VERBORGEN GELUK BET LAAWE TELEGRAM. Dje ondergang van de Etrïtsche onderzeeboot „Poseidon". Doodsstrijd op den bodem der zee. De ondergang van de Britsche onderzeeboot Poseidon, tengevolge van een aanvaring met een Chineesch vrachtschip in de wateren van Wei- haiwei, is wel een der verschrikkelijkste scheeps- eatastrofen, van den laatsten tijd, achttien matro zen stierven den kwellenden verstikkingsdood, hun doodsstrijd duurde dertig uren en tot den latseen ademtocht stonden zij, slechts door een dunnen stalen wand gescheiden, met hunne kame raden in verbinding. De onderzeeër Poseidon behoorde tot de mo dernste en grootste der Engelsehe marine en lie p evenals de zusterschepen Pandora, Proteus en Perseus in 1929 bij Armstrong Vickers, van stapel. Deze scheepsgroep, kortweg de ,,P."-klasse ge naamd, bereidde den seheeps-ingenieurs tal van moeilijkheden, en reeds bij de proefvaart bleek, dat de vereischte snelheid van 18 knoopen niet bereikt kon worden. De schepen gingen naar de wer fterug, waar men pogingen deed om door inbouw van lichter geschut het gewicht te ver hinderen. Dit lukte slechts gedeeltelijk, want toen de schepen in 1930 in het eskaderverbanjd werden opgenomen, bleek hun snelheid nog altijd een halve knoop onder de vereischte te blijven, ondanks het feit, 'dat men het zware geschut door lichter had vervangen. Dén 12en December verliet de flotille de zee basis van Portsmouth met de bestemming zich in Hongkong met de Oost-Aziatische vlootaf- aeeling te vereenigen. 'Op de hoogte van Gibraltar begon de tegen spoed al: er had een botsing plaats tusschen de Proteus en de Pandora, hetgeen voor beide booten zware averij tengevolge had. De reparation in de haven van Gibraltar en Re geringe zeewaar digheid der vier vaartuigen maakten de reis heel wat langer dan noodig was: de flottille kon eerst na twee maanden in Hongkong arriveeren, De aanvang der vlootmanoeuvres in de Chi- neesche wateren was op '8 Juni bepaald. Dien dag, 'heel vroeg in den morgen, verliet de Po seidon de haven van Weihawei en zette koers naar de golf van Potschili, waar de manoeuvres in combinatie met de kruisersdevisie van de Cumberland-klasse plaats zouden vinden. Om 12 uur 45 min. des middags, juist toen de Poseidon na drie uur onder water te zijn geweest, weer aan de oppervlakte verscheen, gebeurde het on geluk bij dichten mist. Geramd. De Chineesche vrachtboot Yecta voer met een snelheid van 15 zeemijlen in de richting van Sakkee de haven van Tientsin. Plotseling dook ca. 20 Mi. voor den boeg van de boot, de grijze lange gedaante van den onderzeeër op, die juist aan de oppervlakte kwam. Hoewel de kapitein van het Chineesche schip een Japanner, die eer tijds bij de oorlogsmarine had gediend, onmid dellijk op volle kracht terug commandeerde en tegelijkertijd in het laatste oogenblik door een riskante manoeuvre langs bakboord voorbij trachtte te varen, bleek alles tevergeefsch. Dte zware vrachtboot ramde den onderzeeër en zijn boeg scheerde over de commandotoren van de Pcsiidon. Het getroffen vaartuig sloeg onmid dellijk over naar stuurboord en ging met de kiel FEUILLETON Juist komt er iemand de trap op, 'tmoet Wil- fried zijn. De oude man staat op en gaat heen, want hij gevoelt dat hij dien eerlijken jongen; niet meer zonder blozen in het aangezicht zou kunnen zien. Richard's geweten is ontwaakt. Het beeld zijner vrouw stapt weer naast hem voort, het gaat weer met hem langs de huizen, over de pleinen, langs de Schelde, doch het verwijt hem nu niets meer. Het dankt hem, Ómdat hij de verderfelijke herberg is voorbij gegaan, dat hij niet naar de stem van