DE AARDAPPELZIEKTE
FORTUIN's KLEEDINGMAGAZIJN
en „De TOEKOMST" te Zuidscharwoude
INDIEN U
dan wordt dit wachten
Fortuin's Kleedingmagazijn
dan ooit te voren.
Spoedvergadering van de Tuinbouwvereeniging
„De Toekomst" in café van den heer P. Schoen
maker. Aanwezig alle leden-
De heer S. de Boer begint zijn openingswoord
met het constateeren, dat het Inet bestuur groot
genoegen doet, in dit volle seizoen zooveel le
den tegenwoordig te zien. Echter deze belang
stelling is tweeledig. "Wij moeten ook hier con
stateeren dat er veel schade geleden wordt. De
oonvocaat ziet er zoo somber uit, en is tooch
van zulk een groote beteekenis. Na afloop van
twee slechte jaren, hadden wij gelnoopt dat 1931
goed zou beginnen? wijl het nu juist slecht is
bevonden, helaas. Het lijkt wel of alle omstan
digheden medewerken om ons bedrijf slecht te
maken. 'Ons bedrijf is een 'onafhankelijk bedrijf,
echter niet wat betreft den groei en opbrengst*.
Dat hebben wij terdege gevoeld; twee jaren
terug geen prijzen, en het vorig jaar liet ons
de groei in den steek. Ook dit jaar is dit weer
het geval. Het vorige jaar was het de ziekte
in de kool en nu in de aardappelen. Wij kunnen
deze ziekte niet onderbrengen bij de gewone-
ziekten. Dit is een buitengewone ziekte, waar
van de oude bouwers nimmer gehoord hebben,
en ons zeer veel schade berokkent. Deze vergade
ring is belegd naa raanleiding van een oproep van
den burgemeester, die in deze van een zekere
commissie een circulaire had ontvangen. Het
doel is om onze opgave van de schade-tegemoet
koming van de regeering te verkrijgen. Overal,
zegt de voorzitter, is het even slecht, aan de
andere zijde weer niet. Een klein stukje weelde
ziet men in denomtrek, de bladen bevatten
feesten enz. De crisis is echter overal- Het lijkt
evenwel of men van de hooge in de lage con
junctuur gekomen is. De feesten worden overal
bezocht; men kan vragen: is dat goed. De pes
simist natuurlijk keurt dit af, wijl de optimist,
hierin juist eene opfrissching ziet om zijn taak
voort té zetten. De tijd echter gaat door en wij
moeten mede. Zouden onze beginselen wegraken
Neen dat kan niet. Tientallen jaren terug wer
den altijd in onze cultures ziekten geconstateerd.
Wij hebben meermalen besproken dat andere cul
turen wellicht beter voor ons zijn. Onze rekening
sluit thans niet met de uitkomsten van het vroe
ge aardappelbedrijf. En dit product is nog wel
in de plaats van de bloemkool, die men om de
zelfde reden nu niet meer ziet. Het is van zeer
groote beteekenis, dat onze eerste vrucht mis
lukt .Er wordt op gewacht en gerekend- Er
is wel gezegd, dat het hier nog niet zoo is als
elders ,doch dit is een schrale troost. Nu leest
de voorzitter de meergenoemde circulaire voor
en verzoekt alle aanwezigen hun aantal snee
zen op te geven. En tevens het gewicht van
wat e rgehaald' is en naar schatting nog wat er
geteeld zal worden.
Hierna leest de secretaris O. de Boer Oz. de
notulen, welke zeer uitgebreid zijn. De samen
steller ontving een woord van dank voor de
juiste samenstelling, nadat niemand noch op-,
noch aanmerking had.
Naar aanleiding van een paar vragen ant
woordt de voorzitter dat de opgave betreft hoe
veel snoezen en aantal Kg. (drielingen, pootgoed
en kriel, is er buiten). Het gaat in hoofdzaak
om de vroege aardappelen. Verder werd gecon
stateerd dat ook neringdoenden in deze branche
zieke aardapeplen hebben en ook door hun de
treurige gevolgen gevoeld wordt.
Nu werd den leden gelegenheid gegeven hunne
opgaven te verstrekken.
Rondvraag.
De heer G. Kliffen deed opmerken, dat in de
notulen niet voorkwam datgene, wat bij de rond
vraag in de vorige vergadering ove rhet. bon
nenstelsel is besproken. Hij vindt dit jammer,
want het is een ernstig feit. Wij hebben nooit
doeltreffende maatregelen getroffen.
