Mi 21 li 1931
Buiteniandsche
Brieven
Winterlezingen
Broeit op iLangenoijk
Lezing van Ds. Vunderink van Zeist op Maandag
19 Januari in de Ned. Herv. Kerk over het onder
werp „Droomen."
Ter opening werd gezongen Ps. 103 1 en 2 waarna
de spreker voorging in geoed.
Ik stel mij voor, aldus spr., dat velen bij het lezen
van het onderwerp zich verheugd heboen met de
geaachte, dat zij nu eens zouden hooren spreken
over aroomen die zij wei eens gehad heoben en dat
zij deze misschien horten verklaren. Ook zullen er
waarschijnlijk zijn, die hun schouders ophalen, en
zeggen: Droomen is toch immers bedrog, wat zou
daar nu voor redelijks van te zeggen zijn.
Wie verwacht, de^en avnd een uitlegging van zijn
persoonlijke droomen te hooren, moet spr. teleur
stellen, en aan de andere categorie menschen, die
meenen dat oroomen geen enkel verband met de
werkelijkheid houden, moet hij zeggen dat zeer
zeker oe droom wel in nauwe verbinding staat met
de werkelijkheid hoewel op een zeer buitengewone
manier.
De droom staat in nauw verband met ons diepste
innerlij, met ons zieleieven. Het is wonderlijk als de
geest bezig is, en zich beweegt in die zoo vreemde
wereld, terwijl het lichaam terneer ligt in den slaap
en geen enkele bewuste handeling van dat lichaam
meedoet aan dat wondere leven der geest. In den
droom zien we zoovele gebeurlijkheden, beleven we
de schoonste vreugden en de diepste smarten Zij
plaatst ons in een wereld die absoluut buiten het
werkelijke ligt en waarin toch verschillende, ja
alle dingen uit vandaan komen. Wat zijt ge toch
wondere wereld der droom.
We willen zien hoe in den loop der tijden de droom
is bescchouwd geworden bij verschillende volken.
Lang is er geen andere opvatting gehuldigd, als dat
de aroom de boodschap was der goden. Door haar
maakten de goden hun wil aan de menschen be
kend.
We vinden in or^en Bijbel de droom ook werkelijk
als voertuig, gebezigd door God, om Zijn wil op die
wijze aan zijn kinderen bekend te maken. In de
kerstgeschiedenis zien we even zoo goed als de
sprake Gods in de sterren, Zijn stem in de droom,
tot den mensch klinken, om, zooals de sterren ook
wegwijzers te zijn op den weg waarlangs Gods
Kinderen zich moesten bewegen.
Ook werd in vroeger jaren wel gedacht, dat in den
slaap de ziel uit het lichaam ging, om rond te dolen
in onbekende werelden.
Men was dan ook altijd bang de slapende of
droomende te wekken opdat dan, ziel en lichaam
wel eens gescheiden konden blijven, en die mensch
waanzinnig of dood kon zijn.
In de Middeleeuwen, en dat is juist zoo teekenend
voor dien tijd, schreef men de droomen toe aan
booze geesten. Alle droomen kwamen voor door de
monenwerking. Vandaar dat we uit dien tijd ook
kennen de bezwering en verbanning van duivelen en
booze geesten.
Daarna is er een tijd dat er weinig waarde ge
hecht wordt aan de droomen. Men verklaart ze als
gevolg van lichaams- en spijs ver teeringsstoornissen
Ook het licht schijnt invloed te oefenen op de
droomen. Zoo is het ook dat bij voile maan het
slaapwandelen het veelvuldigst voorkomt. In deze
dingen is zeker een groote kern van waarheid
gelegen. Aristoteles zeide reeds: „De droom ontstaat
in den menschelijken geest," en bij deze uitspraak
kunnen wij ons volkomen aansluiten. Ëen stuk van
zijn zieleieven openbaart zich in den droom, bij
den mensch.
