Mi 21 li 1931 Buiteniandsche Brieven Winterlezingen Broeit op iLangenoijk Lezing van Ds. Vunderink van Zeist op Maandag 19 Januari in de Ned. Herv. Kerk over het onder werp „Droomen." Ter opening werd gezongen Ps. 103 1 en 2 waarna de spreker voorging in geoed. Ik stel mij voor, aldus spr., dat velen bij het lezen van het onderwerp zich verheugd heboen met de geaachte, dat zij nu eens zouden hooren spreken over aroomen die zij wei eens gehad heoben en dat zij deze misschien horten verklaren. Ook zullen er waarschijnlijk zijn, die hun schouders ophalen, en zeggen: Droomen is toch immers bedrog, wat zou daar nu voor redelijks van te zeggen zijn. Wie verwacht, de^en avnd een uitlegging van zijn persoonlijke droomen te hooren, moet spr. teleur stellen, en aan de andere categorie menschen, die meenen dat oroomen geen enkel verband met de werkelijkheid houden, moet hij zeggen dat zeer zeker oe droom wel in nauwe verbinding staat met de werkelijkheid hoewel op een zeer buitengewone manier. De droom staat in nauw verband met ons diepste innerlij, met ons zieleieven. Het is wonderlijk als de geest bezig is, en zich beweegt in die zoo vreemde wereld, terwijl het lichaam terneer ligt in den slaap en geen enkele bewuste handeling van dat lichaam meedoet aan dat wondere leven der geest. In den droom zien we zoovele gebeurlijkheden, beleven we de schoonste vreugden en de diepste smarten Zij plaatst ons in een wereld die absoluut buiten het werkelijke ligt en waarin toch verschillende, ja alle dingen uit vandaan komen. Wat zijt ge toch wondere wereld der droom. We willen zien hoe in den loop der tijden de droom is bescchouwd geworden bij verschillende volken. Lang is er geen andere opvatting gehuldigd, als dat de aroom de boodschap was der goden. Door haar maakten de goden hun wil aan de menschen be kend. We vinden in or^en Bijbel de droom ook werkelijk als voertuig, gebezigd door God, om Zijn wil op die wijze aan zijn kinderen bekend te maken. In de kerstgeschiedenis zien we even zoo goed als de sprake Gods in de sterren, Zijn stem in de droom, tot den mensch klinken, om, zooals de sterren ook wegwijzers te zijn op den weg waarlangs Gods Kinderen zich moesten bewegen. Ook werd in vroeger jaren wel gedacht, dat in den slaap de ziel uit het lichaam ging, om rond te dolen in onbekende werelden. Men was dan ook altijd bang de slapende of droomende te wekken opdat dan, ziel en lichaam wel eens gescheiden konden blijven, en die mensch waanzinnig of dood kon zijn. In de Middeleeuwen, en dat is juist zoo teekenend voor dien tijd, schreef men de droomen toe aan booze geesten. Alle droomen kwamen voor door de monenwerking. Vandaar dat we uit dien tijd ook kennen de bezwering en verbanning van duivelen en booze geesten. Daarna is er een tijd dat er weinig waarde ge hecht wordt aan de droomen. Men verklaart ze als gevolg van lichaams- en spijs ver teeringsstoornissen Ook het licht schijnt invloed te oefenen op de droomen. Zoo is het ook dat bij voile maan het slaapwandelen het veelvuldigst voorkomt. In deze dingen is zeker een groote kern van waarheid gelegen. Aristoteles zeide reeds: „De droom ontstaat in den menschelijken geest," en bij deze uitspraak kunnen wij ons volkomen aansluiten. Ëen stuk van zijn zieleieven openbaart zich in den droom, bij den mensch. Spr. moet even in de herinnering brengen een vorige lezing hier eens gehouden over „Het onder bewuste" om verschillende punten van deze lezing te kunnen verklaren. Voor diegene die deze lezing hebben bijgewoond is het goed om verschillende dingen even weer naar voren te brengen, en voor diegene die niet aanwezig waren is het noodzakelij k om die dingen nog eens te zeggen. De menschelijke geest is te verdeelen in twee deelen. Het bewuste en het onderbewuste leven. Onder den drempel van ons bewust zijn ligt nog een heele wereld