k
Plaatselijk
Nieuws
Vergadering der Bedrijfsvereniging „Het Platte
land", afd. Broek op Langendijk en Omstreken in de
Chr. School aldaar.
De voorzitter opent deze vergadering met het uit
spreken van de volgende rede:
Mijne heeren,
Waar wij thans overgaan de vergadering te hou
den van de afd. Broek op Langendijk en Omstreken
van den Chr. Boeren- en Tuindersbond, wil ik alvo
rens we aan onze werkzaamheden beginnen, een
kleine inleiding ten beste geven, over den toestand
waarin wij leven. En al behoort er in zekeren zin
moed toe, noodig om na al hetgeen in verschillende
tuinbouwvergaderingen al is gezegd over den stand
van zaken, in ons tuinbouwbedrijf, toch is over een
anderen kant het weer gemakkelijk omdat op een
vergadering van een afdeeling van den Chr. Boeren-
en Tuindersbond de problemen weer van een andere
zijde kunnen worden bezien.
De probleemen die ons in dezen tijd bezighouden,
zijn van zoo ingrijpenden aard, en van zoo ver
strekkende beteekenis, dat het m.i. niet ondienstig
is die speciaal eens te bezien vanaf het stand
punt dat wij innemen in het maatschappelijk leven.
De wereldcrisis is van zoo omvangrijke groote en
houdt zooveel hoofden en zinnen in spanning, dat
het wel gewenscht is die te bezien, ook van uit het
oogpunt van ons beginsel dat ons bij alles leidt. Ik
heb- u straks voorgelezen een gedeelte uit Gods
Woord (Maleachie 3 6-18) waarin de Heere Zijn
volk uitnoodigt met Hem een proef te nemen. Wan
neer Israel zich opmaakte, en des Heeren wet vol-
volbracht, om al Zijne tienden in Gods schathuis
te brengen: Beproef Mij dan, zegt God, of Ik u niet
zal opendoen de vensteren des hemels, en u zegen
afgieten van boven. Die eisch Gods aan Israel ge
steld, kan ook voor onzen tijd zijn nut hebben, en
een norm zijn om de huidige crisis daaraan te toet
sen God is in den loop der eeuwen tot de wereld
gekomen met Zijn Woord. Hij heeft in Europa en
Amerika gegeven de keniis van Zijn woord en ordi
nantiën. Door Zijne algemeene genade, is gégroeid
en uitgebot een leven in cultuur en techniek, dat de
mensch van de 20e eeuw verbaast doet staan van
zijn eigen kunnen en voortbrengen. Maar inplaats
dat dit alles ons gebracht heeft een teerder leven,
en een meer dienen van Hem, is de mensch met
al die zegeningen afgedwaald, en is voornamelijk
in de wereldoorlog tot uitbarsting gekomen, de ont
zettende macht die als een démon het geheele cul
tuurpaleis heeft afgebroken en vermorseld.
De bijna volmaakte harmonie die er in 1914 be
stond, tusschen voortbrenging en behoefte aan de
goederen der cultuur, is in de jaren des oorlogs ge
heel verbroken en uiteengerafeld tot een onher
kenbare chaos.
Hierbij heeft zich aangesloten het op de spits
gedreven nationalisme, dat bij het verdrag van Ver
sailles, de geheele kaart van Europa heeft gewijzirgd,
en dat van landen als Hongarije, Oostenrijk en
Duitschland geheel andere cultuurstaten heeft ge
maakt dan zij voor dien tijd waren. Neem hierbij
dat Rusland door zijn ingaan op den communisti-
schen weg, veel in desorde heeft gebracht, en China
door zijn burgeroorlogen en revolutie's voor de we
reldmarkt bijna is verloren, en ge hebt een beeld
van de wereldsituatie die u doet vragen: Wat zal
het einde hier van zijn?
