DaniAl B De Vrouw en de Mode Bij Hoofdpijn Moor onze Lezeressen (Vervolg). Henderson, die een soort van compagnie had opgericht, droeg Daniël Boone op, een weg te maken tot in het hart van Kentucky, een weg, waarover wagens konden rijden. "Boone aanvaardde de opdracht en zoo ontstond de beroemde „weg in de wildernis", die omstreeks tweehonderd mijlen lang was. Boone wees de boomen aan, die gekapt moesten worden en zijn volgelingen hakten een weg uit, door boomen en dicht kreupelhout uit te roeien. Het was een ontzaglijk zwaar en langdurig werk. Soms schoot men betrekkelijk vlug op. Dat gebeurde, als men een buffelspoor kon volgen, dat leidde naar.een van de groote zoutplassen van Kentucky. De buffel was zeer verzot op zout en legde vaak gróole afstanden af om een zoutplaats op te' sporen. Als de aanleggers van den weg zoo gelukkig waren, een eind het spoor te kunnen* volgen, waarlangs de logge dieren waren ge gaan, was hun taak betrekkelijk gemakke lijk. Maar zij moesten ook wel eens een pad banen door een laag dood kreupelhout, zoo dik, dat de buffels er niet hadden kunnen doorbreken. Boone was Tiet middelpunt van de nieuwe ne derzetting te Boonesboro. Er werd daar een sterkte opgericht, om de nederzetting zoo noo- dig te kunnen verdedigen en toen die klaar was, voerde BOone zijn vrouw en kinderen naar het nieuwe tehuis, dat hij voor hen in gereedheid had gebracht. Er werden eenvoudige wetten opgesteld, waar aan de bewoners der kolonie zich hadden te hou den en in 't maken dier wetten had ook Boone een werkzaam aandeel. Elén dezer wetten had tot doel, de bescherming van het wild gedierte; een .andere verbood het goddeloos zweren en het j breken van de sabbath. De meeste dezer voortrekkers in Kentuoky waren van Schotsche of lersche afkomst en zeer streng in zaken van godsdienst en Zondagviering. Ook waren zij zeer nauwgezet in het zorgen voor hun eigen dom, waarom men wel eens, ietwat spottend, van hen zeide, dat zij den sabbat hielden en ver der alles, waarop zij de hand konden leggen. Boone placht, met een weinig trots, te ver klaren, dat zijn vrouw en zijn dochters de eerste blanke vrouwen waren, die de Kentucky-rivier hadden aanschouwd. Die eer was echter niet zonder gevaar. Op een warmen zomerdag maakte Jemima Boone met Elizabeth en Fanny Calloway, twee dochters van een der beste vrienden van 'Boone, een tochtje in een kano op de Kentucky rivier. De zorgelooze meisjes, jongédochters van veertien tot zestien jaar, roeiden een poosje rond en lieten toen de kano drijven in het struikgewas van den tegen over liggenden oever. Aan gevaar dachten zij i geen oogenblik; de Roodhuiden hadden zich lan- j gen tijd heel rustig gehouden. Maar het bleek spoedig, da.t zij zich in den rooden man hadden vergist. Vijf Shawnee-Indianen "bemerkten het schuitje en verborgen zich aan den waterkant om de naderende kans te bemachtigen. Toen de meis jes dicht bij den oever gekomen waren, stapte een der Indianen kalm in het water, waadde naar de kano, pakte ze beet en -eer de inzittenden goed begrepen, wat er gaande was, werden zij naar het land geduwd. De beide jongste meisjes waren verlamd van schrik en dachten er niet aan tegenstand te bieden: maar de oudste, Eliza beth Calloway, behield haar tegenwoordigheid van geest en was niet van plan zich zonder ver weer over te geven. Zij sloeg krachtig met haar roeispaan op het hoofd van den roover en bracht hem een diepe schedel wond toe. Haar moedig verzet baatte echter niet. Zij werd vlug ont wapend en de vijf Indianen brachten hun drie gevangenen naar de verblijfplaatsen der Shaw nee's, die gelegen waren aan de noordzijde der Ohio. De meisjes begrepen natuurlijk, dat de man nen van "Boonesboro haar zouden gaan opsporen, zoodra zij werden vermist. Zij gaven dan ook den moed niet op en begonnen te denken over middelen ter ontsnapping. Als echte- woudbe woonsters trachtten zij zoo goed mogelijk "het spoor aan te geven, waarlangs zij werden wegge voerd. Als zij over zachte, vochtige paden gingen zorgden zij er voor, diepe sporen in den grond te maken. Wanneer zij onbemerkt twijgjes konden stukbreken van het struikgewas langs den weg, lieten zij dat niet na. Gaven de Indi anen niet veel acht op haar, dan scheurden zij voorzichtig stukjes van haar kleed af en hechtten die, als kleine vlaggetjes, aan de doornstruiken. Zoo wezen zij aan haar toekomstige bevrijders althans eenigszins de richting, waarin moest worden gezocht. 