van gedachten, werkingen en herin neringen die nooit of bijna nooit in het bewustzijn opkomen. Soms als de woeling van het dage.ijksche bijv. als ge 's avonds terneer ligt kunnen er ge dachten naar boven komen uit het onderbewuste leven, herinneringen, verlangens, begeerten, ideaien, gedachten van angst, van verdriet van haat, van verzet. Allemaal komen ze bij ons op, soms van jaren her, zoomaar ongemerkt, zonder dat we ze ge roepen hebben. Ook komen er wel gedachten op, waarvoor wij ons schamen, waarvan we niet zouden willen dat anderen ze zouden weten. Hoe is toch die wereld waar dit alles vandaan komt en waar bevind ze zich? We dringen die gedachten soms terug en we vechten er tegen wat we kunnen, en toch, die stroom komt nooit tot stilstand, altijd komen weer andere gedachten en verlangens naar boven. Stel u de ziel des menschen voor als bestaande uit een kamer en een kelder. In de kamer is alles te zien en te onderscheiden. Lich en lucht kunnen vrij toe treden. Dit is het beeld van ons bewuste leven. In de kelder, het onderbewuste, is het don ker. Niets is hier te onderscheiden. Een geheim zinnige duisternis omhuld alle voorwerpen die zich daarin bevinden. Hier in dit donkerste deel van ons zieleieven be vindt zich de eerzucht en de afgunst, de nijd, haat en wraak. Ook het liefdeleven in zijn hoogste door menschen bekenden vorm, als in haar meest laagste verschijnselen wordt daar gehuisvest. Daar leeft de angst voor den dood zelfs zonder dat de mensch het weet. Ook ligt daar bewaard het overblijfsel van het beeld Gods, het verloren koningschap van den mensch. Herinneringen uit vervlogen dagen van alles wat we gedaan en gedacht hebben liggen daar zeker opgeborgen en alles wat naar boven komt en we hebben teruggedrukt is daar weer terecht geko men. En al deze opeengepakte mass&'s liggen daar niet stil. De haat zoekt ee nuitweg om dien te vinden tot wien zij uitgaat. De lust zoekt bevrediging van haar verlangens, en dit alles dringt naar boven om een uitweg, het wil inkomen in ons bewust leven. En we zelf zijn de wachter die aan de deur van de kelder staan om te beletten dat er niet te veel naar boven komt. En het verschil tusschen de menschen ligt hierin dat bij de een de zedelijke bewustheid of de inwerking van Gods gebod sterker is als bij hen ander, en in meer of mindere mate verkeerde en onedlele gevoelens naar beneden houdt of den vrijen teugel laat. Zoo ook moet de misdadiger die tegen beter weten in zijn misdrijf pleegt de betere I gedachten en de stem van zijn geweten neerdrukken. Schrale huid en gesprongen handen genezen direct en bleven heerlijk zacht en lenig met AKKER KLOOSTERBALSEM bijt niet! Geen goud too goed, nacht KLOOSTERBALSEM Winterteenen De gruwelijke jeuk ver dwijnt onmiddellijk met AKKER KLOOSTERBALSEM zuivert - verzacht geneest Geen goud too goedl* Ook goede gedachten en verlangens moeten soms om de verschillende omstandigheden weerhouden en teruggedrongen worden. Als voorbeeld hiervan" diene dit. Een jnoeder die een kind in Indië heeft kan soms sterk verlangen naar dat kind en heen willen gaan om het te zien, maar dat verlangen dat daar leeft in het onderbewuste, moet om de om standigheden, om het onmogelijke van haar bevre diging, in worden gehouden, worden onderdrukt Het gevaarlijke in ons leven is juist het onbe waakte oogenblik, als de wachter niet op zijn post is om te beletten dat datgene wat zich niet mag vertoonen in ons bewuste denken, toch over den drempel heenkomt en ons meevoert in de verkeerde richting. Wat is nu de slaap? Een vermoeiingsverschijnsel, waardoor het bewustzijn wordt afgesloten. Lang zaam aan wijkt het werkelijke leven weg. We hoo ren nog wel geluiden doch Oze dringen niet meer geheel tot ons denken dor. Ons denkleven is niet meer ingesteld op wat er om ons heen gebeurd. De wereld om je heen wordt door je