dezen of genen kameraad geluisterd heeft, het moedigt hem aan, en roept hem toe. „Werk, werk. De arbeid zal het hart van alle vlekken zuiveren!' (Mijnheer Richard zit op zekeren avond op een der banken aan de Schelde. De stroom is kalm en rustig. Het groote mast- en touwwerk der schepen op de ree, teekent zich als een reusachtig spinneweb tegen den blauwen hemel af. Hier en daar pinkt een licht in de duisternis en werpt een vurigen staart in de diepte der rivier. Achter Richard strekt zich een linie huizen uit, wier vensters verlicht zijn, en waarin de be drijvigheid van den dag, die op de rivier heeft opgehouden, nog altijd voortduurt. Noch dit, noch dat wordt door den ouden man, die het hoofd in de handen laat rusten, bemerkt. Richard denkt op dit oogenblik aan zijn jeugd, zijn liefde, zijn huwelijk, aan de eerste jaren van het huwelijksleven, aan zijne zucht en ijver om voor vrouw en kind een eerlijk bestaan te winnen. Wel was dat geluk niet onbeneveld, want de drift van den vader keerde te dikwijls terug, maar toch wenschte hij nu die dagen weer te zien aanbreken. 'In zij'ne verbeelding ziet hij weer het kleine, zindelijke huis, de kleine, bloeiende hof, met prieel en groene bank, hij ziet zijn kind springend hem te gemoet komen en hem liefkoozen. En nu is dat alles voorbij. Niemand eert hem nog ,alle deuren zijn voor den driftigen man, voor den dronkaard gesloten. Aan twintig kan tóren heeft hij te vergeefs geklopt. Overal wordt hij geweigerd. Men gelooft niet aan zijne belofte van beterschap. Werk kan hij niet meer beko men. Om in de nieuwe wereld fortuin te gaan 'naar bóven als een gëwond dier onder. Onmiddellijk na het ongeluk stopte de Yeeta, radio-depêches weiden uitgezonden, reddingsboo ten in zee gelaten, die op 'de plaats waar de on- derzeeëi naar beneden was gegaan, naar overle venden zochten. Een groote bruine olievlek gaf do plaats aan waar zich de catastrofe had vol trokken. Plortseling doken uit de golven negen per soren op: het waren de vijf officieren en vier matrozen van de Poseidon, wien het gelukt was om de nooddeur van de onderzeeboot te bereiken en met behulp van een Davis-apparaat aan de oppervlakte te komen. Deze reddingsapparaten, die sedert korten tijd bij do Engelsehe marine in gebruik zijn, bestaan uit 'luchtdichte gelaatsmaskers, met een gummi slang aan een zuurstofreservoir verbonden en dermate uitgerust, dat z;ij leen drager zonder moeite naar buiten helpen komen, indien "de nroddeur haar diensten niet weigert. Nadat de eerste negen menschen door de red dingsbooten van de Yeeta geborgen waren, kwa men onmiddellijk daarna nog twintig lichamen aan de oppervlakte. Zij waren 'door de plotselinge luchtdrukwisseling onwel geworden en het duur de wel enkele uren, voordat zij weer in staat waren om enkele woorden te spreken. Inmiddels hadden de radio Si.O.S-seinen van de Yeeta goed werk verricht, want reeds een uur na de catastrofe waren de kruisers Eer- wiek en Cumberland ter plaatse, Aan de hand der scheepslijsten constateerde de commandeerende admiraal, dat de bezetting van de Poseidon bij het gebeuren van het ongeval 47 man groot was geweest. Er bevonden zich dus nog 18 matrozen in de gezonken onderzeeër. Hun redding moest in ieder geval beproefd worden. Daar geen der 12 inmiddels bij elkaar gekomen Engelsehe sche pen over bepaald reddingsmateriaal beschikten, werd door den admiraal Japansche hulp -aan gevraagd. Door een radio-telegram naderbij ge roepen, verschee nal spoedig een Japansche sleep boot uit Port-Arthur, die een aïdeeling diepzee duikers aan boord had. i Gesprek op den bodem der zee. öm