Een Excursie.
Nieuwstijdingen
VERLOREN GELUK
Wij stapten in een volle bus, die ons naar den
Langendijk zou, -brengen. Een onbekend gezelschap,
dat tamelijk in de stemming is, heeft de plaatsen
bezet. Wij wringen ons naar achteren en zetten ons
neer op het achterste kussen van weerzijden „inge
sloten" door twee leden van het gezelschap. Zij
hebben 't zich gemakkelijk gemaakt en zitten dwars
met de beenen vooruit, voor ons eene kleine ruimte
latende. De eene helft op het eene, de andere helft
op het andere kussen. Nu, u begrijpt ons wel.
De tongen komen los. Een eigenaardig dialect. Zij
kunnen zoo wel uit Gelderland als uit het Oostelijk
deel van Noord-Holland komen. In elk geval zijn zij
Nederlanders en best te verstaan.
De chauffeur gaat rond, scheurt kaartjes af en
ontvangt geld. Zij moeten naar Broek op Langendijk
en uit hun gesprekken maken wij op, dat het tuin
bouwers zijn. De chauffeur komt bij mijn overbuur
man.
„Broek," zegt-ie. (Hij had 't juist gehoord) Hij
haalt een gulden uit zijn vestzak en wil betalen.
„Ik heb liever, dat jij die voor een goeie inwissel
als dat ik naar 't kantoor moet."
„O, deugt-ie nie?"
„Hier niet," zegt de chauffeur en ontvangt een
gulden, die géén tien jaar oud is, geleend van een
reisgenoot, omdat hij niet kleiner had dan een
„tientje"!
„Jij probeer ook alles", zegt de man, die leende.
„Je ken 't zagsirprobeeren!" is 't antwoord.
„Maar hier niet", komt er uit den mond van den
chauffeur, terwijl hij zijn hoofd lachend omdraait.
„Ze zijn hier ook wakker," zegt lachend een vrouw.
„Hier jong, voor versterking!" zegt een andere
vroolijke reisgenoot tegen den man, wiens vlieger niet
opging, en haalt een ei uit den zak.
„Tok-tok-tok!" roept een vierde reisgenoot-cursist.
„Pas maar op, aanstonds vliegen er nog jonge
hanen je broek uit!"
Dat is 't sein tot algemeene hilariteit.
Wij rijden verder, komen in Sint Pancras en men,
dat zijn dan de leden van het gezelschap, hebben
't over éénruiters en „kwarf'ruiters, zooals er een
lachend opmerkt.
„U komt hier wel niet van daan!" vraagt dezelfde
vrouw, die de opmerking maakte, „dat ze hier ook
wakker zijn."
„Neen", is 't antwoord van haar buurman. „Wij
zijn hier nog nooit geweest en komen hier ook niet
meer." waar zij vandaan kwamen vertelde hij
niet en vroeg zij niet.
Toen moest een stakkerig wandelaartje 't ontgel
den, die werd opgemerkt door een ander, die tot
dusver had gezwegen.
„Daar gaat een wandelende gas-ontwikkelings-
flesch," spotte hij op zijn manier geestig.
„Jij zeg nooit veel, maar als je wat zeg is 't altijd
mooi!" kreeg hij als belooning tot antwoord.
Allen lachten, maar zij hadden toch oog voor het
groote „warenhuis", bij den ingang van de dicht
begroeide in bloeienden wasdom prijkende laan, die
toegang geeft tot den „Twuyverweg. Verder werden
de rijke vroege aardappelakkers bewonderd en be
schouwde men met gretige blikken het schoone
landschap van groeiende en bloeiende landouwen.
In Broek. Hier moesten zij zijn en bij de Juliana-
laan stapte men uit.
Ja, het waren ongetwijfeld cursisten, tuinbouwers,
die hier een kijkje kwamen nemen.
Zij waren uit en wie is er dan een Nurks!
Eien kaslooper beroofd.
