I Voor onze Lezeressen De Vrouw en die Mode Maar meestal komt oom ruimte tekort. Zul je deze week ook nog eens zoo'n dikke schrijven. Is je mooie postpapier al op? Dat vond ik toch altijd zoo mooi. Ja kindje, zoo is het leven; slapen, eten, drinken, werken, slapen, eten, drinken, werken. Maar zoo nu en dan beleven we toch eens weer een opfrisschertje. En daarom vindt oom Maarten het altijd zoo leuk, wanneer je hem weer eens schrijft. En over zes jaar denken jullie geen van allen meer aan je oom, behalve Mies dan natuurlijk. Of zal jij zoo nu en dan nog wel eens aan je raadseltijd terug denken? Maar dat kun je nog niet weten, hè? Dag lieve kind. VLINDERTJE. Beste kindje, doe maar mee hoor Ik heb je graag als raadselnichtje. Leuk dat ne gerplaatje. Mies heeft het op haar kamertje gehan gen en eronder geschreven,, Van Vlindertje." Je raad seis zijn een beetje laat ingestuurd. De volgende keer maar dadelijk een briefje geschreven, wat? En nu tot de volgende keer. Dag, Vlindertje. LUISTERVINKJE. Jij bent heelemaal een grap- penmaakster zeg. Als de raadsels heelemaal gemakke lijk zijn doe je mee en anders niet. Dat is toch eigenlijk geen kunst, vindt je zelf wel? Maar laten we dan dit met elkaar afsprekenals de raad sels erg moeilijk zijn, dan schrijf jij inplaats van op lossingen een aardig briefje aan je oompje. Doe je dat? Je schrijft heel aardig. Ik lees altijd met plëi- zier je briefje. Dag, kindje. DE STER. Brrrrr. Een velletje met niets anders erop dan de raadsels. Tot mijn spijt en zooals je wel zult hebben gezien, waren ze nog niet goed ook. Maar een heel heel klein briefje had er toch wel op het velletje afgekund. De volgende keer? En dan goed adresseeren hoor. Dag nachtlichtje. En denk er aan steeds je leeftijd in je briefje te vermelden. PUTTERTJE. Zoo kereltje, vond je dien veer pont van Nijmegen zoo leuk. Ja, met zoo'n auto ben je overal in een paar tellen wat? Neen, oom woont niet in Nijmegen. Maar waar dan wel, dan verklap ik» je lekker niet. Wel ben ik met mijn vacantie naar Nijmegen geweest. Daar heb ik gelo geerd in hotel Marieboom, op de Groesbeeksche weg. Weet je dat ook te vinden? Maar ik had het veel te druk met wandelingen enz. dat ik een van mijn raadslevriendje kon komen opzoeken. Misschien la ter wel eens. NIADOCO. Heel aardig van je, kindje, dat je ondanks de drukte van het huiswerk no geen oogen blikje voor je raadsels over hbe. Dat doet me wer kelijk pleizier. En als je het nu zo oheel erg druk hebt, nu dan moet oom ook maar eens enkele keer worden ivergeslagen, want in de eerste plaats het huiswerk en dan pas de raadsels en het briefje. Zoo'n briefje neemt gelukkig nogal niet veel tijd in beslag wel? Je raadsels waren niet heelemaal goed Maar houdt moed. Je weet wel, dat je een goede hand van loten hebt. Dag. Niado Courantje. De andere briefjes later. Dag allemaal van jullie oom MAARTEN. Oplossing: De slimme gevangenen. De opgave is in 35 zetten op te lossen en wél op de volgende wijze: Eerst gaat 6 op de leege plaats staan, dan 2, 16, 5, 2, 16, 3. 7. 16. 6- 11. 16, 8, 12, 16, 15, 1, 16 15. 1. 15, 12, 8, 1, 11. 6, 1. 7. 3. „ONZE KEUKEN." WAT ETEN WIJ DEZE WEEK? ZONDAG: Asperge, salade, Ossenhaas, Doperwten, aardap pelen, Italiaansche. pudding. ding met vruchtensaus. WOENSDAG: Varkenslapjes, tutti frutti, aardappelen, broodpud ding met citroensaus. DONDERDAG. Duitsche biefstuk, bloemkool, aardappelen, water gruwel. VRIJDAG I: Bloemkoolsoep, zoutevisch met peterselie saus, worteltjes, aardappelen, beschuitjes met kaas. VRIJDAG II: Z^Rimd?rlapjes, bruine boonen, aardappelen, sla en. komkommers met gekapte ham en eieren. Nu de asperges niet meer zoo heel duur zijn, be