L
Voor Verstrooiing en Verpoozing
kail wórden dóór dp tuinders voor hun struiken en
dergelijk afval.
De Voorzitter zegt, gaarne hiertoe zijn medewer
king te willen verleenen, mits ook de tuinders dit
d°De Voorzitter deelt nog mede dat na gehouden
onderzoek Is gebleken dat de brandbluschmlddelen
in goeden staat verkeeren.
Met een woord van dank voor de ondervonden
medewerking wordt tot sluiting overgegaan.
Plaatselijk Nieuws
BROEK OP LANGENDIJK.
Woensdag 4 Februari 1931, 's avonds half acht, gaf
het Chr. Fanfarecorps A.D.V.E.N.D.O., hun eerste
openbare uitvoering in de Geref. Kerk alhier, onder
leiding van haren directeur, den heer Van Keikan
te Hoorn, met medewerking van den heer Bruin
(°Dehêer Schelhans, voorzitter der finantiëele com
missie, opende met psalmgezang en gebed, memo
reerde daarna het ontstaan en het doel, wekte hec
talrijke publiek op om het corps te steunen door
donateur te worden, waarna het corps gelegenheid
kreeg tot het afwerken van een 12-tal nummers.
Alle nummers de revue laten passeeren, zou ons
te ver voeren, toch willen we nie nalaten er enkele
te noemen welke uitmuntten door mooie toon en
vlotte afwerking en wel no. 2: „Met frisschen moed",
marsch van J. Werkman; no. 4: „Belle Bergeu di
vertissement Pastoral, van P. Francois; no. 9 Fleur
d'Automne, Fantasie van Z. Bajns en no. 10: Parijs-
Brussel, marsch van L. Purnotte.
Wat het spelen der gewijde muziek betreft, zou
den we willen opmerken, daarin de regels meer te
binden, daar de bedoeling der muziek dan meer
tot zijn recht komt. Overigens kunnen en directeur
en leden terug zien op een goed geslaagde uitvoering.
Vermelden we nog dat de heer D. Brum op mees
terlijke wijze het orgel weet te bespelen, waarin
vooral „De Slag bij Waterloo" zeer in de smaak viel,
welke een oude bekende is.
Ten slotte werd deze avond op de gebruikelijke
wijze door den heer Schelhaas gesloten.
Hooggeachte redactie, mag ik me in uw blad even
richten tot den Stemmingsbeelschrijver?
VOOR DE OUDEREN:
EEN SCHIPBREUK MET EIGENAARDIGE
GEVOLGEN.
En der meest eigenaardige tragedieën in de gei
schiedenis van de schipbreuk is wel het vergaan van
de „Grosvenor". Dit Britsche schip strandde 145 jaar
geleden op de Oostkust van Afrika.
Op 13 Juni 1782 was het uit een Indische haven
vertrokken met een waardevolle lading goud, zilver
specerijen. Onder de passagiers bevonden zich ver
schillende officieren, regeeringsambtenaren en rijke
kooplieden, waarvan enkele vrouw en kinderen bij
zich hadden. Het aantal vrouwen moet meer dan
vijftien hebben bedragen. De meesten behoorden tot
de eerste standen en onder hen bevond zich zelfs
de ecchtegenoote van den Engelschen overste James.
Het schip doorkruiste de Indische Oceaan zonder
ongevallen. Maarbij Kaap de Goede Hoop
raakte het in zoo'n verwoede storm, dat het van
koers moest veranderen. Tenslotte werd het naar de
Oostkust van Afrika gedreven en liep het daar te
pletter op de riffen.
Passagiers en bemanning wisten zich weliswaar in
veiligheid te stellen, maar aan land gekomen ston
den hen nog heel andere dingen te wachten. Zij be
vonden zich in een streek, die door wilden bewoond
werd en alle levensmiddelen en drinkwater waren
verloren gegaan. De inboorlingen stalen alles wat zij
maar krijgen konden en trokken hen zelfs de klee-
ren van het lijf. Nauwelijks waren de schipbreuke
lingen aan land of zij trachtten hen aan te vallen.
