Voor Verstrooiing en Verpoozing VERBORGEN GELUK Door de zon verbrande huid PUROL (j tijd. 80 v. Ohr., geen vensters hadden, docLi van vele terrassen balcons, en gaanderijen waren voorzien. WIE 18, DE STER,KISTE? Kies de sterkste man uit het gezelschap, laat ze bijvoorbeeld eerst bewijzen, dat ze werkelijk de sterksten zijn, door ze b.v. twee stoelen een poos voor zich uit te houden en laat de sterkste man de volgende proef nemen. Je begint natuur lijk te vertellen, dat je ondanks alles toch nog véél sterker bent, dan hij. Dat komt, moet je zeg gen, van de karnemelk, waarvan je iederen dag 26 liter drinkt. Dat moet hij ook maar eens pro- beeren. Maar meer dan 26 liter is beslist schade lijk! Dan laten we hem op het podium komen, oï !wat er als podium dienst doet en wijdbeens plaats nemen. Nu een tweede sterke man en wij kunnen "beginnen. Laat beide mannen de han den tot een vuist ballen en zoo tegen elkaar drukken, als de afbeelding aangeeft. Nii laat u een derde komen en noodigt hem uit, de vuisten uit elkaar te trekken. Hij zal natuurlijk trach ten de eene vuist naar links en de ander naar rechts te duwen, wat hem nooit gelukt. Nu komt u er bij en geeft met de linkerhand een tikje bovenop de vuist van de linker-sterke-man, en met de rechterwijsvinger een tikje tegen den onderkant van de vuist van den rechter-sterke- inan. Dan zullen beide partners niet in staat zijn de vuisten tegen elkaar te houden. Zijn er maar wweinig personen in uw gezelschap, dan kunt ge zelf uw vuisten tegen elkaar drukken, waarbij de ellebogen in de zijn worden gedrukt om. steun te verkrijgen. Nu wordt er één persoon uit het publiek verzocht de vuisten van elkaar te krij gen. Het zal hem om bovenvermelde redenen niet gelukken. Nu laat ge hem uw plaats inne men en zie de handen zijn binne nienkele tellen E8GRHOITWIINGEN OVER, TEfPS„ DAT FEITELIJK „NIETS!" 18. Er bestaat wel nergens een ding in de wereld, dat zoo dikwijls door onze blikken wordt ge troffen, zonder dat wij het feitelijk „zien", als het venster. Hoe zou dat ook anders kunnen bij een voorwerp, dat eigenlijk bestaat om niet ge zien te worden. Ja, u zult protesteeren, maar deze bewering is desniettemin toch juist. Wat u ziet, is het raam, het kozijn, de vensterbank, maai' niet het venster. Het venster is slechts een opening, een niets! De eerste menschelijke woningen hadden geen vensters. Zij ontstonden tengevolge van de na tuurlijke drang zich een kunstmatige beschutting te vormen tegen de temperatuurswijzigingen en weersgesteldheden, zooals ook vele dieren, zelfs van lagere orden, doen. Als oudste getuigen van de bouwlust onzer voorvaderen kent men de FEUILLETON Er wordt aan de deur geklopt, nog eens ge klopt. Dat is een late bezoeker. Het is reeds 10 uur geslagen. Klak heeft de vervalschte anti quiteit reeds geborgen en gaat eindelijk voor zichtig de deur openen. Een jonge heer, warm in zijn dikken overjas en de sigaar in den mond, treedt binnen. Goeden avond, Klak, zegt de binnenkomende. „Eie, 't is mijnheer Eln wat is er van uw beliefte, mijnheer? Eienige oudheid, een kostbaar boek, een rariteit." „Gij weet wel, Klak, dat ik van niets hou dat oud is, en heel de antiquiteitswinkel mij riog zooveel niet waard is als een oogopslag van. ,,8sst!" zegt Klak en legt den wijsvinger op de lippen en doet een stap naar het kabinet, doch hij bedenkt zich plotseling. Op dat oogenblik is hem een kleine rekening in den geest gevallen,, en hij hoopt dat ze ten zijnen voordeele zal uitvallen. „Ik mag een deugniet zijn, mijnheer, als ik iets begrijp van al wat gij zegt!" hervat de oude tamelijk iuid. „Hoe1 dan hebt gij een slecht geheugen, Klak." (Waarachtig, mijnheer," zegt Klak de open ge spreide hand op het hart leggende, „ik mag, als eerlijk man u de inlichtingen niet geven. Uwe bedoelingen kunnen eerlijk zijn, maar..." ,,!Klak, ik maak den sleutel om het geheime slot te openen, eens zoo zwaar!" en mijnheer George speelt met een fonkelnieuwen gouden Napoleon, hetgeen het oog van "clen boekworm doet schitteren. ,,Neen, mijnheer, neen. 