Tulpen-Ziekten
Buitenland
Nieuwstijdingen
Een bedriegelijk masker
Doopsgezinde
Gatechisantenkampen
Nieuwe culturen, nieuwe zorgen.
De Tulpenteelt is hier betrekkelijk nieuw. Werd
tot voor enkele jaren terug door slechts een paar
'tuinders tulpen geteelt, thans ziet men akkers vol,
zoowel hier als elders.
Vele zijn begonnen met de tulpenteelt, zonder
eenig besef en begrip van de cultuur en handel.
De groenten in alle vorm en kleur, ze gaven en
een slechte oogst en daarbij een slecht financieel
resultaat.
Dat men dan met andere teelten begint, is te
begrijpen. Echter wordt zoo vaak vergeten dat men
met nieuwe culturen ook nieuwe zorgen krijgt ten
opzichte van niet vooraf bedachte zaken.
Zoo noemen wij slechts een onderdeel van de cul
tuur, waar wij onze volle aandacht aan hebben te
schenken, willen wij niet een deel van onze tulpen
winst verliezen, Tulpenziekten.
De cultuur is nog jong en wordt nog maar enkele
jaren beoefend, dus veel kennis en practische er
varing is van ziekten nog niet opgedaan, maar dat
kan en mag zoo niet blijven.
In deze winter is er een cursus in tulpen-ziekten
geweest, die door 'n 20 personen te Broek op Lan-
gendijk is gevolgd, maar wij meenen dat veel meer
tulpenkweekers zich wel wat hadden mogen bekwa
men in dit onderdeel van ons bollenvak.
We voelen alles voor het practische deel, er gaat
niets voor het practische, maar wie becijferd eens
de onkosten als in deze zaak men de practlijk laat
leeren?
Als men een artikel leest, zooals laatst in „Hobaho
(No. 49) waar men ten opzichte van ziektenbestrij-
ding de Langendijker tuinders als voorbeeld stelt,
hoe men het niet moet doen, dan geeft dat wel te
denken.
Van verre ziet men de waarheid beter dan dicht
bij. En wat men schreef, was waar. Laten wij onze
plicht dan ook bij deze cultuur niet verzaken, en
daarom hoop ik ook aan mijn plicht te voldoen om
op deze wijze mede te werken aan het bestrijden
tulpenziekten, door ze te beschrijven.
Zooveel ziekten als in onze groentengewassen, ko
men in de tulpen gelukkig niet voor. Doch welke er
bij voorkomen, zijn van dien aard, dat men zijn volle
aandacht er wel aan dient te schenken. Ook zouden
we kunnen zeggen, dat men de ziekten die bij tul
pen voorkomen, met alle middelen moet bestrijden,
wil men tulpenkweeker blijven.
Wat ziektenbestrijding betreft, mogen wij gerust
de bollenkweekers in de bollenstreek „om de Zuid"
tot voorbeeld stellen. Men ontziet zich daar geen
kosten en moeite om zijn kraam bollen gezond te
houden, want men heeft daar gevoeld dat het moet,
wil men kunnen teelen en exporteeren.
Laten wij dat hier ook voor het te laat is, ver
staan en zich laten voorlichten en helpen.
(Wordt vervolgd). P- GLAS.
Twee treinen op elkaar geloopen.
>Op het traject Ohartres— Orleans, is tengevolge
van een verkeerden wissels tand een personentrein
op een goederentrein geloopen. De hoofdconduc
teur en een conducteur van iden goederentrein wer
den levensgevaarlijk gewond, terwijl acht reizi
gers min of meer ernstige verwondingen opliepen
Hevige aardbeving in 2J, O. Argentinië.
Eir heeft zoflals wij reeds in ons vorig nr.
reeds meldden een 'hevige aardbeving gewoed
in Tucuman, Salta en Catamarea, in het N. O.
van Argentinië. Het aantal slachtoffers is nog
niet bekend.
