Dr. Voor de Tuinliefhebbers VERBORGEN GELUK DIS PÏÏÏ Eig Tam Alkm, Ji Tand BE OUDE RIJWIELRLAATJES. Straks zullen de duizenden Nederlanders, inge volge de bepalingen der wet, voor zoover ze een rijwiel bezitten, weer een gang heBben te maken naar het postkantoor, teneinde ?ich in het bezit te stellen van een nieuw rijwielplaatje. Daar valt niets aan te veranderen, wet is wet. En betalen is de boodschap. ï^'u is er een goocheme Nederlander op een lumineuse gedachte gekomen. Als redeneerde hij die zeg ongeveer 1 a I1/2 millioen plaatjes, die ongeldig worden ('kweet niet of er meer dere worden afgegeven) eens werden verzameld, zouden die plaatjes aan koper ook waarde ver tegenwoordigen De man zette zich aan 't cijferen, en kwam tot de slotsom, dat die plaatjes een waarde aan koper van f 20.000 vertegenwoordigen- Dat zou toch jammer zijn, als dit groote bedrag verloj ren ging. De kunst is nu hoe de oude plaatjes bijeen te krijgen. Er zouden verzamelplaatsen moeten wezen, bij d|e rijwielherstellers worden de meeste nieuwe plaatjes aan de rijwielen bevestigd en op hen vooral wil men een beroep doen. Natuurlijk moet alle verzamelwerk om niet geschieden. En 'tdoel? Men stelt zich voor, de baten aan de kas voor de tuberculosebestrijding te doen toekomen. Een sympathiek doel. Gaarne voldoen we aan het ons gedaan ver zoek, op deze zaak de aandacht te vestigen. Hierop letten! Poeders en tabletten zijn alléén echt, als de verpakking voorzien is van den naam Mijnhardt. Let bij het koopen daar speciaal op, want dit alleen garandeert U de echtheid. der de dieren van hun bewegingsvrijheid te be- rooven. 1 Daarom is het practisch een soort ^voeder- tafel'' te maken, zooals de afbeeldingen aan geven, resp. voor loophok en ren. De plank kan al naar gelang de grootte van het ras 40 tot 45 •eMboven den grond worden aangebracht. De j kippen kunnen dan er onder door heen en weer loepen. Beide inrichtingen, die hier zijn af ge- beeld, kunnen gemakkelijk weggenomen en schoon gemaakt worden VOEDERPLANKEN IN DE KIPPENREN. Menige kippenbezitter is in tweestrijd of hij zijn voedertroggen en waterhouders in de ren zal plaatsen of in het loophok. Wij prefereeren het loophok, hoewel er geen overwegende bezwa ren tegen de ren ziju. Het is echter in beide ge vallen glad verkeerd, als men de voertroggen en waterhouders dadelijk op den grond zet. De voederbakken worden dan bedolven door het op- gekrapte zand, of door het hooi, de opening van den waterhouder raakt verstopt. Deze storingen ergeren de kippenhouders en lij enigeen weet geen raad. Velen behelpen zich met een oude kist, die men omgekeerd in de ren plaatst, en waarop de waterhouder wordt neergezet. Dat is ook bij een groote ren geheel voldoende. In een overdekt loophok neemt zoo'n kist echter veel nuttige ruimte weg, zoodat men nooit groote voederbakken kan neerzetten, zon- FEUILLETON Overigens moet het ons nog van het hart, dat een overdekte voederplaats de voorkeur verdient. 