uur.
De Vrouw en de Mode
iang in de woestijn ronddwalen, ver van de men-
schen af!"
En meteen veranderde de biermaker in een akelige
muishond en sprong tusschen de bierpotten door
om weg te komen. Doch toen hij een der potten om
ver rende, wat zag men toen?.Een klomp Sprink
hanen kroop, nat en half verdronken, uit het bier te
voorschijn. En ze vlogen dadelijk weg, toen ze de
woedende toovenaar zagen. Het hoofd met zijn ge
volgd gingen ze met de knopkieries achterna.
Opdat de Sprinkhanen vleugels hadden, konden
en bleef aan de dorens vastzitten. Maar het bosch
was zoo onverwachts opgekomen, dat ook het stam
hoofd en zijn volgelingen erin renden en de toove
1x9 plus 2 is 11
12 x 9 plus 3 is 111
123 x 9 plus 4 is 1111
1234 x 9 plus 5 is 11111
12345 x 9 plus 6 is 111111
123456 x 9 plus 7 is 1111111
1234567 x 9 plus 8 is 11111111
12345678 x 9 plus 9 is 111111111
x 9 plus 10 is 1111111111
even verbluffend. Van welke zijde men de zaak ook
bekijkt, steeds stuit men op een verbluffende regel
matigheid van opvolgende getallen. Kent men de
getallentheorie, dan is dit verschijnsel gemakkelijk
op te lossen.
1x8 plus 1 is 9
12 x 8 plus 2 is 98
123 X 8 plus 3 Is 987
1234 x 8 plus 4 Is 9876
12345 x 8 plus 5 is 98765
123456 x 8 plus 6 is 987654
1234567 x 8 plus 7 is 9876543
12345678 x 8 plus 8 is 98765432
123456789 x 8 plus 9 is 987654321
EEN OUDE HOTTENTOT-HISTORIE.
Een Afrikaansch Sprookje.
naar werd door hen meegesleept. Hij werd toen
zoo ziedend kwaad, dat hij er uit sprong en met
opgeheven handen allen tezamen verwenschte.
Jullie menschenkinderen, dat zal jullie straf
wezen. In één nacht zal jullie prachtig korenland,
jullie prachtige groene weide in een woestijn ver
anderen. Alles, wat groen is, zal verdwijnen en zoo
zal het jaar na jaar gaan, totdat jullie stamhoofd
en de rest van zijn stam zoo arm is, dat zij- als
bedelaars en landloopers ronddwalen, zonder dak
of eten. En jullie Sprinkhanen, zullen de bitterste
vijanden van den mensch worden; op jullie koppen
zullen ter ter herinnering aan heden, inplaats van
het mooie kroontje, twee Turksvydoorntjes groeien.
Al het werk van den mensch zal jullie vernietigen
en verwoesten en velen van jullie zullen daarvoor
zelf vernietigd worden. De vijandschap tusschen
jullie beiden zal steeds grooter worden. En na jaren
zal het einde komen door de slimheid van een groote
witte natie. Die zal jullie vernietigen en onderdruk
ken en daarna zelf in voorspoed op jullie grondge
bied leven!"
De oude toovenaar is al lang dood. En ook het
hoofd en zijn volgelingen slapen al onder het zand
van de woestijn, maar de sprinkhaan is nog steeds
een plaag. En dat alles om een pot bier
1) De Sprinkhanen zijn tegenwoordig de ergste
vijanden van den Afrikaan, vanwege de beruchte
Sprinkhanenplagen, waarbij alles wordt kaalgevre
ten door de neergestreken Sprinkhanenzwermen.
Knopkierie: stok van hard hout met ronde knop,
wapen der Hottentotten.
Turksvyboomen zijn struiken, waaraan heel scher
pe dorens in groote massa's groeien.
Van H. LOCHNER.
Honderden en honderden jaren geleden, toen
Sprinkhaan nog een vriend van mensch wasl), zag
hij er heel anders uit, dan tegenwoordig. Hij was
een prachtig schepseltje, met gevlamde vleugels, een
mooi groen lijfje, en daarbij een fraai kroontje op
zijn kop, inplaats van de twee leelijke horentjes die
hij nu draagt.