Dinsdag is in een melkwinkel op den Zuiddijk
téRotterdam, aan een 20-jarigen kaslooper van
een effectenkantoor aldaar, op handige wijze een
bedrag, van f4000 ontfutseld.
Dte kaslooper had dit geld, dat bestond uit 40
briefjes van f 100 van een bank gehaald en had
het in een enveloppe, die weer in een boek gelegd
was ,in zijn tasch geborgen. Öp weg naar kan
toor ging hij een melkwinkel binnen om een
flesehje, dat hij bij zich in zijn tasch had, met
melk te laten vullen. Terwijl hij daarop wachtte
is een drietal Duitsch sprekende mannen, waar
schijnlijk vreemdelingen, binnengekomen, waar-
v'an' 'twee met hem een gesprek begonnen over
de kortste route naar het Maasstation, terwijl
de derde achter hem bleef staan.
Een vierde man was buiten gebleven, doch
kwam even later binnen, waarop een der drie an
deren naar buiten ging. Waarschijnlijk heeft de
man ,die achter hem is blijven staan, kans ge
zien" een hand in de tasch te steken en het geld
er uit te halen. Elven nadat de kaslooper den win-
FEUILLETON
kei verlaten had, merkte hij, dat het geld ver
dwenen was.
Hij kwam onmiddellijk terug, doch de vier
mannen waren reeds verdwenen. De politie werd
gewaarschuwd, doch het onderzoek heeft tot nu
toe geen resultaat opgeleverd.
B|Ei TARWEWET.
Ontslag-gevolgen
Het Tweede Kamerlid Van der Sluis heeft den
minister van Binnenlandsche Zaken en Land
bouw gevraagd:
1. Is het waar, dat ,in verband met de uit-
voering van de Tarwewet, aan personeel, in,
dienst bij importeurs van en groothandelaren
in Amerikaansch meel, ontslag is gegeven én is
2. Kan de minister mededeel en welken om-
I vang dit verschijnsel heeft aangenomen?
3. Wat denkt de ministe r'te doen om deze
gevaren van de Tarwewet zooveel mogelijk te
herstellen
j Naar wij vernemen zal de commissie van ad-
vies voo rde uitvoering van de Tarwewet 1931
i een voltallige vergadering houden op Vrijdag
i 12 Jun ia.s. 's voormiddags 11,30 uur in het ge
bouw van het departement van Einnenl. Zaken
en landbouw.
Misdaad of ongeluk?
Lijk van een vrouw aangespoeld.
Op het Noorderstrand te Westkapelle is aan
gespoeld het lijk van een vrcuw van ongeveer
20-jarigen leeftijd. Het had slechts kort in het
water gelegen en de dood moet voor ongeveer
12 uur zijn ingetreden.
De vrouw had verwondingen aan het hoofd,
aan de keel en aan de polsen. Zij heeft donker
zwart haar, en was gekleed in een wit hemd,
eecn witte broek, een wit nachthemd en een,
linnen buikband.
Op het lijk werd een lint gevonden met een
zakmesje. E|e politie onderzoekt, of hier wel
licht moord in het spel is.
De tafel is voor vier personen gedekt in de tuin
kamer van Rozenhof. Sneeuwwit is het pellen, en
aan de vouwen en den glans te zien, komt het
kersversch uit de linnenkas. Het zilver glimt, het
glaswerk schittert in het zonnestraaltje, dat, vroo-
lijk en nieuwsgierig, onder de half neêrgelaten per
siennes door piept.
Vier stoelen, met roode zittingen, wachten met
uitgestrekte armen, maar met een echt Hollandsch
geduld, de gasten, die het geluk zullen hebben zich
aan die uitlokkende tafel neêr te zetten; want zie,
eene tafel als deze, doet aan een goed gezelschap;
aan een keurig dineij en eene fijne flesch denken
en men moet juist geen Lucullus zijn, om dat aange
naam te vinden.