1 Staat geweekt voer'lang in de zon, dan verdroogt het of net wordt door do regen te veel geweekt. Bovendien hebben de musschen vrij spel en eten j duchtig mee. Het drinkwater blijft in een over dekte ruimte ook het best bewaard. j is de beruchte ,,rozelmeeldauw", ook wel „rozen- schimmel" of ,,rozenwit" genoemd. Op de bla deren zien wij een meelachtige witte schuimvlok, soms vele kleine vlokjes, soms ook één groote pakaat. De bladeren zijn daarenboven, vooral bij de punten der loten, bros en dikwijls eenigs- )zins rood getint. Dikwijls ontstaat er een harde, )witte, zelfs wel eens bruine korst, op de bloem- )kelken en zelfs wel om het vruchtbeginsel en op de jaarloten, Voornamelijk bij klimrozen. Zelfs de bloembladen kunnen kind van de rekening worden. De witte vlok blijkt onder den microscoop te bestaan uit een draadachtige zwamsoort, die zoo fijn is als de draden van een spinneweb. De dra den zijn in de bladen, waaro pzij parasiteeren, binnengedrongen en onttrekken door middel van buitengewoon kleine zuigorganen aan deze bla deren de krachtstoffen. Deze ziekte kan zoowel in de vrije lucht als bij kasrozen onder glas optreden, doch vertoont een zeer verschillend aantal verschijnselen, zoodat men 'iederen keer meent met een andere ziekte te doen te hebben,. Vochtige warmte, lichtgebrek, muffe ludnt, tocht en sterke temperatuursveranderingen gelden, even als een zandige, koude, natte bodem voor de begunstigers van de meeldauwziekte. tSedert de laatste dertig jaar bestrijdt men deze ziekte met zwavel bloem en met resultaat. Zoodr|a de eerste verschijnselen optreden, wor den de bloemen met fijngemalen zwavelpoeder zoogenaamde bloem van zwavel"1 heel dun be stoven en wel in den middag op een zonnigen, windstillen dag. In den Herfst moeten alle door de meeldauw aangetaste loten worden afgesne den en vernietigd. Eveneens moet men jonge loten, die in het voorjaar door de meeldauw blijken te zijn aangetast, dadelijk verwijderen. Mén drage zorg voor een goede broeibodem, een zonnige plaats en frissche lucht. Ongeneeslijke planten moet men verwijderen en vernietigen. Be rozenroest treedt evejieens in verschillende vormen op. In liet voorjaar, onmiddellijk na het uitloopen, doch vóór Inet begin der bloei periode, in uitzonderingsgevallen zelfs geduren de deze periode, komen uit de jonge loten, uit bladstelen, bladnerven en bloemknoppen lang werpige .afgeronde licht oranjeroode, met stof bedekte zwammetjes te voorschijn. De zieke dee- len groeien eenigszins krom. Ook ziet men wel, heel dikwijls zelfs, in den zomer het optreden van tallooze, speldeknopgroote, zwampuistjes op de onderzijde der bladeren. De eerste puistjes, die tot rijpheid komen, zijn roodachtig geel, de la tere zwart. In samenhang met deze puistjes staan op de andere zijde van de bladeren talrijke, onduidelijke, geele of roode vlekjes. Tenslotte is de ziekte zoover gevorderd, dat de onderzijde der bladeren wel met een laag roet schijnt te zijn bedekt. De schade bestaat niet alleen uit de groote ontsiering der bladeren, doch deze vallen bij een verzuiming van Ingrijpen tenslotte af. De gevoeligheid der verschillende rozensoor- ten voor deze ziekte is zeer verschillend. Helaas worden de mooie, roode Demontanusrozen het ergste ddoor de rozenroest gekweld, hetgeen er veel toe heeft bijgedragen, dat men deze prach tige rozensoort zoo weinig meer aantreft. De •kweekers zijn het bestrijden van de rozenroest' moe. De zoogenaamde theerozen" zijn niet zoo gevoelig voor de verschillende rozenziekten, hoe wel er ook wel degelijk aangetaste exemplaren xvoorkomen. De Polyantha- of klimrozen zijn over het algemeen het sterkste en ongevoeligste vco* ziektekiemen. De rozenroest is niet gemakkelijk te bestrij den. Als bodem en standplaats aan de eischen voldoen, is de rozenroest meestal ver te zoeken. Kalken en losmaken van de grond zijn middelen, die nog wel eens willen helpen. Bij de eerste ken- teekenen van rozenroest onmiddellijk alle