ginnen we de week met aspergesalade, waarvoor we een bos soep-asperges schillen en aan vinger-lange stukken snijden, in water met zout gaar-koken, waarna we ze op de vergiet goed laten uitlekken, koud laten worden en daarna op een schotel leggen, waarop eenige mooie gele sla bladen, 2 a 3 hardge kookte eieren worden fijn gesneden en over de asperges gestrooid. Hierover komt moyonaise, waar we peterselie, 1 uitje en eenige augurken, alles zeer fijn gehakt, doormengen. Om de rand leggen we wat schijfjes tomaat. De salade wordt ongeveer een uur voor het opdienen klaargemaakt. Voor de Italiaan sche pudding hebben we noodig halve liter melk, 1/4 liter room, 75 gr. suiker, 3/4 d.L. curacao, 4 eier dooiers en 20 gram gelatine. We brengen de melk aan de kook en kloppen onder de hand de eierdooiers met de suiker flink schuimig, waarna we de warme melk heel voor zichtig met het oog op schiften bij voegen en alles dan nog even doorkoken, liefst in een pan met heet water) tot de massa goed gebonden is, daarna de beweekte en goed uitgeknepen gelatine in een weinig heete melk oplossen en bij de pudding voegen en ten slotte de likeur van tijd tot tijd roeren om het zakken van de gelatine te voorkomen. De room wordt met een stukje zout fijn geklopt en met de pudding vermengd, maar niet vóór dat deze, drillerig begint te worden, waarna alles in de nat gemaakte puddingvorm verder stijf wordt. Men presenteert geen saus bij deze pudding. We hebben voor deze pudding alleen de -dooiers gebruikt, dus zetten we de eiwitten op een koele plaats weg tot Maandag en kloppen ze dan door onze maizena pudding. 1 L. melk, 100 gram maizena, 100 gram suiker, citroen schijf 2 eiwitten. 3/4 van de melk met de citroenschil brengen we j aan de kook en met de rest maken we de maizena aan, die we met de suiker bij de kokende melk voe gen en alles nog door laten koken, tot het de ver- eischte dikte heeft, de schil verwijderen en met de garde de inmiddels stijf geklopte eiwitten door de pudding kloppen, zoolang, tot het een geluke luch tige massa is geworden en daarna in een omgespoel- den puddingvorm overbrengen. Men kan een bes- senpapsous bij deze pudding presenteeren of een fleschje vruchtensaus gebruiken, die men in allerlei smaken kan krijgen. De voorjaarserwtensoep is veel minder zwaar dan die, welke we in den winter klaar maken. We hebben 2 L. boillon van 5 ons schenkelvleesch en voegen, daarna de geweekte groene erwten toe, die we laten koken tot ze bijna gaar zijn, waarna we goed ge- wasschen en fijn gesneden groenten als peentjes, bloem, kool, postelein en wat we nog meer kunnen krijgen bijvoegen, verder prei, selderij en even voor het opdoen gehakte peterselie en kervel, die met het oog op het verkleuren en minder geurig worden, pas op het laatste oogenblik bij de soep komen. Om zooveel mogelijk alle geurige bestanddeelen te be houden, zorgen we voor een goed gesloten pan. Het vleesch, hebben we uit de bouillon genomen, vóórdat de groenten er bij gevoegd werden en dit hakken we nu fijn en maken er filosoof van, waarvoor we noo dig hebben: 1 K.G. gekookte aardappelen, met fijn gehakt vleesch van de soep, 6 flinke uien, 100 gram boter, 1 theelepel kerry en 4 d.L. water en 2 maggi bouillon blokjes. De aardappelen worden fijn gemalen en de ui niet te grof gesnipperd en daarna gefruit met 3/4 van de boter en de kerry, is dit alles licht bruin, dan het gehakte vleesch er bij en de in de 4 dl. warm water opgeloste bouillon blokjes, het laatste worden de aardappelen er door heen geroerd, waar na het mengsel in een vuurvaste schotel, die vooraf geboterd is, wordt overgebracht, bestrooid met pa neermeel, waarop stukjes van de