanden in genoemd Ambacht wa
ren vóór 1894 bijzonder slecht te noemen. Met
wat veel waterval stonden de lage landen ge
deeltelijk óf soms geheel onder water en soms
zoo erg, dat 't vee er af moest en te vroeg naar
den stal. Vooral de meren, zooals Kerk- en Dcrg-
meer, Dieps- en Moorsmeer, Greb- en Kleimeer.
Vrohormeer enz., (wat later uitmuntende tuin-
girtmd bleek te zijn), hadden dan veel last van
't.water. Toen dan in 1894 't stoomgemaal te
Aartswou'd gereed kwam, kregen wij de verlos
sing van dat water, zoodat al die meren »sn
laaggelegen lanjden in genoemd Ambacht van wei
land in besten tuingrond werden omgezet, en
dat land, dat vóór 1894 ongeveer f 30 a f 40 per
snees waard was, kreeg later een waarde van
f 60 tot f 100 per snees. Natuurlijk zijn op deze
laatste waarden ook hypotheken verstrekt. Wan
neer nu genoemd Ambacht, door de kanaalplan
nen, gelijk gelegd wordt met 't Waterschap, de
uitwaterende sluizen in Kennemerland en West
friesland, kunnen wij 't gemaal te Aartswoud
niet meer gebruiken, en zijn wij aangewezen
nu geheel op laatstgenoemd Waterschap te loozen,
welk Waterschap groot 68000 H.A., 'uitblinkt,
in geen stoomgemaal te bezitten, dat direct, 't
water in de Zuiderzee of later IJsselmeer kan
malen, zooals 't gemaal te Aartswoud dat doet.
Ook ISchager en Niedorperkogge, de Vier Noor
derkogge, Drechterland en Waterland, kunnen
door hunne gemalen 't water direct op zee bren
gen. Maar 't waterschap de Uitwaterende Slui
zen kan dat niet, daar worden wij, als de kanalen
er komen, bijgevoegd, waardoor wij den ouden
toestand van vóór 1894 weer terug krijgen, en de
lage landen daar weer de dupe van zullen wor
den. Nu wil men beweren,, dat wij door die ka
nalen een betere afvoer van 't water zullen krij
gen. Ik 'heb toen gezegd, in de vergadering van
11 October te Alkmaar, dat beetje boezemwater,
wat wij meer zullen krijgen, daar geef' ik' geen
cent voor, want dat beteekent met veel' water
val niets. Die uitwaterende sluizen hebben een
boezembemaling van"9000 H„A., en nu zal er door
'tkanalenplan hoog op 100 'H A. bijkomen. De
2000 H.A. boezemwater kunnen ons al niet red
den en nu zal zeker die 100 H.A. uitkomst moe
ten geven, wat natuurlijk hief mogelijk is., D'e
Noordzee is voor mij 't zelfde gebleven; met
andere woorden: met stormachtig weer uit
Noordwest (wat veel voorkomt) en veel water
val, staat 't water op onze kusten hoog, 'en dan
kan Schermerboezem niet spuien. Dit is nog
zeer duidelijk gebleken in de laatste waterperi
oden toen Schiermerboezem van de 100 uur, slechts
20 uur kon spuien, terwijl de binnengemalen 75
uur konden draaien en 't gemaal te Aartswoud
draaide in deze 100 uur geregeld door. Afgevaar
digden van de H. H. Woardpolder getuigden
dan ook, wanneer wij 't gemaal te Aartswoud
niet hadden, zou onze polder blank gestaan heb
ben, en natuurlijk ook de andere lage landen.
Hoe kan men nu beweren, dat wijf'door een
paar kanalen méér, een beteren waterafvoer zul-,
len hebben, dat bestaat immers toch niet. Wan
neer de Noordzee voor onze kusten hoog staat,
dan wordt natuurlijk straks 't IJsselmeer ook
hóóg, want verschillende rivieren stroomen er
dag en nacht op uit, en ook! vele gemalen die
hun water op 't IJsselmeer uitslaan, en dan is; 't
niet mogelijk om te spuien, uit welk kanaal dan
ook, want dat kan alleen gebeuren met lage
zeeën.
Do afgevaardigde van de Uitwaterende sluizen,
deelde nog mee, in de vergadering van "II Octo
ber, dat 't Bestuur van genoemd Waterschap,
'"niet voor een gemaal is, want dat kostte te veel
Ik heb toen gezegd: veel meer kost 't nu dat
1 zoon gemaal er niet staat. Em dat geldt; net zoo
goed voor weiland als voor bouwland. Tej veel
water op 't lanjd, al is 't in den winter, is heel
slecht en berokkent veel schade. Ook is in die
vergadering gevraagd aan de afgevaardigden van
Ged. Staten: Wanneer u er zoo zekér van bent,
dat wij imet die nieuwe kanalen zoo'n besten
waterafvoer zullen krijgen, geef ons dan een
bewijs ,dat wij altijd kunnen doormalen op Seher-
merboezemMaar 'daar hadden de heeren niet,
van terug, en wij kregen géén bewijs. Maar dat
konden ze ook niet doen, want 't is alles nog
theorie, en in de praktijk zal 't dan ook wel blij
ken dat 't niet gaat, dat is, immers nu al 'be
wezen. Wel hebben afgevaardigden van Ged. ?t.