denken, voor je bewustzijn afgesloten. Toch functioneeren verschil lende lichaamswerkingen normaal, soms nog beter dan in wakenden toestand. Het hart slaat gestadig door en de bloedsomloop werkt rustig en zeker. We hebben zelfs een zekere gevoeligheid behouden voor gewone verschijnselen, als koud worden bijv. waar wij normaal op reageeren buiten ons bewust zijn om. Een moeder kan bijv. door blijven slapen als de zware auto fa%j het voorbijgaan het huis doet schudden, terwijl zij wakker wordt bij het minste gerucht dat haar kindje maakt. Die moeder is zelfs in haar slaap zoo ingesteld op haar kind dat zij direct op het minste reageert. Prof. van Swinden vertelt van een student die slaapwandelde en in dien toestand zich zette aan het uitwerken van wiskundige vraagstukken, en hier beter in slaagde dan in wakenden toestand. De mensch houdt toch in den slaap de functies van zijn lichaam onder zijn bereik. In de slaap is de wachter aan de deur op zijn post en het onder komen. Dat wat we droomen is het verdrongene bewuste leven kan in het droomleven naar boven in onze ziel. Bij het droomen sluit zich het eerste aan wat we het laatst hebben gedaan, gedacht en gesproken. Dit grijpt de droom aan om het té combineeren met het zieleieven uit ons onderbewuste dat in de slaap naar boven komt. De droom is als een film die aan ons geestesoog voorbijgaat. Het is als een spel van levende wezens, als een tooneelspel dat voor ons gespeeld wordt. We zijn toeschouwer, en dit is het eigenaardige, we weten er ons zelf bij en we zien ons zelf bijna nooit en toch wo.\it het voor onze oogen gespeeld. We moeten in de droom drieërlei onderscheiden wat we met vreemde woorden noemen. Het reële, het manifeste en het latente. Het reële is het werkelijke dat er in voorkomt. Het manifeste is datgeene wat zich manifesteerd, de beelden dus. Het latente is de verborgen inhoud, wat de ziel wil uiten. Ter verkaring diene de droom welke Gideon had toen hij met zijn schildknaap het tentenkamp der Midianieten verspiedde, afluisterde van een Midiani- tische krijgsknecht, welke haar aan een makker ver telde. We kennen allen haar inhoud. Het gerstebrood dat al grooter wordende van den berg afrolt en de tent van den hoofdman omver werpt. Het reële in deze droom is dat gerstebrood. De avond van te voren hadden de soldaten hun brood gegeten. Dat dit gerstebrood is geweest blijkt uit de droom. Had-, den de soldaten krentenbrood gegeten, hij zou waarschijnlijk gedroomd hebben dat een krenten broodje van den berg af was komen rollen. Hier sluit zich ook direct aan het laatst gebeurde in het leven van den soldaat. Het manifeste is het van den berg afrollen en grooter worden van het brood. Dit manifesteerd een werkzame en toenemende kracht die het zal uitoefe nen. En het latente is het omverwerpen van de tent des hoofdmans. De verborgen inhoud van den droom is dus de heimelijke angtt voor den vijand, misschien onbewust, zoodatt hij er zichzelf nooit geen rekenschap van gaf, terwijl het nu in de droom zich uitsprak. Vooral het verlangensleven komt voor een groot deel voor in den droom. Iemand heeft eens op een verdienstelijke manier ,Het eeuwig verlangende is het eeuwig ge droomde." Hierbij deze vraag: Hoe komt het dat veie droomen dan nog zoo griezelig zijn?. Dit Kan verklaard woraen doordat alles beeld is Het lijkt griezeliger dan het in werkelijkheid is Zoo is ook de volkstaal. Deze bedient zich ook door beelden maar daar zyn we aan gewoon, zoodat we daar geen erg in heDben. Ter illustratie diene een droom die een vriend van me eens aan me vertelde om mee te bewijzen dat er niets van waar is dat je vaak je verlangen weervindt in de droom. Ik droomde dan, zei hij, dat het huis aan den overkant in vlammen opging, en de bewoners mede levend verbrandden. Zie je wel, zei hij, ik venang toch heeiemaal niet dat mijn