I
Voor onze Lezeressen
De Vrouw en die Mode
Maar meestal komt oom ruimte tekort. Zul je deze
week ook nog eens zoo'n dikke schrijven. Is je mooie
postpapier al op? Dat vond ik toch altijd zoo mooi.
Ja kindje, zoo is het leven; slapen, eten,
drinken, werken, slapen, eten, drinken, werken.
Maar zoo nu en dan beleven we toch eens weer een
opfrisschertje. En daarom vindt oom Maarten het
altijd zoo leuk, wanneer je hem weer eens schrijft.
En over zes jaar denken jullie geen van allen meer
aan je oom, behalve Mies dan natuurlijk. Of zal jij
zoo nu en dan nog wel eens aan je raadseltijd terug
denken? Maar dat kun je nog niet weten, hè? Dag
lieve kind.
VLINDERTJE. Beste kindje, doe maar mee hoor
Ik heb je graag als raadselnichtje. Leuk dat ne
gerplaatje. Mies heeft het op haar kamertje gehan
gen en eronder geschreven,, Van Vlindertje." Je raad
seis zijn een beetje laat ingestuurd. De volgende keer
maar dadelijk een briefje geschreven, wat? En nu
tot de volgende keer. Dag, Vlindertje.
LUISTERVINKJE. Jij bent heelemaal een grap-
penmaakster zeg. Als de raadsels heelemaal gemakke
lijk zijn doe je mee en anders niet. Dat is toch
eigenlijk geen kunst, vindt je zelf wel? Maar laten
we dan dit met elkaar afsprekenals de raad
sels erg moeilijk zijn, dan schrijf jij inplaats van op
lossingen een aardig briefje aan je oompje. Doe je
dat? Je schrijft heel aardig. Ik lees altijd met plëi-
zier je briefje. Dag, kindje.
DE STER. Brrrrr. Een velletje met niets anders
erop dan de raadsels. Tot mijn spijt en zooals je
wel zult hebben gezien, waren ze nog niet goed ook.
Maar een heel heel klein briefje had er toch wel
op het velletje afgekund. De volgende keer? En dan
goed adresseeren hoor. Dag nachtlichtje. En denk er
aan steeds je leeftijd in je briefje te vermelden.
PUTTERTJE. Zoo kereltje, vond je dien veer
pont van Nijmegen zoo leuk. Ja, met zoo'n auto
ben je overal in een paar tellen wat? Neen, oom
woont niet in Nijmegen. Maar waar dan wel, dan
verklap ik» je lekker niet. Wel ben ik met mijn
vacantie naar Nijmegen geweest. Daar heb ik gelo
geerd in hotel Marieboom, op de Groesbeeksche weg.
Weet je dat ook te vinden? Maar ik had het veel
te druk met wandelingen enz. dat ik een van mijn
raadslevriendje kon komen opzoeken. Misschien la
ter wel eens.
NIADOCO. Heel aardig van je, kindje, dat je
ondanks de drukte van het huiswerk no geen oogen
blikje voor je raadsels over hbe. Dat doet me wer
kelijk pleizier. En als je het nu zo oheel erg druk
hebt, nu dan moet oom ook maar eens enkele keer
worden ivergeslagen, want in de eerste plaats het
huiswerk en dan pas de raadsels en het briefje.
Zoo'n briefje neemt gelukkig nogal niet veel tijd
in beslag wel? Je raadsels waren niet heelemaal goed
Maar houdt moed. Je weet wel, dat je een goede
hand van loten hebt. Dag. Niado Courantje.
De andere briefjes later. Dag allemaal van jullie
oom MAARTEN.
Oplossing: De slimme gevangenen.
De opgave is in 35 zetten op te lossen en wél
op de volgende wijze: Eerst gaat 6 op de leege
plaats staan, dan 2, 16, 5, 2, 16, 3. 7. 16. 6- 11.
16, 8, 12, 16, 15, 1, 16 15. 1.
15, 12, 8, 1, 11. 6, 1. 7. 3.
„ONZE KEUKEN."
WAT ETEN WIJ DEZE WEEK?
ZONDAG:
Asperge, salade, Ossenhaas, Doperwten, aardap
pelen, Italiaansche. pudding.
ding met vruchtensaus.
WOENSDAG:
Varkenslapjes, tutti frutti, aardappelen, broodpud
ding met citroensaus.