'tWas tegen zonsondergang, dat de meisjes te Boonesboro werden vermist. Terstond werd in alle richtingen gespeurd en de verlaten kano en de sporen, die het klauteren tegen den rivier oever hadden achtergelaten, toonden spoedig, waar de vermisten waren gebleven. Dadelijk be gon de jacht. Door twee groepen mannen wer den de Roodhuiden vervolgd. De vader van de beide vermiste meisjes Calloway leidde de eene groep, Daniël Boone stond aan het hoofd van den anderen. Bij Boone's afdeeling bevonden zich de drie jongelui, met wie de meisjes waren ver loofd. Vol vuur ging deze groep er te voet op uit. i®ai ii Ja jon van bruine zijde met beige streepjes, die in verschillende richtingen is verwerkt. Rokpas, mou- Vven en rok eindigen in geplisseerde volants. Het kleine reversachtige kraagje is van effen beige zeide. Elegante namiddagjapon van zware zijden crêpe marocain in wit en zwart. De blouse is aan den rok vastgenaaid en is voorzien van een spitstoeloopende pas, die tot het middel reikt en het figuur goed doet uitkomen. De versiering bestaat uit glazen knoopjes.- PARIJSCHE MODE-NIEUWTJES. Het laatste nieuwtje van Le Touquet zijn levendig gekleurde sweaters met een wit flanellen rok. Gayard brengt een koffer in den handel, die in een kaptafel kan worden veranderd. In het deksel van den koffer bevindt zich een spiegel, terwijl alle denkbare toiletbenoodigdheden in een lade bovenin bij elkaar zijn gepakt. Vionnet's mantel in twee kleuren, van boven wit en van onderen zwart, wordt al door velen besteld voor den herfst. Een groote toekomst wordt voorspeld aan een nieuw soort fluweel, dat absoluut niet glanzend is en lijkt op duvetine. Een van de groote textielfabri kanten zal het in dèn herfst op de markt brengen. en bij SCiesgsijro Mijnliardt's Poeders Doos 45 ct. Bij Uw Drogist. ONZE KEUKEN. WAT ETEN WIJ DEZE WEEK? ZONDAG: Gevulde tomaten. Versche ham met tuinboonen en aardappelen. Kersenschtel. MAANDAG: Kalfsrollade. Doperwten, aardappelen. Griesmeelpudding met aardbeiensaus. DINSDAG: Koude rollade. Andijvie, aardappelen. Rijst met rhabarber. WOENSDAG: Tomatensla. Kalfsgehakt, stoofsla, aardappelen. DONDERDAG: Varkenslapjes. Worteltjes, aardappelen. Watergruwel. VRIJDAG: Gebakken paling. Kropsla, gebakken aardappelen. Hangop. VRIJDAG II: Roereieren. Bloemkool, aardappelen, gewelde boter. Hangop. Baklap, posteilein, aardappelen of Karnemelk met parelgort. KERSENSCHOTEL. 2 Pond kersen, 250 gram oud brood (zonder korst) 4 d.L. melk, 3 eieren, 100 gram suiker, 440 gram boter, een theelepel kaneel. De melk brengen wij aande kook en laten hierin het brood weeken, waarna we het geheel en ak fijn wrijven; eierdooiers, kaneel en suiker goed kloppen en met het stijfgeklopte eiwit door het brood men gen. De kersen wasschen van de stelen en pitten ont doen en eveneens door het brood mengen, waarna we de massa in een beboterde vuurvaste schotel overbrengen en de overgehouden boter in klontjes op den bovenkant leggen en het gedurende een half uur in den oven plaatsen, tot het schoteltje licht bruin is. GRIESMEELPUDDING MET AARDBEIENSAUS. 