StemmingsbeeldGroentenland Historische herinneringen aan den Tiendaagschen Veldtocht Het ingezonden stuk in de Tuinderij van de hand der heeren G. Barten en H. Glas heeft meenigeen naar de pen doen grijpen. In het laatst verschenen nummer van het bovengenoemd orgaan komen een tweetal epistels voor, een zeer uitvoerig stuk van den secretaris der steuncommissie, den heer J. Groen uit Zuidscharwoude en een kort en hoffelijk stukske van de hand van den heer J. O. te Noordscharwoude, waarin critiek wordt uitge oefend op het schrijven van bovengenoemde heeren. Min of meer scherp is de aanval op het stuk in de Alkmaarsche Courant van j.l. Vrijdag. Nu de voorzitters van Tuinbouwbelang en Groen- tencultuur in ons blad van Zaterdag hun bedoeling nader hebben uiteengezet, zullen de heeren critici wel tot de conclusie zijn gekomen, dat zij beter hadden gedaan, eerst eens die nadere verklaring te hebben afgewacht. Nu is toch m.i. wel zeer dui delijk gebleken, dat de bedoeling uitnemend en de in het stuk voorkomende waarschuwing en maning tot voorzichtigheid alleszins reden van bestaan heeft. De kern van het door de heeren aangensneden, thans zoo urgente vraagstuk ligt m.i. hier: hoe is de verhouding van den Staat, de Provincie en de Gemeente ten opzichte van 't bedrijfsleven. Welke is de taak der Overheidsorganen tegenover de vele in nood verkeerende bedrijven? Mag het tot de re- geeringstaak gerekend worden, deze bedrijven in tijden als we thans doormaken, schadeloos te stel len voor geleden verliezen, veroorzaakt door na tuurrampen of andere oorzaken; behoort de Over heid lijdelijk toeschouwer te blijven of kan zij op andere wijze helpend optreden. Daar gaat het om. In de Alkmaarsche Courant van j.l. Vrijdag wordt kortweg aanbevolen, alle principes gewoon weg op zij te zetten. Daar moet tegenwoordig niet mee gerekend worden, de menschen zijn in nood, en dat feit is zoo klemmend, dat alle redeneering over principe uit den booze is te achten. Natuur lijk is deze redeneering erg goedkoop, lijkt uiterst menschlievend, maar 't is zeer de vraag of ze eenig goed effect sorteert. Immers komt het maar al te vaak voor, dat hulp aan menschen, met de allerbeste bedoelingen verleend, in moeilijke omstandigheden, niet alleen geen baat bracht, doch hen nog dieper in de put hielp. En die gevallen zijn minder sporadis als men over 't algemeen wel aanneemt. Waarmee ik maar zeggen wil, dat de hulp alleen dan gerechtvaardigd is, als de basis van het bedrijf nog gezond kan wor- den geacht. Is zulks niet het geval, bewijst men den I benarden ondernemer geen dienst, door hulp te bieden, en doet men beter deze in zijn belang te weigeren. Doch hiermede heb ik de vraag omtrent de ver houding van Overheid en bedrijf niet beantwoord. In onze huidige maatschappij vorm is de taak van Overheid en maatschappij vrijwel min of meer duidelijk aanwijsbaar. Ieder heeft een eigen taak een eigen bevoegdheid en een eigen verantwoorde lijkheid. Ze staan niet los naast elkaar, doch be- hooren bij een goede functioneering beider organen en geledingen toch ieder te blijven op eigen terrein. Een overheersching van den Staat over de maat schappij doodt naar zijn meening het goede ini tiatief, leidt tot een stroeve ambtelijk georganiseerde samenleving en is op den den duur onhoudbaar. Als deze beschouwing juist is, dan volgt hieruit, dat de Staat niet gehouden is, de gevolgen van malaise en ramp die de maatschappij treffen, te dragen. Regel is, dat dit door de maatschappij zelf wordt gedaan. Een schadeloosstelling door den Staat verleend, aan bepaalde takken van bedrijf, moet altijd worden betaald doorbelastingbetalers. Daar is geen ontkomen aan en dit maant al tot de grootst mogelijke voorzichtigheid in het besteden van gelden