StemmingsbeeldGroentenland
Historische herinneringen aan den
Tiendaagschen Veldtocht
Het ingezonden stuk in de Tuinderij van de
hand der heeren G. Barten en H. Glas heeft
meenigeen naar de pen doen grijpen. In het laatst
verschenen nummer van het bovengenoemd orgaan
komen een tweetal epistels voor, een zeer uitvoerig
stuk van den secretaris der steuncommissie, den
heer J. Groen uit Zuidscharwoude en een kort en
hoffelijk stukske van de hand van den heer J. O.
te Noordscharwoude, waarin critiek wordt uitge
oefend op het schrijven van bovengenoemde heeren.
Min of meer scherp is de aanval op het stuk in
de Alkmaarsche Courant van j.l. Vrijdag.
Nu de voorzitters van Tuinbouwbelang en Groen-
tencultuur in ons blad van Zaterdag hun bedoeling
nader hebben uiteengezet, zullen de heeren critici
wel tot de conclusie zijn gekomen, dat zij beter
hadden gedaan, eerst eens die nadere verklaring te
hebben afgewacht. Nu is toch m.i. wel zeer dui
delijk gebleken, dat de bedoeling uitnemend en de
in het stuk voorkomende waarschuwing en maning
tot voorzichtigheid alleszins reden van bestaan
heeft.
De kern van het door de heeren aangensneden,
thans zoo urgente vraagstuk ligt m.i. hier: hoe is
de verhouding van den Staat, de Provincie en de
Gemeente ten opzichte van 't bedrijfsleven. Welke
is de taak der Overheidsorganen tegenover de vele
in nood verkeerende bedrijven? Mag het tot de re-
geeringstaak gerekend worden, deze bedrijven in
tijden als we thans doormaken, schadeloos te stel
len voor geleden verliezen, veroorzaakt door na
tuurrampen of andere oorzaken; behoort de Over
heid lijdelijk toeschouwer te blijven of kan zij op
andere wijze helpend optreden.
Daar gaat het om.
In de Alkmaarsche Courant van j.l. Vrijdag
wordt kortweg aanbevolen, alle principes gewoon
weg op zij te zetten. Daar moet tegenwoordig niet
mee gerekend worden, de menschen zijn in nood,
en dat feit is zoo klemmend, dat alle redeneering
over principe uit den booze is te achten. Natuur
lijk is deze redeneering erg goedkoop, lijkt uiterst
menschlievend, maar 't is zeer de vraag of ze
eenig goed effect sorteert.
Immers komt het maar al te vaak voor, dat
hulp aan menschen, met de allerbeste bedoelingen
verleend, in moeilijke omstandigheden, niet alleen
geen baat bracht, doch hen nog dieper in de put
hielp. En die gevallen zijn minder sporadis als men
over 't algemeen wel aanneemt. Waarmee ik maar
zeggen wil, dat de hulp alleen dan gerechtvaardigd
is, als de basis van het bedrijf nog gezond kan wor-
den geacht. Is zulks niet het geval, bewijst men den I
benarden ondernemer geen dienst, door hulp te
bieden, en doet men beter deze in zijn belang te
weigeren.
Doch hiermede heb ik de vraag omtrent de ver
houding van Overheid en bedrijf niet beantwoord.
In onze huidige maatschappij vorm is de taak van
Overheid en maatschappij vrijwel min of meer
duidelijk aanwijsbaar. Ieder heeft een eigen taak
een eigen bevoegdheid en een eigen verantwoorde
lijkheid. Ze staan niet los naast elkaar, doch be-
hooren bij een goede functioneering beider organen
en geledingen toch ieder te blijven op eigen terrein.
Een overheersching van den Staat over de maat
schappij doodt naar zijn meening het goede ini
tiatief, leidt tot een stroeve ambtelijk georganiseerde
samenleving en is op den den duur onhoudbaar.
Als deze beschouwing juist is, dan volgt hieruit,
dat de Staat niet gehouden is, de gevolgen van
malaise en ramp die de maatschappij treffen, te
dragen. Regel is, dat dit door de maatschappij zelf
wordt gedaan. Een schadeloosstelling door den Staat
verleend, aan bepaalde takken van bedrijf, moet
altijd worden betaald doorbelastingbetalers.
Daar is geen ontkomen aan en dit maant al tot de
grootst mogelijke voorzichtigheid in het besteden
van gelden uit de publieke kassen.
En wie deze min of meer theoretische beschou
wing niet mocht deelen, dien wijs ik op de practi-
sche onuitvoerbaarheid. De tegenslagen in het be
drijfsleven zijn ten zeerste bemerkbaar in de
Staatsontvangsten, de geraamde opbrengsten zijn-
veel hooger dan de werkelijke; uit bevoegden mond
is me dezer dagen verzekerd, dat het te kort voor
het loopende jaar stellig op 70 millioen is te stel
len.