DONDERDAG.
Duitsche biefstuk, bloemkool, aardappelen, water
gruwel.
VRIJDAG I:
Bloemkoolsoep, zoutevisch met peterselie saus,
worteltjes, aardappelen, beschuitjes met kaas.
VRIJDAG II:
Z^Rimd?rlapjes, bruine boonen, aardappelen, sla en.
komkommers met gekapte ham en eieren.
Nu de asperges niet meer zoo heel duur zijn, be
ginnen we de week met aspergesalade, waarvoor we
een bos soep-asperges schillen en aan vinger-lange
stukken snijden, in water met zout gaar-koken,
waarna we ze op de vergiet goed laten uitlekken,
koud laten worden en daarna op een schotel leggen,
waarop eenige mooie gele sla bladen, 2 a 3 hardge
kookte eieren worden fijn gesneden en over de
asperges gestrooid. Hierover komt moyonaise, waar
we peterselie, 1 uitje en eenige augurken, alles zeer
fijn gehakt, doormengen. Om de rand leggen we wat
schijfjes tomaat. De salade wordt ongeveer een uur
voor het opdienen klaargemaakt. Voor de Italiaan
sche pudding hebben we noodig halve liter melk, 1/4
liter room, 75 gr. suiker, 3/4 d.L. curacao, 4 eier
dooiers en 20 gram gelatine.
We brengen de melk aan de kook en kloppen
onder de hand de eierdooiers met de suiker flink
schuimig, waarna we de warme melk heel voor
zichtig met het oog op schiften bij voegen en alles
dan nog even doorkoken, liefst in een pan met
heet water) tot de massa goed gebonden is, daarna
de beweekte en goed uitgeknepen gelatine in een
weinig heete melk oplossen en bij de pudding voegen
en ten slotte de likeur van tijd tot tijd roeren om
het zakken van de gelatine te voorkomen. De room
wordt met een stukje zout fijn geklopt en met de
pudding vermengd, maar niet vóór dat deze, drillerig
begint te worden, waarna alles in de nat gemaakte
puddingvorm verder stijf wordt. Men presenteert
geen saus bij deze pudding. We hebben voor deze
pudding alleen de -dooiers gebruikt, dus zetten we
de eiwitten op een koele plaats weg tot Maandag en
kloppen ze dan door onze maizena pudding. 1 L.
melk, 100 gram maizena, 100 gram suiker, citroen
schijf 2 eiwitten.
3/4 van de melk met de citroenschil brengen we j
aan de kook en met de rest maken we de maizena
aan, die we met de suiker bij de kokende melk voe
gen en alles nog door laten koken, tot het de ver-
eischte dikte heeft, de schil verwijderen en met de
garde de inmiddels stijf geklopte eiwitten door de
pudding kloppen, zoolang, tot het een geluke luch
tige massa is geworden en daarna in een omgespoel-
den puddingvorm overbrengen. Men kan een bes-
senpapsous bij deze pudding presenteeren of een
fleschje vruchtensaus gebruiken, die men in allerlei
smaken kan krijgen.
De voorjaarserwtensoep is veel minder zwaar dan
die, welke we in den winter klaar maken. We hebben
2 L. boillon van 5 ons schenkelvleesch en voegen,
daarna de geweekte groene erwten toe, die we laten
koken tot ze bijna gaar zijn, waarna we goed ge-
wasschen en fijn gesneden groenten als peentjes,
bloem, kool, postelein en wat we nog meer kunnen
krijgen bijvoegen, verder prei, selderij en even voor
het opdoen gehakte peterselie en kervel, die met het
oog op het verkleuren en minder geurig worden, pas
op het laatste oogenblik bij de soep komen. Om
zooveel mogelijk alle geurige bestanddeelen te be
houden, zorgen we voor een goed gesloten pan. Het
vleesch, hebben we uit de bouillon genomen, vóórdat
de groenten er bij gevoegd werden en dit hakken we
nu fijn en maken er filosoof van, waarvoor we noo
dig hebben: 1 K.G. gekookte aardappelen, met fijn
gehakt vleesch van de soep, 6 flinke uien, 100 gram
boter, 1 theelepel kerry en 4 d.L. water en 2 maggi
bouillon blokjes.