uit de publieke kassen. En wie deze min of meer theoretische beschou wing niet mocht deelen, dien wijs ik op de practi- sche onuitvoerbaarheid. De tegenslagen in het be drijfsleven zijn ten zeerste bemerkbaar in de Staatsontvangsten, de geraamde opbrengsten zijn- veel hooger dan de werkelijke; uit bevoegden mond is me dezer dagen verzekerd, dat het te kort voor het loopende jaar stellig op 70 millioen is te stel len. Hierdoor is reeds de mogelijkheid van schadeloos stelling practisch uitgesloten. Een andere vraag is, of het niet tot de Overheidstaak behoort, het zwakke te steunen, wat zonder hulp dreigt onder te gaan te schagen. Hiervoor zijn meerdere gronden aan te voeren.. Immers brengt het Staatsbelang al mee, het be drijfsleven intact te houden. De Overheid doet zulks door maatregelen zonder tal, het tracht op velerlei wijze het bedrijfsleven te dienen. Ook echt-menschelijk gevoel noopt haar daartoe; toch kan niet anders dan helpend en steunend worden opgetreden; de risico van het bedrijf dient door het bedrijfsleven zelf te worden gedragen. In tijden als we nu doormaken, is Overheids steun daarom m.i. volkomen gewettigd, doch uit den aard der zaak zijn hier grenzen, die niet zoo gemakkelijk zijn aan te geven. Overheidssteen drage daarom altijd het kenmerk en hebbe de bedoeling: er-door-te-helpen, van het bedrijfsleven zelf, dient de grootste activiteit uit te gaan. En dat zulks mogelijk is, hebben andere tijden bewezen. Wat thans te zien is, moge zich onder andere vormen, in grootere afmetingen en onoverzichtelijke vertoonen, in wezen is een zelfde gebeuren meerdere malen te zien geweest. Ik had dezer dagen het voorrecht met een vooraanstaand persoon uit landbouwkringen, reeds bejaard, be gaafd met een helder inzicht in zaken van econo- mischen aard, te spreken. Hoe heeft zich het bedrijfsleven in de jaren na '80 weten aan te passen, vroeg ik. Mij was bekend, dat goede cultuurgrond voor intrede van de landbouw crisis heel duur was. Plotseling daalde toen de tar- weprijs tot een niveau, die geen landbouwer in stag.t stelde op den ouden voet door te gaan! De kaas- prijzen gaven record-laagte-cijfers te zien, van f 13.00 tot f 14.00 weet men te verhalen. Een vee houder verzekerde mij, den dag te hebben beleefd, de som van 180 ets. te hebben gebeurd voor 100 L. melk. Hoe is toen het evenwicht gekomen tusschen land- en pachtprijzen en de prijs der producten? De pachten hebben zich uit den aard der zaak het spoedigst aangepast, een verschijnsel, dat ook thans is waar te nemen. De grootste moeilijkheden ondervonden de eigen boeren, wier bezit zwaar was belast. Tal van posities bleken onhoudbaar en wer den geexecuteerd. Toch was naar verhouding dit aantal niet bijster groot; want bewonderenswaardig groot bleek het aanpassingsvermogen in de vrije maatschappij. In' de meeste gevallen bracht het belang zoowel van hypotheekhouder als-nemer, te komen tot een onderhouds accoord. En zoo is, zij het niet zonder schokken en crisis slachtoffers, het tijdelijke verbroken evenwicht hersteld. Die moeilijke en zware periode zullen we, alle voorteekenen wijzen er op, weer hebben door te maken. Het bedrijfsleven en hieronder versta ik de primaire takken van volksbestaan, als land- en tuinbouw, veeteelt, mijnbouw en industrie, is bezig zich te stellen op lager niveau. Over de oorzaken moge men van meening ver schillen, de gevolgen zijn zoo duidelijk, dat daarover geen meeningsverschil mogelijk is. En waar het fundament van ons productie-apparaat wordt ge vormd dóór zooeven genoemde takken van volks bestaan, op ander peil komt, daar zullen de neven- bedrijven vanzelf en automatisch volgen, zij het met tegenzin en tegenspartelen van vele onder nemers, die door middel van hun bonden zeker de