Spr. moet even in de herinnering brengen een
vorige lezing hier eens gehouden over „Het onder
bewuste" om verschillende punten van deze lezing
te kunnen verklaren. Voor diegene die deze lezing
hebben bijgewoond is het goed om verschillende
dingen even weer naar voren te brengen, en voor
diegene die niet aanwezig waren is het noodzakelij k
om die dingen nog eens te zeggen.
De menschelijke geest is te verdeelen in twee
deelen. Het bewuste en het onderbewuste leven.
Onder den drempel van ons bewust zijn ligt nog een
heele wereld van gedachten, werkingen en herin
neringen die nooit of bijna nooit in het bewustzijn
opkomen. Soms als de woeling van het dage.ijksche
bijv. als ge 's avonds terneer ligt kunnen er ge
dachten naar boven komen uit het onderbewuste
leven, herinneringen, verlangens, begeerten, ideaien,
gedachten van angst, van verdriet van haat, van
verzet. Allemaal komen ze bij ons op, soms van
jaren her, zoomaar ongemerkt, zonder dat we ze ge
roepen hebben. Ook komen er wel gedachten op,
waarvoor wij ons schamen, waarvan we niet zouden
willen dat anderen ze zouden weten. Hoe is toch
die wereld waar dit alles vandaan komt en waar
bevind ze zich?
We dringen die gedachten soms terug en we
vechten er tegen wat we kunnen, en toch, die
stroom komt nooit tot stilstand, altijd komen weer
andere gedachten en verlangens naar boven.
Stel u de ziel des menschen voor als bestaande
uit een kamer en een kelder. In de kamer is alles
te zien en te onderscheiden. Lich en lucht kunnen
vrij toe treden. Dit is het beeld van ons bewuste
leven. In de kelder, het onderbewuste, is het don
ker. Niets is hier te onderscheiden. Een geheim
zinnige duisternis omhuld alle voorwerpen die zich
daarin bevinden.
Hier in dit donkerste deel van ons zieleieven be
vindt zich de eerzucht en de afgunst, de nijd, haat
en wraak. Ook het liefdeleven in zijn hoogste door
menschen bekenden vorm, als in haar meest laagste
verschijnselen wordt daar gehuisvest. Daar leeft
de angst voor den dood zelfs zonder dat de mensch
het weet. Ook ligt daar bewaard het overblijfsel van
het beeld Gods, het verloren koningschap van den
mensch.
Herinneringen uit vervlogen dagen van alles wat
we gedaan en gedacht hebben liggen daar zeker
opgeborgen en alles wat naar boven komt en we
hebben teruggedrukt is daar weer terecht geko
men.
En al deze opeengepakte mass&'s liggen daar niet
stil. De haat zoekt ee nuitweg om dien te vinden
tot wien zij uitgaat. De lust zoekt bevrediging
van haar verlangens, en dit alles dringt naar boven
om een uitweg, het wil inkomen in ons bewust leven.
En we zelf zijn de wachter die aan de deur van de
kelder staan om te beletten dat er niet te veel naar
boven komt. En het verschil tusschen de menschen
ligt hierin dat bij de een de zedelijke bewustheid
of de inwerking van Gods gebod sterker is als bij
hen ander, en in meer of mindere mate verkeerde
en onedlele gevoelens naar beneden houdt of den
vrijen teugel laat. Zoo ook moet de misdadiger die
tegen beter weten in zijn misdrijf pleegt de betere I
gedachten en de stem van zijn geweten neerdrukken.
Schrale huid
en gesprongen handen
genezen direct en bleven
heerlijk zacht en lenig met
AKKER
KLOOSTERBALSEM
bijt niet!