zieke deeelen uitsnijden en vernietigen. Wij hebben met een andere zwamziekte, n.l. zwarte vlekken in de bladeren, te doen, wan neer op de bladeren in den herfst of den zomer ronde, dikwijls in elkaar loopende vlekken van een bruinzwarte of violetzwarte kleur verschij nen, die steeds in aantal toenemen. Op de vlek ken ziet men meestal een aantal kleine zwarte puntjes, terwijl de rand er van, evenals bij Fusi- cladium, gewoonlijk een ster-achtige franje ver toont, de reden waarom men deze ziekte ook wel ,,sterrenmoetdauw" noemt. De schade be staat niet alleen uit de groote ontsiering van de. fijne loofblaadjes, doch zij vallen bij de minste aanraking af. Evenals bij rozenroest is het meest werk zame middel een goede verzorging de rrozen, krachtige kalkhoudende, kleibodem, 'net los ma ken van den grond, nauwgezet snoeien, vooral als de eerste kenteekenen van de ziekte zich voordoen en het verzamelen en vernietigen van het aangetaste en uitgesneden loof. Op de groene schors ziet men op de tweejarige takken soms wel eens tamelijk groote, ronde vlekken, die in den beginne donker zijn gekleurd en purper rood omrand. Later worden deze vlekken bruin en verdrogen geheel. Dan komen er op deze plaat sen ontelbare, kleine scheurtjes en iloofjes *n de schors. Na het voorjaar valt de sdnors op deze plaatsen af, de wondranden verdikken zich, vor men een soort krater en tenslotte ontstaat een wond ,die veel weg heeft van kanker. Het vér dorren en afvallen van het boven de wond ge legen plantendeel is het gevolg. Zulke aangetaste takken moeten dadelijk uitgesneden worden, al zou men daarmede de halve plant moeten opoffe ren. De zieke deel en vernietigen, liefst verbran den. Eij oudere planten kan men eerst eens pro- beeren de wond eenigszins uit te snijden en daarna met boomwas af te dichten. Door een goede verpleging en niet te veel en te overvloedig met stikstof houdende bestanddeelen te mesten, kan men dergelijke wonden vermijden. In de. eerste plaats echter is een overwintering vol gens alle regelen der noodzakelijkheid vereischt. ROZENZIEKTEN, DIE MI N MOET KENNEN. Onder de tallooze ziektekiemen en parasie ten, die ons plezier in de rozentuin geheel be- I derven, zijn er vooral vier, die iedere rozenvriend zelf moet kunnen bestrijden. Het zijn de rozen- meeldauw, de rozenroest, de zwarte vlekken in de bladeren en de vlekken op de bast van een jarige takken. Zeer verbreid en iederen rozenkweeker bekend Straks 72 jaar. Ik heb al wat beleefd, mijn heer. 'kBen van 'tjaar 93, van 'tbloedjaar, zoo als mijne moeder altijd zeide. Ik heb den Fran- schen en den patriotten-tijd, den Hollandschen tijd en het jaar dertig gezien, 't Begint te tellen,, mijnheer ,ja, ja, en n unog in mijnen ouden dag" en de grijze knecht weent, en dat doet Betsy zoo zeer, dat hare schoone blauwe oogen met trnen worden gevuld. ,,Tn mijnen ouden dag nog de hand moeten uit steken," nokt de man beschaamd. Het hart van Wilfried wordt week. ,,Ik ben er niet van gekomen .mijnheer. Neen zeker niet. Ik was een boerenzoon, maar och! de hoovaardij joeg mij van moeders huis. Ik dacht dat' ik den vogel had afgesdnoten, toen ik, kort na ons dorp verlaten te hebben, in 't livreipak terugkeerde. Later betreurde ik dat alles, maar ik was het harde werken ontwend, en. het luie leven te gewoon geworden. Och, men ziet maar dat het verkeerd loopt, als het te laat is..." 1' ,,En hebt gij dus niets kunnen besparen?"' vraagt Wilfried. ,,Ja, ik had