Die aardbevingsramp in Managua.
Uit Managua wordt volgens V. D. gemeld-,
dat het vuur nog in verschillende wijken voort-
woedt en alles bedreigt te vernielen wat nog ge
spaard is gebleven. .Het blusschingswerk wordt
buitengewoon bemoeilijkt door gebrek aan wa
ter. De Amerikanen die aan het reddingswerk
deelnemen, zijn thans met kracht begonnen, de
verwoeste gebieden te ontruimen met behulp van
vliegtuigen ,die ter beschikking zijn gesteld door
de Pan-Amerikaansche spoorwegen en marine.
FEUILLETON
Bijna tweehonderd vrouwen en kinderen zijn naar,
Corinto gebracht, waar zij zich aa nboord hebben
begeven van het vrachtschip ,,Ohaumont dat
naar San Francisco zal vertrekken en aan boord
van een marinevaartuig, dat de slachtoffers naar
New YYork zal brengen.
IIntusschen brengt het gebrek aan goed
drinkwater de grootste ellende met zich mede.
Een der zuiver water leverende bronnen is to
taal verontreinigd. De bronnen, welke nog goeid
water bevatten wo,rden zorgvuldig bewaakt,
Mariniers en soldaten patrouilleeren door de
straten om plunderingen te voorkomen. Zooals
reeds gemeld ,zijn drie bandieten op staanden
voet doodgeschoten.
Door de aardbeving verrast. De lij
ken van veertig vrouwen gevondem.
In een meertje in een krater van een uitgedoöf-
den vulkaan heeft men de lijken gevonden van
40 vrouwen. Tal van vrouwen hadden de ge
woonte in het meer haar wasch te doen. Blijkbaar
zijn deze 40 vrouwen door de aardbeving verrast
en in het meer geworpen.
Bedreiging met hondsdolheid.
Een nieuwe verschrikking bedreigt de inwo
ners van Managua. Er zwerven een groot aantal
honden door de straten, die geen eten en geen
drinken hebben. Reeds zijn er verscheiden ge
vallen van hondsdolheid geconstateerd. Er is
een patrouille uitgezonden met opdracht om
alle rondzwervende honden dood te schieten.
Een andere patrouille heeft, bevel gekregen de
gedood© dieren te begraven.
Twintig plunderaars doodgeschoten
Amerikaansche mariniers hebben twintig plun
deraars doodgeschoten.
Die Duitsch-Oostenrijksehe handelsovereenkomst
Een tolverbond met Nederland?
Men meldt uit Brussel aan de ,,N.R,.Crt."
De Volksgazet" het onder leiding van oud
minister Huijsmans staande sociaal-democratische
dagblad slaakt een noodkreet, naar aanleiding
van het Duitsch-Oostenrijksche tolverbond, en
vreest voor het opgeven van het vrijhandelbegin
sel door een conservatieve Britsche regeering,
welke de plaats -van het kabinet R.amsay Mae-
Donald zou kunnen innemen.
Iln afwachting dat het ideaal van Briand ver
wezenlijkt wordt, meent het Antwerpsche blad
moet België zich zelf behelpen en een tolverbond
sluiten met Nederland. Bezwaren die vroeger kon
den bestaan, schrijft de Volksgazet, zijn vandaag
verdwenen. Sedert de industrialiseering van Ne
derland, zijn de twee landen zoo bij elkander aan
gepast, dat de etolbarriere kan worden neerge
slagen, tot grooter welvaart van beide partijen
Doodslag bij een bokswedstrijd.
In Mexico is het bij een bokswedstrijd tot op
windende tooneelen gekomen, toen een vain de
beide boksers zijn tegenstander met een jiolk
doodstak. 7
De moordenaar stond op het punt te verliezen
Na den gongslag voor een der laatste ronden,
sprong hij plotseling van zijn stoel op en stiet
zijn tegenstander een dolk in de borst. Met bloed
overstroomd zakte het slachtoffer ineen.
