VERBORGEN GELUK
BET LAAWE TELEGRAM.
Dje ondergang van de Etrïtsche onderzeeboot
„Poseidon".
Doodsstrijd op den bodem der zee.
De ondergang van de Britsche onderzeeboot
Poseidon, tengevolge van een aanvaring met een
Chineesch vrachtschip in de wateren van Wei-
haiwei, is wel een der verschrikkelijkste scheeps-
eatastrofen, van den laatsten tijd, achttien matro
zen stierven den kwellenden verstikkingsdood,
hun doodsstrijd duurde dertig uren en tot den
latseen ademtocht stonden zij, slechts door een
dunnen stalen wand gescheiden, met hunne kame
raden in verbinding.
De onderzeeër Poseidon behoorde tot de mo
dernste en grootste der Engelsehe marine en
lie p evenals de zusterschepen Pandora, Proteus
en Perseus in 1929 bij Armstrong Vickers, van
stapel.
Deze scheepsgroep, kortweg de ,,P."-klasse ge
naamd, bereidde den seheeps-ingenieurs tal van
moeilijkheden, en reeds bij de proefvaart bleek,
dat de vereischte snelheid van 18 knoopen niet
bereikt kon worden. De schepen gingen naar
de wer fterug, waar men pogingen deed om door
inbouw van lichter geschut het gewicht te ver
hinderen. Dit lukte slechts gedeeltelijk, want
toen de schepen in 1930 in het eskaderverbanjd
werden opgenomen, bleek hun snelheid nog altijd
een halve knoop onder de vereischte te blijven,
ondanks het feit, 'dat men het zware geschut
door lichter had vervangen.
Dén 12en December verliet de flotille de zee
basis van Portsmouth met de bestemming zich
in Hongkong met de Oost-Aziatische vlootaf-
aeeling te vereenigen.
'Op de hoogte van Gibraltar begon de tegen
spoed al: er had een botsing plaats tusschen de
Proteus en de Pandora, hetgeen voor beide booten
zware averij tengevolge had. De reparation in
de haven van Gibraltar en Re geringe zeewaar
digheid der vier vaartuigen maakten de reis
heel wat langer dan noodig was: de flottille kon
eerst na twee maanden in Hongkong arriveeren,
De aanvang der vlootmanoeuvres in de Chi-
neesche wateren was op '8 Juni bepaald. Dien
dag, 'heel vroeg in den morgen, verliet de Po
seidon de haven van Weihawei en zette koers
naar de golf van Potschili, waar de manoeuvres
in combinatie met de kruisersdevisie van de
Cumberland-klasse plaats zouden vinden. Om 12
uur 45 min. des middags, juist toen de Poseidon
na drie uur onder water te zijn geweest, weer
aan de oppervlakte verscheen, gebeurde het on
geluk bij dichten mist.
Geramd.
De Chineesche vrachtboot Yecta voer met een
snelheid van 15 zeemijlen in de richting van
Sakkee de haven van Tientsin. Plotseling dook
ca. 20 Mi. voor den boeg van de boot, de grijze
lange gedaante van den onderzeeër op, die juist
aan de oppervlakte kwam. Hoewel de kapitein
van het Chineesche schip een Japanner, die eer
tijds bij de oorlogsmarine had gediend, onmid
dellijk op volle kracht terug commandeerde en
tegelijkertijd in het laatste oogenblik door een
riskante manoeuvre langs bakboord voorbij
trachtte te varen, bleek alles tevergeefsch. Dte
zware vrachtboot ramde den onderzeeër en zijn
boeg scheerde over de commandotoren van de
Pcsiidon. Het getroffen vaartuig sloeg onmid
dellijk over naar stuurboord en ging met de kiel
FEUILLETON
Juist komt er iemand de trap op, 'tmoet Wil-
fried zijn. De oude man staat op en gaat heen,
want hij gevoelt dat hij dien eerlijken jongen;
niet meer zonder blozen in het aangezicht zou
kunnen zien.
Richard's geweten is ontwaakt. Het beeld
zijner vrouw stapt weer naast hem voort, het
gaat weer met hem langs de huizen, over de
pleinen, langs de Schelde, doch het verwijt hem
nu niets meer. Het dankt hem, Ómdat hij de
verderfelijke herberg is voorbij gegaan, dat hij
niet naar de stem van dezen of genen kameraad
geluisterd heeft, het moedigt hem aan, en roept
hem toe. „Werk, werk. De arbeid zal het hart
van alle vlekken zuiveren!'