spaarduiten, maar eenige jaren ge leden heb ik voor een mijner broers een num- merverwisselaar gekocht, en dat kost veel, mijn heer Wilfried. Zeven honderd francs. Toen men het paard der boerderij heeft moeten afmaken,, mijnheer ,heb ik nog al eens de beurs omgesdaud, en toen mijne moeder gestorven is, heb ik haar een eerlijke begrafenis willen geven. Ze waren thuis ten onder gegaan mijnheer en zie, we waren er niet van gekomen, om haa rdoor den arme te doen begraven." Wilfried grijpt diecbewogen de hand van den ouden livrei-knecht. ,,Fn nu hebt ge niets meer?"- vraagt Betsv. ,,Jawel „mevrouw," antwoordt de oude man koortsachtig, „hier op tiet hart, in een 'beursje; heb ik nog honderd francs, en~ daarmee zou ik gaarne in een godshuis opgenomen worden, om van de straat weg te zijn; want we zijn er op mijn woord,- niet van gekomen. Maar 't kan niet zijn, zeggen mij de heeren, 'tkan niet voor hon derd francs, en ik moet nog wachten, en lat kan nogal lang duren." ,,Nu ,laat dat maar aan mij over, Jan," zegt mijnheer Wilfried, en Betsy knikt- hem bemoe digend toe. ,,Ik dank u, mijnheer, als 't niet te veel ge vraagd is van uwe goedheid. Mijnheer Dolberg, uw oom, is een braaf man, maar die zegt mij, geen tijd te hebben. Anders had die wel iets gedaan. Nu, dat zal God u loonen, mijnheer Wil fried. Dan zal men mij toch niet op straat zien, gedwongen de hand uit te steken, en wie weet! nog ten laatste door de gendarmen naar het bedelaarsgesticht gebracht worden. En zie, mijn heer, de weg daarheen loopt door mijn dorp,. Och, geloof me, ik ben er niet van gekomen...1 Eir zit gevoel in dien armen drommel, en wie weet hoeveel slapelooze nachten Inij niet heeft doorgebracht, gekweld door dat denkbeeld, door dat spook, eens gelijk een dief door zijn dorp geleid te worden. Jan is heengegaan, duizendmaal heeft 'nij zijn dan'k uitgedrukt voor al het goede dat hem gezegd, door alles dat hem beloofd en ook gegeven werd. ',,We meenden dezen avond haar de oper,a te gaan, zegt Wilfried tot zijn vrouw, „vfillen wij liever eens naar de stad wandelen en dezen en genen gaan raadplegen, hoe wij dien braven kerel in het godshuis zullen krijgen?" ,,Tk meende 't u voor te stellen," antwoordt Betsy. Denkt ge dat het gelukken zal." jjBat. moet gelukken, als 't noódig is, zullen wij er de beurs voor omschudden, en San gelukt alles. Zijt gij gereed? Doffel u goed in uwe boa. Zoo!... Is boven alles in orde? Nu, laat ons wat vlug doorstappen, om des te vroeger thuis te zijn." Ik zie dikwijls, als ik voor mijn venster zit, een 1 oud man voorbij gaan, met twee deftig gekleede kinderen aan de hand. 't Moet een oud soldaat zijn, te oordeelen naar den grijzen snorrebaard, dien hij draagt en de medaille van St. Helena, die in het knoopsgat van zijn blauwen jas ben gelt. 'tKan de vader, of zelfs de grootvader van die kinderen niet zijn, want e ris geene betrek- king te vinden tusschen de plunje van den ouden man en de nette kleeding der kinderen, maar 1 ge zoudt moeten zien, hoe die kleinen, de blon- de kopjes oplichtend, met den grijzen knevelbaard redeneeren en hoe goedhartig Inij hun antwoordt 1 en beschermt. 