1 L. melk, 100 gram griesmeel, 100 gram suiker, 1 ei, citroenschilletje. Melk met citroenschil aan de kook brengen en daarna de met suiker vermengde griesmeel door de melk roeren en dit gedurende enkele minuten laten doorkoken, het ei flink kloppen en hierbij eerst lepelsgewijze een deel van de gries meel bijvoegen, daarna alles in de pan terug en de pudding met de gard fink luchtig kloppen en in den vorm, die vooraf omgespoeld is, overbrengen en koud laten worden. AARDBEIENSAUS. 500 gram aardbeien, 75 gram suiker, 2Vs d.L. water, sap van een halve citroen, maizena. De aardbeien worden gewasschen en door een paardeharen zeef gewreven, het water, de suiker en het citroensap erbij voegen en alles even opkoken en binden met de maizena, daarna koud laten worden. TOMATENSLA. 6 Groote tomaten, 2 kropjes sla, 2 hard gekookte eieren, 1 uitje, 1 eetlepel fijn gehakte peterselie, olie en azijn, zout. De tomaten worden gewasschen en in plakken ge sneden en ongeveer een uur voor het gebruik met olie en azijn en zout in de slabak weggezet; de krop sla wordt even voor het gebruik in een slamandje of in een doek uitgeslagen, daarna met de tomaten vermengd, de aan plakken gesneden eieren, de zeer fijn gehakte ui en de peterselie. Wil men de sla extra fijn, dan gebruike men in plaats van olie en azijn mayonaise. KERSENJAM. 2 K.G. Kersen, 1 K.G. suiker. We wasschen clekersen.halendestelenerafencmfw We wasschen de kersen, halen de stelen er af en ontpitten ze, waarna we ze even een minuut of 5 laten koken, totdat de massa de vereischte dikte heeft. We kunnen ons hiervan overtuigen, door een lepeltje jam op een bordje te doen en zien dan vanzelf wel of de dikte goed is. We denken er echter wel aan, dat de jam, indien ze koud is, vanzelf dikker wordt. Is ze gereed, dan brengen wij de jam in met soda omgewasschen potjes over en sluiten deze met par- kamentpapier af. (Nadruk verboden) ZEEPWATER ALS TEGENGIFT. Zeepwater kan men in alle gevallen van zuurver- giftiging aanwenden, indien men geen melk bij de hand heeft, die zooals bekend' is een groote zuur- verbindende en zuurvernietigende kracht heeft. Dit geldt in het bijzonder voor zwavelzuurvergif- tiging, waarbij oongeblikkelijk handelen geboden is en man niet kan wachten tot de dokter gehaald is en man de noodige mediccijnen uit de apotheek heeft gekregen. In dergelijke gevallen is het noodig te beginnen met het gebruiken van eenvoudige huismiddelen toe te passen totdat de dokter er is. OOGENMIGRAINE. De zoogenaamde oogenmigraine is een bijzonder soort migraine; zij ontstaat door nerveuse storingen der oogzenuven, die een ongewoon hooge spanning hebben gekregen. De lijdsters hebben niet alleen een hevige pijn maar zien ook vaak allerlei zwarte vlekjes of sterretjes voor hun oogen schemeren, niet zelden komt het dan ook voor, dat men b.v. aan één kant niets dan een geheel donker vak ziet. Het beste is, dat men zich zoo rustig mogelijk houdt en liefst in een donkere kamer gaat liggen. GORGELEN MET KAMILLENTHEE. Bij vaak terugkeerende lichte keelontstekingen is het beste wat men kan doen met warme kamillen- thee te gorgelen, hetgeen op den duur meer afdoen de werkt dan waterstofsuperoxyde, overmangaan zure kali enz., die meer op hun plaats zijn bij acute keelontstekingen. Men neemt een paar flinke theelepels kamillen en zet er op de gewone wijze thee van. Is ze getrokken, dan wordt ze door een zeefje geschonken en is de thee voor het gebruik gereed. (Nadruk verboden). MARIE ANTOINETTE. Een vrouw die geleden heeft. In den vroegen morgen van 1 Augustus 1793 werd Marie Antoinette, de onttroonde koningin van Frank rijk. van de gevangenis in de Temple naar die van de Conciergerie vervoerd. Het was een snikheetë dag. Parijs was toen in rep en roer, want het schrik bewind was reeds in vollen gang. In Januari van hetzelfde jaar was de koning op de Place de la Con corde onthoofd. De gevangenissen waren overvol met personen, die voor de guillotine bestemd waren, de bloeddorstige vervolger liet zijn vreeselijke stem weerklinken in het rechtshof, waarin het recht on bekend