Geen goud
too goed,
nacht
KLOOSTERBALSEM
Winterteenen
De gruwelijke jeuk ver
dwijnt onmiddellijk met
AKKER
KLOOSTERBALSEM
zuivert - verzacht
geneest
Geen goud
too goedl*
Ook goede gedachten en verlangens moeten soms
om de verschillende omstandigheden weerhouden
en teruggedrongen worden. Als voorbeeld hiervan"
diene dit. Een jnoeder die een kind in Indië heeft
kan soms sterk verlangen naar dat kind en heen
willen gaan om het te zien, maar dat verlangen dat
daar leeft in het onderbewuste, moet om de om
standigheden, om het onmogelijke van haar bevre
diging, in worden gehouden, worden onderdrukt
Het gevaarlijke in ons leven is juist het onbe
waakte oogenblik, als de wachter niet op zijn post
is om te beletten dat datgene wat zich niet mag
vertoonen in ons bewuste denken, toch over den
drempel heenkomt en ons meevoert in de verkeerde
richting.
Wat is nu de slaap? Een vermoeiingsverschijnsel,
waardoor het bewustzijn wordt afgesloten. Lang
zaam aan wijkt het werkelijke leven weg. We hoo
ren nog wel geluiden doch Oze dringen niet meer
geheel tot ons denken dor. Ons denkleven is niet
meer ingesteld op wat er om ons heen gebeurd. De
wereld om je heen wordt door je denken, voor je
bewustzijn afgesloten. Toch functioneeren verschil
lende lichaamswerkingen normaal, soms nog beter
dan in wakenden toestand. Het hart slaat gestadig
door en de bloedsomloop werkt rustig en zeker.
We hebben zelfs een zekere gevoeligheid behouden
voor gewone verschijnselen, als koud worden bijv.
waar wij normaal op reageeren buiten ons bewust
zijn om. Een moeder kan bijv. door blijven slapen
als de zware auto fa%j het voorbijgaan het huis doet
schudden, terwijl zij wakker wordt bij het minste
gerucht dat haar kindje maakt. Die moeder is zelfs
in haar slaap zoo ingesteld op haar kind dat zij
direct op het minste reageert.
Prof. van Swinden vertelt van een student die
slaapwandelde en in dien toestand zich zette aan
het uitwerken van wiskundige vraagstukken, en hier
beter in slaagde dan in wakenden toestand. De
mensch houdt toch in den slaap de functies van
zijn lichaam onder zijn bereik. In de slaap is de
wachter aan de deur op zijn post en het onder
komen. Dat wat we droomen is het verdrongene
bewuste leven kan in het droomleven naar boven
in onze ziel.
Bij het droomen sluit zich het eerste aan wat we
het laatst hebben gedaan, gedacht en gesproken. Dit
grijpt de droom aan om het té combineeren met
het zieleieven uit ons onderbewuste dat in de slaap
naar boven komt.
De droom is als een film die aan ons geestesoog
voorbijgaat. Het is als een spel van levende wezens,
als een tooneelspel dat voor ons gespeeld wordt. We
zijn toeschouwer, en dit is het eigenaardige, we
weten er ons zelf bij en we zien ons zelf bijna
nooit en toch wo.\it het voor onze oogen gespeeld.
We moeten in de droom drieërlei onderscheiden
wat we met vreemde woorden noemen. Het reële,
het manifeste en het latente.
Het reële is het werkelijke dat er in voorkomt.
Het manifeste is datgeene wat zich manifesteerd,
de beelden dus. Het latente is de verborgen inhoud,
wat de ziel wil uiten.
Ter verkaring diene de droom welke Gideon had
toen hij met zijn schildknaap het tentenkamp der
Midianieten verspiedde, afluisterde van een Midiani-
tische krijgsknecht, welke haar aan een makker ver
telde. We kennen allen haar inhoud. Het gerstebrood
dat al grooter wordende van den berg afrolt en
de tent van den hoofdman omver werpt. Het reële
in deze droom is dat gerstebrood. De avond van te
voren hadden de soldaten hun brood gegeten. Dat
dit gerstebrood is geweest blijkt uit de droom. Had-,
den de soldaten krentenbrood gegeten, hij zou
waarschijnlijk gedroomd hebben dat een krenten
broodje van den berg af was komen rollen. Hier
sluit zich ook direct aan het laatst gebeurde in het
leven van den soldaat.