Hét geluket de mannen de wilden na een strijd van
drie dagen op de vlucht te drijven, 's Nachts sliepen
de vrouwen in een kring, waaromheen de mannen
wacht hielden. Het was een harde beproeving voor
deze in weelde opgegroeide schepselen.
Na een lange beraadslaging nam men het besluit,
dat de mannen zich in twee groepen zouden ver-
deelen. De eene groep zou langs de kust naar het
Zuiden doordingen en daar bij de eerste de beste
factorij van blanken hulp gaan halen, terwijl de
andere groep, waarbij de vrouwen en kinderen,
het binnenland zou binnentrekken om daar voedsel
en wateer te gaan zoeken.
Van de groep, die langs de kust zou trekken ble
ven slechts vier in leven. De anderen bezweken ach
tereenvolgens van de inspannende marschen, de ge
volgen van het gebrek aan water en de talrijke ge
vechten met inboorlingen. Pas 117 dagen, nadat zij
het tooneel van de schipbreuk hadden verlaten,
kwamen de vier overlevenden bij een Hollandsche
Nederzetting - het tegenwoordige Port Elisabeth -
Van daaruit werden nu dadelijk een aantal sol
daten uitgestuurd, om de tweede groep te zoeken.
Maar deze groep had zich ondertusschen ook weer
in tweeën verdeeld. Na drie maanden te hebben ge
zocht, vonden de soldaten de overlevenden van de
kleinste groep, waarbij zich echter geen vrouwen
en kinderen meer bevonden.
De anderen waren in de wildernis even spoorloos
verdwenen, als het door de golven inmiddels geheel
uiteengeslagen schip, de „Grosvenor". Omtrent het
lot van deze tweede groep weigerde het Zwarte
Werelddeel iets los te laten.
Eenige jaren na deze schipbreuk kwam een ze
kere overste Gordon in die Streken en hoorde van
het geval. Verschillende inboorlingen deden hem
een verhaal van de blanke vrouw, van een neger
hoofdman - die zij dikwijls hadden zien weenen. De
officier liet haar mededeelen, dat hij haar zou laten
redden, als zij dit wenschte, maar hijontving geen
antwoord en kon haar juiste verblijfplaats niet ont
dekken.
Later berichtten verschillende Hollandsche ambte
naren, dat er meerdere Engelsch vroüwen, uit be
kende families in de wildernis leefden. Zij hadden
gered kunnen worden, daar de blanken in hoog aan
zien bij de inboorlingen stonden. Slechts de liefde
voor de intusschen geboren donkere kindertjes hield
deze vrouwen terug van een terugkeer naar dé
beschaafde wereld. Velen van hen schaamden zich
ook.
In 1790 zonden de Hollanders een expeditie uit.
Weliswaar vond men de gezochte blanke vrouwen
niet, maar wel trof men een stam van raadsel
achtige halfblanke schepselen, die niet van de
schipbreukelingen van de „Grosvenor" konden af
stammen, die reeds van een daaraan voorafgaande
schipbreuk moesten afstammen. Tenslotte kwam
deze expeditie terecht bij de stam der Hambena's,
een volk, dat geheel van de kaffers afwijkt. Hun
haren zijn lang en glad en dikwijls zelfs donker
blond en hun huid is veel lichter gekleurd, dan die
van een echte kaffer. „In een ander dorp", vertelden
zij, „moesten nog verschillende blanke menschen
wonen." Drie oude blanke vrouwen leefden nog en
waren het eigendom van een der hoofdlieden. Eén
van deze vrouwen- kwam in aanraking met de expe
ditieleden. Zij verklaarde, dat zij als klein kind de
schipbreuk had medegemaakt, dus dat zij zich wei
nig meer ervan herinnerde. De beide andere vrouwen
waren volgens haar zusters. Zij kon ook niet mee-
deelen van welke natie zij afkomstig was en sprak
geen enkele beschaafde taal. Als klein kind reeds
had zij slechts de kaffertaai gesproken.