acht uur namiddag doken de duikers voor de eerste keer in de diepte, doch de beweeglijke zee en de duisternis verhinderden een succesvol len arbeid en men was gedwongen om de red dingsactie tot den volgenden dag uit te stellen. Bij het aanbreken van den nieuwen dag gin gen de duikers weer aan het werk. Na een uur zoeken kon eindelijk de positie van den onder zeeër worden vastgesteld. De Poseidon lag op den bodem derzee op een diepte van 36 M. Aan boord der oorlogsschepen werden met ang stige spanning de werkzaamheden der duikers gevolgd, die ondanks de aanwezigheid van tal rijke haaien steeds weer onderdoken, öp de ha merslagen tegen de stalen wanden van de on derzeeboot kregen de duikers eerst geen ant woord, en men nam reeds aan, dat de achttien mannen gestikt waren, toen tegen negen uur v.m. een der Japansche duikers een licht geklop aan het voorschip meende te hooren, Nu vernam men duidelijk de slagen tegen den metalen wand, die door middel van de hydrophoon (een onder water luisterapparaat) aan boord van het sleep- schip geregistreerd konden worden. Nu ontwikkelde zich op den bodem der zee tusschen de levend begravenen en den duiker een korte tragische dialoog in korte hamerslagen van het Norse-alphabet „Met hoeveel zijt gij?" wagen, is hij te oud en mist hij krachtdadigheid. Uitkomst is er niet te hopen. Met een diepen zucht staat Richard op. Lezer, oogt hem nog eens na, eer hij in de duisternis verdwijnt, gij zult hem niet meer terugzien. Dien dag daarna heeft men een lijk uit ee nder vlieten opgevischt. 'tls dat van Richard. Is het zelfmoord of een ongelukkig toeval? In neem, in de onzekerheid het laatste aan. De dooden spreken niet, en God alleen zou het ge heim kunnen ontsluieren, 'tls tien ure nu het lijk wordt opgehaald. Een haljf uur daarna spreekt men er bijna niet meer over, en de we reld wentelt voort evenals te voren. Wat be kommert zij zich over het verdwijnen van een enkel mensch! Eenc vrouw in rouw is voor m ijaltijd een wwezen, dat de aandacht opwekt, al wordt er dan ook. veel valsche smart onder het zwarte kleed verborgen, al zijn er dan ook vele vrouwen, di egedurig rouw zouden willen dragen, niet omdat ze eeuwig tTeurig zijn, maar omdat het zwarte tooisel haar zoo wondergoed staat. De coquetterie nestelt zich overal, tot zelfs in het rouwkleed, de ijdelheid piept zelfs tot uit de plooien van het doodlaken. Er is echter een rouwkleed, dat mij bovenal diep treft en ontroert, en dat mijn oog immer met een onderzoekende belangstelling volgt; het is het nederige, bijna arme rouwgewaad, dat met opoffering wordt gekocht, gedragen, totadt het vaal gestopt, gelapt, gewasschen en gestreken werdt. Het zegt mij, dat de rouw met het hart overeenstemt. De beurs liet nog niet toe een nieuw kleed te koopen, het oude moest nog een seizoen mee gaan, maar de dood is plotseling binnen gedron gen en heeft een gedwongen 'schatting opge legd. Het kleedje is noch schoon, noch aan trekkelijk, het verhoogt de bevalligheid niet, integendeel, na korten tijd, verraadt het een zeker verval, misschien wel de armoede. Betsy Richard draagt een dergelijk kleed, de stof is maar gemeen, de kleur is reeds verscho ten, en er ligt een vale schijn over, die het in mijn oog juist dat ontroerend aanzien geeft, waarvan ik hooger spreek. Ook het zwarte hoed je is vaal, maar er zijn ook reeds eenige maan den verloopen, sedert de rouw is aangevangen. In dien tijd had Wil fried eens gevraagd: „'Acht." „En de anderen „Wij weten niet." „Hebt gij nog lucht?" Óp deze vraag kwam geen antwoord. Deson- ganks gaf de duiker nog de volgende zin: Moed! Wij zullen u