Wat het vertrek aangaat, dit ziet er recht aange
naam uit, daargelaten een paar portretten, in breede
kronkels en bloemen versierde lijsten, die aan den
muur hangen, en mij meestal onwelkom zijn, omdat
zij veelal het vertrekpunt worden van eene reeks
nare gedachten en dat zou ook nu het geval wel
kunnen zijn.
Het eene portret rechts is dat van eene dikke,
statige en pretentieuse dame, in een rood zijden
kleed, met een zware gouden ketting om den hals,
welke tot op haar middel afdaalt. Het volle regement
ringen is, toen de schilder dat meesterstuk maakte,
op de parade verschenen. Kant en bloemen zijn
kwistig aangebracht. Het is eene uitstalling van
kleêrkas en juweeldoos. Het tweede portret is dat
van een lang mager man, reeds op zekeren leeftijd.
Een groote juweelen speld prijkt op het overhemd,
en een zijner vingers is zoo geplaatst, dat ge, willen
of niet, den grooten diamanten ring moet zien. De
man ziet er in 't geheel niet boos uit, en de aller
deftigste pose, die men hem heeft gegeven, is zeker
niet natuurlijk.
't Zal zonder twijfel man en vrouw zijn; maar dat
juist het wetboek, wanneer het over de onderdanig
heid van de vrouw spreekt, hier in toepassing ge-
EEN DRAMA.
Sedert eenige dagen zit te Avereest een ingezetene,
aan wiens toerekenbaarheid ten sterkste wordt ge
twijfeld, op de straat. Des daags heeft hij de zonne
hitte en des nachts de koude te verduren. Eenige
dagen geleden is de man uit de woning gezet. Toen
de deurwaarder kwam vond hij 't huis gesloten,
zoodat de burgemeester nog ter plaatse moest ver
schijnen. Zijn schamele huisraad werd toen op straat
gezet. Een diep medelijden jegens den ongelukkige
vervult menig ingezetene. Reeds vernamen we, dat
er pogingen zouden worden aangewend om voor hem
van overheidswege een onderkomen te vinden. De
geschiedenis van genoemden man was de laatste
jaren één groot treurspel. Men zal zich kunnen her
inneren hoe er eenige jaren geleden sprake was
van iemand uit de Krim, die z'n deuren had vast
gespijkerd voor den deurwaarder, die kwam, omdat
Doornbos zoo heet de man niet aan zijn be
lastingplicht had voldaan. Nadat vele historie^, zich
vervolgens op zijn bedrijfje, waarvan hij eigenaar
was, hadden afgespeeld, werd ook zijn huis ver
kocht. Als verstandeloos zwierf hij geruimen tijd om
die woning, waaruit hij, natuurlijk ook met geweld,
was gezet. Men was te De Krim maar wat blij
van den lastigen buurman bevrijd te zijn. Nu woon-
hij te Sluis 7. Ook hier mocht hij niet langer blijven
wonen. Zijn huisraad staat buiten, evenals eenige
jaren geleden, toen hij in de Krim, uit zijn huis
was gezet. We konden zien, dat zijn eertijds nette
inboedel er door al die ongewenschte omstandig
heden niet beter op geworden was. De man was
vroeger niet onbemiddeld, maar door al deze bui
tensporigheden zal zijn vermogen ongetwijfeld sterk
verminderd zijn, misschien zelfs geheel opgeraakt.
Sedert eenige dagen en nachten zit D. te midden
van de schamele resten zijner inboedel op straat.
Blootgesteld aan alle weersinvloeden, alsmede aan
't verkeersgevaar, want héj zit eenvoudig op 't fiets
pad.
„Nbl. v. h. N."
bracht is, zouden wij zeker niet durven beweren.
Houding en gelaatsuitdrukking van Mevrouw, zeg
gen: „integendeel!"
Naar het uiterlijk der beide portretten te oor-
deelen, voert mevrouw hier onbepaald den maar
schalkstaf wij zouden zeggen den bezemstaf,
indien dat woord niet zoo triviaal ware. Mij dunkt
zelfs dat Mevrouw niet de minste tegenspraak duldt,
en de man, daaraan eindelijk gewoon geworden, zich
wel wacht zich aan die groote en breede, maar rij
kelijk van dorens voorziene roos te kwetsen.