De expeditie bezocht nu de plaats, waar de schip
breuk plaatsgevonden had. Slechts enkele ijzeren
ballaststukken en lood waren nog overgebleven van
de ramp. Duidelijk kon men nog vaststellen, dat men
in de buurt van de fatale rotsen een vuur had aan
gelegd, terwijl men verderop landwaarts een groot
gat vond, waarin men waarschijnlijk verschillende
dingen had opgeborgen, om ze later weer mede te
nemen.
Hoewel het de expeditie niet mocht gelukken iets
omtrent de schipbreukelingen te kunnen vaststel
len, hebben de onderzoekers niet stilgezeten en
heeef tmen gedurende de 19de eeuw voortdurend
getracht dit raadsel te ontsluieren. Nu eerst - dus
145 jaar later - schijnt er eenig licht in de zaak
te komen.
Eenigen tijd geleden ontdekte de Deensche reiziger
C. Redsted Pederson, bij een van zijn expedities in
Pondoland (Z.O. Afrika) een aantal negers met een
buitengewoon blanke huidskleur. Zij leven in het
binnenland, ongeveer 150 Meter van de .kust ver
wijderd. De trekken van hun gelaat moet volgens
Paderson veel fijner en regelmatiger zijn, dan van
het gewone doorsnee-type van den kaffer. Van ver
schillende onder hen is de huidskleur zóó blank,
dat men hen wel voor Zuid-Europeanen of Arabieren
zou kunnen houden. Ook zijn zij lang niet zoo le
vendig, als de kaffers. Pederson meent er zeker van
te kunnen zijn, dat hij hier te doen heeft met de
nakomelingschap van de schipbreukelingen van de
Grosvenor", die door onderlinge huwelijken erin
geslaagd zijn de blanke huidskleur vrij goed te
behouden. Een eigenaardige scheepstragedie
(Nadruk verboden). j
HOE DE CLUB VAN VIER EEN NIEUW LID KREEG.
Een verhaal voor jongens.
Jan en Karei waren broers. lederen Woensdag en
hij toch al zulk een verdriet heeft over zijn zoontje,
dat immers een jaar geleden is gestorven.
't Is tochzei Moeder verontwaardigd, „weten
ze niet wie die slechte jongens zijn?"
Maar toen begon Jan, tot groote verwondering
van zijn ouders, plotseling te snikken!
Toen Dirksen den volgenden ochtend, een beetje
bleeker dan anders, weer achter zijn toonbank stond,
stapten er tot zijn groote verbazing achter elkaar
vier jongens binnen. „Wat zal het wezen?" vroeg hij
niet onvriendelijk
Er volgde eerst geen antwoord.
Toen stotterde er plotseling een: „Baas, we komen
Ubeleefdvergiffenis vragen.omdat we.
U gisterenzoo hebben geplaagd. We zullen het
heusch nóóit weer doen!"
„Ne - nóóit meer!" zeiden de anderen in koor!
En nu kon je pas zien, hoe verkeerd de menschen
Dirksen hadden beoordeeld. Inplaats van op te stui
ven, lachte hij en zei met zn zware stem: ,,'t Is al
goed hoor! Maak Je maar niet angstig!"
En daarmede was alles afgeloopen.
Sinds dien dag knikkerde de Club van Vier voor
de deur van Dirksen's huis. Waarom?
Ten eerste omdat er een „reuze-loggie" is, maar
ook omdat ze met Dirksen goede vrienden zijn ge
worden. Die komt er dikwijls b ijstaan kijken als
de jongens knikkeren en geeft hen raad, als ze
ruzietjes hebben over de vraag of ,,'n knietje enkel
of dubbel is".
....Zoodat de Club van Vier eigenlijk een Club
van Vijf is geworden
(Nadruk verboden). S. CARMIGGELT.
HET WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN.
