HollSr^ehS^tT !hwi3S gfe.!chi?per'
Voor Verstrooiing en Verpoozing j
Voor onze Lezeressen
naar Brandwijk.
Amsterdam. E.
naar Ben Haag.
Klingeier, naar Zuidscharwouïde. "i. Wever U s5uisknecht, naar Wieringerwaard.
met gezin, arbeider naar St.-Pancras. H van ,^^-l oorbach, dienstbode naar Wieringerw.
Eiijk met gezin, schipper naar Nieuwveen
■Mak, slagersknecht, naar Harenkarspel.
Ii»ai TT iCiiiigti >v
Wagenaar, leerlingverpleegster naar Amster
dam. A. Balder, zonder beroep, naar Velsen,
Ll muiden.
Een wijsglas als fontein.
Als men met een vochtigen vinger over de
rand van een wijnglas strijkt, zal het glas een
doordringend geluid laten hooren. Doet men het-
DE BROOM VAN WIMMETOU.
Hans mocht met zijn moeder mee gaan^wun-
kelen. Bat vond hij heerlijk, want vandaag wa-
ren het juist allemaal inkoopen in een «roof
warenhuis, waar van alles en nog wat te zien
was. Reken maar dat hij zijn oogen goéd den
kost gaf. Tenminste, hij keek aandachtig naar
alles wat er uitgestald lag. Op zijn moeder lette
hij eigenlijk niet, Em zo okwam het, dat hij haar
na een tijdje in het gedrang kwijt raakte
Daar stond Hansje nu, Ja, hij liep wel zoo'n
beetje heen en weer om zijn moeder te zoeken
maar dat gaf toch niet veel. Hij hoopte maar'
dat zij zich niet ongerust zo umaken en ging
zoolang bij de groote cassa staan. Daar zou»
zijn moeder nog wel even komen kijken, voordat)
zij naar huis ging. Maar zij had nog héél wat)
boodschappen te doen en zou zoo. gauw niet te
rug zijn.
Er stond ergens een bankje en daar ging Hans
o pzitten. Nu was hij uit het gedrang. Em schuin
achter hem. stond een groote tafel met speelgoed.
Daar mocht hij wel niet aankomen, maar hij.
mocht er in ieder geval naar kijken. Wat lag
daa rveel moois bij elkaar! Het mooiste vond
hij nog een tent met een roodhuid er voor en eep
hoer een eindje er vandaan. Ko'n hij maar een
kijkje nemen binnen in de tent.
Em meteen zat hij in de tent. Het vreemdste,
was, dat hij er zich niet eens over verbaasde.
Het was, of hij zijn leven lang in tenten en on
der de roodhuiden had geleefd. Hij was zelfs
geheel als cowboy gekleed en had een revolver
in zijn gordel.
Daar werd de tent geopend en de Indiaan, dien
hij ervoo rhad zien zitten, k!wam binnen.
/Waarom komt mijn blanke broeder Kruit
damp tot mij?" vroeg hij beleefd.
En Hans antwoordde, alsof het de gewoonste
zaak ter wereld was: „Ik maak al dagen lang
tevergeefs jacht op de groote grauwe beer. Ik
geloof, dat hij zich nu verscholen heeft in de
bossehen op uw jachtterrein. Als gfij het goed
vindt, Wimmetou, zullen wij samen uittrekken
om dezen schrik van het \éoud onschadelijk te
maken." -
Wimmetou zweeg. Als antwoord ha/alde hjij
slechts een pijp uit zijn leeren zak, de Hans
zoo vertrouwde vredespijp. Hij stak haar aan,
deed er eenige trekken aan en gaf haar toen
zonder een woord te zeggen aan Hans.
Hans rookte op zijn beurt de vredespijp. In
werkelijkheid had hij nog nooit gerookt, maar
nu in zijn droom vond hij het heel gewoo.tr,
even gewoon als de berenjacht en zijn vriend
schap met den grooten Wimmetou.
Toen Hans zijn pijp had gerookt en haar aan
.Wimmetou teruggaf, begon deze éindelijk te
spreken.
„Blanke broeder," zei hij, „het is vandaag
volle maan. Als de groote geest ons gunstig
gezind is, zullen wij de grauwe beer bij de rivier
vinden."