De voorzitter antwoordde o.m- dat dit reeds
besproken en vastgesteld is. Hij die uit de hand
verkoopt moet f25 boete betalen. Doch, hoe
gaat het? Is dit strikt doorgevoerd? Neen! De
afspraak is gemaakt dat de besturen zouden toe
zien op het doen en laten, echter niets is er inge
komen. Ook de leden zijn zedelijk verplicht in
!dez etoe te zien. Be voorzitter zegt dat het
ook nu weer voorkomt en illustreert een geval
uit St. Pancras- Deze tuinder doet zijn eigen
en ook anderen schade. Wij moeten allen trach
ten het euvel uit den weg te ruimen.
De heer G. Kliffen vindt dat de bonnen waar
deloos zijn, er is geen controle. Ik heb uit de
hand verkocht en heb de bonnen nog.
De voorzitter. Ja, maar dat ligt aan den
kooper.
Nog bracht de heer Kliffen eene omstandig
heid ter sprake, waarvan men ons verzocht niets
te vermelden.
het antwoord des voorzitters was den heer
Kliffen nu voldoende.
De heer Jb. Kramer had gehoopt dat uit de
ledenvergadering tot uiting was gekomen, dat
gene wat er eigenlijk onder de bouwers momen
teel leeft. Eigenlijk, zeide hij, hadden niet de
mannen maar de vrouwen moéten uitgenoodigd
zijn, dan had men een meer juister beeld van
den benarden toestand vernomen. Sprekende over
de nabije feesten, zegt hij dat de voorzitter in
zijne opening gezegd heeft: de tijd gaat door.
Ja, de feesten gaan oók door. De zooveelste be
zoeker krijgt een douceurtje, dat hij gaarne hun
gunt, maar het wordt tegen óns uitgespeeld,
want men denkt natuurlijk dat het allen bou
wers zijn. Hij zou wenschen dat in dezen tijd
tegen de feesten paal en perk werden gesteld. De
kinderen gaan of willen er heen en dat berokkent
verdriet. Het schijnt wel hoe grooter de nood,
met hei koopen Uwer Heeren- en Jongenskleeding hebt gewacht,
ruimschoots beloond, want
ruimt thans op en betaalt U minder
Langestraat, hoek Houttil, Alkmaar-
hoe meer feesten. Voor vijf jaren terug wees ik
er reeds op, dat wij eene inzinking tegemoet
gaan, en nu zitten wij er midden in. De ziekte in
de aardappelen is een ramp. De vroege witte kool,
ze gaan goedkoop weg. Hij zegt het een ander
na: Menschen, waar gaan wij heen? Het vorig
jaar is door ons, op mijn voorstel aangenomen
om in Den Haag te demonstreeren, en in de
groote vergadering is dit niet aangenomen. Ver
der wijst de heer Kramer er op dat vakorgani
satie zoo noodig is, alles is georganiseerd,
tot zelfs de doktoren toe dat machtige wa
pen laat ons thans in den steek.
Een applausje volgde hierop.
In verband met het gesprokene van den vor
rigen spreker zeide de voorz., dat een en arider
zich aansluit bij hetgeen o.m- in Stemmings
beeld" in de „N. Langedijker Qrt."' staat. Spr.
herinnerde aan de jaren 1880—1893, toen was
het- hier ook mis, en de Heeilnugowaard was
toen zoo arm, als het nu nog lang niet is. Ten
Obewijze hiervan citeerde spr. mede uit eigen
ervaring de levensomstandigheden van die dagen,
en wenschte wel dat de tegenwoordige levens
standaard op het niveau stond van genoemd tijd
perk. De loonen van den arbeider zijn nu te
hoog, doch wil daar geenszins mede zeggen,
dat het hun niet toekomt, dodn wel de nadruk
leggen, dat ons bedrijf het nu 'niet kan opbren
gen. Betreffende de feesten beaamde de voorz.,
dt, deze op een en ander een onaangenamen in
druk maakt. Laten wij ons bestaan zoo econo
misch mogelijk inpikken. Wij brengen een eigen
aardig artikel te rmarkt, in het voorjaar was
he tgoed, en nu... ja, we kun'nen het niet be
kijken. Zoolang wij telen is er hoop, daar n\oe-
ten w ijons aan vasthouden, hoewel Inet een
schrale troost is. In 1923 was het ook scluraal
en in 1924 ging het weer omhoog. Laat ons
hopen op een langzamen weg met betere sta
biele prijzen. Nog wees spr- ook nog even op de
plannen van den nieuwen weg door het Am
bacht ,doch die wegen ware nin verband met ons
bedrij fwel zoo wenschelijk. Met de voortgang
van de kool loopt het mis, wij weten dat het
Ambacht met ziektekiemen is besmet. Wij moe
ten naar middelen omzien die een betere basis
vormen. Spr. noemde uit het verleden nog meer
omstandigheden, die een schommeling der toe
standen kenschetste. Daar op zijn vraag niemand
meer het woord verlangde, sloot'de voorzitter
met een opwekkend woord deze samenkomst.