Het antwoord op die vraag is zeer moeilijk te
geven. Maar het redmiddel uit deze chaos is alleen
te vinden in Gods Woord dat ik u voorlas. Alleen in
dien weg is uitkomst. Alleen in een terugkeer naar
de ordinantiën Gods is redding te wachten.
Maar de vraag rijst van wien en van waar met de
hulp uitgaan! Wie zal de richting aangeven en hoe
moet dit geschieden.
Er worden in onze dagen heel wat middelen aan
de hand gedaan om uit de misère uit te komen, en
de een prijst zijn middel sterker aan dan de ander.
Economen van naam, en keuterboertjes op de hei,
hebben elk een verschillende kijk op het leven. En
zoo geeft een industrieel een ander middel aan de
hand dan een tuinbouwer, en daarom zijn ook de
middelen ter redding zoo moeilijk te geven.
Wij hebben gezien de oorzaken die hebben geleid
om de crisis te doen ontstaan, en nu zou het m.i..
kunnen zijn, dat door het kennen der oorzaken, ook
de middelen werden gevonden.
Wat de oorlog heeft verwoest en uiteengerukt is
moeilijk, ja onmogelijk weer te herstellen; maar wat
de vrede van Versailles heeft gebroken en ontwricht
is misschien nog eenigszins te verhelpen. Indien
Duitschland eenigszins kon worden ontlast van
zijne onnoemelijke schulden en van de zware last
die op hem drukt kon worden bevrijd. Indien Enge
land en Frankrijk iets van hun schulden aan Ameri
ka kon worden kwijtgescholden, en Hongarije iets
van zijn landbouwgebied terug ontving, zou er mis
schien verlichting komen, en zou dit reeds eenige
ontspanning geven, maar wie is er die hiervan in
de naast toekomst iets verwacht? Zoolang Duitsch
land zijn lasten moet dragen, zal hij natuurlijk zijn
best doen zooveel mogelijk uit eigen land te leven.
Zoolang de tariefmuren hoog worden gehouden,
zal het ons geen voordeel brengen, en waar in eigen
land ook door de mindere goede uitkomsten in den
landbouw, de tuinbouw meer wordt beoefent, is het
weg niet veel uitzicht, en geen redding te wachten,
voor ons bedrijf, ook door de mindere uitvoer onzer
producten een concurrent te meer. Is er alzoo in dien
dan zal er het gevolg wel van zijn, dat op hoogere
prijzen en meer opbrengst in geld van onze akkers
in de eerste jaren niet valt te hoopen. We zullen
dus moeten trachtten de uitgaven naar de inkom
sten te regelen, zullen we niet geheel ten onder
gaan.
Dit nu, is een van de moeilijkste zaken die wij
moeten trachtten tot een goede oplossing te bren
gen.
Hieraan zitten ook weer zoo veel vragen vast,
die maar niet zonder meer te beantwoorden zijn.
Wij kunnen wel beginnen te zeggen; dat we min
der belasting moeten betalen, en zooals we ook al
gelezen hebben, moeten worden vrijgesteld van de
betaling van sociale verzekeringslasten, wanneer ons
inkomen daalt beneden een zeker bedrag; maar de
vraag rijst, of dit wel de verruiming zal geven die
noodig ise, wanneer aan die bewering wordt toege
voegd: Geef die stumpers Staatspensioen.
Dien weg willen wij niet op. Verlaging van belas
ting acht ook ik, en ik denk van gij allen gewis
noodzakelijk, en speciaal voor één belasting die wij
hier in Noord-Holland boven het Y betalen, zou
ik met alle nadruk verlaging verlangen. Door Gedep.
Staten van N.-Holl. is na de watersnood van 1916
het Hoogheemraadschap Noord-Holland opgericht,
dat de lasten van de verzwaring der Zuiderzeedijk,
noodig geacht door den watervloed van 1916 geheel
gelegd heeft op Noord-Holland boven het Y.