Doodgelukkig was hij om den geheelen dag zoo
maar tusschen de boomen te mogen rondvliegen en
hij stak zijn vreugde dan ook niet onder stoelen
of banken, maar zijn blijmoedig getsjilp was steeds
hoorbaar.
Nu, in die dagen heeft een groot toovenaar ge
leefd. Hij was het opperhoofd van al de Hotten-
totstammen en strafte ieder, flie verkeerd deed,
rechtvaardig maar streng.
Zoo gebeurde het, dat het hoofd van een der
Hottentotstammen besloot een groot feest te geven
als een eereblijk voor den toovenaar. Vier dagen
lang was men bezig de voorbereidingen tt het feest
te treffen.
Eten was er meer dan voldoende, maar het bier
moest nog gebrouwen worden, en toen het eindelijk
klaar was, bleek het geheel en al mislukt te zijn.
Het smaakte zoo slecht, dat niemand het kon of
wilde drinken. Daarom gingen ze opnieuw aan
slag, doch met hetzelfde teleurstellende gevolg. Zoo
zat het stamhoofd met de handen in het haar, want
zonder bier was het feest al vor de helft mislukt.
Plotseling schoot hem echter te binnen, dat er een
oude man bestond, die geweldig goed bier kon brou-
ven. Zijn geheele leven had hij nog nooit anders
gedaan, dan voor zijn stam bier te brouwen.
„Ren snel," zei hij tegen een van zijn boodschap
pers," en breng dien biermaker levend of dood hier!"
Maar de boodschapper nam zich voor den man
levend te brengen, daar een dooie biermaker geen
nut zou hebben. Vier dagen en nachten reden de
boodschappers door de bosschen, dag en nacht
zochten zij naar den ouden biermaker. Eindelijk
hadden zij hem gevonden. Hij zat rustig in een
spelonk en was bezigbier te maken, zooals
gewoonlijk.
„Kom met ons mede, het stamhoofd heeft u
noodig", zeiden de boodschappers."
De oude man, die trots erop was, dat het stam
hoofd hem persoonlijk uitnoodigde, stemde toe en
bood aan dadelijk te vertrekken. En nadat de bood
schappers onthaald waren op een kostelijke nap bier,
gingen zij tezamen op pad.
Aangekomen, ging hij dadelijk aan slag. Dag en
nacht, zonder rusten of slapen, brouwde hij bier.
Toen dit heelemaal klaar was, was de oude man
dan ook zoo vermoeid geworden, dat hij naast de
ketel, waarin hij zijn mengsel brouwde, haast in
elkaar zakte. Hij viel zoo vast in slaap, dat niemand
hem wakker kon krijgen.
„Laat hem maar rustig slapen," zei het stamhoofd
„hij heeft zijn werk goed gedaan. Dit is het lek
kerste bier, dat ik ooit in mijn leven heb gedron
ken."
Terwijl de oude biermaker sliep kwam er een
zwerm sproinkhanen voorbij. Zij roken de zoete geur
en kwamen allen om de poten met het bier vliegen
om te proeven of dit misschien honing was. Daar
houden sprinkhanen namelijk dol veel van. Het bier
bedwelmde hen echter en honderden vielen in de
bierpotten, doch de oude biermaker sliep en bleef
slapen.
Des avonds zou het feest worden gehouden. De
oude toovenaar had gehoord van het lekkere bier
en had beloofd op tijd te zullen komen. Het stam
hoofd, dat zich zeer vereerd gevoelde, dat de too
venaar zou komen, had honderd jonge mannen van
zijn stam uitgezocht, die hem tot gevolg zouden
dienen, als hij zijn eeregast tegemoet zou gaan. De
toovenaar was dan ook zoo gevleid door dit eerbe
wijs, dat hij het hoofd beloofde hem een rijke toe
komst te verschaffen. Gedurende het feest, waren er
ook allerlei vermakelijkheden te zien. In één woord
het was een heerlijk feest. I nf^ou erg "veel van bloemen en maak altijd de
Eensklaps krijgt de toovenaar echter de inval, dat handwerkjes, die tante Gé opgeeft. Maar ik heb het
»tu»«U» we! gem.kke^ter al» Jupie, wa.t
WEEKPRAATJES VAN OOM MAARTEN.