rest van de boter en gedurende een half uur of drie kwartier in een vrij warmen oven, om een mooi bruin korstje te krijgen. Vragen door de abonné's gedaan, betreffende deze rubriek, worden gaarne beantwoord, mits naam en adres onder de brieven geplaatst wordt. Redactrice „Onze Keuken", Theresiastraat 424, Den Haag. VOOR DE HUISVROUW. polijst plankje dat met een weinig messenpoeder of ameril bestrooid is, nawrijven; de heften nooit in het water laten liggen, zooals vaak geschiedt. Heeft men zich een massenaanzetter aangeschaft, die men in alle huishoudelijke winkels en van diverse fabri katen kan koopen, dan haalt men de messen dage lij ksch even langs het aanzettertje en heeft men zonder het bewerkelijke messenslijjpen op een plank met zand, toch scherpe messen. Men legt niet meer messen in de lade, dan men voor dagelij ksch gebruik noodig heeft; dat vereenvoudigt het werk. Dat men messen niet gebruikt voor doeleinden, waarvoor ze niet geschikt zijn, b.v. het openmaken van blikjes, doorhakken van beenderen, enz. spreekt j van zelf. Het verwijderen van etensresten uit pannen met een lepel vermij de men, daar dit en voor de pan en voor de lepel niet aanbevelenswaard is, maar zet een aangebakken pan liever even met een weinig water en soda op een laag pitje om te weken, waar door het etenslaagje vanzelf loslaat. Lepels mogen niet in zure spijzen blijven staan, daar dit niet alleen slecht is voor de lepel, maar zich ook licht kopergroen ontwikkelt, wanneer ko- perdeelen in het metaal aanwezig zijn; met zilveren lepels heeft men dit niet, maar toch worden ze b.v. van azijn zwart. De gootsteen is ook een ding, dat onze bijzondere aandacht vraagt, na het vaten wasschen is het noo dig deze terdege uit te boenen met heet water en soda om het aanhangende vet van het vaten was schen weg te krijgen; witte gootsteenen houdt men helder wit, als men een paar malen per week een weinig gloor in de bak strooit en daarop heet water schenkt; het wegloopen voorkomt men dan door een oud lapje katoen in het afvoergat te stoppen; na verloop van een uurtje laat men het chloorwater wegloopen en spoelt de gootsteen flink na; eenmaal per twee of drie weken laat men op eenige liters heet water één pond soda op en giet dit door de afvoerbuis, waardoor veel van het aanhangende vet opgelost wordt; verder voorkome men zooveel moge lijk verstopping van den gootsteen, door er voor te waken, dat geen afval van groenten, theebladen enz. loor het gootsteengat met het wasch- of spoelwater meegevoerd worden. Het laatste is niet alleen een economisch belang, daar het rekeningen van repa raties voorkomt, maar het is ook een hygiënisch belang, om de gootsteen zoo zuiver mogelijk te hou- (Nadruk verboden) VOOR DEPRACTISCHE HUISVROUW. GEKOOKTE AARDAPPELEN dei nog een oogenblik moeten staan, voordat zij op gediend kunnen worden, dekt men met een schoonen doek toe. De waterdamp trekt er dan in en de aard appelen blijven droog, warm en kruimig. kelijk, wanneer men ze met een in gewoon keuken zout gedoopt doekje afwrijft. Nadat men daarna de emmer of waschkom met helder water heeft nage spoeld, moet men haar goed droogwrijven. Gootstee nen reinigt men op deze wijze door een prop kran tenpapier met keukenzout te bestrooien. Ook na deze bewerking naspoelen met helder water. ONTVLEKKEN MET BENZINE. Men kan kleeern zeer goed met autobenzine een al- geheele reiniging doen ondergaan. Daartoe legt men het kleedingstuk In een flinke, groote bak en giet er rijkelijk benzine overheen. Al naar gelang de dicht heid van het weefsel, zal men 1 liter of meer noodig hebben. Dan wrijft men de stof zacht tegen elkaar, vooral op de plaatsen waar vlekken