redden!" In het binnenste van het stale ngraf was het stil geworden. Een half uur later registreerde de hydrophoon wél weer opnieuw enkele slagen, ditmaal waren het geen samenhangende Morse- teckens meer, doch een kort onregelmatig ge klop, daarna hield alles op. Er waren toen precies 30 uur sedert de aanva ring verloopen. In den nacht van den Hen Juni werd de laat ste poging ondernomen om de gezonken onder zeeër te lichten. Met behulp van enkele drijven de pontons die door een Japasche scheepvaart maatschappij ter plaatse waren gecommandeerd, werd de bergingsactie begonnen. Reeds was de Poseido nenkel emeters van den bodem gélicht, teen de kettingen braken en de boot weer naar de diepte zonk. Daar reeds vijftig uur na de ca tastrofe waren verloopen, en er toch geen kans meer bestond, dat nog iemand in leven was, wer den de reddingspogingen voorloopig uitgesteld. Die zwarte lijst. Hoe zij nde matrozen van de Poseidon gestor ven? Misschien zal deze vraag wanneer de ber gingsmogelijkheden te moeilijk blijken, -wel nim mer beantwoord worden, misschien zal men de lijken onherkenbaar verminkt terugvinden. Dte zwarte lijst der gezonken duikbooten is weer met een vermeerderd, de zwarte lijst, die Steeds maar groeit! De eerste onderzeeboot, die 'zonk ,was een Ëngelsche, die bij het eiland (Wight met een stoomboot in aanvaring kwam en onmiddellijk naar den kelder ging. Hij kon eerst na een half jaar gelicht worden, want destijds beschikte men nog niet over de werktuigen en schepejn, die tamelijk diep laten te lichten. In hetzelfde jaar verloren de Russen twee booten. De eene, die den naam van „Delphin" droeg, ging bij Kroon stad onder en kwam eerst na negen dagen weer aan de oppervlakte. Men was niet eens bij machte geweest om de plaats vast te stellen, waar de boot in de diepte was verdwenen. Ongeveer veer tien dagen later ramde een kruiser de Russische onderzeeboot Kambala, die onmiddellijk zonk. Ook hier waren de lichtingspogingen tever geefsch, alhoewel men ditmaal wel de plaats kénde, waar het schip gezonken was. De eerste ontploffing had in 1905 plaats op een Engelsehe onderzeeboot. Het schip verging met man en muis, voordat iemand ter hulp kon snellen. Toen het reeds onder water was, schoten plotseling waterzuilen omhoog, een teeken, dat onder de oppervlakte nog een tweede verschrik kelijke ontploffing had plaats gevonden. Voor altijd verdwenen is ook de Fransche onderzeeër „Lutin" die in 1906 verging. Zij verdween spoor loos ,haar bemanning van 16 man rust thans nog op den bodem der zee, daar het schip meer dan 200 M. diep ligt en geen duiker noch destijds, noch thans bij machte is, om het schip aan de oppervlakte te brengen. Nadat in 1909 een derde Engelsehe onderzeeboot naar aanleiding van een explosie was gezonken, kwam Duitschland op de zwarte lijst met een onderzeecatastrofe. In "SI 1 zonk bij Kiel naar aanleiding van een con structiefout de U-3 met de geheele bemanning van 28 personen. Destijds kon de Duitsche onder zeeër een telefoonlijn naar boven uitzetten en op „Waaraan werkt ge toch zoo laat, juffrouw Betsv „Aan een rouwkleed," had ze stil gezegd. Die vrouw, voor welke zij werkt, heeft haar de stof op krediet verkocht -want ze kent Betsy Richard ofschoon zjij het gek vindt, rouw te dragen, wanneer de beurs die pracht niet kan dragen. Juist bevonden zich Mevrouw Dplberg, hare dochter en Georges Delmare in het magazijn, om eenige kostbare aankoopen te doen, en toen de dame des huizes die toch moeten altijd iets te vertellen hebben in een paar woorden de geschiedenis van het arme meisje deed kennen, had mijnheer Georges