'tls een eerlijk meisje,"' en de oude rakker neemt met een duivelschetrf glimlach het nieuwe goudstuk, dat in zijn sme rig vestzak verdwijnt. „Nu, ik begrijp, gij wilt haai- voorthelpen in de wereld. Och, mijnheer, ze verdient het wel, 'kmag een wolf zijn, mijn heer, als er eerlijker meisje in de buurt is dan, die juffrouw Betsy." s ,,'tZij zoo, maar ter zake!'' Klak heeft juist opgegeven, omtrent welk uur de wees uitgaat en thuis komt, voor welke hui- holwoningen, die in verschillende landstreken, o.a. in ons Limburg (iri de zandsteen) nog te zien zijn. Hoe de woningen van de allereerste bewoners er wel uitgezien hebben, kunnen wij afleiden uit de ontwikkelingsgang van de huizen van verschillende thans nog zeer primitieve vol ken, die in zeer weinig opzichten gewijzigd zijn. De Afrikaahsche inboorling, die ver van zijn dorp een nacht moet doorbrengen, graaft zich in het zand in, o fvlecht zich, als hij zich in de wildernis bevindt, een beschermend dak uit twijgen en lianen. Ook de Australiër doet zoo. D' estam der Oostjaken (Siberië) en eenige Ca- nadeesche jagerstammen bouwen tenten van ber- kenbast. In landstreken, waar niet ,genoeg boom schors voorhanden is, bijv. ip tiooger gelegen, berglanden, óf in de totaal böomlooze steppen, maakt men tenten van dierenhuiden. Zulke tenten van leer zijn ook in gebruik bij de Laplanders en bij de Noord-Afrikaansche indianenstammen, die de bekende wigwams bouwen, die uit stok ken zijn samengesteld, die men met bisonhuiden heeft bekleed. Bij al deze primitieve woningen zijn de ven sters ver te zoeken. Zij zijn soms overbodig, als bij de luchtige Japansche hutten, soms ook wel schadelijk, als in sommige warme streken, waar de hut zooveel mogelijk in het donker gelauld moet blijven om de warmte buiten te houden, en soms ook wel weggelaten, omdat de bewoners meenen vensters best te kunnen ontberen. Een venster, dat in vergelijking met andere streken werkelijk een hooge mate van volmaaktheid be zit, is dat van de Eskimohutten. Het bestaat ui teen blok ijs, dat in de wand van de sneeuwhut wwordt „gemetseld". Dat is reeds een venster, dat veel op onze glazen vensters gelijkt. Het laat het daglicht door, maar beschermt tegelij kertijd tegen regen en wind. Zoo'n venster werd natuurlijk bij een hoogere beschaving een nood zaak, wanneer men zich overdag in een massieve woLing gemakkelijk zou willen bewegen. "Bij het houten huis en ook nog in den eersten tijd van het steenen huis diende het venster, dat slechts een vierkant gat in den wand was, tegelijkertijd voor lichtbron, luchtververscLiing en rookgat. Dik wijls echter had men alleen een deur, die voor dit doel dienst deed, bv. bij de benedenverdieping va nhet oud-Grieksche huis en bij de rechthoe kige, houten, Japansche huizen, waarbij den ge- heelen dag de deur open staat. De Chineezen gebruikten vóór de invoering van het glas geolied papier, doorzichtige stof fen of geslepen oesterschelpen. De Romeinen had den dun geslepen steensoorten, "(bladen van het zoogenaamde „vrouwen"- of „Marienglas") ge slepen agaatsteen of marmer en later, in de twee de eeuw na Chr. dungesneden hoornplaten. Hou ten of steenen traliewerken zijn nog steeds in vele landen (bv. Turkije) gebruikelijk. In het oos ten hebben zij zich verder ontwikkeld tot de rijkversierde tralievensters, in Spanje vindt men de kunstige „rejas". Het woord „venster" is ontstaan uit het la- tijnsche woord „fenestra", dat in de 8ste eeuw tegelijkertijd met de steenen huizen vanuit' Gal lic naar ons toekwam. De Gothische naam voor de lichtopening in een huis is „aga-dauro", de oud-Germaansche naam „onga-tora", de oud-Noor- sche „windauga", vandaar de Eingelsehe naam window. De naam wind uage bevat de beide be grippen voor het luchten of zien. De moderne Europeesche vensterruit heeft in den loo pvan de eeuwen de geheele gevel