O
m
—Hl M
•V> a
Rechtzaken
Voor Verstrooiing en Verpoozing
KANTONRECHTER ALKMAAR.
Het begon al met een uitzetting.
De eerste op 'de niet onbelangrijke straf rol
pronkende zaak bleek al van zulk een dubieuze
kwaliteit te zijn, dat sluiting der deuren werd
gelast tot groote teleurstelling der permanente
baliesabbelaars die zich juist oen zoo gezelli»
plaatsje op de publieke tribune hadden vero°-
verd. Het betrof hier den 39-jarigen timmerman
Charles Michiel i?ch., geboren te Tilburg, gedo-
miliceerd te Zevenbergen, laatstelijk wonende te
Wieringen, en momenteel „gepensionneerd" in hel
huis van bewaring alhier, als verdacht zich op
11 Januari, te Medemblik te hebben schuldig
gemaakt aan een zcdemisdrijf, strafbaar gesteld
bij art. 247 wetboek van strafrecht. Tegen dezen
zwakkeling, die zich reeds meermalen aan derge
lijke feiten schuldig maakte, werd gevorderd
5 maanden gevangenisstraf.
Mr. A. G. de lange, ambtshalve toegevoegd
verdediger, pleitte clementie. Uitspraak "volgen
de week.
Zijn kansen staan niet slecht.
Een 23-jarig chauffeur uit Alkmaar, met na
me Jb. KI., bevond zich op 6 November in de
cabine van zijn vrachtauto, rijdende op den.
Hemweg, onder de gemeente Venhuizen. Daar ook
een chauffeur niet van stopverf is gefabriceerd,
kreeg Jacob behoefte den inwendigen mensch te
versterken en peuzelde hij smakelijk zijn bo
terham terwijl een jongmensch naast hem ge
zeten ,het stuur hanteerde. Ongelukkigerwijze
werd dit opgemerkt door een goed bij de pin
ken zijude rijksveldwachter die a la minute con
stateerde dat de tweede stuurman nog den 18-
jarigen leeftijd niet had bereikt en dus onbevoegd
was .Deze werd terecht door den kantonrechter
te Hoorn of Medemblik (aid libitum) en diende
)thans in hooger beroep voor de meerv. strafka
mer. De officier meende echter termen tot vrij
spraak aanwezig te zien, 'n hoopvol requisitoir,
waarbij de verdediger mr. van Zutphen, zich
volgaarne aansloot.
Ee question bruiante met de lastige snij- en j
pronkboonen.
D>8 Officier minder soepel idan de Kantonrechter.
De heeren Gebr. Nicolaas en Cornelis K., die
te Zuidscharwoude een bescheiden zuurkool-fa
briek in groentenzouterij besturen, hadden zich
bezondigd aan de veiligheidswet en jongens en
vrouwen te werk gesteld aan het machinaal
snijden van snijboonen, terwijl ide snijgleuven
voor de te snijden snijboonen niet waren inge
richt voor de teedere vingers van het jonge en
schoone geslacht van Zuidscharwoude. Zij had
den voor dit type snijboonen snijders moeten
engageeren, grove zwaar gebouwde 'mansperso
nen met vingers als leverworsten, zoodat alle
ministerieele vrees voor ongevallen onbestaan
baar kon geacht worden. Ein de heeren fabrikan
ten zouden zulks gaarne hebben goia.in, ma.o-r
eilaeie, die dikvingerige snijboonensnijders had
den ander en beter betaald werk en waren, dus
niet beschikbaar. Maar de dikke snij- en pronk
boonen, 4 wagons vol, dreigden te bederven en
moesten dus de werkgevers, trots dreigende ar
beidsinspectie met het werk voortgaan, wilden
zij ernstige bedrijfsschade voorkomen. De kan
tonrechter te ïchagen begreep dan ook de moei
lijkheden .en legde geen straf op, doch heden in
hooger beroep, bleek de anders zoo weekhartige
officier zich toch niet met deze zienswijze te
kunnen vereenigeu en vorderde tegen ieder der
overtreders f 35 boete of 35 dagen. De heer Corn.