gevolgen zullen trachten te ontgaan, met het vooruitzicht eindelijk toch te moeten zwichten. Zoo ging het voorheen, en zal het thans anders gean? De vraag is, of ons thans levend geslaccht het weerstandsvermogen der vaderen bezit. Zal men meenen, dat de oude maatschappij-vorm zijn dagen heeft gehad en gevaarvolle experimenten willen uitvoeren ter verkrijging van een nieuwe. Dat velen den tijd daarvoor gekomen achten, is algemeen beken, Opmerkelijk is de verhoogde be langstelling voor de Russische maatschappij vorm in wording. Hier over wil ik in deze rubriek, die zooveel mo gelijk vrij moet blijven van politiek, het niet heb ben. Dat aan het vraagstuk, dat de heeren G. Barten en H. Glas aan de orde stelden, heel wat vast zit, zal naar ik verwacht den lezer wel duidelij zijn. Hier liggen de vraagstukken, waar de staats lieden en economen mee worstelen. NieuwsFajdi^gsfi NOODWEER IN HET ZiUICEN VAN ONS LAND,. Hevige hagelbuien* zware regenval. Zaterdagmiddag en avond hebben boven Nrd.- Brabant en de Betuwe verscheidene onweers buien gewoed. Nabij Oosterhout was het omstreeks tialfvijf dat het noodweer woedde. De lucht was pik zwart ,en het was zoo donker, dat men de lam pen in de huizen moest opsteken. Er vielen ge weldige hagelkorrels, zoo werd aan de „N.R.Ort.'i' gemeld,sommigen hadden een middellijk van ongeveer vier centimeter. De hagel viel zoo dicht, dat men op sommige plaatsen geen tien meter vooruit kon zien. Er zijn bij 's Graven moer verscheidene tuinderijen en bloemisterijen die voor duizenden guldens schade opliepen. Niets was verzekerd. Groote voorraden bloemen, die voor zending naar een veiling in potten gereed stonden, wer'den vernield. Van alle planten ble ven alleen de kale stengels over. Duizenden ge raniums, hortensia's, chrysantlnen, enz. werden geheel vernield. De arbeid van een geheel jaar werd vernietigd. Evenzo owas het met de groen ten in de tuinderijen. De boonen, waarvoor de oogsttijd juist was aangebroken, gingen geheel verloren. Vele tuinders hebben niets meer om mee naar de veiling te gaan. De weg is bezaaid met boombladeren, die zijn afgerukt. De hagelbui was zoo hevig, dat zelfs enkele koeien in de weide door de groote, dicht opeen vallende ijskogels werden gewond. De bui ging vergezeld van een rukwind, die en kele ,boomen ontwortelde en op een boerderij een hooipors door een gevël van het 'nuis drukte. An dere boomen werden door den bliksem getroffen. Het noodweer was van zeer plaatselijken aard. In het naburige Dongen, dat nog geen twee kilometer van 's Gravenmoer verwijderd ligt, is niets gemerkt en konden de landbouwers ge woon aan het werk blijven. Alles was binnen een hal fuur afgeloopen. Nog langen tijd bleef de hagel op vele plaatsen liggen. Naar verluidt wordt overlegd, om een steun regeling in het leven te roepen voor hen, die het meeste door het noodweer zijn getroffen. Tusschen 9.30 en 10 uur heeft Zaterdagavond boven Nijmegen en omgeving een ernstig nood weer gewoed. Reeds des middags en in den voor avond waren enkele onweersbuien boven de stad komen opzetter^, maar even na half tien bereikte het noodweer zijn hoogtepunt en sdnoten felle bliksemstralen doo rhet luchtruim, onmiddellijk gevolgd door zware donderslagen. Even later -brak een ware wolkbreuk los en geweldige water massa's stroomden door de straten, die in een oogwenk in woest stroomende rivieren waren her schapen. j Gedurende bijna een half uur stroomde bet water met voortdurende hevigheid neer. In de benedenstad zijn dientengevolge verschillende straten onder water gezet, terwijl verschillende kelders onderliepen. Te Lent is de bliksem op het bovengrondsehe lichtnet geslagen tengevolge waarvan een groot deel van het dorp in duisternis gehuld werd. Dit was o.m- het