ver overd. Bij de Hebreeuwen en de Oosterlingen was het venster steeds verbannen gebleven naar de binnenplaats, waar men het van traliewerk voorzag en met luiken afsloot. De oud-Romein- sche villa's hadden alleen in de eetkamers ven sters, zoozeer beschouwde men dit als luxe. Het Grieksche huis had alleen vensters in de door de, vrouwen en slavinnen bewoonde bovenverdieping terwijl de Pompejaansche huizen der Romeinsche zen ze arbeidt, hij maakt hare gewoonten ken baar, de personen, welke haar kennen en haar bezoeken, maar dat alles is fluisterend gegaan, en van tijd tot tijd spreekt hij luid, zeer luid: ,,'tls een eerlijk meisje, mijnheer, en wie haar kwaad zou willen doen, zo umét Klak te doen hebben. Oud ben ik, ja, maar ik zon haar nog verdedigen, het goede kind. Ze kan zoo goedaar dig met den ouden Klak komen praten. 'kMag een deugniet zijn, mijnheer, als de tranen mij niet in de oogen komen." Ein bij die woorden heeft Klak een oogopslag naar het kabinetje geworpen, zonder dat Geor ges, die in een boek bladert, zulks heeft gezien. Mijnheer Georges heeft iets meer gevraagd. Doch genoeg. Die schacherpartij walgt u, lezer, ik ben er zeker van. Er wordt daar nog gehan deld over een boodschap, die Klak aan Betsy zou verzoeken, over eenige bijzonderheden die Klak het meisje zou doen kennen, over het af staan van zekeren sleutel... en dat alles gebeurt fluisterend van den kant des boekworms, die enkel van tijd tot tijd zijne fluisteringen afwis selt ,met luidop te weigeren en de eerlijkheid van Betsy Richard te verkondigen. Dat alles zou u, lezer, wonderlijk voorgekomen zijn, indien gij iniet wist, wie er zich stil als een muis in het kabinetje bevindt en die, na eenigen tijd geslapen te hebben, wakkier wordt, met ingehouden adem luistert, zich de oogen wrijft, nogmaals luistert, maar niets hoort dan soms een woord van mijnheer Georges en 'de ver dediging van den boekworm. Er zijn daar twee mensche nvoor Wilfried: de onbekende is een schurk, maar Klak is een eerlijk man, en hij zal de goede woorden, met welke hij Betsy Richard verdedigt, ook door een goud stuk vergoeden. De speculatie van Klak kon niet beter uit vallen. Wilfried staat bevend op, zijne handen zijn to tvuisten gebald, zijne tandén klepperen. Hij begrijpt alles. Nu gevoelt hij zich in staat man nelijk te- handelen. Op het oogenblik, dat bij het tegenstribbelen van Klak, de hem nog onbekende persoon, op hoogen toon zegt: „Zij zal de mijne zijn, of..." treedt hij te voorschijn, e nbleek van verontwaardiging staat hij voor mijnheer Georges „Gij zult u bedriegen, mijnheer Ptelmare," Hut ui het vlakke land van Java. Afrikaansche negerhut. HET WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN Béste kinderen. Nu heeft oom gelukkig weer wat meer plaats ruimte. Dus kan ik jullie allemaal weer ant woorden op je briefjes van verleden week. Want deze week was de oogst weer erg karig. In de eerste plaats moet ik jullie een verrassing mee- deelen. En wel de volgende: Iedereen, die in den loop van de volgende maand jarig is, dus iri Augustus, mag mij schrijven op welke datum dit feest plaats heeft, hoe oud Liij of zij wordt, enz. Het f eestvarkentje krijgt dan een extra- xvermelding in het kinderhoekje en bovendien een goed gelijkend portretje. Nu zul je natuur lijk vragen, hoe oom weet hoe je er uit ziet, als hij geen portret van je heeft. Maar dat is nu weer mijn geheim. Wel kan je het me vanzelf sprekend gemakkelijk métken, door je portretje tegelijkertijd naar mij op te zenden. Maar noodig is het niet. Waarom sturen jullie zoo weinig por tretjes? Dus wie in Augustus jarig is, moet maar vast een dikke brief aan mij opstellen. We logeeren nog steeds in den Haag. Mies is giste ren met mij in zee wezen baden. Ze vond het echt „lollig". Maar op een gegeven oogenblik was ik onder water naar haar toe gezwommen en greep haar bij een voet. Ze schrok zidn half dood en gilde, dat ze door een "haai was gegrepen. Maar toen ik vlak bij haar boven water kwam, moest ze toch weer lachen. Toen ik tiaar ver telde ,dat er hier geen haaien waren, sdiaamde ze zicji voor al de menschen, die stonden te lachen om haar versclnrikte gezichtje. Eln nu gaan we maar weer raadselen: Oplossingen letter W,: 1. reuzen, zwaai, reuzenzwaai. 