K„ die voor de variatie ditmaal de firma ver--
tegenwoordig.!e, hield een keurige oratie pro
demo en sprak den wensch uit, dat een bevredi
gende oplossing van deze voor het bedrijf zoo
belangrijke aangelegenheid mocht, worden gevon
den.
Een nachtelijke visite die niet bijzonder op
prijs werd gesteld.
In den nacht van Zondag 28 Februari op 1
Maart j.l. omtrent half twaalf werd de uitvoer
der J. IVerdonck te Uitgeest hevig opgeschrikt
door een geweldig lawaai en gefoeter op zijn erf.
Toe nhij voorzichtig door de gordijnen gluurde,
ontwaarde hij een blijkbaar hevig opgewonden
en vermoedelijk niet geheel alcoholvrij heer, die
allerlei bedreigingen ten beste gaf en onder meer
den uitvoerder dringend inviteerde naar buiten
te komen, met de opwekkende toevoeging, dat
hij dezen koud zou maken. Natuurlijk had de uit
voerder geen behoefte aan deze verfrisschings-
kuur en "bleef hij wijzelijk huiten schot, vooral
omdat hij in den laten bezoeker zekeren Hendrik
R. had herkend, 'n niet zeer gezellige conver-
seur, die hem al reeds had mishandeld, voor
welke onbehoorlijkheid de politierechter hem f 40
boete of 40 dagen had opgelegd. Denkelijk gold
het hier dus een poging om revanche te nemen.
Nadat echter de heer R. nog eens flink tegen de
achterdeur had aangetrapt en een rijwiel van
den heer V. uit de boet had gehaald en bescha
digd. bleek hij voldaan te zijn en blies hij den
aftocht. 'Tegen gemelden R., wiens zaak heden
bij verstek werd behandeld en die zich kon be
roemen op een rijk gevarieerd strafregister met
5 diverse veroordeelingen, zooals o.m. mishande
ling, diefstal, meineed, wedèrspannigheid én ver
nieling, werd gevorderd 3 maanden gevangenis
straf. De officier was van meening dat van
verdere consideraties, gelet op het geringe succes,
gevoegelijk kon worden afgezien.
Ete moeder die vervolging leed ter wille van
haar kind.
bloembollenhandel is door alle eeuwen heen
in Holland een speculatieve en riskante onder
neming geweest. Mr. A. Prins Jr., die door om
standigheden onafhankelijk aan zijn wil, dus juri
disch in nauw contact kwam met een dergelijke
negotie, zei het zeer snedig en van pas, dat men
met een dusianigen handel zeer ve?l kon winnen',
doch nog meer verliezen, zooals bleek uit de
talrijke faillissementen van diverse bollenhan-
delaars.
Gok de heer Piet H., te Ciastricum, 'n nog
onervaren jongeman, had zich vol illusië'n ge
waagd op dit. gevaarlijk terrein en op crediet van
den heer J. Vjsscher een 40-jarig bollenkweekor
uit Opperdoes, een partij bollen gekocht ton
bedrage van wel 7000 gulden, 5000 gulden waren
nereias aan 'den heer V. voldaan, doch de laatste
loodjes wogen het zwaarst en de betaling van
het restant bleef uit, maar de heer Visser maakte
zich niet bezorgd, want hij was in 't bezit van
een schrijven van den vader O. H., die daarir,
kenbaar maakte dat zoowel hoofdsom als ren to
zouden worden voldaan. Maar toen echter ver
der aan deze belofte niet het minste gevolg was
gegeven en de heer Pieter H. was gefailleerd,
stelde de verontruste crediteur zich in verbin
ding met een advocatenkantoor te Alkmaar en
kwam alstoen aan het licht, dat bedoelde brief
buiten voorkennis van haar echtgenoot, door de
moeder van Piet was geschreven en ter post be
zorgd. Het feit kwam ter oore van de justitie,
die een onderzoek instelde met het voor de 55-
jarige juffrouw M. H. geb. G., treurige resul
taat, dat zij terecht kwam te staan als verdacht
van valschheid in geschrifte, het schrijven en
onderteekenen met haar mans naam van den
brief, en de gebruikmaking, het deponeeren van,
dit valsche schrijven in de brievenbus.