buren zouden verbranden Mijn wedervraag aan hem was: „Wat doe je des avonds het laatst voor je naar bed gaat met be trekking tot dat huis? Hij antwoordde: „Wel, ik doe de gordijnen open omdat ik het vervelend vind als s morgens de kamer donker is, ik sta dan wel eens een tijdje naar het huis van mijn buren te kijken. Wie wonen er. Och, zei hij, een mevrouw met twee n?ifwrK ieder zal wel begrijpen dat het geval pikant begint te worden. Hij vertelde me verder dat hij voor een van die dochters wel veel voelde dat hii ook wel heel vriendelijk groette om haar aandacht te trekken, maar dat zij altijd precies den anderen kant uitzag. Wel was men antwoord hierop: Begrijp je dan met dat je verlangen wordt uitgedrukt in de lichtelaaie gloed waarin het huis in je droom stond Je wilde wel dat zij in dat huis, voor jou (denk aan de beeeldrijke volksspraak) in lichtelaaie stond. (Wordt vervolgd). ONZE ZUIDPOOL-EXPEDITIE. Door Vice-Admiraal RICHARD BYRD. Enkele operateurs der Paramount zijn met Byrd meegegaan op zijn vlucht naar den Zuidpool en hebben daarvan een film opgenomen van groote wetenschap pelijke waarde. Zij wordt binnenkort ook in ons land vertoond en geeft naast prachtige landschappen een levendig beeld van den moed en de energie, die voor zoo'n expeditie vereischt worden. Byrd prijst hier zijn 42 man sterke per soneel. In de witte eenzaamheid. Wij waren bijna wee jaar lang afgesloten van onze gewone omgeving en alles wat ons vertrouwd is- aarde, gras, bloemen, zon, menschelijke stemmen van anderen dan ons zelf, bijna van alles wat het leven de moeite waard maakt. Nu zijn wij eindelijk terug en het is ons een behoefte, allen te danken die ons succes mogelijk hebben gemaakt. Door hun royale hulp hebben wij de expeditie kunnen uit rusten. De goede wenschen der achterblijvenden ei hun vertrouwen op ons hebben ons staande gehou den. Wij zijn tot het uiterste der aarde doorge drongen terwille der wetenschap, om van tot nu toe onbekende streken kennis te verzamelen. Het Zuidpoolgebied i$ even groot als de Vereenigde Staten en Mexico tezamen en het grootste deel ervan is nog onbekend. Doch de mensch zal niet tevreden zijn, vordat hij de aarde, die hij bewoont, geheel doorzocht heeft. Als het toeval helpt. Wij moeten het oordeel over de resultaten onzer expeditie overlaten aan de toekomst en aan de wetenschap. Ik kan alleen zeggen, dat wij door toevallige omstandigheden meer hebben bereikt dan wy verwacht hadden en van plan geweest waren. Het geheele groot Zuidpoolgebied is zwijgend wit en doodsch. De donkerte, de eenzaamheid en vooral de onvermijdelijke eentoonigheid werden door mijn mannen met nooit verflauwende goedmoedigheid verdragen. Zij namen alle gevaren en elke onver wacht toeval op als iets vanzelf sprekends Zii maakten fouten, doch zij lieten zich niet uit het veld slaan, vast besloten, de expeditie tot ëen succes te maken. Daarvoor komt hen alleen de eer toe iedere man moet bij zoo'n expeditie op zijn post staan en doen, wat er van hem verlangd wordt. Ik moet er uitdrukkelijk op wijzen, dat de waarde meter aan den Zuidpool geheel verandert en dat het eenvoudigste werk dikwijls het belangrijkste is. Ik was slechts een van de velen en daar ben trotsch op. DRA15lfIAvAMVALKEhBUR •iLEVERTR LEEUWARDEN Het werk van onze - Andere expedities hebben dezelfde of nog groo- tere moeilijkheden ondervonden en wij zijn hun dank verschuldigd voor de kennis, die zij ons ge bracht hebben ten koste van zooveel slachtoffers, ik denk hier vooral aan Scott, Shackleton en Amundsen, die in de poolstreken het leven lieten. Wij konden partij trekken van hun ervaring en van hall°r,0ru--gans der f1000™6 techniek en daaraan hadden wy een grooten steun. Doch ondanks dat voordeel zal een expeditie naar het Zuidpoolgebied altijd een waagstuk blijvën, want daarbij moet de tiefsten vorm611 