Dit is door ons altijd gevoeld als een onrecht, en
dat zal zoo blijven zoolang dit niet is hersteld. Tot
dien tijd waren de onderhoudslasten aan den Zee
dijk, voor zoover zij de f 100.000 te boven gingen
voor de helft voor het Rijk en de andere helft voor
de Provincie. Maar na 1916 is de geheele som van
12 millioen gulden geiegd op Noord-Holland boven
het Y. v.
En nu zou ik niet willen vragen, dit geheel weg te
nemen, want dat gebeurt toch wel niet maar al
leen hierop willen wijzen dat het billijk zou zijn,
indien Noord-Holland beneden het Y ons maar hielp
die last te dragen. Amsterdam en Haarlem zijn toch
ook gebaat bij een goede zeewering.
Verder, hoewe 1 wij uit beginsel niet zijn voor
Regeeringsbemoeiingen met ons bedrijfsleven, zou
het toch m.i. dwaas zijn niet op te komen voor onze
rechten, en van de regeering vragen die maat
regelen te treffen, die kunnen strekken tot verbete
ring van onzen toestand; en dan zou een verlaging
van de vracntprijzen voor het vervoer onzer pro
ducten, ook al een middel zijn om iets te verbeteren.
Ook zou het een tegemoetKomen zijn aan veler
bezwaar indien de regeering er toe kon overgaan om
ik zal maar zeggen net 7 e leerjaar in te trekken,
maar wel tot .ue beslissing kon Komen om het 7e
leerjaar, te doen laten geiuen voor een eerste jaar
van een tuinbouwschool, uan stond de mogelijkheid
open, dat de jongens die in de tuinbouw moeten
werKen, dit jaar aivast een begin konden maKen om
zich theoretisch voor hun vak te bekwamen.
Hoe zal het verder met den toestand gaan. Nie
mand die het weet. Mijns inziens is de weg, dat
waar de tuin- en landbouwers minder inkomsten
hebben, het gevolg is dat zij minder belasting kun
nen opbrengen. Dat alzoo dit mindere zal moeten
worden bijgedragen door hen die meer inkomen
genieten, oaar Rijk en provincie en gemeente hun
finantiën zullen moeten hebben.
Dit zal misschien tengevolge hebben, dat bij ge
noemde lichamen het besef meer levendig wordt dat
er toch nog meer moet worden bezuinigd, en men
dus voorloopig niet meer gaat uitgeven dan strikt
noodig. Dat vele wenschelijke maar niet noodzake
lijke dingen, als gebouwen voor lichamelijke oefe
ning op het platteland achterwege blijven, en ver
hoogingen van niet te lage salarissen niet meer
plaats hebben, en zal men allicht komen tot een
meer gelijke draagkracht voor allen.
Dat dit spoedig zal gaan is niet te denken, maar
dat het komen moet vrij zeker.
Wat zullen wij nu doen om den toestand te ver
lichten?
Niet bij de pakken neer gaan zitten en klagen
over de zware tijden, maar doen wat onze hand vindt
om te doen.
Onze roeping en plicht ook in ons bedrijf vervul
len, en biddend werken en werkend biddend. Onze
sociale plichten vervullen, onze arbeiders zooveel
mogelijk en zoo goed mogelijk te werk stellen, en
voor hun arbeid betalen wat we kunnen geven en
zij voor arbeiden kunnen.
En dan verder de toekomst tegen met de bede:
dat God van den hemel het ons doe gelukken. De
wereld is arm, ziet geen uitkomst. De christen is
rijker heeft een Vader in den hemel die gezegd heeft.
Bid en u zal gegeven worden, en de hand des vlij-
tigen zal gezegend worden. Ik vond het zoo mooi
dat op zekere vergadering dezen zomer gezegd werd
die christenen berusten meer dan wij, dat is zoo en
moet al meer zoo zijn. Wij moeten ons niet naar hen
toe laten overhalen zooals die spr. wilde, maar juist
andersom, wij moeten hen leeren ook meer te berus
ten in het bestuur van Hem die alles werkt.