Het manifeste is het van den berg afrollen en
grooter worden van het brood. Dit manifesteerd een
werkzame en toenemende kracht die het zal uitoefe
nen. En het latente is het omverwerpen van de
tent des hoofdmans. De verborgen inhoud van den
droom is dus de heimelijke angtt voor den vijand,
misschien onbewust, zoodatt hij er zichzelf nooit
geen rekenschap van gaf, terwijl het nu in de droom
zich uitsprak.
Vooral het verlangensleven komt voor een groot
deel voor in den droom.
Iemand heeft eens op een verdienstelijke manier
,Het eeuwig verlangende is het eeuwig ge
droomde." Hierbij deze vraag: Hoe komt het dat
veie droomen dan nog zoo griezelig zijn?.
Dit Kan verklaard woraen doordat alles beeld is
Het lijkt griezeliger dan het in werkelijkheid is
Zoo is ook de volkstaal. Deze bedient zich ook door
beelden maar daar zyn we aan gewoon, zoodat we
daar geen erg in heDben. Ter illustratie diene een
droom die een vriend van me eens aan me vertelde
om mee te bewijzen dat er niets van waar is dat
je vaak je verlangen weervindt in de droom. Ik
droomde dan, zei hij, dat het huis aan den overkant
in vlammen opging, en de bewoners mede levend
verbrandden. Zie je wel, zei hij, ik venang toch
heeiemaal niet dat mijn buren zouden verbranden
Mijn wedervraag aan hem was: „Wat doe je des
avonds het laatst voor je naar bed gaat met be
trekking tot dat huis? Hij antwoordde: „Wel, ik doe
de gordijnen open omdat ik het vervelend vind als
s morgens de kamer donker is, ik sta dan wel eens
een tijdje naar het huis van mijn buren te kijken.
Wie wonen er. Och, zei hij, een mevrouw met twee
n?ifwrK ieder zal wel begrijpen dat het geval
pikant begint te worden. Hij vertelde me verder dat
hij voor een van die dochters wel veel voelde dat hii
ook wel heel vriendelijk groette om haar aandacht
te trekken, maar dat zij altijd precies den anderen
kant uitzag. Wel was men antwoord hierop: Begrijp
je dan met dat je verlangen wordt uitgedrukt in de
lichtelaaie gloed waarin het huis in je droom stond
Je wilde wel dat zij in dat huis, voor jou (denk aan
de beeeldrijke volksspraak) in lichtelaaie stond.
(Wordt vervolgd).
ONZE ZUIDPOOL-EXPEDITIE.
Door Vice-Admiraal RICHARD BYRD.
Enkele operateurs der Paramount zijn
met Byrd meegegaan op zijn vlucht naar
den Zuidpool en hebben daarvan een
film opgenomen van groote wetenschap
pelijke waarde. Zij wordt binnenkort ook
in ons land vertoond en geeft naast
prachtige landschappen een levendig
beeld van den moed en de energie, die
voor zoo'n expeditie vereischt worden.
Byrd prijst hier zijn 42 man sterke per
soneel.
In de witte eenzaamheid.