- ZÜIBl iCiHARWWOUDjE.
De wereldkampioen dammer de heer Springer
^Nederland) geeft Vrijdagavond eene simultaan
seance in de linie te Alkmaar. Verwacht wordt
dat pl.m. 65 dammers aan deze seance zullen
deelnemen, waaronder ook onderscheiden Lan-
gendijker dammers, leden van Damlust, zijn uit
genoodigd. Als bizonderheid deelen wij mede,
dat Je beer Springer een blind-partij tegen de
heer Lieze als sterkere Alkmaarsche speler, zal
spelen. Bij deze blind-partij zal de heer Sprin
ger, ruggelings tegenover zijn tegenpartij, dus
uitsluitend uit. het hoofd zijn zetten aangeven.
Voor damliefhebbers dus een zee rinteressante
avond.
Binnenland!
ZIJNE EX Cl A. W. F. IDlENBlURG 70 JAAR.
Die nobele Christen-Staatsman.
Heden viert Zijne Exc. Staatsraad A- W. F.
Idenburg zijn zeventigsten verjaardag. Zeer ve
len in ons land en daarbuiten, vooral ook in
Indië, van zijn naaste geestverwanten en ook
anderen, zullen met dankbare waardeering dezen
70sten verjaardag meevieren.
Want iemand als de heer Idenburg laat spo
ren achter overal waar hij arbeidt. Eln zijn on
wrikbare trouw aan de beginselen door hem
beleden, is bij ons Christenvolk in en buiten Ne
derland vooral oorzaak van de warme liefde
waarmee dat volk zich aan hem voelt verbonden.
W finneer we in vogelvlucht het leven van de
zen staatsman nagaan, valt wel allereerst op dat
hij schier al zijn kradnten heeft gegeven aan
onze koloniën, vooral aan ons Oost-Indië. In de
hoogste functie van Gouverneur-Géneraal en vian
Minister, van Koloniën heeft hij de belangen van
onze overzeesche bezittingen behartigd.
Alexander Willem Frederik Idenburg werd
geboren te Rotterdam. Zijn vader was daar offi
cier van gezondheid bij de Marine.
In 1867 kwam hij op school bij Vos te Utredit,
waar zijn vader zich als geneesheer laad geves
tigd. Verder liep hij daa rde H.Bl.Si. af, waarna
hij op zijn 16e jaar ging naar de Kon. Mil- Aca-
demi te Breda, welke hij vier jaren bezocht. In
1882 ging hij als luitenant der genie naar Indië,
reeds gehuwd, want „dat is altijd beter voor
jonge lui die naar Indië gaan. Hij werd in Indië
geplaatst bij het korps genietroepen te Willem
I. In 1885 werd hij overgeplaatst naar den Gew-
Geniedienst te Soerabaja. Twee jaar later werd
hij adjudant van de Genietroepen en in 1889
volgde zijn overplaatsing bij den Gew. Genie-
dienst in Atjeh. Het volgende jaar wérd hij
te Padang Padjang' plaatselijk geniestraf en in
1921 verkreeg hij een functie op het 'Hoofdbureau
der genie te Biatavia. In 1883 was hij gepromo
veerd tot le luitenant en in 1892 tot kapitein/.
Var. 18848196 was hij met verlof in het va
derland. In Indië teruggekeerd werd hij geplaatst
bij het Dep. van Oorlog te Weltevreden. Spoedig
daarna werd hij benoemd tot adjudant van den
legercommandant.
De gezondheidstoestand van zijn vrouw nood
zaakte hem in 1901 met vervroegd ziekteverlof
naai Holland terug te keeren. Thans zou zijn
actieve politieke loopbaan een aanvang nemen.
Reeds in 1897 was hij door het district Pdniedam
candidaat gesteld voor de Tweede Kamer, maar
niet gekozen. Bij zijn aankomst in Europa in
1901 werd hem wederom een candidatuur aan
geboden, en wel in de districten Schiedam en
Utrecht. Hii, werd echter niet gekozen, maar
werd door "het district Gouda, dat Mr. Th.
Heemskerk candidaat had gesteld, die echter on-
teerde voor Amsterdam, toch in de Kamer ge
bracht.