gezegd, als 't dan toch blijkt dat genoemd Am
bacht verslecht met zijn waterafvoer, dan zul
len wij 'tWaterschap de Uitwaterende Sluizen,
aansporen een gemaal te bouwen. Toen heb ik
gezegd ,dat is wel heel goed bedoeld',L maar als
I 't zoover moet komen dan is 't voor genoemd
Ambacht al veel te laat en is er, dan al wel zoo-
i veel schade geleden, dat men veel beter direct
©en gemaal kan bouwen. Wil men de kanalen hier
toch doordrijven, en men wil toch niet, dat de
lage landen onder water zullen komen, dan is
maar één ding mogelijk, en dat is,, ee nof twee
gemalen op Schermerboezem, die 't water direct in
't IJsselmeer kunnen brengen, zooals nu de Wie-
ringermeer, groot 20.000 H.A., twee gemalen
heeft.
Maar nu men dat toch niet wil, roep ik' alle
eigenaren van lage landen, wel ernstig op, om te
protesteeren tegen de kanalenplanrien, tiaar wij
hiermee den toestand vóór 1894 weer terug krij
gen, waardoor bedoelde landerijen weer minder
waardig zullen worden. Zeker, 'twater zal zon
der gemaal ook' wel weg komen, is 't niet binnen
een week dan wel over 14 dagen of nog langer,
maar 5an is 't voor genoemde landerijen al te
laat en is de schade al geleden en de kans (.ver
keken. Het, water moet dan ook op de spoedig
ste manier weg. Mij dunkt, heer Hoogland,, dit
is zeker wel een groot motief voor genoemd Am
bacht, om tegen de kanalen te zijn. Want zooals
ik 'hier 'den toestand schrijf, zoo zal 't ook gebeu
ren, dat staat voor mij! vast, zoo. vast dk twee
maal twee vier is. Wij, hebben 't( dan ook vóór
1894 flink aan den lijve gevoeld. De verdediging
van de heeren voorstanders van de kanaalplan-
nen was [heel zwak te noemen. Alles berustte
op een onzekere basis en zekerheid konden de
heeren dan ook' niet geven, en dat is hu juist 't
punt, waar 't om gaat. Loopt 't, door die kanalen
met den waterafvoer in genoemd Ambacht mis,
en dat doet 't vast, ik keru de watertoestanden
van vóór 1894 te goed,'dan hebben de eigenaren
van de lage landen een reuze strop. De voorstan
ders van de kanaalplannen nemen dan ook! een
groote verantwoording op zich. Wat moet men
nu nog met kanalen doen? Voor den tuinbouw
heeft 't geen zin meer, die eischt snelverkeer, en
voor de tuinders uit '^Oosten en Noorden geeft
't een grooter ongerief en kosten, omdat ze dan
door twee sluizen moeten om op de markt te
komen. Em evenwel, de ringsloot, Raaksmaats-
boezem is met weinig kosten bevaarbaar té ma
ken voor schepen van ruim 100 ton, met een
sluis bij de Huigendijk. Dat behoeft geen mil-
lioenen te kosten.
'tTweede motief ('tgebedel om geld).
Wanneer 't genoemde Ambacht hieraan zou bij
dragen en 't- Hoog Heemraadschap N.H. met
zijn hooge lasten, zich die weelde ook nog ver
oorlooft, moeten de grondbezitters op 6 manie-;
ren aan die kanalenkosten 40 jaar lang betalen.
Tenslotte nog een circulaire van de .Vereen,
tot ontwikkeling van 'den Landbouw in Hollands
Noorderkwartier, gericht aan alle Polder- en
Bannebesturen, woordelijk overgenomen.
WINKEL, Januari 1927.
M. Hi.
Het Bestuur onzer Vereeniging acht het ge-
wenscht om de Polder -en Bannebesturen in onze
Provincie die eventueel in aanmerking moch
ten komen om gevraagd te worden voor het, ver-
leenen van finantieelen steun ten behoeve van
da kanalisatie van Wèstfriesland mede te dee
len dat het standpunt van het Bestuur in deze
het volgende is. Het Bestuur is algemeen van
oordeel, dat deze bijdrage Idoor de belangheb
bende Gemeenten moet worden bijgedragen, ter
wijl een der leden pleit voor de betaling' ook
van dit genoemde d©el door 'dé Provincie.
Algemeen is men tegen bijdrage aan de Polders
afzonderlijk, omdat deze heffing een dubbele be
lasting van 'de bouwers en landeigenaren zou zijn,
wat niet juist is; omdat het behalve' het' land
bouwbelang, veel meer een handels en scheep-
vaartbelang bevordert en als zoodanig het Ge
meentelijk 'belang. Dit oordeel van het bestuur
werd door de vergadering van leden goedgekeurd.
Vertrouwende ,dat u van deze mededeeling
goede nota zult nemen,
Hoogachtend,
Hét Bestuur.
(w.g.) C, Kramer-Glijnis, Voorz.
(w.g.) G. Nobel, (Secretaris.
U dankend voor de afgestane plaatsruimte.
G. HART Hz., Oudkarspel
Hoofdingeland van Westfriesland,
genaamd Geestmer-Ambacht.