(Mijnheer Richard zit op zekeren avond op
een der banken aan de Schelde. De stroom is kalm
en rustig. Het groote mast- en touwwerk der
schepen op de ree, teekent zich als een reusachtig
spinneweb tegen den blauwen hemel af. Hier en
daar pinkt een licht in de duisternis en werpt
een vurigen staart in de diepte der rivier.
Achter Richard strekt zich een linie huizen
uit, wier vensters verlicht zijn, en waarin de be
drijvigheid van den dag, die op de rivier heeft
opgehouden, nog altijd voortduurt. Noch dit,
noch dat wordt door den ouden man, die het
hoofd in de handen laat rusten, bemerkt.
Richard denkt op dit oogenblik aan zijn jeugd,
zijn liefde, zijn huwelijk, aan de eerste jaren van
het huwelijksleven, aan zijne zucht en ijver om
voor vrouw en kind een eerlijk bestaan te winnen.
Wel was dat geluk niet onbeneveld, want de
drift van den vader keerde te dikwijls terug,
maar toch wenschte hij nu die dagen weer te
zien aanbreken. 'In zij'ne verbeelding ziet hij
weer het kleine, zindelijke huis, de kleine,
bloeiende hof, met prieel en groene bank, hij
ziet zijn kind springend hem te gemoet komen
en hem liefkoozen.
En nu is dat alles voorbij. Niemand eert hem
nog ,alle deuren zijn voor den driftigen man,
voor den dronkaard gesloten. Aan twintig kan
tóren heeft hij te vergeefs geklopt. Overal wordt
hij geweigerd. Men gelooft niet aan zijne belofte
van beterschap. Werk kan hij niet meer beko
men. Om in de nieuwe wereld fortuin te gaan
'naar bóven als een gëwond dier onder.
Onmiddellijk na het ongeluk stopte de Yeeta,
radio-depêches weiden uitgezonden, reddingsboo
ten in zee gelaten, die op 'de plaats waar de on-
derzeeëi naar beneden was gegaan, naar overle
venden zochten. Een groote bruine olievlek gaf
do plaats aan waar zich de catastrofe had vol
trokken.
Plortseling doken uit de golven negen per
soren op: het waren de vijf officieren en vier
matrozen van de Poseidon, wien het gelukt was
om de nooddeur van de onderzeeboot te bereiken
en met behulp van een Davis-apparaat aan de
oppervlakte te komen.
Deze reddingsapparaten, die sedert korten tijd
bij do Engelsehe marine in gebruik zijn, bestaan
uit 'luchtdichte gelaatsmaskers, met een gummi
slang aan een zuurstofreservoir verbonden en
dermate uitgerust, dat z;ij leen drager zonder
moeite naar buiten helpen komen, indien "de
nroddeur haar diensten niet weigert.
Nadat de eerste negen menschen door de red
dingsbooten van de Yeeta geborgen waren, kwa
men onmiddellijk daarna nog twintig lichamen
aan de oppervlakte. Zij waren 'door de plotselinge
luchtdrukwisseling onwel geworden en het duur
de wel enkele uren, voordat zij weer in staat
waren om enkele woorden te spreken.
Inmiddels hadden de radio Si.O.S-seinen van
de Yeeta goed werk verricht, want reeds een
uur na de catastrofe waren de kruisers Eer-
wiek en Cumberland ter plaatse, Aan de hand
der scheepslijsten constateerde de commandeerende
admiraal, dat de bezetting van de Poseidon bij
het gebeuren van het ongeval 47 man groot was
geweest. Er bevonden zich dus nog 18 matrozen
in de gezonken onderzeeër. Hun redding moest
in ieder geval beproefd worden. Daar geen der
12 inmiddels bij elkaar gekomen Engelsehe sche
pen over bepaald reddingsmateriaal beschikten,
werd door den admiraal Japansche hulp -aan
gevraagd. Door een radio-telegram naderbij ge
roepen, verschee nal spoedig een Japansche sleep
boot uit Port-Arthur, die een aïdeeling diepzee
duikers aan boord had. i
Gesprek op den bodem der zee.