t6g6n 06 elementen in hun Primi Ik,ben natuurlijk blij, da, ikSvonraeinrfbei6Kkt heeft' doch wat mij' betreft ben ™oral dankbaar, dat mijn mannen allen in wel- nipmc^aar familie zijn teruggekeerd en dat ZSnlsheIdX£j°- m0Um wl> BRIEF UIT PARIJS. Madame Hanau en Monsieur Oustric. PARIJS, Januari 1931. Wij bevinden ons midden in de financieele schan dalen! Zij volgen elkaar op, maar ze zijn telkens weer anders. De overeenkomst is alleen, dat vele menschen er hun geld door verliezen, dat zij met moeite gespaard of zonder moeite door speculaties gewonnen hebben. De pqrsonen, die de spaarders het geld uit den zak kloppen, zijn ook niet aan elkaar gelijk. Marthe Hanau en Albert Oustric zijn twee heel verschillende persoonlijkheden en ook hun financieele manipulaties zijn verschillend. Madame Hanau is ëen geniale vrouw, die buiten de groote banken om speculeerde met verstand en toch ook met geluk; daardoor werden de financieele krin gen, de welgedane, rustig troonende bankvorsten ongerust. Zij deed hun concurrentie aan, zij maakte een reusachtige reclame met haar „Gazette du Franc". Daarom .brengt men haar ten val en zij moet nu verder afgemaakt worden. Zij verweert zich uit alle macht en de kleine luiden zijn op haar hand. Velen hebben reeds door haar geld gewon nen en de enkelen, die verloren hebben, geven nog altijd de hoop niet op, een anderen keer eens te winnen. Zy is de bankierster van het eenvoudige vont, pariementsieden Denooien mee toe naar cuea- teii. cueems enaeie kranten zijn op naai nanu, zij maakten reoiame voor naar en neten zien daar 'aah ook voor betaien. ue atmosieer rondom Albert Oustric is geheel anuers. roen men ue eerste Dericmen over zyn vai noorue, weru er gezegd, dat ny een neig was. Maai uat is niet zoo; ny is een u raiisciiman, een ecu ter z, uid-jpranscnman uit Oarcazsoue. ny kOint uit ue zonnige ivnui, evenais de twee giocte lO.j.an- neiuen van mpnonse uauuet: Numa rtoumeatan en 'lartarin. z,yn vauer naa een kiem caie in narcas- sone; naar groeide ny ook, op en oezoent net lycee, waarna ny een oesciieiden nanueiareiziger in wynen werd. 'lyaens den oonog kwam ny m eeil rnunitieiaDriek te louiouse, waar ny zien in ae ver- koopaiaeenng een positie wist te verwerven; toen de vreue wera gesioten, zona zyn ene: nem naar mirys met een mmioen iranes - papieren irancs (Vei te verstaan - om een Dank te stientcn. Die cnef Soeldé vertrouwen in Oustric. ny nau uen nanuigen jonge man, met zuid-rranscne weispiekenaneia begaafd tyaens aen oonog anenei opuracnten van aipio- matieken aard Dy net ministerie van ooriog gegeven en aaaroy was ny met veel ïnvioedryae personen in aanraking gekomen. Daar maakte ny nu gebruik van. En veie van die reiaues leiuuen naar het par lement. Men kan zoon aigevaaruigae aicyd gebrui ken en ae afgevaardigden neooen van nun kant ook dikwijls een bankier nooaig. De eenè dienst is de anaere waard. Het bankiersnuis Oustric werd steeds grooter. Zijn kapitaal vermenigvuldigde zien honderdvoudig. Van aiie kanten meat men nem geid aan. De onderne mende en eerzuchtige Oustric wil de Fransche indu strie beneerscnen. Hij koopt practised zonder over leg aanaeeien van ane mogeiyke fabrieken op. Een bepaald plan is alleen te zien in het opkoopen der aandeeien van een groot aantal schoeniaoneken. Het idee, om de Franscne schoenfabrieken te mono- poiiseeren, was niet zoo kwaad. Oustric schijnt dit Pian trouwens gemaakt te heoben om een door hem aangekocht Amerikaansch patent voor het maken van kunstleer, waarvoor hij miliioenen had betaald, te kunnen benutten. Die gedachte toont een zekeren kijk op de groote lijnen, originaliteit en een logiscne geaachtengang. Het is dan ook niet' gemakkelijk te zegeen, waardoor Oustric viel. Hij had den kraentig- sten steun, die een bankier zich slechts wenschen kan: de Banque de France disconteerde zijn