Het vrouwtje ontkende stellig te hebben ge
handeld onder instiguatie van haar zoon en be
weerde g-een kwaad opzet te hebben gehad. Zij
had stellig gemeend dat alles terecht zou komen,
doch integendeel had men alles verloren én de
heer H. senior beweerde zelfs geheel geruïneerd
te zijn, door ife handelsbetrekkingen van zijn
zoon.
'Ook de heer Visser gewaagde van de belang
rijke schade idoor hem geleden, omdat hij volko
me nbad vertrouwd op de familie, met wie hij
vriendschappelijk hal omgegaan en zelfs ter
maaltijd was genooiigd.
Door den officier werd zoowel de valschheid
als de gebruikmaking als wettig en overtuigend
beschouwd en gevorderd f 75 boete of 30 dagen.
Mr. i rins Jr., die van deze zaak een speciale
strafrechtstudie hal gemaakt, bestreed 'aan de
hand van arresten en uitspraken van beroemde
strafrechtgeleerden het requisitoir en achtte
valschheid noch opzet bewezen, alzoo conclude
rende tet vrijspraak, waarop nog een geanimeerd,
juridisch debat volgde.
ötadsgevaren voor onervaren platteland s.
De 2l-jarige slagersknecht Cornelis V. uit
Heerhugowaard, uitgegroeid als een reusachtige
zonnebloem was in betrekking gekomen als
knecht bij den heer de Roover te Alkmaar, een
degelijk patroon, maar die niet kon verhinderen,
dat zijn werknemer, w'ien^lichaamsvormen zijn
geestelijk bezit ver overtroffen, op het verkeerde
pad. terecht kwam en zich begon over te geven
aan minder aanbevelenswaardige stedelijke ver-
strcoingen. Daarvoor was echter extra geld noo-
dig en om dit te verschaffen, begon het jonge
mensch zich schuldig te maken aan verduiste
ringen-, die echter door den patroon werden op
gemerkt, waarop een ernstige waarschuwing
volgde. Niettemin verviel Cornelis weldra weer
in zijn oude en zelfs erger zonden en eigende zich
op een valsehe, door hem zelf geschreven nota
een bedrag toe van f 524, hem ter hand gesteld
door mevrouw Schollen. Het ^gedluld van den
patroon was nu "ten einde. Ontslag volgde, aan
gifte werd gedaan en de beangste knaap nam de
vlucht en zwierf door het land, zonder geld
of huisvesting en werd na ronizending van het
bekende radio-politiebericht ten slotte aangehou
den en in voorloopige hechtenis gesteld.
De reuzeknaap stond heden terecht, ietwat
suffig en bedremmeld. Hij erkende de feiten en
onthield ze van iedere nadere toelichting.
Verdachte had echter een flinken steun genoten
van den heer Wiggers, ambtenaar der reclassee-
ring en niet minder in mr. iSchenkeveli, zijn ver
dediger, die zich veel moeite voor het afgedwaal
de jonge schaap had gelieven te geven. De bena
deelde was inmiddels grootendeels schadeloos ge
steld. Na vele besprekingen, ook met den vader,
een 50-jarigen pluimveefokker, aan wiens
krachtig ouderlijk toezicht wel eenigermate werd
getwijfeld, stelde de heer officier onder aanvoe
ring van zijn inziens deugdelijke motieven een
gemêleerde veroorleeling voor en wel 8 maanden
gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorw., met
3 proefjaren en onder toezichtstelling van het
Leger des Heils.
Mr. Sehenkeveld verzette zich krachtig tegen
de definitieve gevangenisstraf voor verdachte,
die bereids 2 maanden in voorarrest had doorge
bracht, wat voor hem een vreeselijken tijd was
geweest en voorzeker voor hem voldoende straf
had opgeleverd. Pleiter verzocht een veroordee
ling van het reclasseeringsrapport.
Nadat een verzoek tot invrijheidstelling was
afgewezen, werd de behandeling gesloten en de
uitspraak' in alle zaken bepaald op a.s. Dinsilag.
IN DE WOESTIJN VERDWAALD.
Door WILLY HAKKERT.