Lieve nichtjes en neefjes:
Hoe vinden jullie de „wonderen", die Oom Maar
ten en zijn dochtertje Mies op hun reis zagen?
ongelooflijk, hè? Deze keer zal mijn weekpraatje
wat minder lang worden, dan de vorige keer. Toen
was het praatje wat al te rijkelijk. Daarom zullen
wij vlug met de raadsels beginnen. Bovendien zal
ik deze week mijn dochtertje Mies even aan het
woord laten. Die wilde zoo graag eens met jullie
praten. Dat is wel goed, hè.
OPLOSSINGEN.
Vuurturen Vuur toren.
Zwolle, Nijmegen, Maastricht, Zutphen, Utrecht.
Geel Leeg.
Zevenaar Zaan varen.
NIEUWE OPGAVEN.
1. Mijn eerste deel is iets, dat met Paschen in hooge
eer staat; mijn tweede deel is geen water en
mijn geheel is door water omgeven.
2. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en is een der
bekendste steden van Nederland.
1, 3, 4, 5, 6, is een bloem.
7, 8, 2 is een soort waterkeering.
9, 5, 3, 4 maakt het land vruchtbaar.
9, 1, 8, 3 is een der grootste rivieren van ons
land.
3. Ik besta uit 11 letters.
Mijn eerste drie letters vormen een eigenschap,
die nu niet bepaald fraai is. Mijn tweede vier
letters vinden wij aan den avondhemel. Mijn
derde vier letters vormen de naam van een vo
geltje. Mijn geheel is de naam van een stout
jongetje of meisje, of ook wel de naam van
iemand, die naar de radiomuziek luistert.
4. Ik ben zoo zwart als roet. Draai mij om en ik
smaak allerheerlijkst, vooral in de koffie.
En nu het briefje van Mies:
Lieve vriendjes en vriendinnetjes:
Ik vind het heerlijk, dat Vader het goed vindt,
dat ik jullie ook eens een briefje schrijf. Ik had er
al zoo lang naar verlangd, want ik lees haast alle
briefjes, tenminste als vader het goedvindt, want die
leest ze altijd het eerst. Ik heb van verschillende
nichtjes en neefjes als eens de groeten ontvangen.
Ik bedank jullie allemaal hartelijk. Het leukste is,
dat ik er verschillende van jullie heel goed ken,
maar dat verklap ik lekker niet. Anders weten
jullie ook wie mijn vader is en dat is niet zoo leuk
meer. Ik mag voortaan nog wel eens meer schrijven.
schouder en fluistert: „Hoe staat het met het bier?
Ik heb gehoord, dat het lekkerder is, dan iemand
te voren heeft gemaakt. Lat mij het eens proeven,
dan kan ik beoordeelen, of dat inderdaad het geval
is."
Het stamhoofd heeft dadelijk het bier laten halen.
Mooie meisjes brachten de bierpotten op hun hoof
den binnen. De toovenaar kreeg een heele pot vol
en een houten schep om het bier eruit te scheppen.
Maar hij was zoo gulzig en verlangend naar het
bier, dat hij het houten schepje wegsmeet en de
bierpot aan den mond zette. Hij nam een groote
slok. En opeens begint hij te hoesten, te hoesten.,
alsof hij moet stikken.
Het bier spatte rond, zoo ging hij te keer. En hij
werd zoo kwaad, dat hij de groote bierpot greep en
deze zijn gastheer naar het hoofd smeet. Het stam
hoofd wist nog net bijtijds opzij te springen. Hij
sprong op de oude toovenaar toe en probeerde hem
tot bedaren te brengen. „Ga weg, raak mij niet aan!
Dat bier was betooverd en jij wilde mij daarmee
doodmaken!" gilde de oude.
„Betooverd? Dan heeft die oude biermaker dat
gedaan. Haal hem onmiddellijk hier!" beval het
stamhoofd. De oude biermaker sliep nog steeds. De
boodschappers haalden hun knopkieries voor den
dag en sloegen hem bont en blauw. Toen was hij
dadelijk wakker. Zoo brachten zij hem voor het
stamhoofd.
Nauwelijks had de oude toovenaar hem gezien of
hij schreeuwde: Zoo ellendeling! Jij wilde probeeren
mij te vergeven met jou betooverd bier. Nou zal
jij in een muishond veranderen en je heele leven
als ik eens niet meer weet of ik het goed heb ge
daan, dan loop ik maar even naar tante Gé toe.