was. Uit de brieven van Rosalie Lamorlière, de dochter van den cipier der Conciergerie, lezen wij dat de koningin bij het binnentreden van haar cel, die haar gedurende veertig dagen tot verblijf zou dienen, verwonderd het armoedige vertrekje rondkeek. In een hoek stond een veldbed met twee matrassen, een kussen en een dunne deken; verder was er een tafeltje met bord en beker en twee stoelen. Hier moest Marie Antoinette leven, Koningin van Frankrijk, dochter van de groote Maria Theresia van Oostenrijk en zuster van den keizer van Duitschland. Op veertien jarigen leeftijd werd de jonge Oosten- rij ksche prinses reeds naar Frankrijk gebracht om de bruid van Lodewijk XIV te worden. Evenals haar moeder had zij een sterke persoonlijkheid, waar door zij haar man sterk beïnvloedde dikwijls tot zijn nadeel. In haar jeugdige luchtigheid kon zij zich de levensomstandigheden en moeilijkheden van de lagére klassen niet indenken en werden haar ge dachten geheel in beslag genomen door de weelde en genoegens, die in Versailles en Trianon in zoo ruime mate haar deel werden. Maria Theresia heeft de leefwijze van haar dochter dikwijls met mis noegen gadegeslagen en haar soms ernstig ver maand. Naar .haar meening gaf zij te veel om mooie kleeren en kaartspel. Bovendien begin Marie An toinette de onvoorzichtigheid, zich met de politiek in te laten, wat later een van de ernstigste beschuldi gingen uitlokte, die er tegen haar konden worden ingebracht, n.l. dat zij op te vriendschappelijken voet stond met de vijanden van Frankrijk. Voor zichtig was zij trouwens in het geheel niet; daarom werd haar persoonlijk gedrag dikwijls het onderwerp van lasterpraatjes, zonder dat hiervoor eenige reden bestond. Doch juist haar weelderigheid, haar trots en haar onverschilligheid voor de meening van an deren waren het, die haar in Frankrijk onpopulair maakten. En die karaktertrekken, nog meer dan haar daden, hadden haar nu in de Conciergerie gebrachct. Rosa lie vertelt, dat de hitte zoo drukkend was. dat de koningin voortdurend haar gezicht moest afwegen. Toen Rosalie haar beleefd haar diensten aanbood, antwoordde Marie Antoinette vriendelijk, terwijl zij haar horloge aan een spijker tegen den muur op hing: „Dank je mijn kind, ik ben nu al gewend, mij zelf te helpen." Zij kleedde zich toen ook zelf uit om te gaan rusten. Het viel Rosalie nog op, hoe bleek en vermoeid haar gezicht op het kussen lag. En geen wonder; zeven maanden geleden was zij weduwe gemaakt, haar beide kinderen waren van haar weggenomen en haar hart was vol zorg over de toekomst. Soms trok er over haar gezicht een uit drukking van groote verbazing, alsof zij zich haar veranderde omstandigheden nog niet kon indenken. Er wordt ons medegedeeld, dat zij bij haar aan komst in de Conciergerie in het zwart gekleed was. Haar japon was oud en gescheurd en hier en daar met wit garen versteld. Toen een van haar vrien dinnen dat hoorde, bracht zij dadelijk haar beste japnnen naar de koningin, doch deze achtte het beter om het geschenk niet aan te nemen ,daar dit beide partijen in moeilijkheden zou kunnen brengen. Later stemde zij erin toe, een wit katoenen japon te dragen, omdat haar vrienden haar kansen slechter achtten, wanneer zij in de rouw bleef. Op het hoofd droeg zij een eenvoudig witte muts. Zoo gingen de veertig dagen langzaam voorbij. Hoewel zij nog geen 30 jaar was, begon haar mooie bruine haar reeds te grijzen en haar fijne gezicht vertoonde de teekenen van leed en zorg. Men kon weinig doen om haar het leven dragelijker te maken. Het licht in haar cel was slecht en bovendien werden op het laatst van haar leven haar oogen zoo zwak, dat zij haast niet meer kon lezen. Soms krabbelde zij met een speld wat op den muur; soms trok zij draadjes uit een kleed en trachtte daar een paar kousebanden van te maken. En anders stond zij maar bij de tralies en keek