zijn. Stevige stof fen kan men wat ruwer behandelen. De bak wordt daarna met een vochtigen doek gedekt, om het vervliegen van de benzine tegen te gaan en zoo laten wij de kleeren een nacht of een dag staan. Daarna perst men ze licht uit en hangt ze, om te droogen en om de benzine te laten ver dampen, eenige dagen in de buitenlucht op. Vindt men nog een vlek, dan kan men deze nu gemakke lijk uit de stof wrijven. Vóór met het strijken wordt begonne, goed uitborstelen. Kleuren lijden van deze behandeling in het geheel niet, ook vouwen en plis- see's blijven behouden. PRACTISCHE WENKEN HET UITDROGEN VAN WORST kan men verhinderen door het aangesneden einde met boter te bestrijken. Dit is tevens een goed middel voor kaas. De boter kan men den volgenden dag ge bruiken voor het smeren van het brood. Zij heeft dan het aroma van de worst eenigszins overgenomen. DASSEN, DIE MEN WIL OPSTRIJKEN verliezen bij deze bewerking dikwijls hun goeden vorm. Als men twee stukjes carton in denzelfden vorm als de slippen van de das uitsnijdt, en deze stukjes in de das schuift, dan zal deze na het be strijken als nieuw er uit zien. SPIJKERS OF HAKEN in de muren van keukens of badkamers, welke men heeft ingeslagen om vichtige doeken er aan op te hangen, moeten eerst met emailleverf bestreken wor den. Men vermijdt daardoor het ontstaan van roest vlekken op de doeken. Keukenpraatje. Keuken luchtjes. Nadat men korteren of langeren tijd bezig geweest is met koken, en de keuken heeft, zooals meermalen het geval is, gfeen voldoende ventilatie, blijven de geuren van de verschillende spijzen en vooral van braden van vleesch en bakken van visch aan klee- dingstukken, handen en haar hangen en het is zeer onaangenaam, wanneer de huisvrouw of de gedien stige deze geuren mede naar binnen brengt. I Geheel en al te vermijden is het niet, wel te beperken en daartoe zouden wij U het volgende wil len aanraden. Draag in de keuken geen wollen japonnen of donkere schorten, aan harige stoffen blijven de keukendampen veel meer hangen, daarbij komt nog, dat ze in den regel niet of weinig ge- wasschen worden. De huishoud jassen, zooals die tegenwoordig veel gebruikt worden of wit of in lichte tinten, zijn het meest aan te bevelen; ze kunnén de eerste week worden mede gewasschen en zijn veel hygiënischer, het haar kan men tegen vetwor- den beschermen, door een doek om het hoofd te knoopen of een mutsje te dragen bij het koken. Is men klaar met koken, dan heeft men eenvoudig de schort uit te doen en mutsje af te zetten en wan neer men dan nog even een paar minuten neemt om gezicht en handen wat op te frisschen en het haar te kammen, dan zal men zich zelf veel pret tiger gevoelen, wanneer men aan tafel gaat. De handen reinigt men het best met een stukje puimsteen, de z.g. puimsteen; vuile plekken van het schoonmaken van vruchten en fruit krijgt men het beste weg, door de vingers eerst even met keuken zout af te wrijven en daarna met een halve citroen na te wrijven, desnoods een reeds halve uitgeperste. Sterke luchtjes krijgt men van de handen, wanneer men ze nat gemaakt heeft en daarna met mosterd poeder goed afwrijft, met zeep de handen nawas- schen. De nagels van de vingers kunnen desondanks alle, keuken werkjes toch netjes blijven, indien men z'e zoo diep mogelijk in een uitgeperste citroen drukt. Alvorens wij tot de behandeling van het keuken gereedschap overgaan, zou ik er nog eens even op willen wijzen, bij het koken in het algemeen, maar in het bijzonder bij sterk riekende spijzen de keu- kendeur(gang) goed gesloten te houden, buitendeu ren of vensters open, pannen gesloten houden en aanbranden van spijzen voorkomen. Al lijkt het