En nu krijg ik zeker ook wel eens een briefje van
een van jullie, niet? Natuurlijk geef ik dan antwoord
En nu allemaal gegroet, want vader moet de briefjes
nog beantwoorden, dus moet er nog plaats over
blijven. Dag allemaal! Groeten van
Eva: Wel klein Eva, ben jij dezelfde als mijn
vroegere „Zusje van H."? Dan heeft je naamsver
wisseling je wel geluk aangebracht, want je bent
ditmaal de gelukkige prijswinnares. Op het bureau
kan je die afhalen. Dag kindje. Groeten aary
„Broertje" van Je Oom.
Boertje: Ik heb nog geen briefjes ontvangen, hoor
beste jongen. Dat gaat niet altijd zoo gauw. De
meeste kinderen zijn niet zoo actief als jij. Dat
merkte ik destijds met het „ruilhoekje". Toen heb
ik geen enkele inzending ontvangen. Dus maar af
wachten! Ja, onze seringen bloeien ook, witte en
paarse. En de gouden regen. Doe Japie en Jan Tel
gen ook maar eens de groeten van me. Dag beste
jongen!
Aurora: Wel bedankt voor je fijne, groote brief,
hoor. Het was weer een van ouds bekende. Daar
geniet Oom van, weet je! Ja, dat kleine briefje heb
ik ontvangen, maar ik heb niet steeds alle briefjes
beantwoord, omdat ik het in dien tijd zoo geweldig
druk had. Wat aardig, die biggetjes op de boerderij.
Ik zal je een plakplaatje voor je album sturen, want
ik ben heel veel op reis, dus heel moeilijk te berei
ken. Dag!
zijn de ceintuurs, "die uit reepjes van verschillen
de kleuren bestaan, b.v. blauw, rood en groen.
H(et bovenste reepje is iets breeder dan de andere
en bestaat uit lakleer.
I inks een zeer gekleed ensemble van donker
grijze crepe marocain. In de taille is de japon in
gehaald en wordt aan den hals versierd door een
Jabot van witte crepe. De rok wordt verwijd door
ingezette klokken. De mantel is van achteren,
en van voren recht, de inhaalsels herhalen zich
op de mouwen. iS.hawlkraag van imitatie-bont.
Een gekleed ensemble van popeline vinden we
in het midden. Japon en mantel sluiten nauw
om de heupen en vallen van onderen in plooien
uit. De mantel woidt aan hals en mouwen ge
garneerd met 'fluweel van afstekende kleur.
Rechts een ensemble waarvan de mantel met
de op het oogenblik zoo zeer gewilde witte nop-
je sbediukt is. De mantel is van onderen en aan j
de lang afhangende slippen met bont gegarneerd.
D|e japon is yan effen stof en heeft van onderen
wwijd uitspringende plooien.
Iedere blouse zal opgefrischt worden door het
aardige vestje, dat we rechts op het plaatje
zien. Aan de punt is een camelia bevestigd.
In het midden zien we een fichu met groote
donkere noppen bedrukt. Deze wordt onder de
japon aangebracht en de uiteinden worden door
twee openingen gehaald. Aardig is om ook de
mouwtjes van het japonnetje van dezelfde ge
nopte stof te nemen.
Links een ensemble van groene crepe georgette,
waarvan de mantel van een iets donkerder tint
groen is. Het lijfje van de japon heeft horizon
tale plooitjes, terwijl de rok verticale plooien
heeft. De mantel wordt versierd door een volant
aan den onderkant.
Midden een toiletje van grijze wollen crepe
met ingezette deelen, die van onderefn in plooien
uitloopen. D;e halsgarneering bestaat uit een wit
zijden vest en hooggesloten kraagje afgezet met
een geplisseerde ruche. Er wordt een jakje over
gedragen van namaak bont met drie-kwart lange
mouwen. Een rood vilten kapje en roode hand-
tasch voltooien het geheel.
Rechts: aardig ensemble bestaande uit een ef
fen blauwe japon en blauwe mantel met een rond-
geknipte volant gegarneerd. D;e japon heeft even
eens volants. Om den hals wordt een shawl van
zomer hermelijn gedragen.
NIEUWE SNUFJES»
Een nieuwigheid 'op het gebied der handtas-
schen is een tasch van zwarte, witte roode of
grijze zeildoek. Vooral met den regen is dit prac-
tisch, omdat de vochtigheid op deze tasschen geen
invloed heeft.