geval bij den afrit naar het Nijmeegsehe veer waardoor groot ongerief ver oorzaakt werd. In café „de Zon" van de firma Jacobs en Roelofs aan den Waaldijk te Lent, sloeg de bliksem in den grooten schoorsteen. Deze wtrd uit elkaar geslagen, waardoor de steenbrok- ken links en rechts verspreid 'werden en op de straat terecht kwamen. Het dak werd gedeeltelijk vernield. Het hemelvuur sloeg door den schoorsteen in het café, waar een ruïne werd aangericht. De eléctrieiteitsmeter werd van den wand gerukt, het telefoontoestel vernield, terwijl de gelag kamer dik bestoven onder het roet zat. Onder de .aanwezige gasten ontstond een paniek, doch wendt, r bover wonder hadden geen rees ,j.Jte ongelukken plaats en werd ook »geen brand ver oorzaakt. Gok de Betuwe heeft ernstig van den zwaren regenval te lijden gehad, waardoor aan de gewas sen belangrijke schade is aangericht. "Cinweder boven het Gooi. Tijdens het hevige onweder dat boven Let GGooi gewoed heeft, zijn op den Hilversumschen Meent te Bussum vier pinken, die dicht bij el kaar stonden door een zelfden bliksem gedood. Zwaar weer op de Zuiderzee. Ten Zuiden van Ejnkhuizeen zijn door den storm gezonken twee sleepschepen, geladen met basalt. Het eene heette ,,'Orpheus" met bestem ming Wieringen, het tweede was de „Nirwana" komende van Duitsehland, met bestemming Har ingen. De beide sleepbooten „Pieter" en „Antonia II" hebben de negen opvarenden gered en te Enk huizen aan wal gebracht. DRUKKERIJ BRAND. Een gedeelte van de drukkerij Van Boekhoven te Utreccht is door brand vernield. Mogelijk zal daar door het spoorboekje (winterdienst) later verschij nen. AUTO OP ONBEW AAKTEN OVERWEG GEGREPEN. Drie gewonden. Zaterdagavond is op de lijn Oosthuizen—Edam op den onbewaakten overweg nabij eerstgenoemde gemeente, een auto door den motortrein gegrepen. Van de drie inzittenden, drie Belgischce toeristen, werd een dame zwaar gewond; twee heeren bekwa men lichte verwondingen. Het ongeluk is gebeurd met den motortrein, die om half vijf ongeveer te Oosthuizen uit Purmerend aankomt. Even voor Oosthuizen is een onbewaakte overweg. Een posthuis op dit kruispunt belemmert eenigszins het uitzicht; door onbekendheid met den plaatselijken toestand reden de vreemdelingen met een snelle vaart door. De auto werd in den flank gegrepen, ongeveer 80 meter meegesleurd en totaal vernield. Eerst nadat de trein over een bruggetje over een hier ter plaatse den spoorweg kruisende vaart, was gereden het mag een wonder genoemd worden dat de auto niet te water geraakte werd de trein tot stilstand gebraccht. Reizegers schoten onmid dellijk toe en namen de gewonden op. Met een auto werden zij naar het ziekenhuis te Hoorn gebracht, waar de dame en een der heeren ter verpleging werden opgenomen. Buitenland DE OVERSTROOMING IN CHINA. 31 Millioen, slachtoffers, millioenen omgekomen. Volgens een schatting, vervat in een rapport van den gezant der Vereenigde Staten te Peking aan het Departement van Buitenlandsche Zaken, zijn 31 millioen personen ernstig getroffen door de overstrooming van de Jangtse en hebben 10 millioen Chineezen hun huis in den steek moeten laten. Het consulaat der Vereenigde Staten te Hankau schat het aantal verdronken personen op vele mil lioenen, de schade aan den katoenoogst op meer dan 84 millioen gulden en het aantal vluchtelingen uit de groote steden op 220.000. WERKLOOSHEID IN DE VEREEN. STATEN. Werkweek van vijf dagen voorgesteld. Regeeringskringen en de zakenwereld worden verontrust door het dreigende spook der toene mende werkloosheid. Onder de jongste geneesmid delen die men er voor denkt aan te wenden is o.a. het voorstel van de Kamer van Koophandel der Vereenigde Staten, om een werkweek van vijf dagen in te voeren. Ook acht men het mogelijk