öm acht uur namiddag doken de duikers voor
de eerste keer in de diepte, doch de beweeglijke
zee en de duisternis verhinderden een succesvol
len arbeid en men was gedwongen om de red
dingsactie tot den volgenden dag uit te stellen.
Bij het aanbreken van den nieuwen dag gin
gen de duikers weer aan het werk. Na een uur
zoeken kon eindelijk de positie van den onder
zeeër worden vastgesteld. De Poseidon lag op
den bodem derzee op een diepte van 36 M.
Aan boord der oorlogsschepen werden met ang
stige spanning de werkzaamheden der duikers
gevolgd, die ondanks de aanwezigheid van tal
rijke haaien steeds weer onderdoken, öp de ha
merslagen tegen de stalen wanden van de on
derzeeboot kregen de duikers eerst geen ant
woord, en men nam reeds aan, dat de achttien
mannen gestikt waren, toen tegen negen uur
v.m. een der Japansche duikers een licht geklop
aan het voorschip meende te hooren, Nu vernam
men duidelijk de slagen tegen den metalen wand,
die door middel van de hydrophoon (een onder
water luisterapparaat) aan boord van het sleep-
schip geregistreerd konden worden.
Nu ontwikkelde zich op den bodem der zee
tusschen de levend begravenen en den duiker een
korte tragische dialoog in korte hamerslagen
van het Norse-alphabet
„Met hoeveel zijt gij?"
wagen, is hij te oud en mist hij krachtdadigheid.
Uitkomst is er niet te hopen.
Met een diepen zucht staat Richard op.
Lezer, oogt hem nog eens na, eer hij in de
duisternis verdwijnt, gij zult hem niet meer
terugzien. Dien dag daarna heeft men een lijk
uit ee nder vlieten opgevischt. 'tls dat van
Richard.
Is het zelfmoord of een ongelukkig toeval?
In neem, in de onzekerheid het laatste aan. De
dooden spreken niet, en God alleen zou het ge
heim kunnen ontsluieren, 'tls tien ure nu het
lijk wordt opgehaald. Een haljf uur daarna
spreekt men er bijna niet meer over, en de we
reld wentelt voort evenals te voren. Wat be
kommert zij zich over het verdwijnen van een
enkel mensch!
Eenc vrouw in rouw is voor m ijaltijd een
wwezen, dat de aandacht opwekt, al wordt er
dan ook. veel valsche smart onder het zwarte
kleed verborgen, al zijn er dan ook vele vrouwen,
di egedurig rouw zouden willen dragen, niet
omdat ze eeuwig tTeurig zijn, maar omdat het
zwarte tooisel haar zoo wondergoed staat. De
coquetterie nestelt zich overal, tot zelfs in het
rouwkleed, de ijdelheid piept zelfs tot uit de
plooien van het doodlaken.
Er is echter een rouwkleed, dat mij bovenal
diep treft en ontroert, en dat mijn oog immer
met een onderzoekende belangstelling volgt; het
is het nederige, bijna arme rouwgewaad, dat met
opoffering wordt gekocht, gedragen, totadt het
vaal gestopt, gelapt, gewasschen en gestreken
werdt. Het zegt mij, dat de rouw met het hart
overeenstemt.
De beurs liet nog niet toe een nieuw kleed
te koopen, het oude moest nog een seizoen mee
gaan, maar de dood is plotseling binnen gedron
gen en heeft een gedwongen 'schatting opge
legd. Het kleedje is noch schoon, noch aan
trekkelijk, het verhoogt de bevalligheid niet,
integendeel, na korten tijd, verraadt het een
zeker verval, misschien wel de armoede.
Betsy Richard draagt een dergelijk kleed, de
stof is maar gemeen, de kleur is reeds verscho
ten, en er ligt een vale schijn over, die het in
mijn oog juist dat ontroerend aanzien geeft,
waarvan ik hooger spreek. Ook het zwarte hoed
je is vaal, maar er zijn ook reeds eenige maan
den verloopen, sedert de rouw is aangevangen.
In dien tijd had Wil fried eens gevraagd:
„'Acht."
„En de anderen
„Wij weten niet."
„Hebt gij nog lucht?"
Óp deze vraag kwam geen antwoord. Deson-
ganks gaf de duiker nog de volgende zin: Moed!
Wij zullen u redden!"
