DaniAl B
De
Vrouw en
de Mode
Bij Hoofdpijn
Moor onze Lezeressen
(Vervolg).
Henderson, die een soort van compagnie had
opgericht, droeg Daniël Boone op, een weg te
maken tot in het hart van Kentucky, een weg,
waarover wagens konden rijden.
"Boone aanvaardde de opdracht en zoo ontstond
de beroemde „weg in de wildernis", die omstreeks
tweehonderd mijlen lang was. Boone wees de
boomen aan, die gekapt moesten worden en zijn
volgelingen hakten een weg uit, door boomen en
dicht kreupelhout uit te roeien. Het was een
ontzaglijk zwaar en langdurig werk. Soms schoot
men betrekkelijk vlug op. Dat gebeurde, als men
een buffelspoor kon volgen, dat leidde naar.een
van de groote zoutplassen van Kentucky.
De buffel was zeer verzot op zout en legde
vaak gróole afstanden af om een zoutplaats op
te' sporen. Als de aanleggers van den weg zoo
gelukkig waren, een eind het spoor te kunnen*
volgen, waarlangs de logge dieren waren ge
gaan, was hun taak betrekkelijk gemakke
lijk. Maar zij moesten ook wel eens een pad
banen door een laag dood kreupelhout, zoo dik,
dat de buffels er niet hadden kunnen doorbreken.
Boone was Tiet middelpunt van de nieuwe ne
derzetting te Boonesboro. Er werd daar een
sterkte opgericht, om de nederzetting zoo noo-
dig te kunnen verdedigen en toen die klaar was,
voerde BOone zijn vrouw en kinderen naar het
nieuwe tehuis, dat hij voor hen in gereedheid
had gebracht.
Er werden eenvoudige wetten opgesteld, waar
aan de bewoners der kolonie zich hadden te hou
den en in 't maken dier wetten had ook Boone
een werkzaam aandeel. Elén dezer wetten had tot
doel, de bescherming van het wild gedierte; een
.andere verbood het goddeloos zweren en het j
breken van de sabbath. De meeste dezer
voortrekkers in Kentuoky waren van Schotsche
of lersche afkomst en zeer streng in zaken van
godsdienst en Zondagviering. Ook waren zij
zeer nauwgezet in het zorgen voor hun eigen
dom, waarom men wel eens, ietwat spottend,
van hen zeide, dat zij den sabbat hielden en ver
der alles, waarop zij de hand konden leggen.
Boone placht, met een weinig trots, te ver
klaren, dat zijn vrouw en zijn dochters de eerste
blanke vrouwen waren, die de Kentucky-rivier
hadden aanschouwd.
Die eer was echter niet zonder gevaar. Op een
warmen zomerdag maakte Jemima Boone met
Elizabeth en Fanny Calloway, twee dochters
van een der beste vrienden van 'Boone, een tochtje
in een kano op de Kentucky rivier. De zorgelooze
meisjes, jongédochters van veertien tot zestien
jaar, roeiden een poosje rond en lieten toen de
kano drijven in het struikgewas van den tegen
over liggenden oever. Aan gevaar dachten zij i
geen oogenblik; de Roodhuiden hadden zich lan- j
gen tijd heel rustig gehouden. Maar het bleek
spoedig, da.t zij zich in den rooden man hadden
vergist. Vijf Shawnee-Indianen "bemerkten het
schuitje en verborgen zich aan den waterkant om
de naderende kans te bemachtigen. Toen de meis
jes dicht bij den oever gekomen waren, stapte
een der Indianen kalm in het water, waadde naar
de kano, pakte ze beet en -eer de inzittenden goed
begrepen, wat er gaande was, werden zij naar
het land geduwd. De beide jongste meisjes
waren verlamd van schrik en dachten er niet
aan tegenstand te bieden: maar de oudste, Eliza
beth Calloway, behield haar tegenwoordigheid
van geest en was niet van plan zich zonder ver
weer over te geven. Zij sloeg krachtig met haar
roeispaan op het hoofd van den roover en bracht
hem een diepe schedel wond toe. Haar moedig
verzet baatte echter niet. Zij werd vlug ont
wapend en de vijf Indianen brachten hun drie
gevangenen naar de verblijfplaatsen der Shaw
nee's, die gelegen waren aan de noordzijde der
Ohio.