aan de voornaamste industrieën een bepaald quantum op- drachcten te garandeeren, waardoor het mogelijk zou worden gemaakt, een bepaald, nauwkeurig aan tal arbeiders gedurende den grootsten tijd van het jaar aan het werk te houden. Deze maatregel, die door president Hoover op het oogenblik op zijn practische waarde wordt onder zocht, is bestemd om het voor de volgende zitting van het congres aangekondigde initiatiefvoorstel betreffende steunmaatregelen inzake de werkloos heid onnoodig te maken. uitstroomend gas geheel zwart geworden. On- i gelukkigerwijze waren ook de telegraafpalen om- geworpen, zoodat de verbinding met het dichtst- bijzijnde station Leoben was verbroken. Dienten gevolge is het bericht van (net ongeluk pas om 18 uur langs een omweg, via een in de omgeving van de stad wonenden spoorwegbeambte te Leo ben bekend geworden. De reddingskolonie van de spoorwegen en de brandweer, die met'drie wagens ter plaatse kwam, kwamen voor een verschrik kelijke verwoesting. De 'bergingswerkzaamheden waren bizonder moeilijk, aangezien het puin het smalle spoor geheel bedekte. Omder deze omstan digheden moesten de gewonden bijna een geheel uur in een ontzettende positie doorbrengen voor hun hulp kon worden geboden. De verongelukten werden toen per auto naar Leoben gebracht. Le overige wagens van den D-trein zijn geluk kig onbeschadigd. In den slaapwagen, die druk bezet was en achter den verwoesten wagen was gekoppeld, zijn slechts eenige ruiten gesprongen. De bergingswerkzaamheden zijn nog in vollen gang. Zij zullen eerst in den loop van den nacht beëindigd worden. Tot dan wordt het verkeer door omlegging en inschakeling van autobussen van de Bondsspoorwegen gaande gehouden. Die stationschefs gearresteerd. De beide chefs der stations, waartusschen Let ongeluk heeft plaats gehad, zijn gearresteerd en naar de districtsgevangenis overgebracht. Waarom de goederentrein op het vrije spoor is blijven gtaan of waarom de D-trein het sig naal „vrij baan" heeft gekregen, zal eerst uit het onderzoek blijken. Landeshauptmann Dr. Kintilen heeft zidn even als talrijke directeuren van de spoorwegen naar de plaats des onheils begeven. Het is slechts aan de tegenwoordigheid van geest van een spoor wegbeambte, die op den verongelukten trein mee reed, te danken, dat zich nog geen tweede onge luk heeft afgespeeld. Onmiddellijk op den D - trein volgde nl. een sneltrein. De spoorwegbeamb te kon nog het station Hinterberg bereiken* zoodat de personentrein tot stilstand werd ge bracht. VROUW WERKT TWAALF JAAR ALS MAN. De politie te Mainz heeft een merkwaardige ont dekking gedaan, door vast te stellen, dat een vrouw reeds sedert 1919 als man gekleed zwaar mannen werk verlicht. De nu 46 jaar oude vrouw. Daar zij als vrouw geen werk kon vinden, nam zij het besluit als man te gaan leven. In dien tijd heeft zij ver schillende betrekkingen bekleed, waar zij algemeen om haar degelijk en goed werk geprezen werd. Door een toeval ontdekte men, dat er iets niet in den haak was. Haar man, waarvan zij gescheiden leefde, meldde zich n.l. aan voor ondersteuning. Door de gelijkheid van naam werd het geval ontdekt. ERNSTIG SFOORWEGONGGELUK OP HE LIJN ROME WEEN EN. Twaalf dooden, elf gewonden. Zondag om 3.50 is tusschen de stations Hin terberg en Goess op het traject Villach-Biruck de B-trein 288 fRomeMeran-Villach-Ween en) bij het binnenrijden van het station Goess op een goederentrein ingereden, waarbij de locomotief, tender, bagagewagen .en een personenwagen, zoo mede vier vrachtwagens ontspoorden en bescha digd werden. De locomotief van den Di-trein en vier wagens van den goederentrein stortten van talud, 12 personen werden gedood, zeven zwaar vier licht gewond. Onder de dooden bevinden zich, voor zoover tot n utoe