Hebt ge nooit omtrent eene dier liefelijke buiten
plaatsen, op een houten borde, de verschrikkelijke
waarschuwing gelezen: „hier liggen voetangels en
klemmen?" Welnu, indien men het portret van. Me
vrouw aan den ingang van Rozenhof plaatste, zou
men er die vreesaanjagende woorden niet behoe
ven onder te zetten. Wie eenigzins een Lavater Ware,
zou onmiddellijk rechtsom keert maken!
Beneden het damesportret hangt, in een verguld
lijstje, het fotografisch portret van een jong meisje,
in elegante toilette, 't Schijnt een vroolijk, levens
lustig en coquet ding te zijn, en dat maar al -te wel
overtuigd zijner schoonheid isDoch, laat ons
zoo spoedig niet oordeelen.
Op een guéridon liggen eenige albums, welke men
altoos met zekere publiciteit op de tafels legt, wan
neer er een aantal portretten van voorname per
sonen in te vinden zijn. Dat geeft, vooral aan den
kortzichtige, den maatstaf van het oceaan-achtige
onzer kennissen. Verder liggen er eenige exemplaren
met engelsche en duitsche gravures, vergezelschapt
van eenen nooit gelezen tekst. Een ernstig, dat is
een vervelend, boek vloekt in de salon naast hon-
derde snuisterijen en aardigheden op de étagères,
naast eenige bloemen in eene langhalzige vaas, en
den kanarie-vogel in eene kooi van Chineeschen
vorm.
Maar men werpe eenen blik door het venster:
een vroolijke tuin met slingerpaden; hier en daar
een perk met bloemen, die een frisch contrast
maken met het eentonige gras; een kleine vijver,
met een paar slapende- eenden; in de verte, onder
het neêrhangende loof van eenen treur-esch eene
rustieke bank: wat verder eene twijfelachtig witte
Diane. Heel lief, recht aangenaam.
Ik zou met u, lezer en lezeres, aan die tafel willen
B(e bezwaren tegen den Tussehenhandel.
Waarom de Groenten zoo D;uur zijn.
In de „Haagsche Post" lezen wij onder de
rubriek „Een paar Notities" het volgende:
Eien abonné vraagt ons, ten einde er de alge
meene aandacht op te vestigen, te dezer plaatse
een en ander te zeggen over „tusschenpersonen
in den handel" en een in te stellen wettelijke con
trole over gewichten en maten, hetgeen van groot
belang is in het algemeen. „Het is u natuurlijk
bekend, (aldus onze lezer), dat de landbouwer,
de boer, zoo wat niets betaald krijgt voor zijn
arbeid. Tusschenpersonen, groenten verkoopers,
ziet men hier met auto's, paard en wagen hun
groenten aan den man brengen; zij vragen, nu
nog, in het begin van don zomer, veel te hooge
prijzen. Men moet noodgedwongen veel te veel
betalen en deze lieden verrijken zich ten koste
van den producent. Gaa't men naar de mai-kt, als
daartoe, tijd gevonden kan worden, dan wordt
men door wel ongeveer 90 .pL't. der handelaren
op alle slinksche en geraffineerde wijzen bedro
gen met het gewicht; ook bij vele winkels in
de stad is dit zoo, deze lui hebben gemeenlijk
hangende balansgewichten en door het verplaat
sen van een pinnetje, hetgeen de leek niet kan
controleej en, geven zij gewoonlijk één a ander
half ons per pond te weinig aan gewicht. Daar
door kunnen deze lieden hun prijzen lager stel
len en toch nog meer verdienen, dan eerlijke
menschen, terwijl het publiek gedupeerd wordt.