De aardappelen worden fijn gemalen en de ui
niet te grof gesnipperd en daarna gefruit met 3/4
van de boter en de kerry, is dit alles licht bruin,
dan het gehakte vleesch er bij en de in de 4 dl.
warm water opgeloste bouillon blokjes, het laatste
worden de aardappelen er door heen geroerd, waar
na het mengsel in een vuurvaste schotel, die vooraf
geboterd is, wordt overgebracht, bestrooid met pa
neermeel, waarop stukjes van de rest van de boter
en gedurende een half uur of drie kwartier in een
vrij warmen oven, om een mooi bruin korstje te
krijgen.
Vragen door de abonné's gedaan, betreffende deze
rubriek, worden gaarne beantwoord, mits naam en
adres onder de brieven geplaatst wordt.
Redactrice „Onze Keuken", Theresiastraat 424,
Den Haag.
VOOR DE HUISVROUW.
polijst plankje dat met een weinig messenpoeder
of ameril bestrooid is, nawrijven; de heften nooit in
het water laten liggen, zooals vaak geschiedt. Heeft
men zich een massenaanzetter aangeschaft, die men
in alle huishoudelijke winkels en van diverse fabri
katen kan koopen, dan haalt men de messen dage
lij ksch even langs het aanzettertje en heeft men
zonder het bewerkelijke messenslijjpen op een plank
met zand, toch scherpe messen. Men legt niet meer
messen in de lade, dan men voor dagelij ksch gebruik
noodig heeft; dat vereenvoudigt het werk.
Dat men messen niet gebruikt voor doeleinden,
waarvoor ze niet geschikt zijn, b.v. het openmaken
van blikjes, doorhakken van beenderen, enz. spreekt j
van zelf.
Het verwijderen van etensresten uit pannen met
een lepel vermij de men, daar dit en voor de pan en
voor de lepel niet aanbevelenswaard is, maar zet
een aangebakken pan liever even met een weinig
water en soda op een laag pitje om te weken, waar
door het etenslaagje vanzelf loslaat.
Lepels mogen niet in zure spijzen blijven staan,
daar dit niet alleen slecht is voor de lepel, maar
zich ook licht kopergroen ontwikkelt, wanneer ko-
perdeelen in het metaal aanwezig zijn; met zilveren
lepels heeft men dit niet, maar toch worden ze b.v.
van azijn zwart.
De gootsteen is ook een ding, dat onze bijzondere
aandacht vraagt, na het vaten wasschen is het noo
dig deze terdege uit te boenen met heet water en
soda om het aanhangende vet van het vaten was
schen weg te krijgen; witte gootsteenen houdt men
helder wit, als men een paar malen per week een
weinig gloor in de bak strooit en daarop heet water
schenkt; het wegloopen voorkomt men dan door een
oud lapje katoen in het afvoergat te stoppen; na
verloop van een uurtje laat men het chloorwater
wegloopen en spoelt de gootsteen flink na; eenmaal
per twee of drie weken laat men op eenige liters
heet water één pond soda op en giet dit door de
afvoerbuis, waardoor veel van het aanhangende vet
opgelost wordt; verder voorkome men zooveel moge
lijk verstopping van den gootsteen, door er voor te
waken, dat geen afval van groenten, theebladen enz.
loor het gootsteengat met het wasch- of spoelwater
meegevoerd worden. Het laatste is niet alleen een
economisch belang, daar het rekeningen van repa
raties voorkomt, maar het is ook een hygiënisch
belang, om de gootsteen zoo zuiver mogelijk te hou-
(Nadruk verboden)
VOOR DEPRACTISCHE HUISVROUW.
GEKOOKTE AARDAPPELEN
dei nog een oogenblik moeten staan, voordat zij op
gediend kunnen worden, dekt men met een schoonen
doek toe. De waterdamp trekt er dan in en de aard
appelen blijven droog, warm en kruimig.
kelijk, wanneer men ze met een in gewoon keuken
zout gedoopt doekje afwrijft. Nadat men daarna
de emmer of waschkom met helder water heeft nage
spoeld, moet men haar goed droogwrijven. Gootstee
nen reinigt men op deze wijze door een prop kran
tenpapier met keukenzout te bestrooien. Ook na deze
bewerking naspoelen met helder water.
ONTVLEKKEN MET BENZINE.