De ongelukkige stierf reeds op weg naar het
ziekenhuis. De dader is onmiddellijk gearresteerd
Toen hij naar de gevangenis werd overgebracht
moest de politie hem tegen de woede van het pu
bliek, dat hem wilde lynchen, beschermen.
Auto tegen een huis gereden.
De burgemeester van Eist overleden.
In ons nr. van Zaterdag plaatsten wij reeds het
bericht over het te pletter rijden van een auto
op het Hoekske op Langenboom, gemeente
Escharen bij Grave, In de auto zaten mr. E. J.
O. baron van Hovell van Westerflier, en 'Wee-
zeveld, burgemeester van Eist, benevens nog 2
andere heeren, een dame en drie kinderen.
De burgemeester overleed pl.m. twee uur na
het ongeval ter plaatse. Zijn lijk is naar het gast
huis te Grave vervoerd. De overige inzittenden
bekwamen zoo goed als geen letsel.
Baron van Hovell tot Westervlier is in 1880
geboren en-was dus 51 jaar oud. Op 15 Febr.
1911 werd hij benoemd tot burgemeester van
Eist, als opvolger van G. W. A. W. baron van
der Felts. Voor deze benoeming was hij griffier
bij het kantongerecht te Helmond. Toen in -den
vroegen morgen de mare van het ongeluk te Eist
bekend werd verwekte het groote deelneming.
De heer van Hovell was een zeer geziene per
soonlijkheid die zich op verschillend terrein zeer
verdienstelijk maakte. O.a. was hij commissaris
van de Betuwsche stoomtrammaatschappij en v.
de N.V.vI A. Moll's A.T.I-M.
„Waart gij heden ook bij ons uitstapje tegenwoor
dig', heer luitenant?"
„Ja, ik had die eer."
„Werkelijk? Maar gij waart dan bijna onzicht-
ba,Waarschijnlijk omdat ik mij in de schaduw
hield," antwoordde de luitenant lachend.
„Ik inteegendeel had er op gerekend u tot mijn
cavalier te hebben."
Ach, waardste mevrouw, gij kent mijne vrees
voor het geluk. Het is steeds bedriegelijk; en daaren
boven weet ik immers dat het voor mij niets meer
dan een dwaallicht is."
Gij wildet alzoo mijn cavalier niet worden?
vroeg Mathilde en zag den jongen man aan met
een onwederstaanbare uitdrukking in hare oogen.
Had dit alleen van mijnen wil afgehangen, dan
De luitenant bleef zwijgen, want het duizelde hem
onder Mathilde's glanzenden blik.
„Welnu? Voltooi toch uwe phrase.
„Dan zou ik al de anderen hebben weggejaagd;
maar nu
„Verder!"
„Nu hing het ook van u af, genadige vrouw.
„En wat volgt hieruit?"
„Dat gij zelve verkozen hebt dit geluk aan kapitein
Stuart te schenken. Waar de zon mij niet beschijnen
wil ben ik wijs genoeg om hare stralen niet vruchte
loos te willen achtervolgen. Ik stel mij dan voor een
keer tevreden met die der maan."
VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Den volgenden dag deed- de graaf officieel aanzoek
AUTOBOTSING.
Een doode, twee gevonden.
Bij de brug over de Karnemelksloot in den rijks
weg bij Naarden zijn twee auto's tegen elkander ge
botst tengevolge van het slippen van een der beide
wagens, die uit de richting Amsterdam kwam. Beide
wagens werden sterk gehavend. Twee lichtgewonden
werden door een passeerende auto naar Bussum
overgebracht. Een passagier in de auto, die uit de
richting Naarden kwam, de 50-jarige heer Janus
uit Amsterdam, werd zwaar gewond. Hij werd met
de inmiddels gerequireerde ziekenauto van de Ma-
jella-stichting te Bussum vervoerd, maar overleed
tijdens het vervoer aan de bekomen schedelfractuur.