eerste, n.l. het dichthouden van de keukendeur zoo eenvoudig, toch is het een eigen aardig verschijnsel, dat hiertegen zoo vaak gezon digd wordt, en men in zooveel gezinnen, als men binnen komt, het eerst de keuken inkijkt; vele huis vrouwen, sluiten de pannen niet af, leggen er de deksel half op, om overkoken te voorkomen; dit is niet noodig als men een of ander gerecht aan de kook brengt en dan petroleum- of gaspit lager stelt, wat ook zuiniger is in het gebruik; kookt men op een kachel, dan schuift men de pan op een minder heete plaats, is men bang voor het aanbranden der spijzen, b.v. bij stoven of bij het bereiden van meel spijzen, dan gebruike men een asbest plaatje of zet meelspijzen nadat zij de vereischte tijd voorgekookt hebben in couranten gepakt of in de hooikist weg, om verder gaar te worden; aanbranden van spijzen behoeft niet voor te komen. Om de uienlucht uit pannen weg te krijgen, spoelt men ze na met wat geest van salmoniak en daarna nog eens met water. Wij herinneren er nog eens aan, dat krantenpapier toch voor zoovele doeleinden in de keuken gebruikt kan worden en men altijd een klein stapeltje bij de hand kan hebben. Keukengerei, waar na het gewone schoonmaken nog een of ander „luchtje aan is, legt men in een teil met heet water en geest van salmiak (één eetlepel op 1 Liter) en schuurt ze daarna nog eens flink met zand en soda na; mocht het luchtje er dan nog niet af zijn, dan herhale men het nog eens en voege een heel klein beetje overmangaanzure kali bij het water en spoelen dan met kokend water flink na. Voorwerpen, die naar visch ruiken, worden met heet zeepsop en zand schoongemaakt en met een doorgesneden citroen nagewreven. Het laatste (de citroen) is ook een heel goed middel om koperen kranen en kranen van het kasstel schoon te maken en om klevende resten van overkoken van de nik kelen randen van het fornuis te verwijderen. Stalen keuken- en vleesch vorken worden na het wasschen met een weinig zand nagewreven, indien er nog vlekken op mochten zijn; messen zijn vooral vaak een steen des aanstoots en toch is het mogelijk altijd keurige messen, die toch scherp zijn, aan tafel te gebruiken. Bij het vaten wasschen, worden de messen, nadat ze eerst met een stuk courantenpapier zijn afgeveegd, in het heete zeepsop gewasschen en afgedroogd, daarna afgewreven met een stukje mon- keybrand en nogmaals afgespoeld en even op een PARIJS PRAAT AL OVER EE WINTERMODE. Diezotnercollecties hebben ons langen tijd in het onzekere gelaten over de plannen, die er voor den herfst gekoesterd werden. Zelfs nu ka nmen daaruit nog niet veel opmaken. Wel wworden de minder gekleede japonnetjes rechter, terwijl de mantels weinig of niets uitloopen. Vele rokken zijn recht; andere vertoonen alleen van onderen een verwijding of zijn alleen van voren ruimer gemaakt door plooien. De zeer bree- de leeren ceintuurs, de smalste is nog 12 cMV die niet worden ingehaald, dragen ook bij tot het rechte silhouet. Maggy Rouff, Worth, B-ruy- j ère en vele anderen laten ze zoowel op mantels als op japonnen dragen, op natuurlijke hoogte. I Behalve van leer maakt men ze ook wel van jer- j sey of wol,-in de kleur van het costuum, die stijf gemaakt worden iloor machinestiksel. Maar dat alles liet nog niets bepaalds door schemeren van de plannen voor den komenden herfst en winter. Nu wordt daar plotseling veel meer van bekend gemaakt en Parijs spreekt over diets anders meer dan over de mode van het koude seizoen. De zomermode, waar we toch het naaste aan toe zijn en die juist' dit jaar zoo vroo- lijk en afwisselend is, wordt er geheel door ver geten. In verband met deze stemming van het publiek worden er nu reeds