Toen traden zij beiden uit de tent. Voor hen
strekte zich de prairie uit zoover het oog kon
zien. Aan den eenen kant wend zij begrensd
door een ondoordringbaar woud. De prachtige
jacchthond van Wimmetou sprong om hen heen
en op een fluitsignaal van deu Indiaan kwamen
twee slanke paarden aandraven. Zij zaten er met
één sprong op, ook Hans, en grepen de teugels.
Wimmeto ureed vooraan en ging langzaam op
den boschrand toe.
Hans reed achter hem aan, een heelen tijd.
Geen van beiden spraken zij en het leek wel,
alsof zij altijd zoo door zouden blijven rijden. Het
ging maar helling op, helling af. Eeneden zich
zagen zij aan den oever der rivier een kudde
buffels ,die van de rust van den nacht gebruik
maakten om ongestoord te drinken en dan ver-
frischt hun zwerftocht door de prairie voort
te zetten. Er graasden ook herten en ander wild,
vreedzaam en zonder vijandschap als in het pa
radijs.
Maar plotseling zag Hans, hoe al die dieren
onrustig werden. Hun eigen rijpaarden spitsten
ook de ooren en de hond, die met hen meedraaf-
de, bleef als vastgenageld staan. Uit het donkere
bosch drong een eigenaardig geluid tot hen door.
Wimmetou gleed geruischloos van zijn paard
af en Hans deed hetzelfde. Zij gaven de paar
den een lichten slag op den rug en dadelijk
liepen zij weg. Alleen de hond bleef onbewegelijk
staan met overeind staande haren. Hij zocht
den vijand, die zich ergens in het donker moest
bevinden.
liet gebrom, dat zooveel -schrik had veroor-
zakt was afkomstig van de grauwe beer. Zij wa
ren hem dus op het spoor. Hans ging naast
Wimmetou in het gras liggen en beiden keken
onafgebroken naar den boschrand, want nu kon
de beer elk oogenblik te voorschijn komen. Zij,
behoefden niet lang te wachten. De beer stak
zijn kop tusschen het geboomte door en snuffelde.
Boen bleef hij rustig staan.
Hans legde zijn geweer aan en mikte, maar
Wimmetou hield hem terug en fluisterde:
„Schiet nog niet blanke broeder, op dezen af
stand kunt gij licht missen. Gij weet, dat de
beer sterk is. Wij moeten hem door list over
rompelen."
De beer scheen hen toch niet te hebben opge
merkt en liep gelukkig langzaam door. Hij ging
naar het water. „Wij hebben geluk, blanke broe-
i d.èr, sprak Wimmetou „,de wind komt naar j
ons toe en wij kunnen den vijand dus langzaam i
ongemerkt naderen."
En als oude ervaren jagers kropen zij on- j
hoorbaar door het hooge gras Ider prairie. Zij j
kwamen steeds dichter bij den drinkenden beer j
en zouden hem reeds kunnen neerschieten. Zij I
besloten echter te wachten, tot de beer w:eer j
naar het bosch terug zo ugaan. Dan konden zij j
hem nog beter treffen.
Maar wat was dat? De hond had in zijn jacht- j
ijver te vroeg geblaft en nu draaide de boer
zich om en kwam op hen af. Wat kon hij snel
loopen. Hans sprong op en legde aan. „Tre"f hem
tusschen de oogen, blanke broeder," riep Wim
metou nog. De beer was al dichtbij en verhief
zich op de achterpooten. Toen weerklonken er
twee schoten. De beer zwaaide heen en weer
en viel dood voorover. Met één sprong stond
de Indiaan naast hem en zei: „Mijn blanke broe
der heeft goeid geschoten. De vijand is dood."
Hans kwam trotsch dichterbij en keek met
belangstelling toe hoe zijn vriend den beer vilde.
Na. korten tijd lag voor zijn voeten het prach
tigste berenvel, dat hij ooit gezien had. „Dit vel
komt u toe, groote broeder. Em laten wij nu,
naar mijn tent terugkeeren om den morgen af
te wachten."
Op Wimmetou's fluitje kwamen de paanden
weer aandraven. Zij stegen op en waren spoedig
wee rbij de tent. Hans steeg af, nam het beren
vel van zijn paard en wilde de tent binnengaan,
maar toen struikelde hij over Iden idrempel en
viel languit in de donkere tent
„Maar Hans, wat doe jij hier?" zei een stem.