Voor de politieke arbeid bleek de heer Iden
burg minstens even bekwaam als voor den arbeid
in dienst van het Indische leger. Het vertrouwen
dat het A .R. volk in hem stelde werd niet be
schaamd. Pas i nde Kamer, viel hem in 1902
door het overlijden van den Minister van Kolo
niën in het kabinet Kuyper de portefeuille voor
Koloniën ten deel. Hij was door zijn jarenlange
ervaring in IIndië voor dezen arbeid als aange
wezen en wa.s het ook met zijn voorganger eens
ove rde te volgen gedragslijn. Slechts kort
heeft de heer Idenburg in deze Inooge functie de
belangen van zijn geliefd Indië mogen behartigen,
maar belangrijke besluiten zijn tijdens zijn minis
terschap genomen. Bij de behandeling van Inet
wetsontwerp tot wijziging der Comptabiliteits
wet kwam ter sprake de bijdrage van Ned.-Indië
aan de middelen van het Rijk. Een voorstel tot
schrapping der Indische bijdrage werd aange
nomen, en besloten werd tot eene bijdrage van
40 m'illioen aan Indië voor maatregelen in het
belang van de economische ontwikkeling. Ver
der herinneren we aan de Decentralisatiewet van
1903 tot regeling van het Indische gemeente
wezen en het onderzoek naar de toenmalige mis-
stnden in Deli, dat leidde tot verbetering van
rechtspraak en politie.
De "val van het Ministerie-Kuyper in 1905
maakte ook aan zijn werkzaamheid een einde.
Op andere wijze zo uhij echter weldra den ar
beid voor Indië. voortzetten, en wel als opvolger
van den heer Lély als Gouverneur van onze
West.
Tot 1908 heeft hij deze functie bekleed, in wel
ken tijd hij de bevolking aan zich 'nad weten
te binden en belangrijke maatregelen had geno
men, vooral met betrekking tot de Zondagsrust,
In 1908 aanvaardde hij opnieuw de portefeuille
van Koloniën, thans in het ministerie-Heemskerk.
Toen echter in 1909 een opvolger moest worden
benoemd voor Gouverneur-Generaal v. Heutz,-
ws de Minister van Koloniën de aangewezen man,
en zoo vertrok dus de heer Idenburg naar Oost
Indië, om in de hooge functie van Gouverneur-
Generaal zijn belangen te behartigen, den arbeid
va nv. Heutz voortzettend en ten einde voerend
Hij heeft ons gezag in Indië in de buitengewesten
geconsolideerd en metterdaad van kracht doen
zijn. f
Voor vele moeilijkheden werd hij tijdens zijn
bestuursperiode geplaatst. We memoreeren de be
weging van den Sarikat Islam, die aanstuurde
op meerdere zelfstandigheid van den Inlander1.
D1 «jGouv.-Generaal doorzag echter de draag-
wwijdte van deze beweging en wist met de
noodige tact een meer fel hardhandig optreden'
waartoe sommigen meenden te moeten overgaan,
te vermijden. Hij heeft deze actie niet verboden,
mar haar in de juiste banen weten te leiden.
In verband hiermee bracht onder de Indo-Clni-
neezen 'het uitroepen der republiek in China in
1912 eenige beroering. Belangrijker was echter
de moeilijkheid die werd veroorzaakt door het
optreden der Indische partij en de actie van
Dtouwes Dekker. Deze organisatie van Indiërs,
waartoe alle alle bevolkingsgroepen konden toe
treden .voerde in haar program losmaking van
Nederland en beoogde een geheel zelfstandig In
dië. Op grond van het revolutionair karakter
der vereeniging', onthield de heer Idenburg tiaar
rechtspersoonlijkheid. De leiders staakten ecti-
te rhun actie niet, waarom de Gouv.-Gen- er toe
moest overgaan Douwes Dekker, 'Soewardi Soe-
rianigrat en Dr. Tjipto te interneeren. Spoedig
viel daarop de beweging, die uit te heterogene
elementen was opgebouwd, uiteen.
Dc heer Idenburg heeft als gouv.-gen. ook
bevorderd de verdere ontwikkeling van het ge
meentewezen in Indië. Die aanleg van spoorwe
gen en verdere bevordering van het verkeer;
alsmede de ontwikkeling der havens en scheep
vart.lijnen is door hem mede in het bijzonder
behartigd. Ook heeft hij gedaan wat in zijn
macht was om de toestand van het onderwijs
en do verhoudingen op dat terrein te verbeteren.