Wij moeten ons meer betoonen christenen te zijn,
niet met de klagers altijd meegaan, maar betoonen
dat bij ons een hooger beginsel schuilt.
Al meer komt ook in ons bedrijfsleven uit dat
er verschil van beginsel is, en daarom is het meer
onze roeping ons beginsel uit te dragen ook op maat
schappelijk erf.
De actie door onzen bond gevoerd het laatste jaar
is niet onvruchtbaar geweest, en verschillende afdee-
lingen zijn opgericht. Moge ook in onze afdeeling
meer groei en bloei worden gevonden, en ook de
actie door onze afdeeling gevoerd rijke vrucht dra
gen.
Het is zoo jammer dat onder de Protest. Chr. groe
pen, nog zooveel verdeeldheid is, dat er meer gezien
wordt op hetgeen verschilt onderling, dan op de een
heid van bedoelen, het groote belang van samenwer
king voor de doorwerking van de beginselen die zijn
naar Gods Woord.
Moge bij ons allen de oogen daarvoor opengaan, en
wij beseffen dat het ongeloof één is, dat hun geen
middel te gering is om te gebruiken, en geve dat
ons in het hart, om over vele dingen heen te zien,
die er is voor allen die vast houden aan God en Zijn
en te zoeken ook voor ons bedrijfsyeven de eenheid
Woord, ook is dat Woord ons gegeven als rechtsnoer
voor ons leven.
Op onze vorige jaarvergadering is besloten onze
afdeeling uit te breiden en te maken tot wat ze nu
is. Broek op Langendijk en Omstreken. Om nu ook
meer te doen blijken dat dit zoo is, stelt uw bestuur
voor om in deze vergadering het getal bestuursleden
uit te breiden en op zeven te brengen en dus uit H
Hugowaard 2 leden te kiezen en uit Noord-Schar-
woude een om alzoo ook de actie voor onze afdeeling
intensiever te kunnen voeren. Moge verder ook deze
avond medewerken om onze afdeeling te sterken,
en zij onzer aller streven in dezen te doen wat onze
roeping is.
Hierna kreeg de secretaris gelegenheid zijn jaar
verslag uit te brengen.
Wij ontleenen hieruit dat de vereeniging 53 leden
telt, en dat op 31 Dec. 1930 een bedrag van f 137.824
aan verzekerd loon in Land- en Tuinbouw stond
geboekt.
7 Ziektegevallen in totaal werden in het afgeloo-
pen jaar behandeld, en aan dezen is uitkeering ver
leend.
Gevraagd werd naar aanleiding van den waar
borgsom, of en wanneer dit geld uitgezet is.
De Secretaris antwoordde hierop dat een waar
borgsom door de Regeering verplichtend is gesteld,
en dat het geld voor onze Bedrijfsvereeniging abso
luut renteloos ligt. Alsnu werd het onrechtvaar
dige van den waarborgsom druk besproken.
Het aftredend bestuurslid J. Balder werd her
kozen.
De mededeelingenu hielden allen verband met de
ziekteverzekering. Het bleek duidelijk dat de Ziek
teverzekering, die 1 Maart j.l. in werking trad, nog
lang niet gezuiverd is van verschillende verkeerde
voorstellingen.
In verband met ziekte van losse arbeiders, kwam
ter sprake, de onbillijke regeling welke hierin gele
gen is. Echter de wet schrijft voor, en daarnaar wor
den alle gevallen geregeld.
Nog werd de leden gewezen op de verplichting
om de vragen in verband met de ziekte voorvallen
concreet te beantwoorden. Ook werd aangedrongen
om de loonlijsten zuiver in te vullen omdat in den
loop van dit jaar steekproeven zullen worden ge
nomen.