shows voor 'de herfst - eu wintermode gehouden. De werkelijke verras singen schijnt men achter te houden tot het sei zoen wat meer gevorderd is, doch één ervan hebben we nu reeds gehad: de meeste couturiers geven voor den herfst levendig gekleurde wol len mantels met onopvallende zwarte of in elk geval donkere japonnetjes van wol of crêpe. De mantel, in het koude jaargetijde altijd een belKjigrijk kleedingstuk, wordt dus wel bijzonder op den voorgrond geschoven. De mantels zijn récht, geheel lang en voorzien van breede cein tuurs, alleen Paray demonstreert, nog 3/4 en 7/8 lange mantels zonder ceintuur. De meest, populaire kleuren zijn vermiljoen en geraniumrood, smaragd en resedagroen, ko ningsblauw en lapis lazuli en de lichtbruine en beige tinten. Men ziet ook wel lichtblauw, ter wijl bij de niet zeer talrijke zwarte mantels voor de variatie levendig gekleurde japonnetjes wor den gedragen. De wollen stoffen zijn zeer zacht, terwijl er veel gebruik wordt gemaakt van wollen velours. De snit is er door schouderpassen, rag- laniroiuwm, e.d. op gericht om de schouders afhangend te doen schijnen in tegenstelling met de vierkante snit van het afgeloopen seizoen. Aan de mouwen wordt bijzonder veel aan dacht besteed; men vindt zelfs poffen op of on der de ellebogen of inplaats daarvan bont. Van de bonten kragen is men nog steeds afkeerig, zoodat men tegen de koude wollen shawls neemt,. Naast het kortharige bont ziet men, ook voor dagelijksche dracht, weer langharig bont gebrui ken. Maggy Rouff heeft een duidelijk uitgespro ken voorkeur voor vos en lynx, Lucile Paray voor vos en marter en 'Worth voor allerlei soor ten vos, maar speciaal voor zilvervos. Wij zagen van hem een prachtig garnituur, bestaande uil een scarf van twee vellen en een groote mof. Intusschen is luipaard, dat door Worth werd gelanceerd in zijn Februari-collectiee, en vogue gekomen en ook in den herfst zal men liet veel zien dragen. Ook' in zijn herfst-collectie komt trouwens een langen luipaardmantel voor, ter wijl een van Maggy Rouff's meest bewonderde ensembles bestaat uit ee ngroen wollen japon en een luipaardmanteltje met een groen lee ren ceintuur. Uit de collecties kunnen wij verder opmaken, dat den komenden winter weer langere avond mantels zullen worden gedragen. Lucile Paray maakt ze zelfs even sleepend, van fluweel in de kleur der japon, hoewel haar avondtoiletten den grond juist vrijlaten. Irene Dana had succes niet een tot den grond reikenden avondmantel van rose fluweel, doch Germaine Lecomte wordt évenzeer toegejuicht om haar driekwart-lange mantels van afstekende kleur, o.a. een van getij gerd fluweel, die bij een zwarte japon werd ge dragen. Toch ziet men daarnaast nog vele korte jasjes, dikwijls van dezelfde modehuizen. Die van Worth en Irene Dana reiken maar even over het middel. Worth maakt ze voor den zomer zoowel als voor den winter van kortharig bont met mouwen van satijn of lamé, Meuwlooze japon van zwart-rood gestreepte tussor. Voor en achter zijn plooien aangebracht, die de rok van onderen de noodige wijdte geven. De halsgarneering bestaat uit een gedrapeerde kraag van witte linon afgemaakt door een zwarte gesp. Om de taille een zwart leeren ceintuur. Zomerjapon van lavendelblauwe piqué met in gezette deelen, die zeer nauw aansluiten. Kraag je van witte piqué, gegarneerd met een geschulpt randje van tulle met borduursel. jeugdig mousseline japonnetje, waarvan de rok met punten is opgezet en van onderen klokkend uitloopt. Om den hals is het zoo moderne gedra peerde kraagje aangebracht van witte crêpe. Het fluweélen ceintuur wordt van voren geknoopt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 6