De meisjes begrepen natuurlijk, dat de man
nen van "Boonesboro haar zouden gaan opsporen,
zoodra zij werden vermist. Zij gaven dan ook
den moed niet op en begonnen te denken over
middelen ter ontsnapping. Als echte- woudbe
woonsters trachtten zij zoo goed mogelijk "het
spoor aan te geven, waarlangs zij werden wegge
voerd. Als zij over zachte, vochtige paden
gingen zorgden zij er voor, diepe sporen in den
grond te maken. Wanneer zij onbemerkt twijgjes
konden stukbreken van het struikgewas langs
den weg, lieten zij dat niet na. Gaven de Indi
anen niet veel acht op haar, dan scheurden zij
voorzichtig stukjes van haar kleed af en hechtten
die, als kleine vlaggetjes, aan de doornstruiken.
Zoo wezen zij aan haar toekomstige bevrijders
althans eenigszins de richting, waarin moest
worden gezocht.
'tWas tegen zonsondergang, dat de meisjes
te Boonesboro werden vermist. Terstond werd
in alle richtingen gespeurd en de verlaten kano
en de sporen, die het klauteren tegen den rivier
oever hadden achtergelaten, toonden spoedig,
waar de vermisten waren gebleven. Dadelijk be
gon de jacht. Door twee groepen mannen wer
den de Roodhuiden vervolgd. De vader van de
beide vermiste meisjes Calloway leidde de eene
groep, Daniël Boone stond aan het hoofd van
den anderen. Bij Boone's afdeeling bevonden zich
de drie jongelui, met wie de meisjes waren ver
loofd. Vol vuur ging deze groep er te voet op
uit.
i®ai ii
Ja jon van bruine zijde met beige streepjes, die in
verschillende richtingen is verwerkt. Rokpas, mou-
Vven en rok eindigen in geplisseerde volants. Het
kleine reversachtige kraagje is van effen beige zeide.
Elegante namiddagjapon van zware zijden crêpe
marocain in wit en zwart. De blouse is aan den rok
vastgenaaid en is voorzien van een spitstoeloopende
pas, die tot het middel reikt en het figuur goed doet
uitkomen. De versiering bestaat uit glazen knoopjes.-
PARIJSCHE MODE-NIEUWTJES.
Het laatste nieuwtje van Le Touquet zijn levendig
gekleurde sweaters met een wit flanellen rok.
Gayard brengt een koffer in den handel, die in
een kaptafel kan worden veranderd. In het deksel
van den koffer bevindt zich een spiegel, terwijl
alle denkbare toiletbenoodigdheden in een lade
bovenin bij elkaar zijn gepakt.
Vionnet's mantel in twee kleuren, van boven wit
en van onderen zwart, wordt al door velen besteld
voor den herfst.
Een groote toekomst wordt voorspeld aan een
nieuw soort fluweel, dat absoluut niet glanzend is
en lijkt op duvetine. Een van de groote textielfabri
kanten zal het in dèn herfst op de markt brengen.
en bij SCiesgsijro
Mijnliardt's Poeders
Doos 45 ct. Bij Uw Drogist.
ONZE KEUKEN.
WAT ETEN WIJ DEZE WEEK?
ZONDAG:
Gevulde tomaten.
Versche ham met tuinboonen en aardappelen.
Kersenschtel.
MAANDAG:
Kalfsrollade.
Doperwten, aardappelen.
Griesmeelpudding met aardbeiensaus.
DINSDAG:
Koude rollade.
Andijvie, aardappelen.
Rijst met rhabarber.
WOENSDAG:
Tomatensla.