Hierna werd door K. Wagenaar (H.H.W.) gewezen
op het feit dat de voordeelen van onze Bedrijfsver
eeniging groot zijn ten opzicht van de Rijksverzeke
ringsbank. De bouwers die daarbij aangesloten wor
den, omdat ze niet in „Het Platteland" of in de
Tuinbouw Onderling zijn betalen f 23 per f 1000
loon.
De Tuinbouw Onderlinge heft f 16 per f 1000
loon. „Het Platteland" kon al de onkosten tegen
f 15 per f 1000 loon dekken.
Ten slotte werd door den heer H. Glas de op
merking nog gemaakt dat wij als Patroons ook
een half deel voor de ziekteverzekering voor rekening
op de arbeidsr zelf kunnen verhalen. Wij als Pa
troons hebben daartoe het recht, en de arbeider ver
zekerd op deze manier ook zichzelf. Het is dus een
samen dragen van hun belangen door Patroon en
arbeider samen.
Hierna sluiting dezer vergadering en daarna ope
ning Vergadering van den Chr. Boeren- en Tuin
dersbond, afd. Broek op Langendijk en Omstreken.
Vermeldenswaardig uit deze vergadering is, dat
de twee volgende moties met algemeene stemmen
aangenomen.
De afd. Broek op Langendijk en Omstreken van
den Chr. Boeren- en Tuindersbond, in hare jaar
vergadering bijeen: Spreekt den wensch uit met het
oog op den toestand in den tuinbouw dat Ged. Sta
ten van Noord-Holland zoo spoedig mogelijk, wijzi
ging brengen in de heffing der lasten voor het
Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwar
tier, in dien verstande, dat deze lasten niet alleen
worden gedragen door Noord-Holland boven het Y
maar dat ook, beneden het Y worden meegedragen
in de lasten van genoemd Hoogheemraadschap.
De afd. Broek op Langendijk en Omstreken van
den Chr. Boeren en Tuindersbond in haar jaarver
gadering van 10 Februari 1931 besprekende den
toestand in het tuinbouwbedrijf verzoekt aan de
Regeering tot verlichting van den druk die op den
tuinbouw rust, zoo spoedig mogelijk de vervoerkosten
harer producten per spoor te willen verlagen.
Tot meerdere tegemoetkoming van bezwaren on
zerzijds het zevende leerjaar der lagere school te
laten gelden voor een eerste leerjaar eener lagere
tuinbouwschool, en deze beide wenschen kenbaar te
maken aan het Bestuur der Chr. Boeren- en Tuin
dersbond met verzoek deze wenschen ter plaatse
te willen steunen.
De vergadering werd door den heer H. Glas met
dankgebed beëindigd.
BROEK OP LANGENDIJK.
„DEN TIJD UITKOOPEN".
Op uitnoodiging van de J. V. op Geref. Grondslag
soli Deo Gloria", sprak Woensdagavond 7 uur Dr.
K. Dijk van Den Haag over bovenstaand onderwerp.
De vergadering die gehouden werd in de Geref.
Kerk, ving aan met het zingen van Ps. 86 6.
Dr. Dijk las daarna Efeze 5 7-21, waarna hij in
gebed voorging, om vervolgens tot het houden van
zijn rede over te gaan.
Spr begon met te wijzen op de drie deelen waarin
we ons menschelijke leven zouden kunnen verdeelen,
en zag dan den grijsaard, staande met het oog ach
terwaarts gewend en overziende den afgelegden
levensweg, dan de mannen en vrouwen, staande in
de kracht des levens, en ziende op de taak die zij
voor zich zien, en ten anderen, de jeugd, met het
oog vooruit, vol idealen en stormachtige verwach
tingen van het leven.
En past bij dezen jeugdtijd nu wel ons onderwerp,
als we hooren naar de roep van het heden?
Zeer zeker past onze titel hierbij, want wie iets
wil beteekenen in het leven moet in zijn jeugd zich
bereiden voor de toekomst, die wenkt.