Wij waren bijna wee jaar lang afgesloten van
onze gewone omgeving en alles wat ons vertrouwd is-
aarde, gras, bloemen, zon, menschelijke stemmen van
anderen dan ons zelf, bijna van alles wat het
leven de moeite waard maakt. Nu zijn wij eindelijk
terug en het is ons een behoefte, allen te danken
die ons succes mogelijk hebben gemaakt. Door hun
royale hulp hebben wij de expeditie kunnen uit
rusten. De goede wenschen der achterblijvenden ei
hun vertrouwen op ons hebben ons staande gehou
den. Wij zijn tot het uiterste der aarde doorge
drongen terwille der wetenschap, om van tot nu
toe onbekende streken kennis te verzamelen. Het
Zuidpoolgebied i$ even groot als de Vereenigde
Staten en Mexico tezamen en het grootste deel
ervan is nog onbekend. Doch de mensch zal niet
tevreden zijn, vordat hij de aarde, die hij bewoont,
geheel doorzocht heeft.
Als het toeval helpt.
Wij moeten het oordeel over de resultaten onzer
expeditie overlaten aan de toekomst en aan de
wetenschap. Ik kan alleen zeggen, dat wij door
toevallige omstandigheden meer hebben bereikt dan
wy verwacht hadden en van plan geweest waren.
Het geheele groot Zuidpoolgebied is zwijgend wit
en doodsch. De donkerte, de eenzaamheid en vooral
de onvermijdelijke eentoonigheid werden door mijn
mannen met nooit verflauwende goedmoedigheid
verdragen. Zij namen alle gevaren en elke onver
wacht toeval op als iets vanzelf sprekends Zii
maakten fouten, doch zij lieten zich niet uit het
veld slaan, vast besloten, de expeditie tot ëen succes
te maken. Daarvoor komt hen alleen de eer toe
iedere man moet bij zoo'n expeditie op zijn post
staan en doen, wat er van hem verlangd wordt. Ik
moet er uitdrukkelijk op wijzen, dat de waarde
meter aan den Zuidpool geheel verandert en dat
het eenvoudigste werk dikwijls het belangrijkste is.
Ik was slechts een van de velen en daar ben
trotsch op.
DRA15lfIAvAMVALKEhBUR
•iLEVERTR
LEEUWARDEN
Het werk van onze -
Andere expedities hebben dezelfde of nog groo-
tere moeilijkheden ondervonden en wij zijn hun
dank verschuldigd voor de kennis, die zij ons ge
bracht hebben ten koste van zooveel slachtoffers,
ik denk hier vooral aan Scott, Shackleton en
Amundsen, die in de poolstreken het leven lieten.
Wij konden partij trekken van hun ervaring en van
hall°r,0ru--gans der f1000™6 techniek en daaraan
hadden wy een grooten steun. Doch ondanks dat
voordeel zal een expeditie naar het Zuidpoolgebied
altijd een waagstuk blijvën, want daarbij moet de
tiefsten vorm611 t6g6n 06 elementen in hun Primi
Ik,ben natuurlijk blij, da,
ikSvonraeinrfbei6Kkt heeft' doch wat mij' betreft ben
™oral dankbaar, dat mijn mannen allen in wel-
nipmc^aar familie zijn teruggekeerd en dat
ZSnlsheIdX£j°- m0Um wl>
BRIEF UIT PARIJS.
Madame Hanau en Monsieur Oustric.
PARIJS, Januari 1931.
Wij bevinden ons midden in de financieele schan
dalen! Zij volgen elkaar op, maar ze zijn telkens
weer anders. De overeenkomst is alleen, dat vele
menschen er hun geld door verliezen, dat zij met
moeite gespaard of zonder moeite door speculaties
gewonnen hebben. De pqrsonen, die de spaarders
het geld uit den zak kloppen, zijn ook niet aan
elkaar gelijk. Marthe Hanau en Albert Oustric zijn
twee heel verschillende persoonlijkheden en ook hun
financieele manipulaties zijn verschillend. Madame
Hanau is ëen geniale vrouw, die buiten de groote
banken om speculeerde met verstand en toch ook
met geluk; daardoor werden de financieele krin
gen, de welgedane, rustig troonende bankvorsten
ongerust. Zij deed hun concurrentie aan, zij maakte
een reusachtige reclame met haar „Gazette du
Franc". Daarom .brengt men haar ten val en zij
moet nu verder afgemaakt worden. Zij verweert
zich uit alle macht en de kleine luiden zijn op haar
hand. Velen hebben reeds door haar geld gewon
nen en de enkelen, die verloren hebben, geven nog
altijd de hoop niet op, een anderen keer eens te
winnen. Zy is de bankierster van het eenvoudige
vont, pariementsieden Denooien mee toe naar cuea-
teii. cueems enaeie kranten zijn op naai nanu, zij
maakten reoiame voor naar en neten zien daar 'aah
ook voor betaien.