Kalfsgehakt, stoofsla, aardappelen.
DONDERDAG:
Varkenslapjes.
Worteltjes, aardappelen.
Watergruwel.
VRIJDAG:
Gebakken paling.
Kropsla, gebakken aardappelen.
Hangop.
VRIJDAG II:
Roereieren.
Bloemkool, aardappelen, gewelde boter.
Hangop.
Baklap, posteilein, aardappelen of Karnemelk met
parelgort.
KERSENSCHOTEL.
2 Pond kersen, 250 gram oud brood (zonder korst)
4 d.L. melk, 3 eieren, 100 gram suiker, 440 gram
boter, een theelepel kaneel.
De melk brengen wij aande kook en laten hierin
het brood weeken, waarna we het geheel en ak fijn
wrijven; eierdooiers, kaneel en suiker goed kloppen
en met het stijfgeklopte eiwit door het brood men
gen.
De kersen wasschen van de stelen en pitten ont
doen en eveneens door het brood mengen, waarna
we de massa in een beboterde vuurvaste schotel
overbrengen en de overgehouden boter in klontjes
op den bovenkant leggen en het gedurende een half
uur in den oven plaatsen, tot het schoteltje licht
bruin is.
GRIESMEELPUDDING MET AARDBEIENSAUS.
1 L. melk, 100 gram griesmeel, 100 gram suiker,
1 ei, citroenschilletje. Melk met citroenschil aan de
kook brengen en daarna de met suiker vermengde
griesmeel door de melk roeren en dit gedurende
enkele minuten laten doorkoken, het ei flink kloppen
en hierbij eerst lepelsgewijze een deel van de gries
meel bijvoegen, daarna alles in de pan terug en de
pudding met de gard fink luchtig kloppen en in den
vorm, die vooraf omgespoeld is, overbrengen en
koud laten worden.
AARDBEIENSAUS.
500 gram aardbeien, 75 gram suiker, 2Vs d.L. water,
sap van een halve citroen, maizena.
De aardbeien worden gewasschen en door een
paardeharen zeef gewreven, het water, de suiker en
het citroensap erbij voegen en alles even opkoken en
binden met de maizena, daarna koud laten worden.
TOMATENSLA.
6 Groote tomaten, 2 kropjes sla, 2 hard gekookte
eieren, 1 uitje, 1 eetlepel fijn gehakte peterselie, olie
en azijn, zout.
De tomaten worden gewasschen en in plakken ge
sneden en ongeveer een uur voor het gebruik met
olie en azijn en zout in de slabak weggezet; de krop
sla wordt even voor het gebruik in een slamandje
of in een doek uitgeslagen, daarna met de tomaten
vermengd, de aan plakken gesneden eieren, de zeer
fijn gehakte ui en de peterselie. Wil men de sla
extra fijn, dan gebruike men in plaats van olie en
azijn mayonaise.
KERSENJAM.
2 K.G. Kersen, 1 K.G. suiker.
We wasschen clekersen.halendestelenerafencmfw
We wasschen de kersen, halen de stelen er af en
ontpitten ze, waarna we ze even een minuut of 5
laten koken, totdat de massa de vereischte dikte
heeft.
We kunnen ons hiervan overtuigen, door een
lepeltje jam op een bordje te doen en zien dan
vanzelf wel of de dikte goed is. We denken er echter
wel aan, dat de jam, indien ze koud is, vanzelf
dikker wordt.
Is ze gereed, dan brengen wij de jam in met soda
omgewasschen potjes over en sluiten deze met par-
kamentpapier af.
(Nadruk verboden)
ZEEPWATER ALS TEGENGIFT.
Zeepwater kan men in alle gevallen van zuurver-
giftiging aanwenden, indien men geen melk bij de
hand heeft, die zooals bekend' is een groote zuur-
verbindende en zuurvernietigende kracht heeft.