Hardnekkig streed ik tegen mijn verlangen een
korteren weg in slaan naar Beschir. Daar zou ik
spoedig een schip vinden, dat mij naar Tripolis
zou kunnen brengen. Ik wilde terug, terug naar
huis, het heimwee had mij na zoovele jaren einde-
Hjk te pakken. En hoe! Daarom gaf mijn vriend,
Dr. Lohmeier tenslotte toe. Onze gids had ons aan
den hozizont naar het Noordwesten een groep
boomen getoond, waarheen wij ons begeven zouden.
Tegen 10 uur in den morgen kwamen wij daar aan.
„Boomen" was eigenlijk te veel gezegd.... het was
een dicht, wild dooreen gegroeid- boschje van Tama
rinden. Van hieruit wilden wij met behulp van het
compas precies Noordwestelijk marcheeren. Bij het
openen van de zadeltasschen kwamen wij echter
tot de onaangename ontdekking, dat alle instru
menten verdwenen waren en dat de tasschen ver
der waren opgevuld met steenen.
Mijn vriend wilde omkeeren. Ik verzette mij
tegen zijn voornemen. Ontstemd en zwijgend
trokken wij met onze kleine kifcavaan verder, alleen
onze zwarte bediende Halef verzekerde steeds weer,
dat de Arabieren, in vergelijking met de negers uit
Centraal-Afrika, waar hij ook vandaan kwam, echte
schoeljes waren, 's Avonds rustten wij op een plaats
die daarvoor als geschapen wastusschen een
dozijn machtige rotsblokken zat men veilig en be
schut. Dan ging de weg verder naar het Noord
westen; de zon brandde aan den hemel, alsof zij
de aarde wilde verzengen met haar gloed. Ten
gevolge van dè spoedige verdamping smolt de kleine
i watervoorraad als sneeuw voor de zon. Zelfs een
sigaret smaakte in deze troostelooze hitte al heel
i slecht. Het oog vond nergens een rustpunt
De laatste sporen van menschelijke of dierlijke
karavanen waren reeds verre achter ons. Om ons
i heen heerschte een bijna geheimzinnige stilte die
ons hoe langer hoe meer terneer drukte. In de
droevigste stemming legden wij ons te slapen. Het
was een onrustige slaap. Ven tevoren hadden wij.
een stok scheef in den grond gestoken, met de
punt naar het Noordwesten. Scherpe steken wek
ten mij. Wij waren in een zandstorm terecht ge
komen, zij het dan ook in een lichten graad. Bin
nen een half uur was de storm bedaard, zonder
ons te hebben geschaad. Alleen van de stok,
die het Noordwesten aangaf, was niets meer te
zien. Weliswaar konden wij ons binnen enkele
uren naar de zon orienteeren, maar van een ze
kerheid, dat wij juist bij Beschir zouden uitkomen,
was geen sprake meer.
De oogen en neusgaten van onze arme kameelen
waren geheel gevuld met zand, die de storm erin
geblazen had. Om ze op kracht te houden, moesten
wij iets van ons kostbaar water opofferen en de
dieren wasschen. Drenken konden wij ze niet, en
daarom moesten wij erop vertrouwen, dat zij het
evenals wij nog wel eenige dagen zouden uithou
den.
En wéér kwam de nachtDe omgeving was
hetzelfdegeen struik, geen rits zand en nog
eens zandde hemel was helder smetteloos, zoodat
wij geen angst behoefden te koesteren voor een
zandstorm. Na een beetje te hebben gegeten, legden
wij ons ter ruste. Nog gedurende het liggen kauw
den wij het kleine slokje water, dat wij ons veroor
loofd hadden. Oons verhemelte was geheel en al
verdroogd. De kleine beker was bij lange niet ge
noeg om onze dorst ook maar zoo te stillen, dat wij
ons een weinig behaaglijker voelden. Integendeel
het verlangen naar meer water werd steeds sterker
en haast ondragelijk.
In den morgen van den volgenden dag voelde ik
mij plotseling hevig heen en weer geschud. Ik
keek op en zag, hoe onze zwarte bediende hevig
stond te gebaren. Hij was werkelijk onder zijn
zwarte huid bleek geworden. Met wijd open ge
sperde oogen en sidderende handen riep hij uit:
,.0 heer, nu zijn wij verloren, dood, heelemaal
dood! Kameelen weg, water weg!"