wc- sels. Daarbij moet de aanbeveling van het parle ment hem van veel nut zijn geweest. De Banque France schijnt n.l. terwilie van Oustric iets minder streng geweest te zijn in haar eischen van soli diteit, die zij anders bij het verdisconteeren van wissels stelt. Die wissels waren dus een strop voor de circulatie bank. En het liep heeiemaal mis, toen zij haar drukpersen in werking stelde, om aan te toonen de behoefde aan geld van Oustric te voldoen. Dat leHte n.l. uit en het publiek kwam te weten, dat het in circulatie zijnde bankpapier met het reus achtige bedrag van 2 millioen francs was ver meerderd. Het gevolg was een soort inflatie, waar het publiek en de zakenwereld van opschrokken. Niet alleen viel Oustric en bestormde het publiek alle banken, waardoor vele solide, oude zaken het aflegden, doch bovendien kwam het tot een finan cieel schandaal. Het is nog niet te zeggen, in hoe verre de parlementsleden, die Oustric hadden aan bevolen, currupt zijn. Wie de geschiedenis van het Panama-kanaal kent, weet, dat ook daar heel wat onopgehelderd is gebleven en dat het aan le genden en laster niet hèeft ontbroken. Wij moeten dus afwachten. De door Oustric opgekochte onder nemingen zijn volstrekt niet alle onsolide en de financieele schade zal tenslotte niet zoo groot blij ken te zijn, als men op het oogenublik denkt. De grootste schade is echter toegebracht aan het par lementaire stelsel en aan de moreele (niet de finan cieele) reputatie van de Banque de France. (Nadruk verboden). BRIEF UIT BERLIJN. Wat de Baltische Bond wil. Hoe de Nazi's reageerden op het verdrag ter oplos sing van de Memelkwestie. BERLIJN, Januari 1931. Het idee van een Baltischen Bond is in den grond zeer logisch. Wanneer men zich in de inter nationale politiek liet leiden door het werkelijke belang der betrokkenen en wanneer men het pres tige van een land niet van meer gewicht achtte dan zijn welvaart, zouden Estland, Letland en Li- thauen vermoedelijk al lang een economisch ver bond met gemeenschappelijke tolgrenzen hebben gevormd dan hadden zij ook eenzelfde muntwezen kunnen aannemen, dat zij voorkeur overeen moest moest komen met dat van Zweden of Duitschland, terwijl toch elk land zijn eigen taal en cultuur zou kunnen behouden. Geen enkele staat in Europa zou zich door dat verbond bedreigd hebben gevoeld, doch nu het pas na zooveel jaren wordt voorbereid, ziet men het in Duitschland met bezorgdheid tegemoet, omdat men vreest voor een algemeen verbond, der randstaten in de toekomst. De tusschen Lithauen en Letland gesloten verdargen kunnen de eerste stap zijn tot een Baltischen bond en dien vreest men in Duitschland, omdat de verhouding met een der bondsleden, n.l. Lithauen, zoo gespannen is door de Memelkwestie. De Memelkwestie. De Memelkwestie is op het oogenblik het punt, waar de regeering te Kowno zich het meest mee bezighoudt; hetzelfde was onder Woldemaras het geval met de Wilnakwestie. Deze bestaat nog altijd, doch zij is geen voorwerp meer van dagelijkschen zorg, zooals de Memelkwestie. De nationalisten ha meren er voortdurend op en spreken zelfs van een aanval der Duitschers op Memel. Wel heeft de Lithausche minister van buiteniandsche zaken, Zau- nius, in October j.l. te Geneve met zijn Duitschen collega, Dr. Curtius, een verdrag gesloten tot op lossing van deze kwestie, doch de nationalisten in zijn eigen vaderland vonden met dat al, dat hij te veel had toegegeven; zij voelden zich zelfs bedreigd door de bepalingen van het verdrag. Zaunius wilde echter niet de verantwoordelijkheid op zich nemen door het verbreken van het verdrag den machtig- sten buurstaat tot vijand te maken en nam zijn ontslag. Dat was voor zijn land nog een veel groo ter nadeel, want ook de nationalisten waren van meening, dat men den bekwamen minister van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 3