Dit geldt in het bijzonder voor zwavelzuurvergif-
tiging, waarbij oongeblikkelijk handelen geboden is
en man niet kan wachten tot de dokter gehaald is
en man de noodige mediccijnen uit de apotheek
heeft gekregen. In dergelijke gevallen is het noodig
te beginnen met het gebruiken van eenvoudige
huismiddelen toe te passen totdat de dokter er is.
OOGENMIGRAINE.
De zoogenaamde oogenmigraine is een bijzonder
soort migraine; zij ontstaat door nerveuse storingen
der oogzenuven, die een ongewoon hooge spanning
hebben gekregen. De lijdsters hebben niet alleen een
hevige pijn maar zien ook vaak allerlei zwarte
vlekjes of sterretjes voor hun oogen schemeren, niet
zelden komt het dan ook voor, dat men b.v. aan één
kant niets dan een geheel donker vak ziet. Het
beste is, dat men zich zoo rustig mogelijk houdt en
liefst in een donkere kamer gaat liggen.
GORGELEN MET KAMILLENTHEE.
Bij vaak terugkeerende lichte keelontstekingen is
het beste wat men kan doen met warme kamillen-
thee te gorgelen, hetgeen op den duur meer afdoen
de werkt dan waterstofsuperoxyde, overmangaan
zure kali enz., die meer op hun plaats zijn bij acute
keelontstekingen.
Men neemt een paar flinke theelepels kamillen en
zet er op de gewone wijze thee van. Is ze getrokken,
dan wordt ze door een zeefje geschonken en is de
thee voor het gebruik gereed.
(Nadruk verboden).
MARIE ANTOINETTE.
Een vrouw die geleden heeft.
In den vroegen morgen van 1 Augustus 1793 werd
Marie Antoinette, de onttroonde koningin van Frank
rijk. van de gevangenis in de Temple naar die van
de Conciergerie vervoerd. Het was een snikheetë
dag. Parijs was toen in rep en roer, want het schrik
bewind was reeds in vollen gang. In Januari van
hetzelfde jaar was de koning op de Place de la Con
corde onthoofd. De gevangenissen waren overvol
met personen, die voor de guillotine bestemd waren,
de bloeddorstige vervolger liet zijn vreeselijke stem
weerklinken in het rechtshof, waarin het recht on
bekend was.
Uit de brieven van Rosalie Lamorlière, de dochter
van den cipier der Conciergerie, lezen wij dat de
koningin bij het binnentreden van haar cel, die haar
gedurende veertig dagen tot verblijf zou dienen,
verwonderd het armoedige vertrekje rondkeek. In
een hoek stond een veldbed met twee matrassen,
een kussen en een dunne deken; verder was er
een tafeltje met bord en beker en twee stoelen.
Hier moest Marie Antoinette leven, Koningin van
Frankrijk, dochter van de groote Maria Theresia
van Oostenrijk en zuster van den keizer van
Duitschland.
Op veertien jarigen leeftijd werd de jonge Oosten-
rij ksche prinses reeds naar Frankrijk gebracht om
de bruid van Lodewijk XIV te worden. Evenals haar
moeder had zij een sterke persoonlijkheid, waar
door zij haar man sterk beïnvloedde dikwijls tot
zijn nadeel. In haar jeugdige luchtigheid kon zij
zich de levensomstandigheden en moeilijkheden van
de lagére klassen niet indenken en werden haar ge
dachten geheel in beslag genomen door de weelde
en genoegens, die in Versailles en Trianon in zoo
ruime mate haar deel werden. Maria Theresia heeft
de leefwijze van haar dochter dikwijls met mis
noegen gadegeslagen en haar soms ernstig ver
maand. Naar .haar meening gaf zij te veel om mooie
kleeren en kaartspel. Bovendien begin Marie An
toinette de onvoorzichtigheid, zich met de politiek in
te laten, wat later een van de ernstigste beschuldi
gingen uitlokte, die er tegen haar konden worden
ingebracht, n.l. dat zij op te vriendschappelijken
voet stond met de vijanden van Frankrijk. Voor
zichtig was zij trouwens in het geheel niet; daarom
werd haar persoonlijk gedrag dikwijls het onderwerp
van lasterpraatjes, zonder dat hiervoor eenige reden
bestond. Doch juist haar weelderigheid, haar trots
en haar onverschilligheid voor de meening van an
deren waren het, die haar in Frankrijk onpopulair
maakten.