ue atmosieer rondom Albert Oustric is geheel
anuers. roen men ue eerste Dericmen over zyn
vai noorue, weru er gezegd, dat ny een neig was.
Maai uat is niet zoo; ny is een u raiisciiman, een
ecu ter z, uid-jpranscnman uit Oarcazsoue. ny kOint
uit ue zonnige ivnui, evenais de twee giocte lO.j.an-
neiuen van mpnonse uauuet: Numa rtoumeatan en
'lartarin. z,yn vauer naa een kiem caie in narcas-
sone; naar groeide ny ook, op en oezoent net
lycee, waarna ny een oesciieiden nanueiareiziger in
wynen werd. 'lyaens den oonog kwam ny m eeil
rnunitieiaDriek te louiouse, waar ny zien in ae ver-
koopaiaeenng een positie wist te verwerven; toen de
vreue wera gesioten, zona zyn ene: nem naar mirys
met een mmioen iranes - papieren irancs (Vei te
verstaan - om een Dank te stientcn. Die cnef Soeldé
vertrouwen in Oustric. ny nau uen nanuigen jonge
man, met zuid-rranscne weispiekenaneia begaafd
tyaens aen oonog anenei opuracnten van aipio-
matieken aard Dy net ministerie van ooriog gegeven
en aaaroy was ny met veel ïnvioedryae personen
in aanraking gekomen. Daar maakte ny nu gebruik
van. En veie van die reiaues leiuuen naar het par
lement. Men kan zoon aigevaaruigae aicyd gebrui
ken en ae afgevaardigden neooen van nun kant
ook dikwijls een bankier nooaig. De eenè dienst is
de anaere waard.
Het bankiersnuis Oustric werd steeds grooter. Zijn
kapitaal vermenigvuldigde zien honderdvoudig. Van
aiie kanten meat men nem geid aan. De onderne
mende en eerzuchtige Oustric wil de Fransche indu
strie beneerscnen. Hij koopt practised zonder over
leg aanaeeien van ane mogeiyke fabrieken op. Een
bepaald plan is alleen te zien in het opkoopen der
aandeeien van een groot aantal schoeniaoneken.
Het idee, om de Franscne schoenfabrieken te mono-
poiiseeren, was niet zoo kwaad. Oustric schijnt dit
Pian trouwens gemaakt te heoben om een door hem
aangekocht Amerikaansch patent voor het maken
van kunstleer, waarvoor hij miliioenen had betaald,
te kunnen benutten. Die gedachte toont een zekeren
kijk op de groote lijnen, originaliteit en een logiscne
geaachtengang. Het is dan ook niet' gemakkelijk te
zegeen, waardoor Oustric viel. Hij had den kraentig-
sten steun, die een bankier zich slechts wenschen
kan: de Banque de France disconteerde zijn wc-
sels. Daarbij moet de aanbeveling van het parle
ment hem van veel nut zijn geweest. De Banque
France schijnt n.l. terwilie van Oustric iets minder
streng geweest te zijn in haar eischen van soli
diteit, die zij anders bij het verdisconteeren van
wissels stelt.