Hierdoor is reeds de mogelijkheid van schadeloos
stelling practisch uitgesloten. Een andere vraag is,
of het niet tot de Overheidstaak behoort, het
zwakke te steunen, wat zonder hulp dreigt onder te
gaan te schagen.
Hiervoor zijn meerdere gronden aan te voeren..
Immers brengt het Staatsbelang al mee, het be
drijfsleven intact te houden. De Overheid doet zulks
door maatregelen zonder tal, het tracht op velerlei
wijze het bedrijfsleven te dienen.
Ook echt-menschelijk gevoel noopt haar daartoe;
toch kan niet anders dan helpend en steunend
worden opgetreden; de risico van het bedrijf dient
door het bedrijfsleven zelf te worden gedragen.
In tijden als we nu doormaken, is Overheids
steun daarom m.i. volkomen gewettigd, doch uit
den aard der zaak zijn hier grenzen, die niet zoo
gemakkelijk zijn aan te geven.
Overheidssteen drage daarom altijd het kenmerk
en hebbe de bedoeling: er-door-te-helpen, van het
bedrijfsleven zelf, dient de grootste activiteit uit
te gaan. En dat zulks mogelijk is, hebben andere
tijden bewezen. Wat thans te zien is, moge zich
onder andere vormen, in grootere afmetingen en
onoverzichtelijke vertoonen, in wezen is een zelfde
gebeuren meerdere malen te zien geweest. Ik had
dezer dagen het voorrecht met een vooraanstaand
persoon uit landbouwkringen, reeds bejaard, be
gaafd met een helder inzicht in zaken van econo-
mischen aard, te spreken.
Hoe heeft zich het bedrijfsleven in de jaren na '80
weten aan te passen, vroeg ik. Mij was bekend, dat
goede cultuurgrond voor intrede van de landbouw
crisis heel duur was. Plotseling daalde toen de tar-
weprijs tot een niveau, die geen landbouwer in stag.t
stelde op den ouden voet door te gaan! De kaas-
prijzen gaven record-laagte-cijfers te zien, van
f 13.00 tot f 14.00 weet men te verhalen. Een vee
houder verzekerde mij, den dag te hebben beleefd,
de som van 180 ets. te hebben gebeurd voor 100 L.
melk.
Hoe is toen het evenwicht gekomen tusschen
land- en pachtprijzen en de prijs der producten?
De pachten hebben zich uit den aard der zaak
het spoedigst aangepast, een verschijnsel, dat ook
thans is waar te nemen. De grootste moeilijkheden
ondervonden de eigen boeren, wier bezit zwaar was
belast. Tal van posities bleken onhoudbaar en wer
den geexecuteerd. Toch was naar verhouding dit
aantal niet bijster groot; want bewonderenswaardig
groot bleek het aanpassingsvermogen in de vrije
maatschappij. In' de meeste gevallen bracht het
belang zoowel van hypotheekhouder als-nemer, te
komen tot een onderhouds accoord. En zoo is, zij
het niet zonder schokken en crisis slachtoffers, het
tijdelijke verbroken evenwicht hersteld.
Die moeilijke en zware periode zullen we, alle
voorteekenen wijzen er op, weer hebben door te
maken. Het bedrijfsleven en hieronder versta ik de
primaire takken van volksbestaan, als land- en
tuinbouw, veeteelt, mijnbouw en industrie, is bezig
zich te stellen op lager niveau.
Over de oorzaken moge men van meening ver
schillen, de gevolgen zijn zoo duidelijk, dat daarover
geen meeningsverschil mogelijk is. En waar het
fundament van ons productie-apparaat wordt ge
vormd dóór zooeven genoemde takken van volks
bestaan, op ander peil komt, daar zullen de neven-
bedrijven vanzelf en automatisch volgen, zij het
met tegenzin en tegenspartelen van vele onder
nemers, die door middel van hun bonden zeker
de gevolgen zullen trachten te ontgaan, met het
vooruitzicht eindelijk toch te moeten zwichten.
Zoo ging het voorheen, en zal het thans anders
gean?
De vraag is, of ons thans levend geslaccht het
weerstandsvermogen der vaderen bezit. Zal men
meenen, dat de oude maatschappij-vorm zijn dagen
heeft gehad en gevaarvolle experimenten willen
uitvoeren ter verkrijging van een nieuwe.
Dat velen den tijd daarvoor gekomen achten, is
algemeen beken, Opmerkelijk is de verhoogde be
langstelling voor de Russische maatschappij vorm
in wording.
Hier over wil ik in deze rubriek, die zooveel mo
gelijk vrij moet blijven van politiek, het niet heb
ben.