AUTOBUS OMGESLAGEN.
Een dame gewond.
Te Wageningen, op het kruispunt Grintweg—
Harnjesweg had een aanrijding plaats tusschen de
autobus van den heer R. van de Weerd uit Benne-
kom gaande naar Wageningen en een vrachtauto
van de firma De Gruyter uit Arnhem, die den
Harnjesweg afkwam. De autobus viel door den schok
geheel om. Van de drie passagiers, twee dames en
een heer, kreeg een der dames, mej. G. A. L. Leye-
weert uit Rotterdam, een wonde aan haar been. Zij
werd per brancard naar „Ziekenzorg" gebracht en
daar verbonden. De overige personen bleven zoo
goed als ongedeerd. De materieele schade is aan
zienlijk. Het uitzicht ter plaatse is zeer slecht.
arn-tusscchHareneenme oopwd-immKcc Baam7H
om Mathilde's hand en bij het diner dronk men de
gezondheid van het bruidspaar. De verloving zou
echter een familiegeheim blijven tot Rosersberg ge
heel voltooid en in den herfst door de schoone eige
nares betrokken was.
Na den maaltijd naderde de ritmeester Mathilde.
„Ik wensch u geluk met de behendigheid waar
mede gij uw spel gespeeld hebt," sprak hij. „Het
heeft u eene gravenkroon van een onmetelijk ver
mogen bezorgd, en aan mijnen vriend Thorenhjelm,
zoo het geluk hem gunstig is, het uitzicht geopend
op een levenslang verblijf in het gekkenhuis." Hij
verwijderde zich zonder haar antwoord af te wach-
Des avonds zat men in de tuinkamer. De luitenant
was naar de stad gereden, ook de ingenieur en de
scchilder waren afwezig, zoodat het gezelscchap be
stond uit de familie benevens den graaf en kapitein
Stuart. Men sprak over Italië.
„Gij hebt een geruimen tijd in Pisa vertoefd, niet
waar barones?" vroeg de kapitein aan Mathilde.
Zijantwoordde bevestigend maar tevens met een
vlugtigen blos.
Een jaar geleden," vervolgde hij, „doorreisde ook
ik "dit gedeelte van Italië en nam tusschen Pisa en
Piombino mijnen intrek in eene bekoorlijke lande
lijke woning. Ik vond er eenen Zweed en ook eene
Zweedsche vrouw."
Kapitein Stuart zweeg een oogenblik en zijne don
kere oogen rustten op Mathilde.
„Vermoedelijk een echtpaar?" vroeg de oaron.
„Neen, heer baron," antwoordde Stuart. De Zweed-
sche vrouw was gehuwd met een Toskaner, en haar
I landsman, een naar het scheen vermogend edelman,
had tengevolge van een wonderlijken inval hier
1 zijne woonplaats gevestigd."
i Marie verbleekte en de ritmeester keek uitvor-
schend den kapitein aan, die met een eigenaardigen,
onheilspellenden glimlach den blik op Mathilde ge-
vestigd hleled, terwijl hij voortvoer;
i De Toskaner vertelde mij de aanleeiding tot zijn
huwelijk met een Zweedsche vrouw; 't was een merk
waardig verhaal."
MOTORFIETS GESLIPT.
De rijder ernstig gewond.
Een technisch student uit Delft, die op zijn motor
fiets op weg was van Delft naar Utrecht, is te
Nieuwersluis geslipt. In zorgwekkenden toestand is
hij naar het ziekenhuis te Utrecht vervoerd.
Wij ontvingen een exemplaar van het propagan
danummer van „Onze Kampkrant" met volledige
mededeelingen omtrent de 12 jeugdkampen, die we
der op verschillende plaatsen in ons land in de a.s.
zomervacantie zullen worden organiseerd voor jon
gelieden van 13—18 jaar en voor ouderen van 19
tot 30 a 35 jaar.