2. mol, land, raam, middel, draaimolen. 3. lam, mal. 4. Poort, koord, moord, woord. Nieuwe Opgaven: letters AA. 1. Ik ben een bepaald stuk brood. Draai mij om en ik ben een ander woord voor „hori zon". 2. Op school ben ik dikwijls een struikelblok; draai mij om en ik ben een natuurlijk tapijt. 3. Mijn geheel bestaat uit 6 letters en is de beoefenaar van een tak van sport. 1, 2, 2, 4 is iemand, die niet in zijn hu meur is. 3, 5, 6, 4, is een vrucht, die veel in de Be tuwe wordt gekweekt. •4. ee, m. s, tt, v, Vorm hiervan een spreek woord van twee woorden, dat zooveel be- teekent als: Waar men mee verkeert, daar wordt men mee geëerd. j Prijswinnaars zijn Kikkervischje en Crocus- j je. Beiden krijgen hun prijs toegestuurd, daar *e te ver van 'het bureau afwonen. Vooral Kik- i kervischje, dat nog niet zoo lang meedoet, veel j succes met je prijsje, hoor. En nu geef ik Mies even het woord: I lieve vriendjes en vriendinnetjes: Ik vind het zoo grappig, dat jullie allemaal j tegen mijn Paps Oom Maarten zegt. Ik zeg i altijd Paps.Verleden week heb ik stiekum een j briefje tusschen de stapel gelegd, met „Aan j oom Maarten" er op. Toen Paps hem openmaakte, dacht hij ,dat loet van een va njuljfe was, maar toen zag hij dat er onder stond „van Mies". We hebben er vreeselijk om gelachen. Maar ik mag niet meeraden, want Paps vind het niet leuk, alszijn eigen dochtertje een prijs zou krijgen, en daar gaat het toch maar om. Ook mag ik de oplossingen nooit van de voren weten, wwant Paps zegt, dat ik me gemakkelijk tegen mijn vriendinnetjes zou kunnen verspreken, en dan weten ze 't allemaal. Vrouwen kuinnen nooit een geheim bewaren, zegt Paps, maar daar is lek ker niets van aan, want toen Moes jarig was, heb ik een heele week mijn cadeautje in mijn kastje gehad, zonder er ook maar iets van te I vertellen. Maar dat kostte me wel moeite, dat verzeker ik jullie. Paps staat bij me en zegt, dat ik niet zooveel mag schrijven, met het oog I o pde plaatsruimte. En nu nog een woordje aan Vlindertje, Lieve Vlindertje, ik houd ook dol veel van lezen. Wil je me eens schrijven, welke boeken je het mooist vind. Wil je? Dag Vlindertje. En ook de anderen, allemaal veel lieve groetjes van Mies. Nu nog even de briefjes: Vlindertje.Mies, was reuzen-blij met haar briefje, hoor. Schrijf je daar nog eens? Hebben ?jullie zooveel huiswerk. Dan vind ik het aardig ?dat je oom niet vergeet. Dag kleine butterfly. Tradescautia! Mies laat je bedanken voor de Igroeten. Ja ,Oom had te weinig ruimte om te !antwoorden. Daarom is dit briefje wat laat. Hoe is het met je cactusjes Schrijf me eens even of je toen je troostprijs nog hebt ontvangen, Wil je ook je briefjes van datum voorzien? Aurora: Is dat je nieuwe postpapier, dat groene? Ik vind het wel mooi, maar met die teekeningen was nog mooier. Of ben je nog niet jarig geweest Waar blijven mijn vette brieven, j meiske? Denk er om, hoor. Anders schrijf ik ook Lekker niet in je album. Goud Elsje: leuk, dat portretje voor Mies. Maar jammer, dat je het zelf niet bent. Heb je zoo n portretje niet voor je oom Wat een ondeu- J ondeugende Jantje, hè, die in die sloot viel, i Tante Gé is met vacantie geweest. De volgende i week komt er weer een handwerkje, hoor. Dank I je voor je lieve groeten. Eln niF^maar dapper meedoen. Allemaal hartelijk gegroet van 'OOM MAARTEN. verzacht en geneest men met duwt hij hem toe, en bij die woorden heeft hij den dandy bij de borst gegrepen, en hem zoo ruw tegen het boekenrek aangeduwd, dat Grotius, Vondel, Erasmus, Melis gtoke, Horatius en Vir- gilius, in gezelschap van Figault-I.ebrun, Ver gier, Piron en Voltaire, van hunne