In het binnenste van het stale ngraf was het
stil geworden. Een half uur later registreerde de
hydrophoon wél weer opnieuw enkele slagen,
ditmaal waren het geen samenhangende Morse-
teckens meer, doch een kort onregelmatig ge
klop, daarna hield alles op.
Er waren toen precies 30 uur sedert de aanva
ring verloopen.
In den nacht van den Hen Juni werd de laat
ste poging ondernomen om de gezonken onder
zeeër te lichten. Met behulp van enkele drijven
de pontons die door een Japasche scheepvaart
maatschappij ter plaatse waren gecommandeerd,
werd de bergingsactie begonnen. Reeds was de
Poseido nenkel emeters van den bodem gélicht,
teen de kettingen braken en de boot weer naar
de diepte zonk. Daar reeds vijftig uur na de ca
tastrofe waren verloopen, en er toch geen kans
meer bestond, dat nog iemand in leven was, wer
den de reddingspogingen voorloopig uitgesteld.
Die zwarte lijst.
Hoe zij nde matrozen van de Poseidon gestor
ven? Misschien zal deze vraag wanneer de ber
gingsmogelijkheden te moeilijk blijken, -wel nim
mer beantwoord worden, misschien zal men de
lijken onherkenbaar verminkt terugvinden.
Dte zwarte lijst der gezonken duikbooten is
weer met een vermeerderd, de zwarte lijst, die
Steeds maar groeit!
De eerste onderzeeboot, die 'zonk ,was een
Ëngelsche, die bij het eiland (Wight met een
stoomboot in aanvaring kwam en onmiddellijk
naar den kelder ging. Hij kon eerst na een half
jaar gelicht worden, want destijds beschikte men
nog niet over de werktuigen en schepejn, die
tamelijk diep laten te lichten. In hetzelfde jaar
verloren de Russen twee booten. De eene, die
den naam van „Delphin" droeg, ging bij Kroon
stad onder en kwam eerst na negen dagen weer
aan de oppervlakte. Men was niet eens bij machte
geweest om de plaats vast te stellen, waar de
boot in de diepte was verdwenen. Ongeveer veer
tien dagen later ramde een kruiser de Russische
onderzeeboot Kambala, die onmiddellijk zonk.
Ook hier waren de lichtingspogingen tever
geefsch, alhoewel men ditmaal wel de plaats
kénde, waar het schip gezonken was.
De eerste ontploffing had in 1905 plaats op
een Engelsehe onderzeeboot. Het schip verging
met man en muis, voordat iemand ter hulp kon
snellen. Toen het reeds onder water was, schoten
plotseling waterzuilen omhoog, een teeken, dat
onder de oppervlakte nog een tweede verschrik
kelijke ontploffing had plaats gevonden. Voor
altijd verdwenen is ook de Fransche onderzeeër
„Lutin" die in 1906 verging. Zij verdween spoor
loos ,haar bemanning van 16 man rust thans nog
op den bodem der zee, daar het schip meer dan
200 M. diep ligt en geen duiker noch destijds,
noch thans bij machte is, om het schip aan de
oppervlakte te brengen. Nadat in 1909 een derde
Engelsehe onderzeeboot naar aanleiding van een
explosie was gezonken, kwam Duitschland op
de zwarte lijst met een onderzeecatastrofe. In
"SI 1 zonk bij Kiel naar aanleiding van een con
structiefout de U-3 met de geheele bemanning
van 28 personen. Destijds kon de Duitsche onder
zeeër een telefoonlijn naar boven uitzetten en op
„Waaraan werkt ge toch zoo laat, juffrouw
Betsv
„Aan een rouwkleed," had ze stil gezegd.
Die vrouw, voor welke zij werkt, heeft haar
de stof op krediet verkocht -want ze kent
Betsy Richard ofschoon zjij het gek vindt,
rouw te dragen, wanneer de beurs die pracht niet
kan dragen.
Juist bevonden zich Mevrouw Dplberg, hare
dochter en Georges Delmare in het magazijn, om
eenige kostbare aankoopen te doen, en toen de
dame des huizes die toch moeten altijd iets
te vertellen hebben in een paar woorden de
geschiedenis van het arme meisje deed kennen,
had mijnheer Georges een aanval van edelmoedig
heid gekregen, hij wilde dat rouwkleed aan het
lieve kind ten geschenke geven. -Waarom niet?