In de twaalf jaren, waarin dit zomerwerk be
staat, is de belangstelling er voor sterk toegeno
men en wij willen met genoegen de aandacht op
dit werk vestigen, in 't bijzonder van de Doopsge
zinde lezers.
De propagandakrantjes zijn kosteloos bij alle
Doopsgezinde kerkeraden verkrijgbaar en worden
overigens ook op aanvraag gaarne kosteloos toege
zonden door de afd. pers en propaganda der A. K.
C„ F. H. Sixma, Turf singel 28 te Gouda.
Uit het voorwoord van „Onze Kampkrant" stip
pen wij het volgende aan:
Daar zijn we weer met onze zomerplannenEen
heele kampkrant vol met allerlei nieuws over onze
kampen, waar we dezen zomer weer honderden jon
gens en meisjes willen ontvangen om te genieten
van alle vreugden, die het kampleven ons schen
ken kan.
O, die vreugden van ons kampleven! Heerlijk is
het, te genieten daarbuiten in de vrije natuur, op
de heide, in de bosschen, op het water, ver weg van
alle dagelijksche vormen en plichten, van steedsche
drukte en rumoer. Alles van je af te gooien, wat je
in je dagelijksch leven als een eng keurslijf omknelt
en je vrij te voelen, heelemaal vrij. Vrij van school
plichten, vrij van alle kleine dagelijksche verdriete
lijkheden, vrij ook van de veelsoortige veermaken,
die het stadsleven biedt en die toch zoo dikwijls
zonder eenige inhoud zijn. O, die heerlijke vrijheid
van ons kampleven!
Wij willen in ons kampleven die vreugden en die
vrijheid ten volle genieten. Wij willen ons om niets
bezoorgd maken, dat n in ons dagelijksch leven zoo
dikwijls kwellen kan. Wij willen andere menschen-
kinderen zijn! -Wij willen uitgooien dat dor-de-
weeksche pakje van allerlei doode gewoonten en van
sleur en frisch en vrij genieten van alles, wat de
natuur ons biedt, van alles, wat prettige kameraad
schap en onbezorgde jeugd maar geven kunnen.
Maar.zou dat het eenige zijn, dat we in ons
kampleven willen zoeken? Is pret en jool en het
ver weg zijn van ons dagelijksch sleurleven het
hoogste, dat het kamp ons bieden kan? Of zou daar
nog iets meer zijn? Zou het ook zóó kunnen zijn, dat
nog een ander verlangen ons dreef, een verlangen,
dat we zoo ineens niet onder woorden kunnen bren
gen, maar dat toch in ons leeft en in ons hart
werkt?
Heb je nooit eens op een heel mooie avond ergens
buiten gewandeld, zoo heelemaal bulten, waar alle
geluiden van het stadsleven verstomd waren? En
dan die prachtige sterrenhemel boven je en om je
heen de vage omtrekken van alles, wat je in de
duisternis maar heel onduidelijk zien kon: de riet-
bosschen langs den waterkant, de boomen langs den
weg, een hooiberg, een schuin, een huis in de verte.
En dan was het stil om je heen, alleen wat geruisch
van de wind door de boomen of langs de rietplui
men en het werd daarbinnen bij je ook stil.
Dan kon zoo'n intens gevoel van dankbaarheid in
je opkomen, dankbaarheid, omdat je leven mocht
en omdat je zooveel, zoo heel veel van je jonge
leven verwachtte. En je wilde, dat je toch altijd
maar zóó blij en zóó dankbaar zijn kon, je wou goed
zijn en je zou alles, wat je in je leven van eiken
dag verhinderde om goed en lief en hulpvaardig
voor anderen te zijn, wel zoo van je willen afschud
den. Dat waren heerlijke oogenblikken, waarvan de
herinnering je later helpen kon, als je 't eens moei
lijk had met jezelf of met anderen.