Beste kinderen:
Hoe zit dat? Beginnen jullie den moed te verlie
zen om raadsels op te lossen? Ik ontving deze week
maar 7 briefjes. En denk eraan wat ik de vorige
keer schreef: Naam, schuünaam, ouderdom en woon
plaats in élk briefje vermelden. Ander raak Oom,
die nu zooveel neefjes en nichtjes heeft erbij ge
kregen, de kluts kwijt. Ja - Oom's weekpraatje valt
weieens een beetje in het water. Dan is er b.v. geen
SSSWSmmHAiniar. week zooveel te meet. De prljmlnmuttlee die htm
ze bijna altijd met.hnn vleten wtu-em hadden ze prUs «0. de» SfJfJS
worden. Hij is onderweg. En nu de oplossingen van
geregelde klantjes hooren. En nu maar goed over de
raaasels denken, dan win je je vast en zeker wel
eens een mooie prijs. Schrijf me eens wat over Jezelf,
je school enz.
Nellie den Hartogh: Heb je nu je prijs ontvangen.
Ja, - de redactie was je adres kwijt. Gelukkig, dat je
vader mij heeft geschreven. Toen heb ik onmiddel
lijk gevraagd de prijs weg te sturen. Nu nog je
schuilnaam en dan doe je geregeld mee, ook aan
de raadselwedstrijden, is het niet? Dag lieve Nel.
RUILHOEKJE:
Algemeene regels: Alles kan geruild worden: Ver-
kadeplaatjes, sigarenbandjes, plakzegels, enz. Aan-
vragen te richten aan Oom Maarten (red. CoCurajiw»
Ruilhoek. Geen bonnen of andere ruilmiddelen in
sturen; alleen opgeven, wat er te ruilen valt. Duide
lijk naam, adres, stad, aantal voorwerpen en waar
tegen te ruilen opgeven.
Miep: Heeft Verkadeplaatjes van kamerplanten
en paddestoelen, groote en kleine. Wil Verkade
plaatjes van Terrarium hebben (1 gr. tegen 3 kl.).
Goliath: Heeft 400 sigarenbandjes om te ruilen
tegen Verkadeplaatsjes van terrarium (5 bandjes
tegen 1 plaatje).
Boertje: Heeft 14 Marlëndaalplaatjes, 1 van Ger-
revinkplaatje en 3 Bussinkplaatjes. Zoekt (18) van
Nellesbonnen.
(Ingez. door „Apekopje").
Truus zegt: „Luister, kleine Dientje,
Jij krijgt nu een rekenles.
Zeg eens netjes aan juf Truusje:
Hoeveel zeven is en zes!"
Dien gaat op haar vingers tellen;
't Sommetje valt lang niet mee!
Ha! daar heeft ze 't: Zes en even?
Och, Juf Truusje, dat is twee!"
„Stoute Dientje," bromt juf Truus nu,
„Kleine, domme oliekoek,"
,,'t Is geen twee, je doet je best niet!"
„Ga eens gauw in gindschen hoek!
(Nadruk Verboden).
een club opgericht, die „de club van vier" heette.
Zooals ik reeds zei speelden ze op vrije middagen
altijd samen; als het knikkertijd was, dan bezetten
ze het beste „loggie" van de straat en knikkerden
verwoed. Als dat verveelde gingen ze bokkiespringen
of naloopertje spelen - kortom, de „club van vier
had dan pret voor vier!
Maar op een goede (of was het een kwade?)
middag hadden ze, hoe het kwam wisten ze niet,
geen van vieren zin in een spelletje. Het knikkeren
verveelde al dadelijk, bij het bokkiespringen viel Jan,
die moest staan, aldoor om en bij het naloopertje
spelen was Henk gestruikeld en had z'n knie be-
zeerd, zoodat ze daarmee ook maar waren uitge-
^Wa" zullen we nu doen?", vroeg Jan, „weten
jullie soms wat?" - Karei en Henk schudden het
hoofd, doch Piet zei plotseling: „Ik weet wat! Laten
we Dirksen eens een beetje voor den maal gaan
h°Dirksen was de poelier, die in het midden van de
straat in een groot ier huis woonde. En Dirksen
paste er prachtig bijHij was een oude, brommerige
man, die weinig zei, als je bij hem in de winkel
kwam. Het was net of hij niet van de menschen
hield. Altijd was hij stug en teruggetrokken en
leefde geheel alleen. Als er 's zomers muziek was in
de muziektent en het geheele stadje uitliep omhet
te hooren, dan was Dirksen er nooit bij. Die bleef
alleen thuis.