Dat aan het vraagstuk, dat de heeren G. Barten
en H. Glas aan de orde stelden, heel wat vast zit,
zal naar ik verwacht den lezer wel duidelij zijn.
Hier liggen de vraagstukken, waar de staats
lieden en economen mee worstelen.
NieuwsFajdi^gsfi
NOODWEER IN HET ZiUICEN VAN ONS
LAND,.
Hevige hagelbuien* zware regenval.
Zaterdagmiddag en avond hebben boven Nrd.-
Brabant en de Betuwe verscheidene onweers
buien gewoed.
Nabij Oosterhout was het omstreeks tialfvijf
dat het noodweer woedde. De lucht was pik
zwart ,en het was zoo donker, dat men de lam
pen in de huizen moest opsteken. Er vielen ge
weldige hagelkorrels, zoo werd aan de „N.R.Ort.'i'
gemeld,sommigen hadden een middellijk van
ongeveer vier centimeter. De hagel viel zoo
dicht, dat men op sommige plaatsen geen tien
meter vooruit kon zien. Er zijn bij 's Graven
moer verscheidene tuinderijen en bloemisterijen
die voor duizenden guldens schade opliepen. Niets
was verzekerd. Groote voorraden bloemen, die
voor zending naar een veiling in potten gereed
stonden, wer'den vernield. Van alle planten ble
ven alleen de kale stengels over. Duizenden ge
raniums, hortensia's, chrysantlnen, enz. werden
geheel vernield. De arbeid van een geheel jaar
werd vernietigd. Evenzo owas het met de groen
ten in de tuinderijen. De boonen, waarvoor de
oogsttijd juist was aangebroken, gingen geheel
verloren. Vele tuinders hebben niets meer om
mee naar de veiling te gaan. De weg is bezaaid
met boombladeren, die zijn afgerukt.
De hagelbui was zoo hevig, dat zelfs enkele
koeien in de weide door de groote, dicht opeen
vallende ijskogels werden gewond.
De bui ging vergezeld van een rukwind, die en
kele ,boomen ontwortelde en op een boerderij een
hooipors door een gevël van het 'nuis drukte. An
dere boomen werden door den bliksem getroffen.
Het noodweer was van zeer plaatselijken aard.
In het naburige Dongen, dat nog geen twee
kilometer van 's Gravenmoer verwijderd ligt, is
niets gemerkt en konden de landbouwers ge
woon aan het werk blijven. Alles was binnen
een hal fuur afgeloopen.
Nog langen tijd bleef de hagel op vele plaatsen
liggen.
Naar verluidt wordt overlegd, om een steun
regeling in het leven te roepen voor hen, die
het meeste door het noodweer zijn getroffen.
Tusschen 9.30 en 10 uur heeft Zaterdagavond
boven Nijmegen en omgeving een ernstig nood
weer gewoed. Reeds des middags en in den voor
avond waren enkele onweersbuien boven de stad
komen opzetter^, maar even na half tien bereikte
het noodweer zijn hoogtepunt en sdnoten felle
bliksemstralen doo rhet luchtruim, onmiddellijk
gevolgd door zware donderslagen. Even later
-brak een ware wolkbreuk los en geweldige water
massa's stroomden door de straten, die in een
oogwenk in woest stroomende rivieren waren her
schapen. j
Gedurende bijna een half uur stroomde bet
water met voortdurende hevigheid neer. In de
benedenstad zijn dientengevolge verschillende
straten onder water gezet, terwijl verschillende
kelders onderliepen.
Te Lent is de bliksem op het bovengrondsehe
lichtnet geslagen tengevolge waarvan een groot
deel van het dorp in duisternis gehuld werd.
Dit was o.m- het geval bij den afrit naar het
Nijmeegsehe veer waardoor groot ongerief ver
oorzaakt werd. In café „de Zon" van de firma
Jacobs en Roelofs aan den Waaldijk te Lent,
sloeg de bliksem in den grooten schoorsteen. Deze
wtrd uit elkaar geslagen, waardoor de steenbrok-
ken links en rechts verspreid 'werden en op de
straat terecht kwamen. Het dak werd gedeeltelijk
vernield.
Het hemelvuur sloeg door den schoorsteen in
het café, waar een ruïne werd aangericht. De
eléctrieiteitsmeter werd van den wand gerukt,
het telefoontoestel vernield, terwijl de gelag
kamer dik bestoven onder het roet zat. Onder
de .aanwezige gasten ontstond een paniek, doch
wendt, r bover wonder hadden geen rees ,j.Jte
ongelukken plaats en werd ook »geen brand ver
oorzaakt.
Gok de Betuwe heeft ernstig van den zwaren
regenval te lijden gehad, waardoor aan de gewas
sen belangrijke schade is aangericht.
"Cinweder boven het Gooi.