Cieintuurs spelen op het oogenblik een groote
rol ,men ziet ze in alle breedten. Het nieuwste
MORENIEUWTJE?.
Om te beginnen brengt de mode ons voor den
zomer japonnen, die iets minder lahg zijn, dan
wij verwacht hadden, zoodat wij met sport en op
de wandeling niet angstvallig behoeven te loo-
pen door de mindere bewegingsvrijheid, iets,
waar de moderne vrouw niet zoo gemakkelijk
meer voor te vinden is, de gekleedere japonnen,
zijn ook absoluut boven de enkels, alleen de
avondjaponnen zijn lang.
Met de boop op stralende zonnedagen heemt het
antal fleurige frissehe kleuren ook weer toe,
hoewel zwarte toiletjes ook altijd zeer gaarne
gedragen worden, maar dan gegarneerd met flat-
teuse garnituren in matblauw, chartreuse, zacht
geel, bloedkoraal crepe georgette.
Ctrepe satin rokken met wit zijden blouses, die
vaak geborduurd worden met verschillende kleu
rige borduursels, 'staan ook zeer gekleed voor
den middag, vas.k worden hier dan afstekende
jakjes op gedragen, met een wit bonten kraagje,
wat zeer chique staat.
Lange, slanke figuurtjes zullen op de zomer
japonnetjes met succces de breede zwarte lakcein
tuur dragen, die bij de sluiting een groote strik
laat zien, van het scepels lakleder.
Verder zien wij japonnetjes dragen met ge
drapeerde kragen en met revers, zonder mouwen
of met een heel klein strak of wel een pofmouw
tje, verder halflange strakke mouwen of drie
kwart met een volant of plissée afgewerkt; korte
losse jakjes, bolero's en aansluitende lange rechte
jakjes, de mode brengt ons veel- verscheidenheid
en de meest verfijnde smaak kan tevreden ge
steld worden.
Zeer veel zullen de korte bontmanteltjes met
breeden kraag op avondjaponnen genomen wor
den, wat natuurlijk altijd, min of meer kostbaar
is; ook ziet men zwart fluweelen manteltjes met
grooten witten bontkraag op avondkleeding.
Als garneering zien wij snoezige ruches, vo
lants en kanten inzetstukken, ook kragen en cha-
bots van crepe georgette en met eenvoudige pa
tronen van Eingelsch borduurwerk, waarvoor de
si of dan dubbel genomen wordt bij het bordu
ren der gaatjes; men kan dit ook machinaal
laten doen; vereer ziet men, vooral op crepe
de chine blouses, veel open naden en 'heel fijne
plooitjes, ook zeer smalle bontrandjes dienen als
afwerking van kunst en zijde'n crepe georgette,
mousseline de soie, voile japonnen, waarbij men
dan bij voorkeur groot-bloemige patronen kiest.
Kanten japonnen vallen nog steeds zeer in den
smaak en worden gedeeltelijk met crepe georgette
of met crepe de chine verwerkt. Bij geleieurde
kanten japonnen moet echter vooral crepe in
dezelfde tint als de kantstof gekozen worden;
kan men dit niet krijgen, dan late men het in
dezelfde kleur verven beeldige kanten japonnen
voor brunetten zijn o.a. het fijne geel van de thee
roos en rosachtige beige, maar daarentegen zijn
zacht green en bleu kanten japonnetjes ook bui
tengewoon moo,.
Hoewel cr van de japonnen dezen zomer zeer
veel werk wordt gemaakt met volants en strook-
jes zijD de mantels eenvoudig en toch gekleed,
i Hoofdzakelijk wordt gelet op een mooie coupe;
I de revers zijn breed en soepel, de kragen opstaand
I ook worden er mantels gedragen, waarvan de re-
vers zich tot chabot vormen. Op de sportmodel-
len wordt een smal lederen ceintuur of wel
een van de stof zelve gedragen; hoedje en hanJd-
tasch worden dikwijls van "dezelfde stof als de
1 mantel vervaardigd.
I Dezen zomer ziet men vaak complets dragen
i waarvoor o.a. gekleurd georgette wordt gebruikt,
de japon heeft een heupstuk, waaraan de rok met
groepen plooien wordt aangezet.