Het was zijn moeder, die hem wakker schudde.
Hans wreef zich de oogen u|it. „Moeder," zei
hij, „ik heb een mooi berenvel voor u meege-
nracht." En meteen greep hij naast zich. Daar
was alleen de houten bank. Toen begreep hij,
dat het alles een droom was geweest. Eerst was
hij daar heel treurig over, maar toen hij 's avonds
met zijn moeder en alle andteren in de huiskamer
was, vond hij dat toch beter dan het Wilde Wes
ten. Later, als hij groot was, kon hij altijd nog
een geweer koopen en reizen naar de jachtveldten
van Wimmetou.
vinden, öf Mies dan nooit lieve Oom zegt?
Nee beste kindje, Mies zegt wel eens „lieve
paps", of „lieve Pipa"! Heb ik je d'r even tus
schen!? En wie dat lieve briefje aan me schreef?
Lat is mijn nichtje Krullemientje. Ze heeft ook
aan me geschreven, dat ik een portretje van haar
krijg. (Is het niet Willy?) Denken jullie allemaal
eens aan portretjes. Mijn album is nog lang niet
vol. Veel oplossingen kwamen er niet binnen.
Etn de meesten er van waren nog te laat op Iden
koop toe. Denk jullie er aan de datum op je brief
jes te vermelden. En denk er vooral aan, een
half uurtje minder buiten te spelen om Oom,
Maarten een brief (of zes brieven, dat is óok
goed!) te schrijven!
Oplossingen:
LETTER O.
1. stamboon boomstam.
2. Iedereen, want wij kijken toch met twee
4.
De schrijfpen.
Potlood.
zelfde met een glas, dat men van te voren mét
water heeft gevuld, dan zal het water in zicht
bare beroering komen en tenslotte zullen, zoo
als de afbeelding het aangeeft, uiterst kleine
waterdruppels als een fontein uit het glas op
spuiten en weer neervallen.
Het week praatje van Oom Maarten.
Oom is echt in zijn sus! Oom is reusachtig in
zijn schik! En waarom? Wel omdat Oom
Maarten een briefje heeft gekregen, dat begon
met „lieve Oom Maarten". Ja ja, „lieve" Oom
stond er in het briefje. Zie je Ide meeste brief
jes beginnen met '„beste Oom Maarten", of met
Oom Maarten of zelfs wel eens met Maneer Oom
Maarten, en dat is nu wel beleefd en goed, maar
Oompje hoort toch liever, dat ze hem „'lief'''
LETTER, R,
1. Mijn eerste deel is een lichaamsdeel
Mijn tweede deel is een kleadingstuk
Mijn geheel dient als bescherming
van de huid bij een zekere handarbeid.
2. Goed gelezen ben ik niet uit te wasschen
Andersom gelezen vorm ik groote plassen.
3. Mijn eerste deel is een dier,
Mijn tweede deel is een hoofdbedekking.
Mijn geheel heeft men op als men een
slechte luim heeft.
4. Zonder mijn eerste deel kan een zeker dier
niet loopen; mijn tweede deel is een per
soon, die veel met ijzer omgaat. Mijn
geheel is een onontbeerlijke persoon als
men paarden bezit.
Ziezoo, daar staan er weer de noodige. De
briefjes werden nog een weekje uitgesteld, om
dat er te weinig zijn. Em nu aan den slag.
Dag lieve kinderen.
Oom Maarten.
Een eierschil als aardbol.
Met behulp van een eierschil en een bord kan
men op zeer eenvoudige wijze dte omdraaiing
der aar Je demonstreeren, die zooals overbe
kend is in life eerste plaats om zichzelf ,d.w.z.
om haar eigen as, en in de tweede plaats om de
zon draait. Met een beetje water bevochtigen
we de rand' van een bord en met een "beetje eier
dooier teek'enen we in het midden van het bord
de zon. Nu neemt men een halfleege eierschaal en
plaatst deze, zooals dfe afbeelding het aangeeft,
op den vochtigen rand. Met de toppen vau de
vingers brengt men de eierschaal als een tol
aan het draaien en als men het bord nu eemi
beetje scheef houdt, zal dte söhaal in een voort-
durendte draaiende beweging de rand van het
bord langs gaan. D« vochtigheid' van de rand zal
i J r j 11° r j atlUUlCJl JLLLCt U.C RC/iCClUC CiCmwlCIö XXIXL KO-
het ei verhinderen te vallen. Iedtere omdraaing hakte peterselie. Hierbij presenteert men toSst
van de eierschaal om zichzelf, beteekent een 1 - - J r
dag en het verplaatsen rondom het bord een
jaar.