Als door een tarantella gestoken, rendent wij
naar de plaats, waar onze dieren hadden gestaan.
Een seconde later stond Dr. Lohmeier naast mij.
De kleinste en zwakste kameel stond er nog. De
anderen, met de kostbare waterzakken beladen, wa
ren spoorloos verdwenen. Spoorloos? Neen, dat niet
geheelhun sporen liepen midden door het uit
gestrekte zand naar een onbekende bestemming
en naast hun sporenwaren die van paarden
te zien. Dat liet geen twijfel over. Wij hadden
bezoek gekregen van woestijnroovers. Zij hadden
ons beter den schedel kunnen inslaan, riep mijn
vriend uit. „Kop op", vermaande hij een oogenblik
later," wij wisselen elkaar af. De een rijdt en de
andere twee loopen om de beurt. De richting ken
nen wij zoo ongeveer. Daar in het Oosten komt de
zon op, dus ginds is het Noordwesten. De roovers
zijn echter Zuidoostelijk, dus naar de groote woes
tijn toegetrokken."
En zoo liepen wij moeizaam verder in het gloeien
de zand. Bij iedere schrede zonk de voet dieper
weg, en wij werden doodelijk vermoeid. Toen de
zon op haar hoogste punt stond, waren wij aan het
einde van onze krachten. Ik was totaal uitgeput
DE BOK EN DE BEER.
Er zijn wel eens kindertjes, die denken, dat ze
niet kunnen teekenen. Maar teekenen is niets an
ders dan een beetje handigheid; Kijk maar! Een
eivormige lijn, een paar streepjes als pooten, nog
een ovaaltje, met een haaltje als horens. Een paar
lijntjes er bij enwe hebben een mooie bok
geteekend. Precies eender is het al gesteld met de
beer. Probeer het maar eens!
HET NIEUWE CIRCUSDIER.
De beide broers Tarantellini hebben een nieuw
dier gekocht voor hun cirkus. En ze hebben daar
mee zoo'n succes, dat ze wel tweemaal zooveel
verdienen, als vroeger, Kijk ze eens lachen, de
grappenmakers! Maar welk dier hebben ze nu wel
gekocht? Wil je dat weten? Wel niets is ge
makkelijker: verbindt de getallen 1 tot 60 maar
een in de goede volgorde en vertel me dan eens,
welk dier de broeders Tarantelline gekocht hebben.
en liet mij in het zand vallen. Laten wij het nog
eens probeeren, smeekte mijn vriend. Ach, dat
heeft toch niet het minste nut; waarom zou men
zich zoo inspannen als men toch moet sterven?
was mijn antwoord.
Zoo lagen wij uitgeput van dorst in het zand van
de Lybische woestijn. De zon lachtte en vergulde de
zandzee. Wij voelden, dat ons laatste uur geslagen
had. Halef overwoog de mogelijkheid onze laatste
uur geslagen had. Halef overwoog de mogelijkheid
onze laatste kameel met zijn mes de halsslagader
open te snijden en ons met zijn bloed te laven. Hij
had gehoord, dat dit dikwijls het laatste redmiddel
was. Als hij in zijn wijden bournous gehuld, naar
zijn mes zocht, viel zijn oog plotseling op de weste
lijke horizontGeen twijfel daar kwamen
menschen! Men zag ze duidelijk naderen. Het waren
kameelrijders. Nieuwe levenskracht bruiste door
onze aderen. „Vrienden of vijanden, zoo wreed is
zelfs de ergste vijand niet, dat hij een versmach
tende een teug water weigert. En dan kan ons niet
meer schelen."
De ruiters naderden alras. Het was opvalland,
dat zij in een grooten boog met onderlinge gelijke
tusschenruimten geloppeerden, dus bijna in een
geopende linie, zooals de cavallerie chargeert. Wat
had dat te beteekenen? Opgetogen van vreugde
waren mijn beide metgezellen de ruiters tegemoet
geloopen. Ik zat op de kameel, daar ik de zwakste
was, een overblijfsel van een kort geleden genezen
aanval van typhus. Plotseling waren de ruiters ver
dwenen. Zij hadden hun kameelen laten knielen
en richtten hun geweren, dekking zoekend achter
de dieren op ons. Mijn vrienden wierpen zich plat
tegen den grond.ik voelde plotseling een stekende
pijn en stortte met een kreet uit den zadel, terwijl'
mijn kameel er van door ging.