„Hoe wou je hém dan voor den mal houden?
vroeg Jan aarzelend, want hij voelde er weinig voor
om den stuggen, ouden Dirksen te plagen. Eigenlijk
was hij een beetje bang. Maar dat wilde hij niet
laten merken, omdat hij niet graag zou willen, dgt
de anderen hem zouden uitlachen!
Ga maar mee - ik weet wel hoe!", zei Piet la
chend. Met z'n vieren gingen ze toen naar het huis
van Dirksen. De oude poelier stond in zijn jj^nkel
en was bezig een kip te plukken.
In een portiekje van een huis aan den overkant
stelde „de clug van vier" zich verdekt op.
„Let nu 'ns op", zei Piet.
Hij zette zijn handen als een trompet aan zón
mond en riep: „Kippendief!" De anderen schrok
ken er eigenlijk wel een beetje van, want „kippen
dief was een scheldwoord, dat men Dirksen wel eens
meer had tooegeroepen. Toen dat eens gebeurde had
hij den man die het riep een vreeselijken klap ge
geven. En niemand had medelijden met dien man
gehad, want het was ook gemeen om een eerlijk
mensch als Dirksen toch was, zóóiets toe te roepen.
Toen Piet dan ook „kippendief!" had geroepen,
pakte Jan hem bij den schouder en zei: „Denk
erom jo, je weet hoe kwaad hij daarom kan worden.
Maar Piet weerde hem af en riep nog een: „He -
kippendief!"
Toen gebeurde er plotseling iets vreeselijks.
Dirksen, die tot nu toe gedaan had, alsof hij niets
hoorde, kwam ineens de winkel uithollen, het gezicht
rood van woede, een groot mes in de hand. En wat
het ergste washij stormde recht op het portiek
af!
De jongens stoven doodelijk verschrikt weg en zet-
tne het op een loopen. Dirksen erachter aan,
zwaaiend met zijn mes! En steeds ging het sneller
en sneller!Jan geloofde, dat hij nog nooit zoo
hard geloopen had. Alle menschen bleven stilstaan
om te kijken.
Toen de jongens aan het einde van de straat
kwamen, durfden ze al loopende even om te kijken.
En ze zagen daar net, dat Dirksen struikelde, viel
en bleef liggen. Toen ze even bleven stilstaan om
uit te hijken, zagen ze in de verte hoe er steeds
meer menschen om Dirksen heen kwamen staan en
hoe hij tenslotte een huis werd binnengedragen.
tegen een uur of zes kwam de vader
van Jan thuis. Amper zat hij aan tafel of hij zei
tot moeder:
„Heb je het al gehoord?" - „Nee", zei Moe, „wat
dan?"
„Nou - ze vertelden me, dat eenige kwajongens
vanmiddag den ouden Dirksen zóó hebben ge
plaagd, dat hij woedend ze achterna is gegaan. Hij
is toen gestruikeld en gevallen. Ze hebben hem half
bewusteloos bij van Dooren binnengedragen, 't Is
wat moois zoo'n oude man zoo te treiteren, terwijl
LETTER E.
1. Vijftien cent.
2. B-ij-b-e-1: vijf letters.
3. Als men paar rijdt.
4. De echo.
De nieuwe raadsels volgen hieronder:
LETTER G.
1 Men eet haar niet en drinkt haar niet;
Men koopt haar niet en draagt haar niet,
Toch leeft geen kind, geen vrouw of man,
Geen schepsel, dat haar missen kan.
(Ingezonden door Vaders Knecht)
2. Welke baarden groeien niet?
3 Hoeveel nagels zijn er aan de hoefijzers van
een goed beslagen paard noodig?