is komen vast te staan, slechts Oosten- Orijkers en Hongaren. Het verkeer is onderbro ken. Men hoopt de opruimingswerkzaamheden nog in den loop van den nacht te beëindigen. De autoriteiten van de Bondsspoorwegen hebben zich naar de plaats van het ongeval begeven. Een onderzoek naar de oorzaak van het vreese- lijk ongeluk is in vollen gang. Hoe het ongeluk gebeurde. Omtrent het ernstige spoorwegongeluk bij Böruck zijn nog de volgende bijzonderheden mede te deelen: De goederentrein 6868 die uit Goerz kwam, was door tot nu toe onopgehelderde oorzaak op het openstaande traject blijven staan. Toen de stationchef te Goess dit bemerkte, gaf hij een signaal zoodat de trein zich in beweging zette. Op hetzelfde oogenblik naderde echter de D-trein, die eveneens het signaal „vrij baahv had en reed met een snelheid van ongeveer 40 K.M- per uur op den goederentrein in. Het ongeluk greep plaats in een zeer slecht te overziene bocht van het eensporige baanvak onder de cellulosefabriek Dieterberg, waar eenige dagen geleden een ern stig bedrijfsongeval heeft plaats gehad ten ge volge waarvan de omgeving van de fabriek in chloorgas werd gehuld. Het baanvak is daar aan de eene zijde door steile rotsen afgesloten, aan de andere zijde stroomt de Moer. Door de verschrikkelijke botsing der beide treinen stort ten drie met zuidvruchten beladen goederenwa gens in de rivier. De conducteur die zich op do nlaatsten goederenwagen bevond, kon zich op het oogenblik van het neerstorten door een zeer gewaagden sprong redden. Een andere goederen wagen de locomotief en tie tender van den D- treln vielen eveneens omlaag, doch bleven langs het talud hangen. De postwagen van den Dt-trein die achter den tender reed, kwam dwars op de rails te staan. D;e goederenwagen en de tweede en derde klas wagons van den D-trein werden bijna geheel in elkaar geschoven. In deze wagen zijn slechts dooden en zwaar gewonden. Behalve de twaal fdooden, zijn 10 personen ernstig ge wond. De meeste gewonden hebben gevaarlijke beenbreuken opgeloopen. Een dominee uit De- breczin brak beide beenen, zoodat hij onmid dellijk in het ziekenhuis moest worden opge nomen. Twaalf dooden in één coupé. Men kan zich van het vreeselijk kabaal der botsing eenig idee vormen, indien men bedenkt dat de twaalf dooden 'in een coupé van slechts twee meter breedte opeengehoopt lagen. De licha men waren deerlijk verminkt en waren door het Nu wij de Jagers van Valkenburg besproken hebben, het Korps dus, dat ditmaal niet uit stu denten bestond, komen wij tenslotte ook bij de compagnie vrijwillige Jager van Rookmaker. Allereerst de opmerking, dat Rookmaker hier niet de oprichter is, zooals bij de andere vrijkorpsen, van de compagnie Jagers, naar hem genoemd. Rookmaker was door den Koning persoonlijk als commandant benoemd, alvorens het korps nog was opgericht, hetgeen ongetwijfeld veel er toe heeft bijgedragen een voldoende aantal vrijwilligers te doen toetreden, zoodat tot oprichting kon worden overgegaan. Inderdaad was de persoon van Hendrik Rookmaker een goede bekende in de militaire wereld. Vergelijken wij slechts zijn staat van dienst: „Hendrik Rookmaker (of Rokemakere is geboren te Arnhem 16 Juli 1786. Trad in dienst als Jager bij het derde bataljon per 1 Maart 1799 (dus op der tienjarigen leeftijd! Korporaal bij het 9de regi ment van linie 20 Mei 1807. Sergeant idem 20 Junij 1807. Sergeant Majoor idem 10 November 1807. Kwartiermeester adjunct bij het derde regiment (dat in 1810 bij de inlijving bij Frankrijk door Napoleon het 124e linieregiment werd) den 18 Oct. 1809. 