naar het kaartspel van haar twee bewakers. Bij dit alles droeg zij haar leed zoo rustig en zoo waardig, dat zij vanzelf de achting, zoo al niet de liefde van de gevangenbewaarders afdwong. Een van hen bemerkte b.v. eens, dat de koningin de lucht van zijn pijp niet goed kon verdragen, en dadelijk Stopte hij de pijp weg. Bault, de commandant van de Conciergerie, hing eens een lap tegen den muur 'van haar cel, omdat het er zoo vochtig was. Hierdoor had de koningin het later in het jaar dikwijls koud, zoodat zij 's nachts zelfs haar kussen op haar voeten moest leggen om ze eenigszins warm te krij gen. De zusters van St. Charité zonden haar daarom warme kousen; aan dezelfde kousen heeft men later haar lijk kunnen herkennen op het kerkhof van de Madeleine (waar nu de Chapelle Expiatorie is). Het is teekenend, dat Bault zich later over het ophangen van dien lap moest verantwoorden; hij zei toen, dat hij het gedaan had om te voorkomen, dat zij de gesprekken uit de aangrenzende vrouwengevangenis kon hooren en dat haar zoo misschien berichten konden worden overgebracht. Onder de eenvoudige menschen van het volk had zij nog tal van aanhangers. Op zekeren dag ging Bault vruchten voor haar koopen. Bij het stalletje van een vruchten verkoopster gekomen, zei hij„Het moet wat goeds zijn, want het is voor de koningin." „O, die arme vrouw," riep de verkoopster mede lijdend uit. „Neemt u deze, dat zijn de beste dip ik heb, en ik wil er geen geld voor hebben." Ook Rosalie was vervuld van een eerbiedige be wondering voor de ongelukkige gevangene. In haar brieven vertelt zij uitvoerig, hoe zij haar handspie geltje aan de koningin kon leenen, en hoe deze het tot den dag van haar dood heeft gebruikt. Natuurlijk had Marie Antoinette ook onder de aristocratie vele vrienden, die alles deden om haar te redden. Zoo werd eens De Rougeville bij haar toegelaten. Hij liet ongemerkt een bloem vallen en keek de koningin strak aan. Zij begreep echter niet dadelijk de bedoe ling; toen kwam hij dichterbij en fluisterde: „Til de bloem op." Over dit „voorval vandeanjelier"zijnverschillende Over dit „voorval van de anjelier" zijn verschil lende lezingen verspreid; een ervan luidt, dat de koningin ongemerkt de bloem wist op te rapen en daarin een briefje vond, waarin haar vrienden haar te kennen gaven, dat zij haar den volgenden Vrijdag zouden komen bevrijden, en dat een van de wachten was omgekocht om haar te helpen. Zij wendde zich echter tot den verkeerde met haar geheim, waardoor alles mislukte. Of dit precies zoo gebeurd is, weten wij niet, doch zeker is, dat alle pogingen, om haar te bevrijden mislukten. Zij moest herhaaldelijk voor de rechters verschij nen, gewoonlijk 's morgens vroeg. Bij het eerste ver hoor vroeg men haar o.a. „Is u tevreden, dat Frank rijk geen koninkrijk meer is??' Hierop antwoordde zij kalm: „Mijn voornaamste wensch is, dat Frankrijk groot en gelukkig zal zijn. Als het land gelukkiger is met een koning, dan hoop ik, dat mijn zoon op den troon zal zitten; is het gelukkiger zonder koning, dan hoop ik, in dat geluk te deelen." Bij een later verhoor werd zij ervan be schuldigd, haar man te hebben aangemoedigd om het volk te bedriegen. „Ja," zei ze, ,„het volk is bedrogen, maar niet door mijn man of door mij." „Door wie dan," vroeg de rechter. „Door hen, die er voordeel bij hadden. Het was niet in ons belang om dat te doen." Zij antwoordde zoo verstandig en rustig, dat de meeste menschen een verbanning verwachtten, geen doodvonnis. De acte van beschuldiging, waarin zij o.a. wegens verkwisting, financieele hulp aan den keizer, corres pondentie met vijanden van de republiek en ver oorzaken van burgeroorlog werd aangeklaagd, is op 12 October gedateerd. Er werden veertig getuigen gehoord. Toen de voorzitter vdn de rechtbank haar daarna .vroeg, of zij nog iets te zeggen had, ant woordde ze: „Neen. Ik