4. Wie is vlugger dan een vlieg?
Ziezoo, daar staan vier dood-onschuldige, heel
gemakkelijke raadsels, speciaal voor kinderen die
logisch kunnen denken. Dat was een moeilijk raad
sel hè den vorigen keer, je weet wel - dat raadsel
van wie kan alle talen spreken. En toch zoo ge
makkelijk! Natuurlijk - de echo! Er zijn er dan ook
maar een paar, die het heelemaal goedvhadden.
Raadsel 2 is ook goed als je acht letters hebt opge
geven; daar heb ik niet zoo streng bij gekeken^ En
nu maar dapper aan de nieuwe opgaven. Oom
Maarten verwacht een heel pakhuis vol briefje! De
prijswinnaars van Serie E zijn ditmaal: Padvinder
en Niadoco (dat is je tweede prijsje al, geluksvogel-
tje' Maar - eerlijk is eerlijk, je hebt het verdiend!)
Jullie kunt ze afhalen aan het bureau van de
Courant. Maar Niadoco moet er Voortaan voor
zorgen in ieder briefje, dat ze schrijft haar adres
leeftijd enz. te vermelden. Zal je?
En nu nog iets. Verleden keer stelde ik het „ruil-
hoekje in. Maar ik ontving er nog geen enkel ant
woord op. Waar blijven de aanbiedingen? Als er zoo
weinig animo voor is, houd ik er weer mee op, hoor.
Ik zal de aanbiedingen hieronder nogeens herhalen
Misschein, dat Ik nu iets van jullie hoor. Trouwens,
jullie laten Oom leelijk in de steek hoor! Vooral mijn
trouwe klantjes, als Aurora, winterbloempje, Kool
mees, Blikoortje, enz., laten weinig of niets meer van
zich hooren. Hoe komt dat? Leven jullie nog?
En nu de schrale briefjesoogst:
Broertje en zusje: Nee hoor, de raadsels zijn den
laatsten tijd niet meer zoo goed als vroeger. Dat zal
je trouwens zelf ook wel gezien hebben. Een beetje
langer denken en niet direct opschrijven. Zoo kan
ik je nog geen prijs geven. Maar trouwe schrijvers
zijn jullie wel, hoor. Daag!
Padvinder: Fijn hè, dat je een prijs hebt! Ja, dat
eene raadsel wat niet heelemaal goed, maar dat was
bij de anderen ook niet heelemaal in orde.
Vaders Knecht: Je moogt maar één oplossing te
gelijk geven hoor! Dank je wel voor de leuke raad
sels. Zooals je ziet, heb ik al wat geplaatst. Dag beste
jongen.
Boertje: Heel mooi vind ik je opstel, hoor. De vol
gende keer wordt het geplaatst, dat beloof ik jel
Maar voortaan een goed blad papier sturen en niet
meer van die kleine snippertjes, waar je de oplos
singen hebt opgeschreven. Die raken zoo gauw
weg, zie je. Dus de volgende keer maar eens in de
krant kijken! Je ruil vraag heb ik geplaatst. Dank jè
wel. Dag boertje!
Niadoco: Hoe vind je dat? Alweer een prijs! Je
hebt een gelukkige hand met loten. Was de andere
prijs zoo mooi? Enfin, dat is een goed verjaars
cadeautje voor je, hè. Nog wel gefeliciteerd hoor,
van mij en alle neefjes en nichtjes, is het niet kin
deren? Zie je, Niadoco wordt al 13 jaar. Dat is een
grapje hoor!
Uttertje: Blij, dat je toch geschreven hebt, hoor!
Jammer, dat je maar twee raadsels kon vinden. Met
Met drie oplossingen heb je altijd nog wel een kans.
Maar twee is meestal te weinig. Er zijn nog zooveel
andere knappe oplossers.
Kerstmannetje: Ja, ik zie het al, je gaat tot mijn
DE MENSCHELIJKE SCHIJF.
Een onthulling uit de circuswereld.
Japansche goochelaars zijn, zooals trouwens alge
meen bekend is, buitengewoon handig. Tot hun
meest verbazingwekkende experimenten behoort wel
het hieronder volgende kunststuk.