Is hij niet rijk, en is het de plicht der rijken niet,
edelmoedig te zijn?
„Nu, dat vind ik allerliefst van u, mijnheer
Delmare," zegt een bleek, mager, maanziek en
droomerig magazijnjuffertje.
„Ik neem geen geschenken aan, mijnheer!"
heefd die fiere Bietsy gezegd, en ze heeft den fat
den rug toegekeerd en is heengegaan.
Het kleedje is nu versleten, maar het geld
om het te betalen heeft ze eindelijk bijeengegaard,
en 't is eene zoete voldoening voor haar, dat zij
de nagedachtenis van haar vader zoo heeft mogen
gedenken.
Hij verdient het niet, zegt spotlachend de
buurt, doch wat geeft haar de denkwijs van
anderen.
Gisteren is zij door de besneeuwde straat ge
gaan want 't is nu volojp winter geworden
en Georges Dtelmare is haar voorbij gestapt,
zonder haar ditmaal te kennen. Hij heeft haar
zelfs geen oogopslag gegund. Onkenbaar is zij'
voor hem geworden. Ook een paar vriendinnen
uit vroeger dagen, zijn haar voorbij gegaan en
hebben haar niet eens opgemerkt. Alleen de
straatjongens hebben „die vale 'en geplukte kraai"
eenige sneeuwballen naar het hoofd geworpen.
Ik zeg dat ze gisteren was uitgegaan, om ein
delijk het rouwkleed te betalen, en bleek en be
dremmeld heeft ze moeten hooren, dat het reeds
lang betaald was.
„En door wien dan?" heeft Betsy gevraag'd,
want George Delmare rees in hare verbeelding
voor haar op.
„Ja, de naam van den persoon is mij onbe
kend!" luidde het antwoord. „Maar hij had veel
die manier met de reddingmanschappen in ge
sprek komen. Zoodoende was men in staat om
de bemanning van de duikboot den raad te ge
ven het achterschip vol water te laten loopen,
hetgeen ook geschiedde. Daardoor verhief zich
het voorschip en nu konden na moeizamen ar
beid "25 matrozen door een torpedoleiding naar
do oppervlakte worden gebracht. In het schip
moesten echter twee officieren en de stuurman
^achterblijven; eerst den volgenden dag kon men
hen halen, doek deze waren Inmiddels gestikt.
Toen een jaar later de groote Fransche boot
Vandemiaire verging, schreef het Fransche mi
nisterie van Marine een prijs van 100.000 francs
uit voor dengene, die een apparaat construeerde,
waarmee men de ingesloten bemanlning van een
onderzeeër zo ukunnen reddeln, doch de prijs heeft
tot nog toe niemand verdiend, want tot op den
huidigen dag is deze redding onmogelijk, afge
zien natuurlijk van uitzendingsgevallen, waar
bij echter altijd van geluk sprake is. Wel is men
reeds zoo ver, dat men schepen kan lichten, doch
deze arbeid gaat nog altijd zeer langzaam en
met ontelbare moeilijkheden gepaard. Zoo is een
kalme zee altijd een eerste vereischte.
Frankrijk heeft kort voor den oorlog nog een
onderzeeboot verloren, die gedurende de manoeu
vres zonk en 27 menschen mee naar de diepte
nam en gedurende den oprlog behoeven wij slechts
te herinneren aan de ramp van de Amerikaansche
F4, die bij Honolulu met 25 man in de diepte
verdween. Niets was meer te redden en de boot
kon eerst na maanden gelicht worden, omdat
zij naar een diepte van 90 M. was gezonken. Ver
schrikkelijker werden de ongelukken eerst na den
oorlog, toen de booten steeds grooter werden en
een steeds grootere bemanning kregen. In 1927
ramde de Amerikaansche kruiser Paulding de
.onderzeeër S-4, die onmiddellijk zonk. Drie én
veertig menschenlevens vonden hier den dood.