Toen ik na een lange bewusteloosheid weer de
oogen opsloeg, lag ik in een groote, luchtige tent,
op een sneeuwwit laken, dat over een soort veld-
divan was uitgespreid. Een oude, vriendelijke heer
in uniform van het Italiaansche koloniale leger
boog zich over mij heen en vroeg hoe ik mij ge
voelde. „Waar ben ik, waar kom ik vandaan?"
„Dat is met weinig woorden te verklaren, jonge
vriendeen patrouille van Italiaansche kameel-
ruiters zocht een rooverbende op, die de woestijn
onveilig maakte. U en Uw metgezellen werden voor
roovers gehouden en daarbij heeft een mijner
manschappen op U geschoten". En ik? Ik voel
heelemaal niet, dat ik verwond ben. Dat gloeien
van mijn linker voet is natuurlijk een gevolg van
mijn vermoeidheid." De oude heer glimlachte een
beetje medelijdend. „Helaas is de zaak niet zoo
eenvoudig, hoewel gelukkig ook weer niet ernstig.
Het schot heeft uw linkervoet doorboord en de
genezing zal nog wel een poosje duren."
Mijn kameraden kwamen mij in de tent bezoeken.
Halef, bij gebrek aan bloemen, met een bosch
bloeiende woestijngrassen en Dr. Lohmeier met een
schaal prachtige vruchten. En daarbij had, stijf
kop, deze liefde heelemaal niet verdiend.
(Nadruk verboden).
ROODKAPJE.
1. Roodkapje moest voor moeder
Even naar Grootmoe gaan.
„Loop jij den grooten weg langs,
Blijf niet bij bloemen staan!
Breng Grootmoe deze vruchten,
Koek, eieren en wijn;
Maar stap een beetje voort, hoor!
Je moet gauw hier weer zijn!"
2. Zoo sprak Roodkapje's moeder.
Maar 't stoute kind dacht: „Och,
Als ik den weg door 't bosch neem,
Ben 'k er veel eerder toch!"
En zoo gedacht', zoo deed ze;
Ze zag ook bloemen staan;
„Die pluk ik voor mijn grootje,
Dat staat haar zeker aan!"
3. Roodkapje, moe van 't plukken,
Kijkt even in het rond;
Daar ziet ze, heel dicht bij zich,
Een mooien, grooten hond.
Ze wil hem daad'lijk streelen.
En spreekt dan met hem af:
Wie het eerst er is, te spelen
Dus loopen op een draf!
4. Maar ach, Roodkapje's hondje,
Dat was een wolf, zoowaar.
Hij was het eerst bij grootje
Verslond d'r met huid en haar!
Hij zette grootjes muts op,
En trok haar nachtpon aan.
Kroop gauw onder de daken
Daar kwam roodkapje aan.
5. „Grootmoe, wat groote oogen?"
„Daar kan ik goed mee zien!"
„Grootmoe, wat groote ooren?"
Ook hooren, bovendien!"
„Grootmoe, Uw mond, zoo groot toch,
Zoo zag ik er nog geen!
„Die is om jou op te eten!"
Hap! zei hij toen meteen.
6. Arm, klein Roodkapje,
Had toch naar Moes gehoord,
Dan was je nog in leven,
En speelde ongestoord!
Gelukkig kwam een jager
Die maakte Wolfbaas dood,
EEN PRACHTIGE DOOLHOF.
Wij drukken hierbij een kaart af van een heel
beroemd doolhof in Oostenrijk. Er zijn heel wat
menschen in verdwaald. Maar er zijn verschillende
belletjes en als je dan belt, komt er een gids pe
opzoeken en die brengt je weer weilig naar de
uitgang. Wie van jullie kan zonder zich te vergissen
van de ingang naar de uitgang komen? De pijltjes
geven het begin en het einde aan.