Die wissels waren dus een strop voor de circulatie
bank. En het liep heeiemaal mis, toen zij haar
drukpersen in werking stelde, om aan te toonen de
behoefde aan geld van Oustric te voldoen. Dat
leHte n.l. uit en het publiek kwam te weten, dat
het in circulatie zijnde bankpapier met het reus
achtige bedrag van 2 millioen francs was ver
meerderd. Het gevolg was een soort inflatie, waar
het publiek en de zakenwereld van opschrokken.
Niet alleen viel Oustric en bestormde het publiek
alle banken, waardoor vele solide, oude zaken het
aflegden, doch bovendien kwam het tot een finan
cieel schandaal. Het is nog niet te zeggen, in hoe
verre de parlementsleden, die Oustric hadden aan
bevolen, currupt zijn. Wie de geschiedenis van
het Panama-kanaal kent, weet, dat ook daar heel
wat onopgehelderd is gebleven en dat het aan le
genden en laster niet hèeft ontbroken. Wij moeten
dus afwachten. De door Oustric opgekochte onder
nemingen zijn volstrekt niet alle onsolide en de
financieele schade zal tenslotte niet zoo groot blij
ken te zijn, als men op het oogenublik denkt. De
grootste schade is echter toegebracht aan het par
lementaire stelsel en aan de moreele (niet de finan
cieele) reputatie van de Banque de France.
(Nadruk verboden).
BRIEF UIT BERLIJN.
Wat de Baltische Bond wil.
Hoe de Nazi's reageerden op het verdrag ter oplos
sing van de Memelkwestie.
BERLIJN, Januari 1931.
Het idee van een Baltischen Bond is in den
grond zeer logisch. Wanneer men zich in de inter
nationale politiek liet leiden door het werkelijke
belang der betrokkenen en wanneer men het pres
tige van een land niet van meer gewicht achtte
dan zijn welvaart, zouden Estland, Letland en Li-
thauen vermoedelijk al lang een economisch ver
bond met gemeenschappelijke tolgrenzen hebben
gevormd dan hadden zij ook eenzelfde muntwezen
kunnen aannemen, dat zij voorkeur overeen moest
moest komen met dat van Zweden of Duitschland,
terwijl toch elk land zijn eigen taal en cultuur zou
kunnen behouden. Geen enkele staat in Europa zou
zich door dat verbond bedreigd hebben gevoeld, doch
nu het pas na zooveel jaren wordt voorbereid, ziet
men het in Duitschland met bezorgdheid tegemoet,
omdat men vreest voor een algemeen verbond, der
randstaten in de toekomst. De tusschen Lithauen en
Letland gesloten verdargen kunnen de eerste stap
zijn tot een Baltischen bond en dien vreest men in
Duitschland, omdat de verhouding met een der
bondsleden, n.l. Lithauen, zoo gespannen is door de
Memelkwestie.
De Memelkwestie.
De Memelkwestie is op het oogenblik het punt,
waar de regeering te Kowno zich het meest mee
bezighoudt; hetzelfde was onder Woldemaras het
geval met de Wilnakwestie. Deze bestaat nog altijd,
doch zij is geen voorwerp meer van dagelijkschen
zorg, zooals de Memelkwestie. De nationalisten ha
meren er voortdurend op en spreken zelfs van een
aanval der Duitschers op Memel. Wel heeft de
Lithausche minister van buiteniandsche zaken, Zau-
nius, in October j.l. te Geneve met zijn Duitschen
collega, Dr. Curtius, een verdrag gesloten tot op
lossing van deze kwestie, doch de nationalisten in
zijn eigen vaderland vonden met dat al, dat hij te
veel had toegegeven; zij voelden zich zelfs bedreigd
door de bepalingen van het verdrag. Zaunius wilde
echter niet de verantwoordelijkheid op zich nemen
door het verbreken van het verdrag den machtig-
sten buurstaat tot vijand te maken en nam zijn
ontslag. Dat was voor zijn land nog een veel groo
ter nadeel, want ook de nationalisten waren van
meening, dat men den bekwamen minister van