Spr. heeft zijn titel ontleend aan Paulus brief
aan Efeze, waar de Apostel wijst op de roeping der
geloovigen, den tijd uit te koopen, vs. 16, dewijl de
dagen boos zijn.
De Apostel gebruikt hier een beeld, ontleend aan
den handel, daar Efeze een handelsstad was. Hij past
dit beeld toe op den tijd.
Spr. maakt dan een vergelijking met een boer
die in den hooitijd ook den tijd uitkoopt en doet
alsof hij de kostbare oogenblikken met goud moet
^Zoo^s er ook in het leven onzer jonge menschen
een heilig uitkoopen van den tijd, een benutten van
de levenskansen door God ons geschonken.
In onzen tijd doen we alles „even", we gaan
„even" naar de stad, we gaan „even" op bezoek enz.
We leven snel en vluchtig. Er bestaat tegenwoordig
maar één record, het snelheidsrecord.
Er zijn menschen die zeggen; laat de jeugd zich
uitleven en genieten van de zonnige jeugdtijd. Deze
richting wint veld, zelf onder ernstige menschen
Maar dit leid tot tijdverspilling die doorgebracht
wordt in een roes van schijngenot
Wij moeten hiertegen in en den tijd uitkoo
pen in den dienst van God, vooral in het geestelijke,
opdat we van het in onze jeugd gezaaide mogen
wegdragen met volle armen. Het heden duurt zoo
kort en het is van God gegeven, daarom besteed
uw tijd goed en verstaat uw taak. De taak der lente
is de taak der vorming zoo in de natuur als wel
in het menschelijk leven. De lente is prefetie van den
zomer, welnu, juist daarom moeten wij in de lente
des levens den tijd uitkoopen en niet zooals de
wereld veeal doet uitverkoopen.
Wij willen daarom niet alle vreugde bannen uit
het jonge leven, maar wij willen de Harmonie tus
schen jonge vreugde en jonge ernst, eerdat de kwade
dagen komen, met een jeugd die nog zingen an
,van jeugd en Moed en Kracht.'
Voor de corming van de jeugd wees spreker op
de eerste plaats die daartoe het gezin inneemt, den
jeugdige past dankbaarheid en waardeering voor
leiding der ouders.
In de tweede plaats wees spreker op de plaats
der kerk van Christus in deze vorming en op het
groote belang van trouw catechisatiebezoek.
En in de derde plaats komt het vereenigingsleven
als een middel door God gegeven om onze jonge
menschen te bekwamen en om den tijd uit te
koopen. Mits gedragen door het ootmoedig gebed
„Laat mij willen en niet willen wat Gij wilt en njet
Gezongen werd ps. 119:5 en 53 onderwijl werd
gecollecteerd.
Maar, vraagt spreker, geldt die roeping nu wel voor
onzen tijd? Zij mag gegolden hebben voor 40 jaar
bij de oprichting van den Bond, maar is dat nu nog
hewy,een onzen tijd en onze jeugd zijn toch zooveel
^Padvinders en sport hebben op onze jeugd een
veel grooteren invloed dan de J. V. Moeten wij
onzen koers nu niet wijzigen?
Wij moeten hierbij letten op het feit dat niet het
hart des menschen verandert maar .wel de tijds
omstandigheden, of moeten we letten op den in
vloed van den geest dezer eeuw? En wat blijkt
dan? Dat we onzen koers niet moeten veranderen,
en als bewijs voor dit beweren staan daar onze
meisjesvereenigingen. Als wij onze koers hadden
moeten wijzigen, zouden de M. V. geen veertien
dagen zijn blijven bestaan, want als jongens zich
nog eens in een saaien hoek laten dringen, de meis
jes in geen geval, die springen er direct met een
lach weer uit.