Men kan kleeern zeer goed met autobenzine een al-
geheele reiniging doen ondergaan. Daartoe legt men
het kleedingstuk In een flinke, groote bak en giet
er rijkelijk benzine overheen. Al naar gelang de dicht
heid van het weefsel, zal men 1 liter of meer noodig
hebben. Dan wrijft men de stof zacht tegen elkaar,
vooral op de plaatsen waar vlekken zijn. Stevige stof
fen kan men wat ruwer behandelen.
De bak wordt daarna met een vochtigen doek
gedekt, om het vervliegen van de benzine tegen te
gaan en zoo laten wij de kleeren een nacht of een
dag staan. Daarna perst men ze licht uit en hangt
ze, om te droogen en om de benzine te laten ver
dampen, eenige dagen in de buitenlucht op. Vindt
men nog een vlek, dan kan men deze nu gemakke
lijk uit de stof wrijven. Vóór met het strijken wordt
begonne, goed uitborstelen. Kleuren lijden van deze
behandeling in het geheel niet, ook vouwen en plis-
see's blijven behouden.
PRACTISCHE WENKEN
HET UITDROGEN VAN WORST
kan men verhinderen door het aangesneden einde
met boter te bestrijken. Dit is tevens een goed middel
voor kaas. De boter kan men den volgenden dag ge
bruiken voor het smeren van het brood. Zij heeft
dan het aroma van de worst eenigszins overgenomen.
DASSEN, DIE MEN WIL OPSTRIJKEN
verliezen bij deze bewerking dikwijls hun goeden
vorm. Als men twee stukjes carton in denzelfden
vorm als de slippen van de das uitsnijdt, en deze
stukjes in de das schuift, dan zal deze na het be
strijken als nieuw er uit zien.
SPIJKERS OF HAKEN
in de muren van keukens of badkamers, welke men
heeft ingeslagen om vichtige doeken er aan op te
hangen, moeten eerst met emailleverf bestreken wor
den. Men vermijdt daardoor het ontstaan van roest
vlekken op de doeken.
Keukenpraatje.
Keuken luchtjes.
Nadat men korteren of langeren tijd bezig geweest
is met koken, en de keuken heeft, zooals meermalen
het geval is, gfeen voldoende ventilatie, blijven de
geuren van de verschillende spijzen en vooral van
braden van vleesch en bakken van visch aan klee-
dingstukken, handen en haar hangen en het is zeer
onaangenaam, wanneer de huisvrouw of de gedien
stige deze geuren mede naar binnen brengt. I
Geheel en al te vermijden is het niet, wel te
beperken en daartoe zouden wij U het volgende wil
len aanraden. Draag in de keuken geen wollen
japonnen of donkere schorten, aan harige stoffen
blijven de keukendampen veel meer hangen, daarbij
komt nog, dat ze in den regel niet of weinig ge-
wasschen worden. De huishoud jassen, zooals die
tegenwoordig veel gebruikt worden of wit of in lichte
tinten, zijn het meest aan te bevelen; ze kunnén
de eerste week worden mede gewasschen en zijn
veel hygiënischer, het haar kan men tegen vetwor-
den beschermen, door een doek om het hoofd te
knoopen of een mutsje te dragen bij het koken. Is
men klaar met koken, dan heeft men eenvoudig
de schort uit te doen en mutsje af te zetten en wan
neer men dan nog even een paar minuten neemt
om gezicht en handen wat op te frisschen en het
haar te kammen, dan zal men zich zelf veel pret
tiger gevoelen, wanneer men aan tafel gaat.
De handen reinigt men het best met een stukje
puimsteen, de z.g. puimsteen; vuile plekken van het
schoonmaken van vruchten en fruit krijgt men het
beste weg, door de vingers eerst even met keuken
zout af te wrijven en daarna met een halve citroen
na te wrijven, desnoods een reeds halve uitgeperste.
Sterke luchtjes krijgt men van de handen, wanneer
men ze nat gemaakt heeft en daarna met mosterd
poeder goed afwrijft, met zeep de handen nawas-
schen.
De nagels van de vingers kunnen desondanks alle,
keuken werkjes toch netjes blijven, indien men z'e
zoo diep mogelijk in een uitgeperste citroen drukt.
Alvorens wij tot de behandeling van het keuken
gereedschap overgaan, zou ik er nog eens even op
willen wijzen, bij het koken in het algemeen, maar
in het bijzonder bij sterk riekende spijzen de keu-
kendeur(gang) goed gesloten te houden, buitendeu
ren of vensters open, pannen gesloten houden en
aanbranden van spijzen voorkomen.