En nu willen wij in ons kampleven vooral ook deze
heerlijke oogenblikken beleven; wij willen ze samen
beleven. Wij willen het voor elkaar weten, wij dur
ven het elkaar te toonen, dat wij behoefte hebben
aan dat gevoel van dankbaarheid en blijdschap,
omdat anderen ons willen geven van hun kameraad
schap, van hun eerlijkheid en hulpvaardigheid en
omdat wij van het onze aan anderen willen geven.
„Veel voor anderen te wezen,
Hen te helpen, altijd weer;
Och, mocht dit de vreugde worden,
Die ik bovenal begeer."
Het besef, dat wij niet allereerst voor onszelf op
de wereld zijn, maar dat onze hooge roeping, nu nog
als jonge menschenkinderen, maar later ook midden
in het harde leven, is: een zegen te zijn voor ande
ren.
Reglementen zijn vaak nare dingen met een heele-
boel dorre en droge woorden. Maar in het reglement
van onze kompen staat één héél mooi ding: Onze
kampen willen den geest van Christus in het per
soonlijke en maatschappelijk leven Bevorderen. Over
deze „geest van Christus" is al eeuwen lang ge
praat door duizenden en millioenen menscchen.
Men heeft gemeend, dat deze geest, deze levenshou
ding, het beste was vast te leggen in één vorm, in
één bepaalde leer of in één stelsel, waaraan nie
mand iets mocht veranderen en dat ieder precies
letterlijk moest onderscchrijven en gehoorzamen.
Christus deed zijn geheele leven niets anders, dan
andere menschen tot zegen zijn; Hij heeft er zijn
leven aan gewijd. Wanneer wij nu memt ons kamp
werk den geest van Christus willen bevorderen, dan
willen wij trachten te begrijpen en toe te passen dat
verspje, dat we zoo straks nog even in herinnering
terugriepen: „Veel voor anderen te wezen".
Wij stippen nog even aan waar en hoe deze kam
pen gehouden worden.
Er zijn verschillende soorten van kamepen, voor
jongens en meisjes afzonderlijk, georganiseerd door
de Algem. Kamp-Commissie als onderdeel van het
werk van de Vereeniging voor Gemeentedagen van
Doopsgezinden.
Deze kampen zijn gesplitst naar den leeftijd: tel
kens komen groepen van meisjes of jongens van 13
a 14 tot 16 jaar of van 16 tot 18 a 19 jaar in één
kamp. Zoo hopen wij dezen zomer te organiseeren:
2 jongenskampen in tenten te Elspeet op de Ve-
luwe;
2 meisjeskampen in het Broederschapshuis te
Elspeet op de Veluwe;
2 jongenskampen in tenten te Steenwijkerwold;
2 meisjeskampen in tenten te Steenwijkerwold;
2 jongenskampen in het „Kraggehuis" te Giet
hoorn;
2 meisjeskampen in het „Kraggehuis" te Giet
hoorn.
Het is gewenscht, de aanmelding voor de kampen
zoo vroeg mogelijk te doen. Sommige kampen zijn
vrij spoedig volteekend.
Verdere inlichtingen omtrent de kampen worden
gaarne verstrekt door het secretariaat of door den
propagandist.
Weder bleef hij even zwijgen.
„Wel, mogen wij dan dat verhaal ook hooren?"
vroeg de gastvrouw.
„O ja, met genoegen."
„Willen wij niet eerst eene wandeling gaan ma'
ken?" viel Mathilde hem in de rede. „Het is zulk een
schoone avond, vindt gij ook niet, papa?" vervolgde
zij en liefkoosde haren vader.
„Neen, kind, ik blijf liever waar ik ben, en luister
naar kapitein Stuarts verhaal. Maar gij, jongelieden
kunt immers alleen gaan?"