En daarom blijft het roeping „de tijd uitkoopen'
omdat de dagen boos zijn. Ten dage van Paulus,
door geloofsvervolging enz. maar ook onze dagen
zijn boos en dat niet alleen op economisch terrein
maar misschien nog meer op gestelijk gebied.Als
men let op dezen tijd dan zegt men NU den tijd uit
koopen ,n blijft ons oude Bondsideaal.
Zelfs een prof. Treub heeft indertijd gewaar
schuwd tegen de slapheid van onzen tijd. Hij maan
de tot het strak houden van het beginsel dat een
man als dr. Kuyper kracht gaf.
Wanneer onze jongeren vroeg in hun leven God
zoeken en in Gods kracht persoonlijk den tijd uit
koopen en in gehoorzaamheid aan Gods woordzich
in het heden vormen, dan kunnen zij nog vol idea
lisme zingen:
„Het leven ons geschonken,
Nog vol, nog rijk en schoon,
Nog met den glans omblonken
Van jonkheids bloesemkroon;
Zij aan Gods dienst geheiligd,
In arbeid vreugd en strijd,
En door Zijn vrees beveiligd
Voor d' afval van den tijd."
Na samenzang van ps. 79:7 sloot ds. Dijk deze
vergadering met dankgebed.
Gaarne geven we aan dit epistel van een dertien
jarigen scribent een plaats.
Redactie.
OLIVIER CROMWELL.
Den 25sten April van het jaar 1599 werd, te Ram
sey, een dorp een paar uur ten noorden van Londen,
een jongetje geboren, die van veel belang voor
Engeland zou worden.
De jongen kreeg den naam Olivier.
Hij groeide voorspoedig op, en leerde veel wat
hem later goed te pas kwam. Terwijl Olivier
Ramsey opgroeit, gebeurden in Engeland treurige
^IrPhetzelfde jaar, dat onze bekende stadhouder
Maurits ad patres ging, werd de troon Engeland
beklommen door een trouweloos vorst. Karal I is
zijn naam in de geschiedenis.
Hij had gehoord van de Oostersche despopen met
hun onbegrensde macht. Zoo moest ook hij regee-
ren; h£l Engeland moest in het stof vallen voor
dien grooten koning. Maar 't Engelsche volk dacht er
anders over dan hun koning.
Hij wou ook feesten geven, maar dan had hij
geld noodig, véél geld, en daar zijn eigen vermo-
:n dit niet toeliet, richtte hij zich tot het volk.
Nu ja, Karei kon wel geld krijgen maar dan
moesten zij ook invloed op 't bestuur hebben Dan
mocht de koning geen despoot meer wezen, hy
moest de belangen van het volk met de vertegen
woordigers bespreken.
Hij beloofde het maar. voor hoe lang?
Want er waren voorbeelden genoeg te noemen van
Ka£v»Tel!f S5Ü was, da. h» trouwde met eer.
R DM «fSte btl de Protestanten groote ergernis
Die Protestanten bestonden uit de lden van de
Staatskerk de Anglicanen, wiens leer nog in vele
dingen ami dt Roomsche herinnert en de strengere
Engelschen, de Puriteinen.
De verontwaardiging was groot en was het won
der dat de geheele bevolking in opstand kwam, Ja
dat zelfs de heldhaftige Schotten van hun hoog
landen afrolden Engeland in, want Karei had ge
poogd ook dit land onder zijn bestuur te brengen.
Nu werd de toestand hachelijk voor den koning,
en hij gaf het volk gehoor, zoodat er een vergade
ring opleroepen werd. Een van deze die naar Lone
den trokken was Olivier; hij was van een knaapje
opgegroeit tot een kloeke stille jongeman Deze jon
geman had echter iets, wat zoovele jongelieden mis
fit hij rekende met God en dat is de oorzaak ge
weest dat Cromwell, ondanks zoovele rampen en
tegenspoeden, doorwerkte en zoo Engeland machtig
mzooteging Cromwell naar Londen, ^ng vergaderde
de koning met zijn onderdanen, doch het kwam tot
geen besluit. Een burgeroorlog scheen °uvermijtlelijk
Dat deed Olivier pijn, maar de plicht, de koele
plicht is dikwijls niet te ontwijken.
o4n "elkamder s
leser dat tegen den
koning streed) had een bekwame generaal, niemant}
anders dan onze vriend Olivier.