Hij schaamde zich bij dit alles niet voor zijn
beginsel ,ja werd juist daardoor gedreven het
waarlijk beste voor Indië te zoeken. Niet door de
statsmacht te gebruiken om aan Indië-het chris
tendom op te dringen, maar wel door zooveel
in zijn vermogen was ruim baan te maken voor
de arbeid der Zending en deze in de gelegenheid
te stellen, 'den Indiër uit de duisternis van zijn
heldendom te wijzen op het licht van het Evan
gelie ,dat ook alleen in staat is den Inlander
te maken tot den rechte nonderdaan en staats
burger.
Gelijk gezegd heeft Idenburg tot 1916 de
functie van Gouv.-Generaal bekleed- Zijn beste
krachten heeft Inij in die periode aan onze Oost
gegeven.
In het vaderland teruggekeerd aanvaardde hij in
het Ministerie-Ruys in 1918 opnieuw de portefeuille
van Koloniën. Helaas noodzaakte zijn gezondheids
toestand hem, het volgende jaar ontslag te vragen.
De Indische jaren hadden tengevolge gehad dat de
heer Idenburg zich niet meer met de oude kracht
aan zijn werk kon geven. Dit behoefde echter niet
te verhinderen dat hij de A. R. Partij nog op vele
wijzen met zijn talenten diende. In 1920 brachten
de Prov. Staten van Z.-Holland hem in de Eerste
Kamer. Tot Dec. 1924 heeft hij daarin zitting gehad,
in welke periode hij ook het presidium bekleedde
van de A. R. Eerste Kamerclub. In 1924 volgde zijn
benoeming tot lid van den Raad van State, in welk
college hij deel uitmaakte van de afdeeling Onder
wijs en Koloniën. Bovendien werd hij in 1923 bij
het zilveren regeeringsjubileum van H. M. de Konin
gin benoemd tot Minister van Staat.
De verdiensten van den heer Idenburg vonden
verder erkenning door zijn benoeming tot ridder
van den Ned. Leeuw als adjudant van den leger
commandant; tot commandeur van deze orde tijdens
zijn verblijf in Suriname en door zijn begiftiging met
het groot kruis van den Ned. Leeuw bij zijn aftre
den als gouverneur-generaal van ed.-Indië. Daar
naast vielen den heer Idenburg meerdere buiten-
landsche onderscheidingen ten deel.
Naast het politiek terrein neemt de thans 70-jarige
aan velerlei Christelijke actie deel. Zoo is hij o.a.
directeur van de Vereen, voor Hooger Ondrewijs op
Geref. grondslag, terwijl hij ook de functie van
president-directeur heeft bekleed. Hij is voorts vice-
voorzitter van de Dr. Abraham Kuyperstichting en
ook eere-voorzitter van het Centraal Comité der
A. R. Partij. Voorts is hij o. m. vanwege de Generale
Synode der Geref. Kerken deputaat voor de geeste
lijke arbeid onder de verstrooide Gereformeerden
in Ned.-Indië en voor de correspondentie met de
Hooge Overheid.
De heer Idenburg heeft zich steeds gekenmerkt
door onwrikbare beginseltrouw. Hij was een man die
zich het Evangelie niet schaamde. Een enkel voorval
uit zijn rijke leven moge dit bewijzen.
Als adjudant heeft hij in Indië 3 legercomman
danten gediend, maar bij elke benoeming telkens
den eisch gesteld: ,,'sZondags vrij. „Indien gij, o
generaal, mij dan 7oudt roepen, moet ik dienst
weigeren, wijl ik dan in dienst ben van een ander,
mijn Hemelschen Koning!"
Wanneer het Zondag werd en Kwitang (de Geref.
Kerk van Batavia) had een dienaar des Woords noo
dig, dan was hij het die preekte, eens zelfs 6 maan
den (Mei-November 1899). Heerlijk heeft hij toen
het „Onze Vader" uitgelegd voor de hoorders om
nooit te vergeten.
En toen hij tot herstel van de ziekte zijner vrouw
naar Holland ging, stelde hij zijn mede-passagiers
ais eisch voor de conversatie met hem het nalaten
van het misbruiken van Gods naam.
En hij heeft het mogen ervaren hoe God genade
en ook eere wil geven aan degenen die Zijnen Naam
belijden.
Wij wenschen Zijne Exc. Idenburg toe, dat hij
nog verder tot rijken zegen mag worden gesteld voor
land en volk in het vaderland en in zijn overzeesche
bezittingen, en dat hij ook voor zichzelf zich mag
verheugen in Gods goede gunst over hem.
(De R-