'tls inderdaad een oud soldaat die, na met roem onder het groote leger gevochten te Ineb- ben, nu nog als een soort van kindermeid bij een 1 rijke familie dient. In zijn jongelingstijd heeft hij misschien, op fnet bivak, gedroomd eens als gepensionneerd generaal in zijn geboortestad te wonen. Dat doet mij aan raadsheer Jan denken, die ook na een lang leven van werkzaamheid, tot den post van kindermeid geraakt is, doch slechts i bij tusschenpoozen en nog wel voor zijn plezier, i De weinige Zondagen, die Jan het oudmannen- j huis voor eenige uren mag verlaten, slijt hij bij Wilfried en houdt er zich vooral met de kinderen bezig ,die raadsheer Jan ook met een onbeschrijfelijk ongeduld verwachten. Maar ook Jan maakt zich kind met de kinderen, hij laat i ze óp de knieën rijden, knutselt poppen, vlie- I gers, geweren, sabels, vertelt honderde toover- I vertelsels en zal den knaap leeren visschen, ja- gen en paardrijden. Jan drentelt met de twee kinderen aan de hand door de straat, n uer twee oudjes, een "heer en eene dame, voor hem stil staan; want de l gewezen livrei heeft beiden, mijnheer en mevrouw I Dblberg, gegroet, die nu weer op hunne voetjes I wandelen, gelijk ze voor vele jaren deden. ,,Hé, Jan!" zegt de oude heer. „W-at plezier u tè zien. En hoe stelt gij het tegenwoordig?"1 1 ,,0 heel wel, mijnheer!" antwoordt de man, met zichtbare voldoening. ,,Ik ben in het oud- mannenhuis geplaatst.'' ,,Nu, dat is gelukkig." ,,'Ein van wie zijn die lieve kinderen?" vraagt mevrouw, den schoonen knaap met zijn helder blauw oog aanstarende. ,,Van mijnheer Wilfried, mevrouw. ,,Van Wilfried?" hervat de gewezen kruidenier inet belangstelling. ,JWel ja, mijnheer. Een braaf man. En daar, in dat schoone huis mag ik iederen Zondag ko men, als ik kan uitgaan. Daar, het derde, no. 72, daar woont mijnheer Wilfried, mijnheer." Die woorden doen de twee oudjes zeer. Me- vrcuw werpt een vlucchtigen, benijdenden oog opslag op het huis. Mijnheer Dolberg houdt er geruim en tijd den blik op gevestigd. Mevrouw wil voortwandelen, tnaar de oude blijft nog een oogenblik staan en vraagt, zich tot het jongske ,,Hoe is uw naam, lieve jongen?"1 .jiHendrik, mijnheer, en mijne zus heet Betsy, net gelijk mijn moeder," zegt de knaap, én de oude heer heeft maar een (nalf woord er bij te voegen, om heel veel dingen te hooren vertellen, maar Dolberg zwijgt, zichtbaar aangedaan, en mompelt tot zijne vrouw: ,,Gaat ge mijnheer Wilfried niet eens bezoe ken, mijnheer?"1 vraagt raadsheer Jan. ,,Neen, voor het oogenblik niet, later. Nu, houd u goed. Dag beste kleinen." En de oude knecht neemt, evenals de jongen, de muts af en het driétal staart het sloffende paar adiiterna. ,,Hij zou wel eens zijn binnengegaan," zegt Jan later aan mijnheer Wilfried, „maar mevrouw had haast om weg te zijn. Odn, wat heeft hij de kinderen bekeken, en uw huis ook. Mijnheer, twas alsof hij een goed woord voor u op de lippen .had, hetwelk 'nij niet durfde uitspreken. Ja, de tijden zijn wel veranderd, mijnheer." Wilfried antwoordt, zoo min op hetgeen de oude knecht zegt, als op de vragen van Hendrik, die volstrekt wil weten, wie die oude heer is, en nu de knaap tot vermoeiens toe de vraag her haalt, zegt de vader: „Dat zal ik u eens vertellen as gij groot zijt, maar als gij dien ouden heer en die dame weer ontmoet, wees dan heel lief je gens beiden." A Hedi de vo Dochte Broek Gé v ras leeftijd O. HU W. O. Jb. Gl GEVI Leef! Aan de KEN, I Afwve Dr. Grits Naait g< uit met het is b Gritznei ook UW keus en ik IJ 00 raties sc vh. P- aan de tege Is iedere OUDKA v./h. W in Aj Nassai Lo Aarda Marni: Uitsl Oud v Comm: 32 cei na ve per gb plaats. '8 morf dags -v 6—7 u u. in i Nassi SPREEK Maandag lederen karspel, Voor 2 f60.—. Bewijs ooniribut

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 4