De laatste beweringen zijn zoo kras, dat wij ze
voor rekening van onzen abonné moeten laten,
ofschoon men ze vaak hoort. Wiel staat vast,
dat het oude, toch al niet te scherpe toezicht
op maten en gewichten van overheidswege, geen!
kennis neemt van hefboombalansen en de zoo
zeer in zwang gekomen automatische weeg- en
meettoestellen (Van Berkels weeginstrumenten,,
benzinepompen en dergelijke). Ejn het wordt ze
ker wel tijd dal de oude yvetgeving kennis gaat
nemen van zulke nieuwe (toestellen.
Wat de winst van den tusschenhandelaar be
treft ,deze behoeft inderdaad niet onbehoorlijk
te zijn; maar men verlieze niet uit het oog, ilat
de hooge belastingen ,de hoogere loonen, de beper
king van arbeidsduur, en bovenal de veeleischenld-
hoid der clientèle in het kort, de reusachtige
toeneming van „overhead" onkosten, de duurte
onvermijdelijk in de hand moest werken. Wan
neer de huisvrouw of de dienstbode telefoneert
om een. ons kaas of een bosje peentjes „en)
wilt u ze asjeblief dadelijk zenden, wij wachten
er op" moeten kaas en peentjes noodzakelijk
veel meer kosten dan wanneer zij in den winkel
worden gehaald of zelfs aan de deur worden vér-
kocht. Ook dit aan de deur koopen moet groen
ten duurder maken. De groentenboer moet le
ven van de winst, behaald van de twintig of
dertig lieden die hij op een ochtend kan bedienen,
zijn omzet in geld is klein, dus moet zijn winst
percentage vanzelf hoog zijn, vooral wanneer
hij de hoogere eischen die ook hij aan het levven
heeft leeren stellen, wil kunnen bevredigen. De
oplossing ligt in markthallen onder scherp ge
meentelijk toezicht, markthallen waar mevrouw,
met of zonder haar meisje, persoonlijk gaat in-
koopen. Maar wil mevrouw dat nog om niet
te spreken van het meisje?
GEZJNbVTIUGIEK.
Wij lezen „De Avondpost" niet, maar vonden
dezen roman onder den titel „Gezins-tragiek"
in het „Nocrd-Holl. Dgbl.":
„Neen: wc hebben geen dikke romans noodig
om de tragiek van een gezin te speuren", schrijft
Gr. in „De Avondpost".
Hevig is hij ontsteld, en veel directer in het
hart gegrepen door een ongeschreven roman, dien
hij dezer dagen in de advertentie-rubriek van een
der dagbladen las. i
„liet is, zoo zegt hij, geen zelf-bedacht adver
tentietje, dat ik hier uitknip voor u. Het is kort
neêrzitten en den Tockay en Roederer, in die gapen
de glazen doen schenken, om bij het nagerecht het
breede raam te openen en onder het wegdampen
eener fijne sigaar indien het de dames niet hin
derde mij een millionair te droomen. Ik zou dit
in uw gezelschap willen doen, maar als ik mijn oog
op het vurig roode portret werp; als ik zie hoe de
scherpe blik van Mevrouw mij volgt, en haar mond
zich, naar het mij toeschijnt, allengs al pretentieuser
toeknijpt, dan herinner ik mij weer de woorden:
„hier liggen voetangels en klemmen!"
Ik hoor stemmen in de salon naast de eetkamer.
Laat ons stil en bescheiden de deur openen, en,
verzekerd dat wij de toovermacht bezitten van den
onzichtbaren soldaat uit onzen kindertijd, binnen
treden, zien en aanhooren.
Er zijn vier personen aanwezig namelij de
dame, de heer en dé jonge juffer, wier conterfeitsels
wij zoo even in de eetkamer gezien hebben. Dat
klaverblad is moeder, vader en dochter. De vierde
persoon is een jong mensch, in een elegant licht
zomerkleed, zwart gefriseerd haar, heldere imper
tinente oogen; met een paar als bajonnetten ge
scherpte zwarte knevels en een onmisbaren pince-
nez aan een breed zwart lint een dandy, die zich
wendt, draait, keert en buigt, nu voor Mevrouw,
dan voor de dochter, alsof hij wil doen gelooven dat,
in zijn persoon, de eeuwigdurende beweging is uit
gevonden.