WAT ETEN WIJ DEZE W E|EK
Zendag.
Eier ragout in schelpen met toost. Kalfsoes
ters, Brusselsch lof au gratin, aardappelen. Eruit
melange met room.
Maandag.
Varkenslapjes. Gedroogde appeltjes, aardappe
len. Zoete ommelet.
Dinsdag.
Rolpens. Roode kool, aardappelen, Citroenpud
ding.
Woensdag.
Rosbeef. Raapstelen, aardappelen. Rabarber com
pote.
Donderdag.
Vleesch in schelpen. Gekruide rijst. S'avoye kool
Sago,schotelt je.
Vrijdag
Gebakken tong a la mounière. Sla. Gebakken
aardappelen. Koffie vla.
Vrijdag II.
Roereieren met doperwten en worteltjes. Aard
appelpuree. Koffie vla.
Zaterdag.
Gebakken spek. Capucijners, aardappelen. Wen
telteefjes.
Voor de eierragout rekenen wij b.v. 6 eieren,
een half blikje champignons, 15 gram bloem,
25 gram boter, 5 dt. melk, een éi, een theelepel
kerry, zout en peper.
We koken de eieren hard, 8 minuten, péllen
ze en nemen de dooiers er voorzichtig uit, het
eiwit en de champignons worden zeer fijln ge
hakt; de boter wordt gesmolten en de bloem er
door geroerd, daarna de kerry, peper en zout en
langzaam de melk, waarna we het sausje een
minuut o f5 laten doorkoken. We roeren er het
gehakte eiwit en de champignons door eil laten
alles nog goed warm worden in de saus, waarna
we de ragout in 'de schelpen overbrengen en be
strooien met de gezeefde eierdooiers en fijn ge-
Een timmerman in nood.
Aap Fibs is een handige timmersbaas, die
evengoed met zijn zaag weet om te gaan als een
hardlooper met zijn voeten. Maar in één ding
heeft hij toch nog niet genoeg handigheid, ten
minste voor een timmermanen dat is met
1 METER
het omspringen met een liniaal om afstanden uit
te meten. Nu heeft hij de volgende moeilijkheid
op te lossen: Een klant bestelde een vierkante
plank van 1 M2. oppervlakte uit één stuk was
vervaardigd. Em hij kon maar niet vinden hoe
hij de plank precies vierkant moest krijgen, al
leen gewapend met een potlood en een lineaal.
Wie helpt? De streep- boven rechts stelt 1 M.
en balletjes boter. Onze toespijs is fruit-me-
lange met room waarvoor we een literblik' ge-
mengde vruchten au jus nemen en deze in niet
te klein estukjes snijden, kersen en mirabellen
laten, we in haar geheel, we vullen nu glazen bak
jes naar gelang van het aantal personen mét de
verschillende vruchten, kloppen de 2i/2 dL. room
I met een pakje vanille suiker en een lepel sui-
ker stijf en verdeelen dit op de vruchtenmelange.
Hebben we een garneerspuit, dan oogt het al
tijd veel meer als we er wat figuurtjes op spui
ten ,ook staat het heel aardig als we voor de
garneering een paar druppels plantenrood men
gen door de room, waardoor we rose garneering,
krijgen met hier en daar b.v. een zilveren dra
gee (suikerballetjes).
Voor de citroenpudding persen we ongeveer
5 citroenen uit en zorgen, dat Ide pitten achter
blijven, daarna voegen we er 6 I4LL dus ruim
een halve liter water bij en brengen dit aan
de kook met wat geraspte citroenschil, lossen
er 200 gram suiker in op en roeren er als het
water kookt, 80 gram griesmeel doorheen, la
ten alles doorkoken tot de puddingmassa stijf
is, nemen de pan van het vuur em kloppen de
massa dan zoolang, tot ze er luchtig uitziet,
waarna we een steenen puddingvorm flink om
spoelen en er de pudding in koud laten worden,
presenteeren met een biscuitje.