„Als gij blijft, papa, blijf ik ook," antwoordde Ma
thilde en wisselde met Marie een onrustigen blik,
die den ritmeester niet ontging.
Ebba zat stil en peinzend aan het geopende ven
ster der tuinkamer.
Er is eene kamenier van mijne vrouw in Italië
gehuwd, tijdens haar verblijf aldaar; welligt is het
dezelfde persoon," hervatte de baron.
„Dat is niet waarschijnlijk," antwoordde Stuart
met het oog op Mathilde, die bij deze woorden
scheen te herademen. Langzaam echter, als om haar
de foltering des te scherper te maken, vervolgde hij
„Ofschoon zij werkelijk naar haar zeggen bij eene
zekere barones Remmer zou gediend hebben."
Dan is het ook het kamermeisje van mijn vrouw
geweest, want voor zooveel ik weet was geen ander
mijner bloedverwanten ooit zulk een geruimen tijd
uitlandig." j
„En toch verzeker ik u, heer baron, dat het de
barones niet kan geweest zijn."
„En waarom niet?"
„De omstandigheden bij het huwelijk dezer kame
nier zijn van dien aard geweest, dat men zoo iets
niet wel onderstellen kan bij de barones en hare
dochters; er was toch daarbij eene intrigue in het
spel, die in alle stilte in zulk een edele familie ge
speeld werd," zei de kapitein lachend.
„Maar het zou toch wel aardig zijn die geschie
denis eens te mogen hooren," merkte de baron aan,
schijnbaar niet geheel op zijn gemak.
„Maar, heer baron, ik houd het nu niet langer
voor zeer kiesch," antwoordde de kapitein.
Marie zag Stuart smeekend aan; deze deed echter
als bemerkte hij zulks niet.
„Maar nu, mijnheer, moet ik in vollen ernst er op
aandringen, uw verhaal te hooren, opdat ik en mijne
hier aanwezige familie ons kunnen overtuigen, dat
mijne vrouw en dochters niets met deze zaak te
maken hebben," sprak de baron terwijl hij een door
dringenden blik op Stuart vestigde.
„De zweedsche edelman, die bij het echtpaar in
woonde, droeg denzelfden naam als gij, heer over
ste," hervatte Stuart, als wenschte hij het verhaal,
de kamenier betreffende, nu te ontduiken.
„Vermoedelijk mijn oudste zoon," antwoordde de
overste bekommerd. „Ten gevolge eener zielsziekte
houdt hij zich meestal op in de omstreken van
Pisa."
„Het was belangwekkend," sprak Stuart, zweeg
weder, stond vervolgens op en voegde er nog bi):
„Vergun dat ik mijne kennissen uit Pisa verder rus- -
ten laat."
„Maar gij zegt ons geen woord van mijne* zoon!
riep de vrouw van den overste uit en naderde den
kapitein. „Hoe gaat het hem? Ach, mijnheer, zeg ons
toch een enkel woord omtrent zijnen toestand!"
„Hij is stil, afgetrokken en treurig, maar overigens
gezond naar ziel en lichaam," antwoordde de kapi
tein. „Hij vergezelde mij op mijne reis van Pisa dooi
Tyrol en Oostenrijk; maar te Weenen scheidden w
Hij is voornemens in den herfst naar Zweden te
komen; van zijne familiebetrekkingen sprak nu
echter volstrekt niet. Hebt gij wellicht kortelings
tijding van hem gehad?"
„Hij schrijft zeer zelden en wij hebben sedert ge
ruimen tijd niets van hem gehoord," zeide de baron
„Hij komt dus naar Zweden?"
„Ja, zeer zeker."
„Zoo. En nu krijgen wij de geschiedenis van »ei
kamermeisje?"
„Maar
„Geen maar, mijnheer. Wees zoo goed hier"1
mijnen wensch te vervullen."
(Wordt vervolgd).