Eén van hen gaat met uitgestrekte armen tegen
een houten bord staan en de ander, die met een
aantal groote, scherpe messen gewapend is, neemt
op, ongeveer zes Meter van dit bord plaats. Van
hieruit slingert hij met vaste hand een voor een
zijn messen naar de schijf, waarbij de messen zoo
danig terecht komen; dat zij steeds vlak naast het
lichaam van zijn partner in de plank blijven steken.
Twee messen aan weerszijden van het hoofd, twee
naast de hals, in de onmiddellijke nabijheid van de
zoo kwetsbare halsslagaders, andere weer naast de
armen, zelfs tusschen de vanger. Zoo teekent hij als
het ware de geheele omtrek van zijn kameraad op
het bord door middel van de messen, die trillend,
diep in het hout blijven steken.
Dit kunststuk had den eersten maal een buiten
gewoon- succes en men trachtte het dadelijk na te
doen Daar echter niet iedereen zulk een vaste hand
heeft en zoo behendig is in het werpen van messen,
trachtte een Fransche goochelaar de truc na te doen
op een andere manier.
Inplaats van het door de Japanners gebruikte
massieve houten bord nam hij een hol bord, datr
hij door een timmerman liet vervaardigen, doch dat
op? het eerste gezicht niet te onderscheiden was van
een massief houten bord. In dit holle bord was een
heel mechanisme aangebracht. De plaats, waar de
partner van den messenwerper zal gaan staan, is
nauwkeurig aangegeven op een slechts den gooche
laar bekende wijze. De messen, die rondom de men-
cshelijke schijf zullen blijven steken, zitten in het
bord verborgen en worden door een veer tegenge
houden. Verder is er in het bord, op iedere plaats,
waar zulk een mes verborgen zit, een soort open
slaande deur aangebracht, waardoor het mes naar
buiten kan vliegen. Nadat het mes tevoorschijn is
gesprongen, sluit de deur zich weer automatisch.
Natuurlijk zijn de messen oo aangebracht, dat zij
bij het tevoorschijnsprlngen geen letsel aan de men-
schelijke schijf toebrengen. De menschelijke schijf
kan door een lichten vingerdruk op verborgen toet
sen ieder mes tevoorschijn laten springen; het ge
luid van de zich ontspannende veer, het lichtslaan
van de houten deurtjes, en de werp-schijnbeweging
van den goochelaar maken het effect volkomen.
Daarbij komt nog, dat ieder mes heel gemakkelijk
uit de klem, waarin het bevestigd is, te nemen is,
zoodat de goochelaar, een groote krachtsinspanning
voorwendend, alle messen verwijderen kan. Natuur
lijk moet hij de messen, waarmede hij schijnbaar
heeft geworpen, handig weten weg te moffelen.
Dit laatste was echter een groote moeilijkheid.
Daarom trachtte men er weldra iets anders op te
vinden. Het bord werd daartoe dicht bij een der
tooneelcoulissen opgesteld, terwijl de goochelaar aan
het andere einde van deze coulisse plaats neemt.
Dan kan men twee methoden volgen: eerstens kan
men nadat de arm naar voren gebrachct wordt
het mes snel achter de coulissen werpen; tweedens
kan men het mes aan een touw binden en het
door een ander, die achter de coulissen staat ver
borgen, op het beslissende oogenblik later wegtrek
ken. Dan ziet het publiek het mes schitteren en
zoodoende wordt de aandacht tegelijk eenigszlns
afgeleid van het bord en het tevoorschijn komen van
de messen. Sedert het oogenblik, dat de Japanners
dit kunststuk uitvoerden, kleeden de goochelaars
zich bij dezen truc het liefst in Japansch costuum,
hoewel dit natuurlijk niets met het kunststuk zelf
te maken heeft; een cowboycostuum, Spaansch cos
tuum of een Indianentooi zou eveneens goed zijn.
De Japansche messenwerper (rechts bovenaan: het
mechanische mes boven den voet van den partner.