En die karaktertrekken, nog meer dan haar daden,
hadden haar nu in de Conciergerie gebrachct. Rosa
lie vertelt, dat de hitte zoo drukkend was. dat de
koningin voortdurend haar gezicht moest afwegen.
Toen Rosalie haar beleefd haar diensten aanbood,
antwoordde Marie Antoinette vriendelijk, terwijl zij
haar horloge aan een spijker tegen den muur op
hing: „Dank je mijn kind, ik ben nu al gewend, mij
zelf te helpen." Zij kleedde zich toen ook zelf uit
om te gaan rusten. Het viel Rosalie nog op, hoe
bleek en vermoeid haar gezicht op het kussen lag.
En geen wonder; zeven maanden geleden was zij
weduwe gemaakt, haar beide kinderen waren van
haar weggenomen en haar hart was vol zorg over de
toekomst. Soms trok er over haar gezicht een uit
drukking van groote verbazing, alsof zij zich haar
veranderde omstandigheden nog niet kon indenken.
Er wordt ons medegedeeld, dat zij bij haar aan
komst in de Conciergerie in het zwart gekleed was.
Haar japon was oud en gescheurd en hier en daar
met wit garen versteld. Toen een van haar vrien
dinnen dat hoorde, bracht zij dadelijk haar beste
japnnen naar de koningin, doch deze achtte het
beter om het geschenk niet aan te nemen ,daar dit
beide partijen in moeilijkheden zou kunnen brengen.
Later stemde zij erin toe, een wit katoenen japon te
dragen, omdat haar vrienden haar kansen slechter
achtten, wanneer zij in de rouw bleef. Op het hoofd
droeg zij een eenvoudig witte muts.
Zoo gingen de veertig dagen langzaam voorbij.
Hoewel zij nog geen 30 jaar was, begon haar mooie
bruine haar reeds te grijzen en haar fijne gezicht
vertoonde de teekenen van leed en zorg. Men kon
weinig doen om haar het leven dragelijker te maken.
Het licht in haar cel was slecht en bovendien
werden op het laatst van haar leven haar oogen
zoo zwak, dat zij haast niet meer kon lezen. Soms
krabbelde zij met een speld wat op den muur; soms
trok zij draadjes uit een kleed en trachtte daar een
paar kousebanden van te maken. En anders stond zij
maar bij de tralies en keek naar het kaartspel van
haar twee bewakers.
Bij dit alles droeg zij haar leed zoo rustig en zoo
waardig, dat zij vanzelf de achting, zoo al niet de
liefde van de gevangenbewaarders afdwong. Een van
hen bemerkte b.v. eens, dat de koningin de lucht
van zijn pijp niet goed kon verdragen, en dadelijk
Stopte hij de pijp weg. Bault, de commandant van de
Conciergerie, hing eens een lap tegen den muur
'van haar cel, omdat het er zoo vochtig was. Hierdoor
had de koningin het later in het jaar dikwijls koud,
zoodat zij 's nachts zelfs haar kussen op haar
voeten moest leggen om ze eenigszins warm te krij
gen. De zusters van St. Charité zonden haar daarom
warme kousen; aan dezelfde kousen heeft men later
haar lijk kunnen herkennen op het kerkhof van de
Madeleine (waar nu de Chapelle Expiatorie is). Het
is teekenend, dat Bault zich later over het ophangen
van dien lap moest verantwoorden; hij zei toen, dat
hij het gedaan had om te voorkomen, dat zij de
gesprekken uit de aangrenzende vrouwengevangenis
kon hooren en dat haar zoo misschien berichten
konden worden overgebracht.