Al lijkt het eerste, n.l. het dichthouden van de
keukendeur zoo eenvoudig, toch is het een eigen
aardig verschijnsel, dat hiertegen zoo vaak gezon
digd wordt, en men in zooveel gezinnen, als men
binnen komt, het eerst de keuken inkijkt; vele huis
vrouwen, sluiten de pannen niet af, leggen er de
deksel half op, om overkoken te voorkomen; dit is
niet noodig als men een of ander gerecht aan de
kook brengt en dan petroleum- of gaspit lager stelt,
wat ook zuiniger is in het gebruik; kookt men op
een kachel, dan schuift men de pan op een minder
heete plaats, is men bang voor het aanbranden der
spijzen, b.v. bij stoven of bij het bereiden van meel
spijzen, dan gebruike men een asbest plaatje of zet
meelspijzen nadat zij de vereischte tijd voorgekookt
hebben in couranten gepakt of in de hooikist weg,
om verder gaar te worden; aanbranden van spijzen
behoeft niet voor te komen.
Om de uienlucht uit pannen weg te krijgen, spoelt
men ze na met wat geest van salmoniak en daarna
nog eens met water. Wij herinneren er nog eens
aan, dat krantenpapier toch voor zoovele doeleinden
in de keuken gebruikt kan worden en men altijd een
klein stapeltje bij de hand kan hebben. Keukengerei,
waar na het gewone schoonmaken nog een of ander
„luchtje aan is, legt men in een teil met heet water
en geest van salmiak (één eetlepel op 1 Liter) en
schuurt ze daarna nog eens flink met zand en
soda na; mocht het luchtje er dan nog niet af zijn,
dan herhale men het nog eens en voege een heel
klein beetje overmangaanzure kali bij het water en
spoelen dan met kokend water flink na.
Voorwerpen, die naar visch ruiken, worden met
heet zeepsop en zand schoongemaakt en met een
doorgesneden citroen nagewreven. Het laatste (de
citroen) is ook een heel goed middel om koperen
kranen en kranen van het kasstel schoon te maken
en om klevende resten van overkoken van de nik
kelen randen van het fornuis te verwijderen.
Stalen keuken- en vleesch vorken worden na het
wasschen met een weinig zand nagewreven, indien
er nog vlekken op mochten zijn; messen zijn vooral
vaak een steen des aanstoots en toch is het mogelijk
altijd keurige messen, die toch scherp zijn, aan tafel
te gebruiken. Bij het vaten wasschen, worden de
messen, nadat ze eerst met een stuk courantenpapier
zijn afgeveegd, in het heete zeepsop gewasschen en
afgedroogd, daarna afgewreven met een stukje mon-
keybrand en nogmaals afgespoeld en even op een
PARIJS PRAAT AL OVER EE
WINTERMODE.
Diezotnercollecties hebben ons langen tijd in
het onzekere gelaten over de plannen, die er
voor den herfst gekoesterd werden. Zelfs nu
ka nmen daaruit nog niet veel opmaken. Wel
wworden de minder gekleede japonnetjes rechter,
terwijl de mantels weinig of niets uitloopen.
Vele rokken zijn recht; andere vertoonen alleen
van onderen een verwijding of zijn alleen van
voren ruimer gemaakt door plooien. De zeer bree-
de leeren ceintuurs, de smalste is nog 12 cMV
die niet worden ingehaald, dragen ook bij tot
het rechte silhouet. Maggy Rouff, Worth, B-ruy- j
ère en vele anderen laten ze zoowel op mantels
als op japonnen dragen, op natuurlijke hoogte. I
Behalve van leer maakt men ze ook wel van jer- j
sey of wol,-in de kleur van het costuum, die stijf
gemaakt worden iloor machinestiksel.