voetstukken waggelen en als een hagelslag op het hoofd van mijnheer Georges terecht komen. Mijnheer Delmare zal gewis moeten bekennen, als hij de builen op zijn hoofd voelt, dat di «man nen van vroegeren 'tijd ongenadige kneukels heb ben. Meester Klak steekt de twee armen uit, om het neervallende boekenrek tegen' te hou den, alsook om een Sit. Joris te paard, te beletten, zich insgelijks met die gekke historie te be moeien. En dat is de patroon van "mijnheer Geor ges nog wel. Tu quoque, kon deze gezegd hebben. De boekenworm heeft het uitmuntend denk beeld de deur te openen, en nadat de worsteling nog een oogenblik geduurd heeft, tuimelt en rolt de jonker over het beslikte gaanpad. „Diat is nu de tweede maal,, dat hij dien sprong doet,'"- schertst de oude. Maar die hoon moet gewroken worden. Ra zend schiet mijnheer Georges op en begint in de glasruiten van den boekwinkel, met een on gehoord talent dep triangel en de bekkens te spelen. De buren wakker geworden, openen de vensters en roepen, schreeuwen en tieren, en de nachtronde, die juist den hoek omkeert, legt de hand op dezen muiter en voert hem na eenig rumoer met zich, om misschien wat achter de tralies te gaan nadenken over de wisselvallig heden van den jachtavond eens dandy's. En niettemin is die jongeling reeds plechtig verloofd met Ada Dolberg. Wilfried is op een stoel in het winkeltje neer gezakt, en het hoofd tusschen de beide hande/n latende rusten, weent hij va nbntroering. Peneden op de trap staat Betsy Richard, welke niets begrijpt van alles wat er js voorgevallen, zij is te diep bewogen om te vragen wat er heeft, plaats gehad. Klak raapt jammerend zijn boeken bij elkaar en scheldt en jouwt op dien slechten kerel, hij doet hoog zijne eerlijkheid en zijne deugd klin ken, en weet behendig tusschein al zijne jeremia den te doen begrijpen, dat hij er een fonkelnieu wen gouden Napoleon bij verloren heeft. Ge Doos 30-60. Tube 80 ct Bij Apoth. Drogisten weigerd heeft hij het geld van den slechten knaap, en hij mag een otter zijn als hij.... Maar al steekt de oude kransbaard herhaalde malen de hand uit, Wilfried vergeet .hem een tegenhanger te schenken van dengene die de schurk reeds in den vestzak heeft. Nu, als er niets afvalt, denkt Klak, zal hij morgen ecu apothekers rekening maken, en zoowel binnen als buiten, zal de schade hem dubbel en zwaar worden vergoed. „Max," zegt het meisje dat naderbij getreden is, „waarom bevuilt gij u de handen aan zoo- danigen. Mijn eergevoel alleen, Max, Is sterk genoeg om mij tegen al die booze aanvallen te „Ja, dat is zeker waar," valt Klak de spreek ster in de rede. 'Mijnheer Klak, als ge voortaan een zoo dub- Je rol speelt, raad ik u aan nog Stiller te 'spre- kén dan gij het deedt, en dè gouden Napoleons beter te verstoppen. „Tk mag een deugniet zijn, mejuffrouw..-.'} „Gij beoordeelt u zelf .mijnheer Klak!" en etsy gaat heen, vast besloten dat afschuwelijke lis den volgenden dag te verlaten. I Mijnheer Dolberg zit den dag na het gebeurde tij Klak, in zijn leuningstoel voor het vuur. Tij heeft zooeven den gouden bril van den neus henomen en dien op tafel gelegd, en nu, 'een L-eopendcn brief in de hand houdende, zit hij 'liep bedroefd het hoofd op de borst gezonken- De inhoud van den briefdie de gewezen krui- fdeniar gelezen heeft, jnoet wel smartelijk zijn, om een zoo groote uitwerking op - hem te heb ben. Mevrouw integendeel is rood van veront waardiging, er moet reeds een geweldige storm tusschen de beide echtgenooten geheerscht heb ben. „Ein ik vraag nog eens," zegt mevrouw, ter wijl zij haar breiwerk op de tafel werpt, „wat al dat schrijven beteekent. Uw domme, lieve neef klaagt mijnheer Georges aan, behandelt hem als een onwaardig menseh, en beweert, dat gij hem de hand van Ada weigeren moet voor eene dwaze liefdesgeschiedenis. D'at alles is niets dan het werk van jalouzie, nijd en spijt welke die ezel gevoelt."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 4