een aanval van edelmoedig heid gekregen, hij wilde dat rouwkleed aan het lieve kind ten geschenke geven. -Waarom niet? Is hij niet rijk, en is het de plicht der rijken niet, edelmoedig te zijn? „Nu, dat vind ik allerliefst van u, mijnheer Delmare," zegt een bleek, mager, maanziek en droomerig magazijnjuffertje. „Ik neem geen geschenken aan, mijnheer!" heefd die fiere Bietsy gezegd, en ze heeft den fat den rug toegekeerd en is heengegaan. Het kleedje is nu versleten, maar het geld om het te betalen heeft ze eindelijk bijeengegaard, en 't is eene zoete voldoening voor haar, dat zij de nagedachtenis van haar vader zoo heeft mogen gedenken. Hij verdient het niet, zegt spotlachend de buurt, doch wat geeft haar de denkwijs van anderen. Gisteren is zij door de besneeuwde straat ge gaan want 't is nu volojp winter geworden en Georges Dtelmare is haar voorbij gestapt, zonder haar ditmaal te kennen. Hij heeft haar zelfs geen oogopslag gegund. Onkenbaar is zij' voor hem geworden. Ook een paar vriendinnen uit vroeger dagen, zijn haar voorbij gegaan en hebben haar niet eens opgemerkt. Alleen de straatjongens hebben „die vale 'en geplukte kraai" eenige sneeuwballen naar het hoofd geworpen. Ik zeg dat ze gisteren was uitgegaan, om ein delijk het rouwkleed te betalen, en bleek en be dremmeld heeft ze moeten hooren, dat het reeds lang betaald was. „En door wien dan?" heeft Betsy gevraag'd, want George Delmare rees in hare verbeelding voor haar op. „Ja, de naam van den persoon is mij onbe kend!" luidde het antwoord. „Maar hij had veel die manier met de reddingmanschappen in ge sprek komen. Zoodoende was men in staat om de bemanning van de duikboot den raad te ge ven het achterschip vol water te laten loopen, hetgeen ook geschiedde. Daardoor verhief zich het voorschip en nu konden na moeizamen ar beid "25 matrozen door een torpedoleiding naar do oppervlakte worden gebracht. In het schip moesten echter twee officieren en de stuurman ^achterblijven; eerst den volgenden dag kon men hen halen, doek deze waren Inmiddels gestikt. Toen een jaar later de groote Fransche boot Vandemiaire verging, schreef het Fransche mi nisterie van Marine een prijs van 100.000 francs uit voor dengene, die een apparaat construeerde, waarmee men de ingesloten bemanlning van een onderzeeër zo ukunnen reddeln, doch de prijs heeft tot nog toe niemand verdiend, want tot op den huidigen dag is deze redding onmogelijk, afge zien natuurlijk van uitzendingsgevallen, waar bij echter altijd van geluk sprake is. Wel is men reeds zoo ver, dat men schepen kan lichten, doch deze arbeid gaat nog altijd zeer langzaam en met ontelbare moeilijkheden gepaard. Zoo is een kalme zee altijd een eerste vereischte. Frankrijk heeft kort voor den oorlog nog een onderzeeboot verloren, die gedurende de manoeu vres zonk en 27 menschen mee naar de diepte nam en gedurende den oprlog behoeven wij slechts te herinneren aan de ramp van de Amerikaansche F4, die bij Honolulu met 25 man in de diepte verdween. Niets was meer te redden en de boot kon eerst na maanden gelicht worden, omdat zij naar een diepte van 90 M. was gezonken. Ver schrikkelijker werden de ongelukken eerst na den oorlog, toen de booten steeds grooter werden en een steeds grootere bemanning kregen. In 1927 ramde de Amerikaansche kruiser Paulding de .onderzeeër S-4, die onmiddellijk zonk. Drie én veertig menschenlevens vonden hier den dood. Verschrikkelijke tooneelen moeten zich afgespeeld hebben bij de lichting van de Italiaansche onder zeeboot F 14 in 1928. Ook hier was de boot bij het aan de oppervlakte komen tegen een ander schip opgebotst en