Maar dat alles liet nog niets bepaalds door
schemeren van de plannen voor den komenden
herfst en winter. Nu wordt daar plotseling veel
meer van bekend gemaakt en Parijs spreekt over
diets anders meer dan over de mode van het
koude seizoen. De zomermode, waar we toch het
naaste aan toe zijn en die juist' dit jaar zoo vroo-
lijk en afwisselend is, wordt er geheel door ver
geten. In verband met deze stemming van het
publiek worden er nu reeds shows voor 'de herfst -
eu wintermode gehouden. De werkelijke verras
singen schijnt men achter te houden tot het sei
zoen wat meer gevorderd is, doch één ervan
hebben we nu reeds gehad: de meeste couturiers
geven voor den herfst levendig gekleurde wol
len mantels met onopvallende zwarte of in elk
geval donkere japonnetjes van wol of crêpe.
De mantel, in het koude jaargetijde altijd een
belKjigrijk kleedingstuk, wordt dus wel bijzonder
op den voorgrond geschoven. De mantels zijn
récht, geheel lang en voorzien van breede cein
tuurs, alleen Paray demonstreert, nog 3/4 en
7/8 lange mantels zonder ceintuur.
De meest, populaire kleuren zijn vermiljoen
en geraniumrood, smaragd en resedagroen, ko
ningsblauw en lapis lazuli en de lichtbruine en
beige tinten. Men ziet ook wel lichtblauw, ter
wijl bij de niet zeer talrijke zwarte mantels voor
de variatie levendig gekleurde japonnetjes wor
den gedragen. De wollen stoffen zijn zeer zacht,
terwijl er veel gebruik wordt gemaakt van wollen
velours. De snit is er door schouderpassen, rag-
laniroiuwm, e.d. op gericht om de schouders
afhangend te doen schijnen in tegenstelling met
de vierkante snit van het afgeloopen seizoen.
Aan de mouwen wordt bijzonder veel aan
dacht besteed; men vindt zelfs poffen op of on
der de ellebogen of inplaats daarvan bont. Van
de bonten kragen is men nog steeds afkeerig,
zoodat men tegen de koude wollen shawls neemt,.
Naast het kortharige bont ziet men, ook voor
dagelijksche dracht, weer langharig bont gebrui
ken. Maggy Rouff heeft een duidelijk uitgespro
ken voorkeur voor vos en lynx, Lucile Paray
voor vos en marter en 'Worth voor allerlei soor
ten vos, maar speciaal voor zilvervos. Wij zagen
van hem een prachtig garnituur, bestaande uil
een scarf van twee vellen en een groote mof.
Intusschen is luipaard, dat door Worth werd
gelanceerd in zijn Februari-collectiee, en vogue
gekomen en ook in den herfst zal men liet veel
zien dragen. Ook' in zijn herfst-collectie komt
trouwens een langen luipaardmantel voor, ter
wijl een van Maggy Rouff's meest bewonderde
ensembles bestaat uit ee ngroen wollen japon
en een luipaardmanteltje met een groen lee
ren ceintuur.
Uit de collecties kunnen wij verder opmaken,
dat den komenden winter weer langere avond
mantels zullen worden gedragen. Lucile Paray
maakt ze zelfs even sleepend, van fluweel in de
kleur der japon, hoewel haar avondtoiletten den
grond juist vrijlaten. Irene Dana had succes
niet een tot den grond reikenden avondmantel
van rose fluweel, doch Germaine Lecomte wordt
évenzeer toegejuicht om haar driekwart-lange
mantels van afstekende kleur, o.a. een van getij
gerd fluweel, die bij een zwarte japon werd ge
dragen. Toch ziet men daarnaast nog vele korte
jasjes, dikwijls van dezelfde modehuizen. Die
van Worth en Irene Dana reiken maar even over
het middel. Worth maakt ze voor den zomer
zoowel als voor den winter van kortharig bont
met mouwen van satijn of lamé,
Meuwlooze japon van zwart-rood gestreepte
tussor. Voor en achter zijn plooien aangebracht,
die de rok van onderen de noodige wijdte geven.
De halsgarneering bestaat uit een gedrapeerde
kraag van witte linon afgemaakt door een zwarte
gesp. Om de taille een zwart leeren ceintuur.
Zomerjapon van lavendelblauwe piqué met in
gezette deelen, die zeer nauw aansluiten. Kraag
je van witte piqué, gegarneerd met een geschulpt
randje van tulle met borduursel.
jeugdig mousseline japonnetje, waarvan de rok
met punten is opgezet en van onderen klokkend
uitloopt. Om den hals is het zoo moderne gedra
peerde kraagje aangebracht van witte crêpe. Het
fluweélen ceintuur wordt van voren geknoopt.