1ste luitenant bij hetzelfde regiment 20 Julij 1811. Kapitein bij het tweede regiment étrangers 4 September 1812. Ridder van het Legioen van Eer 15 December 1813. Volgen twee overplaatsingen in denzelfden rang. Met demissie uit Franschen diepst 4 Junij 1814. In Nederlandschen dienst! Kapitein bij het 11de bataljon nationale militie 20 Junij 1814. Gepensioneerd als kapitein bij de derde afdee- ling infanterie 18 Junij 1822. Gedane veldtochten: 1806 in Pruissen; 1807 in Zweedsch Pommeren; 1808 in Noord-Duitschland; 1809 idem en in Zee land; 1812 met de groote armee, 1813/14 in Tyrol en Italië. Geblesseerd bij de affaire van Maroo in Tyrol, 22 October 1813, door een geweerkogel in den voet en in de bataille van Mentio, den 8sten Fe bruari door een bajonetsteek. (Bij koninklijk be sluit van 14 Julij 1833 benoemd tot majoor-titulair!) Rookmaker overleed te Haarlem, den 17den Sep tember 1860. Het pensioen was betaalbaar gesteld te Amsterdam, hetgeen ongetwijfeld zijn laatste woonplaats is geweest. De regeering ging zeer voorzichtig te werk bij het oprichten van vrijkorpsen. Een geweldig aantal aanvragen is binnengekomen, doch de meeste wer den afgewezen of onmiddellijk terzijde gelegd. Men moest dus wel een goeden staat van dienst hebben, wilde'men zijn verzoek toegestaan krijgen. Op 8 November schreef de gouverneur van Noord- Holland aan den directeur-generaal van Oorlog betreffende het korps van Rookmakers, dat zich reeds aanvankelijk eenige ambtenaren en jonge lieden hebben doen inschrijven. Verscheidenen der zelve verlangen zonder soldij te dienen, terwijl andere, die zich de opoffering willen getroosten om zich uit eigen middelen te kleeden, maar die, of schoon van deftige burgerhuyze, het niet lij kent op eigen kosten geheel te leven, de vraag hebben gedaan of zij niet de gewone soldij genieten?" Reeds den dertienden daarop werd die vraag toestemmend beantwoord; tevens werd door het departement van Oorlog bepaald, dat overeenkom stig het voorstel van den gouverneur en kapitein Rookmaker, de tenue zou zijn als volgt: „Halve laarzen, groene pantalon met oranjestreep, korte jas met twee rijen knoopen, waarop een hoorn, de uitmonstering gelijk als van de armee, oranje en dito biesje. Een pet (lage chacot!) als bij het Pruissische leger, van zwart gewascht linnen, om de klep een koperen rand, twee koperen kinket- tings, van achteren met een leeuwenkop vastge maakt, van voren een horen, en daarboven een groene appel, waaruit een kleine, zwarte, neer vallende paardeharen panache. Grijze mantel met een haak vastgemaakt, en kunnende opgerold wor den, om over de schouders te dragen." „Voor dit aller wordt, evenals voor de kleine equipementstukken, buiten kosten van het Rijk ge zorgd voor de officieren en hoornblazers, die uit een bijdrage zullen worden gekleed en uitgerust." „Bewapening vanwege het Rijk met een buks(!) en voor rijkskosten aan te koopen een hartsvanger, een patroontasch „van voren vastgemaakt, evenals de sappeurs bij de armee", een omhangende kruid- hoorn, een zwartlederen of zeildoeken randsel, als die der mariniers." Uit deze beschrijving blijkt ons al heel duidelijk, dat de tenue dezer Jagers nog heel wat sierlijker was, dan die van de studentenkorpsen. Maar voor- j al was ze veel practischer, vooreerst wat aangaat de sjako, die heel wat lichter was en veel gemak- i keiijker op het hoofd zat en verder ook wat de I randsel en het leergoed 'aangaat. Klaarblijkelijk i werd hier de raad gevolgd van een man, die zelf j heel wat had „meegeloopen" en verscheidene veld- tochten achter den rug had. Den derden Februari was het korps 94 man sterk en werd als georgani seerd beschouwd, waarvan door den generaal- majoor Ramdohr proces-verbaal werd opgemaakt. Administratief werd het korps ondergebracht bij de 17de afdeeling, terwijl nu ook de officieren wer den benoemd. Bij den aanaanvrang van den tien-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 2