Dat jonge mensch moet in de oogen van Mevrouw
en hare dochter extra galant zijn, want Mevrouw
glimlacht, de dochter glimlacht en papa glim
lacht natuurlijk, omdat zijne vrouw het voorbeeld
geeft. Mevrouw vindt hem zeer aardig, recht gezel
lig, fijn in manieren en zij doet haar best om hem
den dunk niet te laten, dat ze in dat alles beneden
hem staat. Daarbij, dat jonge mensch heeft een
deftigen naam, eene ronde fortuin, is de zoon van
een wisselaar, die 't zij u toegefluisterd wel eens
naar deze of gene afgelegen badplaats reist, en zich
daar als „bankier" op de badlijst doet aanteekenen.
Welkom, welkom! zou het immers zingen in de
harten van al de voor hare dochters bezorgde
mama's?
Aan Mevrouw is de jongeling dus welkom, en de
luchtkasteelen rijzen reeds in de verte op; bij de
en tragisch de waarheid zonder meer, de schreeuw
en de tranen van eén ontredderd gezin:
iMaina
Kom naar huis of geef adres
Pa, Pop, Robby.
Zie hier den roman van een gezin, waar geen
schrijver voo rnoodig is om de diepte te peilen.
Zie hier de ellende om u heen, in het dagblad
van vandaag. Zie hier de radeloosheid van een
vader; hoor het hulpgeschrei van twee kinderen
en slik dan maar iets weg om u goed te houden.
Wat zit er achter de kinderlijke naïveteit van
deze advertentie een smeeken!
Eien vader die met zijn twee kinderen roept
om moeder, die is weggegaan. Hij is op den
achtergrond getreden, hij: de man van deze
vrouw. Hij zoekt: de moeder. Al de disharmonie
van zijn geluk wijkt weg, waar de kinderen
hulpeloos zijn geraakt.
Hoe is eenmaal dat gezin begonnen Ieder on
zer schakelt herinneringen in van eigen zonnig
geluk om, geslagen door zoo'n advertentie, tus"
schen die van de u onverschillige dingen in,
als 'tware een drang te voelen om mee te helpen
roepen: om moeder.
De moeder.
Ik las juist in deze dagen een roman, waarin
de Moeder in de vrouw oen gezin redt. Ern tel
kens wanneer ik zulke romans lees, voel ik
hoe broos dat eerste geluk is, waarop zoo'n kost
baar iets als een gezin wordt gebouwd. Storten
dan altijd de illusies zoo wanhopig inéén; is er
dan nooit, de standvastigheid, die aan dat gezihs
leven steun geeft?
Natuurlijk. Advertenties als deze zijn zeld
zaamheden. En de romans die altijd maar weer
ons de illusies van het geluk ontnemen en de
zekerheden van het huwelijk aan stukken gooien
staan buiten den norm. Daar is ook rondom-ons
wel een schoone duurzaamheid, wel een stand
vastige irouw, wel een waarachtig gezinsgeluk.
Maar ócn zoo'n advertentie demonstreert zich
zelf als een modern noodsein, als een modern,
verschijnsel en we voelen den grond onder onze
voeten wankelen.
.Daar is ook: schuld.
Wie zal zeggen wat er is voorafgegaan aan
de vlucht van deze vrouw, die nu als, moeder
teruggesmeekt wordt? Wie zal de hardheid pei
len waarop wat ééns liefde was, afgestuit is?
Wie zal de verwaarloozing weten, die oorzaak
werd van dit vertrek?
Maar: ik schrijf geen roman. Deze adverten
tie mag geen roman van 300 bladzijden worden.
Want al die woorden zouden den roep kunnen
overstemmen van Pop en Robby.
En het zijn Pop en Robby die om moeder vra
gen en niet wij, die behoefte aan een romannetje
hebben.