Onder de eenvoudige menschen van het volk had
zij nog tal van aanhangers. Op zekeren dag ging
Bault vruchten voor haar koopen. Bij het stalletje
van een vruchten verkoopster gekomen, zei hij„Het
moet wat goeds zijn, want het is voor de koningin."
„O, die arme vrouw," riep de verkoopster mede
lijdend uit. „Neemt u deze, dat zijn de beste dip ik
heb, en ik wil er geen geld voor hebben."
Ook Rosalie was vervuld van een eerbiedige be
wondering voor de ongelukkige gevangene. In haar
brieven vertelt zij uitvoerig, hoe zij haar handspie
geltje aan de koningin kon leenen, en hoe deze het
tot den dag van haar dood heeft gebruikt. Natuurlijk
had Marie Antoinette ook onder de aristocratie vele
vrienden, die alles deden om haar te redden. Zoo
werd eens De Rougeville bij haar toegelaten. Hij
liet ongemerkt een bloem vallen en keek de koningin
strak aan. Zij begreep echter niet dadelijk de bedoe
ling; toen kwam hij dichterbij en fluisterde: „Til de
bloem op."
Over dit „voorval vandeanjelier"zijnverschillende
Over dit „voorval van de anjelier" zijn verschil
lende lezingen verspreid; een ervan luidt, dat de
koningin ongemerkt de bloem wist op te rapen en
daarin een briefje vond, waarin haar vrienden haar
te kennen gaven, dat zij haar den volgenden Vrijdag
zouden komen bevrijden, en dat een van de wachten
was omgekocht om haar te helpen. Zij wendde zich
echter tot den verkeerde met haar geheim, waardoor
alles mislukte. Of dit precies zoo gebeurd is, weten
wij niet, doch zeker is, dat alle pogingen, om haar
te bevrijden mislukten.
Zij moest herhaaldelijk voor de rechters verschij
nen, gewoonlijk 's morgens vroeg. Bij het eerste ver
hoor vroeg men haar o.a. „Is u tevreden, dat Frank
rijk geen koninkrijk meer is??'
Hierop antwoordde zij kalm: „Mijn voornaamste
wensch is, dat Frankrijk groot en gelukkig zal zijn.
Als het land gelukkiger is met een koning, dan hoop
ik, dat mijn zoon op den troon zal zitten; is het
gelukkiger zonder koning, dan hoop ik, in dat geluk
te deelen." Bij een later verhoor werd zij ervan be
schuldigd, haar man te hebben aangemoedigd om
het volk te bedriegen. „Ja," zei ze, ,„het volk is
bedrogen, maar niet door mijn man of door mij."
„Door wie dan," vroeg de rechter.
„Door hen, die er voordeel bij hadden. Het was
niet in ons belang om dat te doen."
Zij antwoordde zoo verstandig en rustig, dat de
meeste menschen een verbanning verwachtten, geen
doodvonnis.
De acte van beschuldiging, waarin zij o.a. wegens
verkwisting, financieele hulp aan den keizer, corres
pondentie met vijanden van de republiek en ver
oorzaken van burgeroorlog werd aangeklaagd, is op
12 October gedateerd. Er werden veertig getuigen
gehoord. Toen de voorzitter vdn de rechtbank haar
daarna .vroeg, of zij nog iets te zeggen had, ant
woordde ze: „Neen. Ik was koningin en gij hebt
mij afgezet, ik was moeder en gij hebt mij mijn
kinderen van mij weggenomen. Nu heb ik nog slechts
mijn leven; neem dit, doch laat mij niet langer
lijden".
Toen stond Foucquier op en las twee artikelen van
de grondwet voor.
Vervolgens verklaarde hij, dat Maria Antoinette
op grond van die artikelen ter dood veroordeeld
moest worden.
Hierop trokken haar beide advocaten zich terug.
Nu stond de rechter op en sprak het doodvonnis uit.