onmiddellijk gezonken. Men kon de boot onmiddellijk lichten en het geluk scheen met de opvarenden te zijn. Tot twee meter onder de oppervlakte hoorde men nog altijd klopteekens, doch toen men de luiken opende waren allen dood. Drie jaar geleden is de Engelsehe onderzeeër H-47 nog verongelukt, terwijl de voorlaatste catastrofe met de onder zeeër der Russische marine Towaritsch in Maart 1931 plaats vond. Deze is door onverklaarbare redenen gezonken, 44 menschen met zich in het graf sleepend. Deze lijst kan nog aangevuld worden mét en kel erampen, die speciaal de Engelsehe onder zeebooten hebben getroffen: In 1925 zonk de Ml bij Start Point, waarbij 68 man der bezetting den dood vonden, terwijl in hetzelfde jaar gedu rende de manoeuvres de L--24 door de kruiser Resolution bij Portland werd geramd, hetgeen aan 43 menschen het leven kostte. Den 9en Juli 1929 kapsijsde de L 12 en de H 47 aan de kust van Pembrokeshire, baarbij de laatste met 2-1 man naar de diepte zonk. Tenslotte veroor zaakte een explosie op de XI den 3en Januari van dit jaar nog verlies van 12 man. Wanneer wij alle slachtoffers bij elkaar zou den tellen komen wij tot een schrikwekkend groot ajntal en de ramp van de Poseidon zal de laatste nog niet geweest zijn. Zou het eigenlijk niet beter zijn, wanneer deze duikbootmanie door de diverse staten voor goed uit de wereld werd geholpen moeite om de zaak behoorlijk uit tè leggen, hij moet uw buurman zijn en deed de mededeeling dat hij voortreffelijk op 'de dwarsfluit speelt," voegde de dame er lachend bij. Bietsy heeft gebloosd, want al de meisjes in het magazijn lachten nog bij de herinnering aan dien wonderlijken, maar waarachtig hartelijk braven jongen. Wel grommelde Bietsy, buiten gekomen, tegen den onvoorzichtige; maar toch, besefte zij ook zijn goed hart. Streng heeft zij hem echter bij hare thuis komst bekeven, tweemaal het hoofd omgedraaid, nu hij haar tegemoet komt, ook tweemaal niet geantwoord, nu hij haar het woord toericht en gedreigd hem nooit meer te willen zien, nu hij het voorgeschoten geld niet terug neemt; maar dat alias is niet gemeend, en zij heeft moeite om den goeden jongen zoo ernstig te bekijven. Wilfried heeft met weemoéd in het hart de zilverstukken in denzak laten glijden, en nu, nu lacht Bietsy, drukt hem de hand en zegt hem, dat hij „een hart van het zuiverste goud" heeft. Maar Wilfried zint uren achtereen over de manier, waarop hij dat geld aan Bietsy zal terug geven, en waarachtig, lezer, ik geloof dat hij er een oogenblik aan dacht, om het meisje aan te raden, als Sit. Nicolaasdag komen zou, haar korfke of klompke bij hem onder den schoorsteen te komen zetten. Gelukkig heeft hij haar dat denkbeeld niet meegedeeld, want die wonder lijke Betsy zou hem zeker een nieuw sermoen, gelijk tijdens het musiceeren op de dwarsfluit, hebben voorgehouden. Wilfried, gij ziet het, lezer, is nog altijd niets meer dan de vriend, de beschermer van Betsy Richard. Slechts eens en ik ben wel verplicht dat oogenblik volgens natuur te beschrijven: Wil fried lag op zijn rug en in zijn bed te droomen-, en strak naar de zoldering, met zijne bliksem achtige scheuren en zijne spinnewebben te zien, slechts eens is bij hem het denkbeeld opgeko men: „Indien ik Betsy Richard eens tot vrouw nam." Maar, lezer, dat denkbeeld heeft hij verjaagd door zich, morrend over zooveel gekheid, in zijn led om te werpen, en nu dat denkbeeld hem an dermaal komt plagen, wordt hij zelfs schaamrood, als ik mij niet vergis, en gramstorig heeft hij zich de dekens over het hoofd getrokken. "(Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 4