Verschrikkelijke tooneelen moeten zich afgespeeld
hebben bij de lichting van de Italiaansche onder
zeeboot F 14 in 1928. Ook hier was de boot bij
het aan de oppervlakte komen tegen een ander
schip opgebotst en onmiddellijk gezonken. Men
kon de boot onmiddellijk lichten en het geluk
scheen met de opvarenden te zijn. Tot twee
meter onder de oppervlakte hoorde men nog
altijd klopteekens, doch toen men de luiken
opende waren allen dood. Drie jaar geleden is
de Engelsehe onderzeeër H-47 nog verongelukt,
terwijl de voorlaatste catastrofe met de onder
zeeër der Russische marine Towaritsch in Maart
1931 plaats vond. Deze is door onverklaarbare
redenen gezonken, 44 menschen met zich in het
graf sleepend.
Deze lijst kan nog aangevuld worden mét en
kel erampen, die speciaal de Engelsehe onder
zeebooten hebben getroffen: In 1925 zonk de
Ml bij Start Point, waarbij 68 man der bezetting
den dood vonden, terwijl in hetzelfde jaar gedu
rende de manoeuvres de L--24 door de kruiser
Resolution bij Portland werd geramd, hetgeen
aan 43 menschen het leven kostte. Den 9en
Juli 1929 kapsijsde de L 12 en de H 47 aan de
kust van Pembrokeshire, baarbij de laatste met
2-1 man naar de diepte zonk. Tenslotte veroor
zaakte een explosie op de XI den 3en Januari van
dit jaar nog verlies van 12 man.
Wanneer wij alle slachtoffers bij elkaar zou
den tellen komen wij tot een schrikwekkend
groot ajntal en de ramp van de Poseidon zal de
laatste nog niet geweest zijn. Zou het eigenlijk
niet beter zijn, wanneer deze duikbootmanie door
de diverse staten voor goed uit de wereld werd
geholpen
moeite om de zaak behoorlijk uit tè leggen, hij
moet uw buurman zijn en deed de mededeeling
dat hij voortreffelijk op 'de dwarsfluit speelt,"
voegde de dame er lachend bij.
Bietsy heeft gebloosd, want al de meisjes in
het magazijn lachten nog bij de herinnering aan
dien wonderlijken, maar waarachtig hartelijk
braven jongen. Wel grommelde Bietsy, buiten
gekomen, tegen den onvoorzichtige; maar toch,
besefte zij ook zijn goed hart.
Streng heeft zij hem echter bij hare thuis
komst bekeven, tweemaal het hoofd omgedraaid,
nu hij haar tegemoet komt, ook tweemaal niet
geantwoord, nu hij haar het woord toericht en
gedreigd hem nooit meer te willen zien, nu hij
het voorgeschoten geld niet terug neemt; maar
dat alias is niet gemeend, en zij heeft moeite om
den goeden jongen zoo ernstig te bekijven.
Wilfried heeft met weemoéd in het hart de
zilverstukken in denzak laten glijden, en nu,
nu lacht Bietsy, drukt hem de hand en zegt hem,
dat hij „een hart van het zuiverste goud" heeft.
Maar Wilfried zint uren achtereen over de
manier, waarop hij dat geld aan Bietsy zal terug
geven, en waarachtig, lezer, ik geloof dat hij
er een oogenblik aan dacht, om het meisje aan
te raden, als Sit. Nicolaasdag komen zou, haar
korfke of klompke bij hem onder den schoorsteen
te komen zetten. Gelukkig heeft hij haar dat
denkbeeld niet meegedeeld, want die wonder
lijke Betsy zou hem zeker een nieuw sermoen,
gelijk tijdens het musiceeren op de dwarsfluit,
hebben voorgehouden.
Wilfried, gij ziet het, lezer, is nog altijd niets
meer dan de vriend, de beschermer van Betsy
Richard.
Slechts eens en ik ben wel verplicht dat
oogenblik volgens natuur te beschrijven: Wil
fried lag op zijn rug en in zijn bed te droomen-,
en strak naar de zoldering, met zijne bliksem
achtige scheuren en zijne spinnewebben te zien,
slechts eens is bij hem het denkbeeld opgeko
men: „Indien ik Betsy Richard eens tot vrouw
nam."
Maar, lezer, dat denkbeeld heeft hij verjaagd
door zich, morrend over zooveel gekheid, in zijn
led om te werpen, en nu dat denkbeeld hem an
dermaal komt plagen, wordt hij zelfs schaamrood,
als ik mij niet vergis, en gramstorig heeft hij
zich de dekens over het hoofd getrokken.
"(Wordt vervolgd).