Met dit geoefende leger wilde Cromwell de En
gelsche koning verjagen of verslaan.
Nu het eerste gelukte hem. Na vier jaar bangen
krijg vluchtte de in 't nauw gedreven koning naajr
Schotland. Doch deze leverden hem over aan den
StWa^moest men doen? Moest men hem doodden
als een misdadiger? Na lang wikken en wegen moest
de koning het schavot beklimmen. Zoo was er een
eind gekomen aan dat onbeperkte gezag van dien
E°DgeelESf.rïiod. Wie moest die moeilijke
post vervullen? Het moest een bekwaam man we-
ZeDaar Olivier aan die eischen voldeed werd hem
de macht opgedragen met den titel Lord-protector.
Cromwell wou Engeland doen bloeien. Engeland,
dat overal door de zee bespoeld werd, leende zicti
uitstekend voor de handel. Nederland, dat juist een
republiek geworden was, sloeg in de handel een
goed figuur.
Hij wilde met Nederland één staat worden. Maar
daar hadden de vrijheidslievende Hollanders geen
ooren naar. Goede buren blijven, dat wilden ze wel,
maar niet één staat. Goede buren blijven, ach wat
is dat mooi, maar de twee handelslanden konden
op den duur geen goede vrienden blijven!
Eerst kwam er jaloezie, en daarna oorlog. Een
bange krijg, die op zee gevoerd werd. Na een paar
jaar sloten ze vrede. Engeland had het gewonnen.
Een van de vredes bepalingen was, dat het kleine
Oranje prinsje, Willem III, niet aan de regeering
mocht komen.
Dat wou J. de Wit wel doen.
Was de machtige Puritein dan bang voor 't kleine
zwakke prinsje?
Doch alles ging ook voor Cromwell met voor de
de wind. Sluipmoordenaars trachtten hem van zijn
leven te berooven. Die droeve ernst van den Puri
tein hing sommige menschen de keel uit. Doch men
kan het alle menschen niet naar den zin maken. Dat
kan geen mensch, die als zondaar te midden van
zondaren ter wereld komt.
Twee zijner zonen waren in den burgeroorlog ge
vallen en zijn dochter was ernstig ziek.
Er was geen hoop meer. En ja, zijn dochter stierf.
Dat schokte Cromwell zeer. Spoedig daarna stond
er weer een ziekbed in 't paleis. Nu van Cromwell
zelf. Cromwell streed de laatste en zwaarste strijd
van zijn leven. Hij wou weer leven en werken voor
zijn volk, maar toch hij verlangde ook wel eenigs
zins naar de rust, waarin men niet gestoord wordt.
Het heele Engelsche volk leefde mee. Sommigen
baden om genezing en sommigen hoopten dat het
af zou loopen.
Helaas het laatste gebeurde.
Rondom de stervenssponde stonden zijn vrouw
en kinderen, die hem nog resten.
Even dacht Cromwell er nog aan wie zijn taak
zou overnemen.
Z'n zoon Richard? Neen die was er niet voor be
rekend. Later zien we in de geschiedenis dat Willem
III, die Olivier niet aan de regeering wou hebben,
zelfs in Engeland koning werd.
Met een heesche stem sprak de Puritein nog een
maal in de stille: „God is goed.ja dat is hij.
God is goed."
Engeland was zonder roerganger.
Cromwell was niet meer.
Uit deze geschiedenis ziet men dat men niet
alleen moet werken, maar ook bidden, dat men zich
niet moet laten ontmoedigen door tegenspoed, maar
zijn toevlucht bij God zoeken, die menschen stelt tot
groote dingen.
om