Heteagoschoteltje. Hier gebruiken we parel
of stam-sago voor, of indien uw winkelier dit
heeft, transparant sago, dit is een kleine korrel,
die in een minuut of tien gaar is. We rekenen: 8
d.I.melk, 2 dLwater, 80 gram siam of andere
sago, 2 eieren, 1 pakje vanille suiker, 100 gram
suiker en 100 grani rozijnen.
De sago laten we eenige uren in het water
weken, 'brengen dan later de melk aan de kook,
en voegen de sago en het water, de suiker en
vanillesuiker er bij en laten het geheel zachtjes
gaar keken, liefst op een asbest plaatje, omdat
het gauw aanzet.
Is de pap gaar, dan de eierdooiers flink klop
pen en om schiften te voorkomen, eerst lepel
voor lepel wat pap er bij voegen, waarna dan bij
de overige pap terug gegoten wordt. Eiwit stijf
kloppen en er luchtig doorroeren, daarna in een
met hoter ingewreven vuurvaste schotel in de
oven licht bruin laten worden.
De tong voor Vrijdag is schoongemaakt, van
het vel ontdaan en wordt nu gewasschen en ge-
'zouten en blijven een half uur staak. In de koeke-
pan smelten we daarna een flink stuk boter, de
visch wordt door geklopt eiwit en water ge
haald en daarna door paneermeel gerold, waarna
ze aan beide kanten mooi bruin gebakken woédt
en op een verwarmden schotel gelegd; de over
gebleven boter gieten we op de visch en leggen
er schijfjes citroen op, terwijl we de schotel met
takjes peterselie garneeren.
Het is altijd zoo gemakkelijk om peterselie bij
de hand te hebben, daarom zouden wij u willen
aanraden, indien ge een tuintje hebt, een klein
hoekje voor het zaaien van peterselie te bestem
men.
Nu tot slot laten we op verzoek nog gaarne
een recept volgen van ,,Fosco" 50 gram poeder
chocolade, 1 pakje vanillesuiker, 250 gram wit
te suiker eu een halve liter water.
Uhoeolade, vanille suiker en suiker worden
dooreen gemengd en met een weinig water aange
mengd, zijn er geen klontjes meer in, dan de
rest van het water er bij voegen en alles aan de
kook brengen en gedurende ongeveer 25 minuten
zachtjes laten doorkoken, daarna laten bekoelen
en in met soda good gereinigde beugelflesch over
brengen.
De verdere vragen zijn persoonlijk beantwoord,
maar wij meenden dat velen gebaat zouden zijn
met een recept voor fosco.
VROUWEN UIIT VERRE LiANDjEN.
Momentopnamen door Arianme.
Lioilah.
Sinds acht dagen woon ik nu reeds in dit
betooverde huis van mijn vriendin Leilah. De
tijd verstrijkt zonder dat ik het bemerk, uitge
strekt op de kussens en boven mij de nameloos
blauwe heme Ivan Marokko.
Thans eerst heb ik van 'den heer des huizes
het verlof bekomen om Leilah in een gesloten
wagen buiten de sttud te voeren, onder de voor
waarde dat wij voor zonsondergang terug zullen
zijn.
Voor den eersten keer in haar leven heeft
Leilah de wijlde ruimte ontdekt. Zij heeft de stad
gezien, waarvan haar tot nu toe alleen haar
dienaressen, wien het is toegestaan om op de
daken te klimmen, verteld hadden. Zij heeft de
heuvels gezien en de boomen, de vlakte en de
horizont. En heel in de verte een kleine kudde
schapen.
Zij heeft al dien tijd zwijgend naast mij geze
ten. Doch wanneer wij door den vallenden avond
in haar koel huis terugkeeren, stroomen plotse
ling haar tranen weg over mijn handen en zij
vraagt mij:
„Waarom heb je mij dit alles laten zien? Hoe
zal ik hier verder nu nog kunnén leven
Norah.
Men noemde haar Norah en 'dagen lang lie
pen w ijgehuld in de wijde mantels der Anato-