Kalm, zonder het minste teeken van zenuwachtig
heid hoorde zij het vonnis aan. Daarna ging zij
terug naar haar cel. Een politieman hoorde haar
zeggen: „Ik kan haast niet zien, waar ik loop,"
toen zij over een treed je in de gang struikelde. Hij
gaf haar de arm, want hij vreesde dat zij zou vallen.
Hij vermeldde tevens, dat het toen nog slechts hall
vijf was.
Allereerst schreef de koningin toen een brief aan
haar schoonzuster Elisabeth, bij wie haar dochtertje
aanvankelijk nog had mogen blijven. Marie An
toinette moest in den loop van haar verhoor nog
vernemen, dat het kind van haar tante weggenomen
was. Zij beproefde niet eens, een brief aan haar
kinderen te schrijven, daar zij wist, dat die hun toch
niet zou bereiken.
Toen wijdde zij zich aan haar geestelijke plichten.
Zij had zich reeds tevoren met een haar goed
gezinde priester op den dood voorbereid en gecom-
muniseerd. Waar zij in den priester, die om tien
uur dien morgen bij haar" verscheen, een handlanger
van haar vijanden zag, verzoccht zij hem om slechts
over onverschillige dingen te spreken.
In den loop van den morgen werden de voorbe
reidselen voor haar terechtstelling gemaakt. Op de
bruggen over de Seine werden kanonnen geplaatst,
want men vreesde, dat het volk een poging zou doen
om haar te redden. Larivière, een van de bewakers,
bescchrijft ons de laatste oogenblikken, die Marie
Antoinette in haar cel doorbracht. Zij zei treurig
tot hem: „Larivière, je weet, dat ze me gaan dooden.
Zeg je moeder, dat ik haar .dank voor al haar
vriendelijkheid, en dat ik haar vraag om voor mi)
te bidden."
Later kwamen de rechters in de cel met hun klerk
Fabriccips. Het vonnis werd weer voorgelezen en
toen trad Samson, de beul, op de koningin toe en
zei: „Strek je handen uit."
Zij deinsde terug en vroeg bevend: „Gaan jullie
mijn handen binden? Dat hebben zij bij Louis XIV
niet gedaan." Doch de rechters zeiden tot Samson:
„Doe je plicht." Hij greep op ruwe wijze haar han
den en bond ze stijf vast op den rug. De koningin
kreunde zacht, doch wilde geen tranen laten zien-
Toen nam Samson haar de muts van het hoorn
en knipte haar haar af. Om elf uur was men ge
reed om de gevangenis te verlaten. Marie Antoinette
was nog altijd in de oude witkatoenen japon ge
kleed met de witte linnen muts op het hoofd. Nu
begon de lange tocht door de volle straten in een
kar, die door een wit paard werd getrokken. „Thans
komt het er op aan, moed te houden," zei de priester,
terwijl zij beiden op de kar klommen.
„Moed?" antwoorde Marie Antoinette. Ik heb ai
zoo lang moed gehouden, dat die mij zeker vandaag
niet zal begeven."
Langzaam reed de kar door de menigte. De meeste
mannen namen hun hoeden af, doch enkele riepen
spottende opmerkingen. De vrouwen en kinderen
mochten niet op straat komen, doch er was toe
vallig een kindje op straat gebleven, dat haar een
kushand toewierp. Voor het eerst kwamen de tranen
in haar oogen. Overigens was zij zeer kalm; zij z«
o.a. „Mijn ellende zal spoedig voorbij zijn, maar die
van jullie begint nog pas."
Op hetzelfde oogenblik, dat de klokken twaalf
sloegen, bereikte de kar het scchavot met de gun*
lotine. De koningin liep snel de trappen van t®
schavot op, zoo snel, dat zij daarbij een van haar
schoenen verloor. Zij knielde ook dadelijk voor de
guillotine neer en met een gebed op de lippen ont
ving zij de slag van het mes.
(Nadruk verboden).