Misschien hoort deze moeder de stem van haar
kinderen en dan breekt haar hart.
En schooner maar ook moeilijker „weg-
terug" is er in een mepschenleven niet denk
üfflarktberichfen
LANGEDIJKER GRO.ENT.EC;EN;TRALE.
3 Juni.
6650 Kg. tomaten A f67.—, Bi f64.50, O fö'4.f
C|C f40.90. j
4 Juni.
4650 Kg. tomaten A f60.90—63, Bi f57.40, 0.
f60, CG f42.20, 150 Kg. aardappelen, 3chot-
sebe muizen f22.30, drielingen f 15.30, kleine
f 5,—;
ALKMAARSCHE EXPORTVEILING, 3 Juni.
Aardbeien per doos ƒ0.12—0.47; andijvie per 100
stuks ƒ2.50—10.50; bloemkool I ƒ17—23; idem II
ƒ10—15; kropsla ƒ0.80—1.80; idem II ƒ0.40—0.70;
Komkommers ƒ9—17; prei ƒ1.404.40; postelein
dubb. bakje 25-^9; peulen ƒ46; arabarber ƒ3—6;
radijs ƒ1.40—6.30; selderie ƒ2.60—5.30; spinazie gr,
bak ƒ0.14—1.20; dubbele idem ƒ62; tomaten ƒ37
uien ƒ4.50; wortelen ƒ7.5014.40.
dochter is de zaak nog' zóó niet gevorderd, en de
vader denkt hoegenaamd niets.
Waarom ook zou hij denken? Dat doet immers
zijne vrouw voor hem. Waarom zou hij plannen
maken, luchtkasteelen bouwen? Zijne vrouw is meer
bedreven dan hij, en indien hij er ooit gevormd of
gedroomd heeft, werden ze altijd door Mevrouw mis
kend, of door Mevrouw weg geblazen.
De familie, bij welke ik u geïntroduceerd heb
en wier naam ik u nog niet deed kennen ik
vraag, mij ten dezen opzichte te willen veront
schuldigen heet Dolberg, voorheen de firma
Jacob Dolberg en comp. De man is een geretireerd
koopman eigenlijk maar een kruidenier, maar er
is iets onteerends, vindt u niet, in het denkbeeld dat
Mevrouw de gade is geweest van een zakjesplakker?
De dochter, eene lieve brunette, die eenige jaren
op eene voorname kostschool heeft uitgewoond, heet
Ada, en de jonge springer, Georges Delmare die
uit de stad eens onverwachts is komen overvliegen.
Nu de dag belooft voortreffelijk te zullen zijn. Men
zal eens recht lief en familiair dineren, gezellig
kouten, wat muziek maken, koffiedrinken in het
prieel en eene wandeling naar de boerderij doen,
welke buiten de gracht van Rozenhof gelegen is;
want die koeien en ossen zijn heel champêtre van
verre en in verbeelding; maar ze verliezen alle
illusie van dichtbij. Gelukkig voor die dames en
heeren, dat ze in een landschap niet kunnen gemist
worden, zoo min als een predikant op den kansel!
Hoe gelukkig dat, ofschoon het Zondag is, de fa
milie door geene lastige bezoeken gestord wordt!
Hemel, des Zondags heeft men waarachtig geen rust.
Ne de dienst komt de jonge baron altijd een bezoek
afleggen en bij de qualificatie ziet Mevrouw
schuins op Georges, om te weten of het hem niet
prikt eenen baron tot mededinger bij Ada te heb
ben. Dan ook komen er nog anderen: maar Me
vrouw zal zich wel wachten die te noemen, want
die dragen geen titel. Och, maar men houdt niet
van al die bezoeken! en ze snakt er na, integen
deel. Een enkele goede vriend, zooals Mijnheer Geor
ges, is het prettigst. Nu, het programma is over
heerlijk op deze Zondag, roept Georges, naar bil
meent recht geestig, sera ie plus beau jour de sa vie.
(Wordt vervolgd)