was koningin en gij hebt mij afgezet, ik was moeder en gij hebt mij mijn kinderen van mij weggenomen. Nu heb ik nog slechts mijn leven; neem dit, doch laat mij niet langer lijden". Toen stond Foucquier op en las twee artikelen van de grondwet voor. Vervolgens verklaarde hij, dat Maria Antoinette op grond van die artikelen ter dood veroordeeld moest worden. Hierop trokken haar beide advocaten zich terug. Nu stond de rechter op en sprak het doodvonnis uit. Kalm, zonder het minste teeken van zenuwachtig heid hoorde zij het vonnis aan. Daarna ging zij terug naar haar cel. Een politieman hoorde haar zeggen: „Ik kan haast niet zien, waar ik loop," toen zij over een treed je in de gang struikelde. Hij gaf haar de arm, want hij vreesde dat zij zou vallen. Hij vermeldde tevens, dat het toen nog slechts hall vijf was. Allereerst schreef de koningin toen een brief aan haar schoonzuster Elisabeth, bij wie haar dochtertje aanvankelijk nog had mogen blijven. Marie An toinette moest in den loop van haar verhoor nog vernemen, dat het kind van haar tante weggenomen was. Zij beproefde niet eens, een brief aan haar kinderen te schrijven, daar zij wist, dat die hun toch niet zou bereiken. Toen wijdde zij zich aan haar geestelijke plichten. Zij had zich reeds tevoren met een haar goed gezinde priester op den dood voorbereid en gecom- muniseerd. Waar zij in den priester, die om tien uur dien morgen bij haar" verscheen, een handlanger van haar vijanden zag, verzoccht zij hem om slechts over onverschillige dingen te spreken. In den loop van den morgen werden de voorbe reidselen voor haar terechtstelling gemaakt. Op de bruggen over de Seine werden kanonnen geplaatst, want men vreesde, dat het volk een poging zou doen om haar te redden. Larivière, een van de bewakers, bescchrijft ons de laatste oogenblikken, die Marie Antoinette in haar cel doorbracht. Zij zei treurig tot hem: „Larivière, je weet, dat ze me gaan dooden. Zeg je moeder, dat ik haar .dank voor al haar vriendelijkheid, en dat ik haar vraag om voor mi) te bidden." Later kwamen de rechters in de cel met hun klerk Fabriccips. Het vonnis werd weer voorgelezen en toen trad Samson, de beul, op de koningin toe en zei: „Strek je handen uit." Zij deinsde terug en vroeg bevend: „Gaan jullie mijn handen binden? Dat hebben zij bij Louis XIV niet gedaan." Doch de rechters zeiden tot Samson: „Doe je plicht." Hij greep op ruwe wijze haar han den en bond ze stijf vast op den rug. De koningin kreunde zacht, doch wilde geen tranen laten zien- Toen nam Samson haar de muts van het hoorn en knipte haar haar af. Om elf uur was men ge reed om de gevangenis te verlaten. Marie Antoinette was nog altijd in de oude witkatoenen japon ge kleed met de witte linnen muts op het hoofd. Nu begon de lange tocht door de volle straten in een kar, die door een wit paard werd getrokken. „Thans komt het er op aan, moed te houden," zei de priester, terwijl zij beiden op de kar klommen. „Moed?" antwoorde Marie Antoinette. Ik heb ai zoo lang moed gehouden, dat die mij zeker vandaag niet zal begeven." Langzaam reed de kar door de menigte. De meeste mannen namen hun hoeden af, doch enkele riepen spottende opmerkingen. De vrouwen en kinderen mochten niet op straat komen, doch er was toe vallig een kindje op straat gebleven, dat haar een kushand toewierp. Voor het eerst kwamen de tranen in haar oogen. Overigens was zij zeer kalm; zij z« o.a. „Mijn ellende zal spoedig voorbij zijn, maar die van jullie begint nog pas." Op hetzelfde oogenblik, dat de klokken twaalf sloegen, bereikte de kar het scchavot met de gun* lotine. De koningin liep snel de trappen van t® schavot op, zoo snel, dat zij daarbij een van haar schoenen verloor. Zij knielde ook dadelijk voor de guillotine neer en met een gebed op de lippen ont ving zij de slag van het mes. (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 6