Tijdens het hevige onweder dat boven Let
GGooi gewoed heeft, zijn op den Hilversumschen
Meent te Bussum vier pinken, die dicht bij el
kaar stonden door een zelfden bliksem gedood.
Zwaar weer op de Zuiderzee.
Ten Zuiden van Ejnkhuizeen zijn door den
storm gezonken twee sleepschepen, geladen met
basalt. Het eene heette ,,'Orpheus" met bestem
ming Wieringen, het tweede was de „Nirwana"
komende van Duitsehland, met bestemming Har
ingen. De beide sleepbooten „Pieter" en „Antonia
II" hebben de negen opvarenden gered en te Enk
huizen aan wal gebracht.
DRUKKERIJ BRAND.
Een gedeelte van de drukkerij Van Boekhoven te
Utreccht is door brand vernield. Mogelijk zal daar
door het spoorboekje (winterdienst) later verschij
nen.
AUTO OP ONBEW AAKTEN OVERWEG GEGREPEN.
Drie gewonden.
Zaterdagavond is op de lijn Oosthuizen—Edam
op den onbewaakten overweg nabij eerstgenoemde
gemeente, een auto door den motortrein gegrepen.
Van de drie inzittenden, drie Belgischce toeristen,
werd een dame zwaar gewond; twee heeren bekwa
men lichte verwondingen.
Het ongeluk is gebeurd met den motortrein, die
om half vijf ongeveer te Oosthuizen uit Purmerend
aankomt. Even voor Oosthuizen is een onbewaakte
overweg. Een posthuis op dit kruispunt belemmert
eenigszins het uitzicht; door onbekendheid met
den plaatselijken toestand reden de vreemdelingen
met een snelle vaart door. De auto werd in den
flank gegrepen, ongeveer 80 meter meegesleurd en
totaal vernield.
Eerst nadat de trein over een bruggetje over een
hier ter plaatse den spoorweg kruisende vaart, was
gereden het mag een wonder genoemd worden
dat de auto niet te water geraakte werd de trein
tot stilstand gebraccht. Reizegers schoten onmid
dellijk toe en namen de gewonden op. Met een auto
werden zij naar het ziekenhuis te Hoorn gebracht,
waar de dame en een der heeren ter verpleging
werden opgenomen.
Buitenland
DE OVERSTROOMING IN CHINA.
31 Millioen, slachtoffers, millioenen omgekomen.
Volgens een schatting, vervat in een rapport van
den gezant der Vereenigde Staten te Peking aan
het Departement van Buitenlandsche Zaken, zijn
31 millioen personen ernstig getroffen door de
overstrooming van de Jangtse en hebben 10 millioen
Chineezen hun huis in den steek moeten laten.
Het consulaat der Vereenigde Staten te Hankau
schat het aantal verdronken personen op vele mil
lioenen, de schade aan den katoenoogst op meer
dan 84 millioen gulden en het aantal vluchtelingen
uit de groote steden op 220.000.
WERKLOOSHEID IN DE VEREEN. STATEN.
Werkweek van vijf dagen voorgesteld.
Regeeringskringen en de zakenwereld worden
verontrust door het dreigende spook der toene
mende werkloosheid. Onder de jongste geneesmid
delen die men er voor denkt aan te wenden is o.a.
het voorstel van de Kamer van Koophandel der
Vereenigde Staten, om een werkweek van vijf dagen
in te voeren. Ook acht men het mogelijk aan de
voornaamste industrieën een bepaald quantum op-
drachcten te garandeeren, waardoor het mogelijk
zou worden gemaakt, een bepaald, nauwkeurig aan
tal arbeiders gedurende den grootsten tijd van het
jaar aan het werk te houden.
Deze maatregel, die door president Hoover op het
oogenblik op zijn practische waarde wordt onder
zocht, is bestemd om het voor de volgende zitting
van het congres aangekondigde initiatiefvoorstel
betreffende steunmaatregelen inzake de werkloos
heid onnoodig te maken.
uitstroomend gas geheel zwart geworden. On-
i gelukkigerwijze waren ook de telegraafpalen om-
geworpen, zoodat de verbinding met het dichtst-
bijzijnde station Leoben was verbroken. Dienten
gevolge is het bericht van (net ongeluk pas om
18 uur langs een omweg, via een in de omgeving
van de stad wonenden spoorwegbeambte te Leo
ben bekend geworden. De reddingskolonie van de
spoorwegen en de brandweer, die met'drie wagens
ter plaatse kwam, kwamen voor een verschrik
kelijke verwoesting. De 'bergingswerkzaamheden
waren bizonder moeilijk, aangezien het puin het
smalle spoor geheel bedekte. Omder deze omstan
digheden moesten de gewonden bijna een geheel
uur in een ontzettende positie doorbrengen voor
hun hulp kon worden geboden. De verongelukten
werden toen per auto naar Leoben gebracht.
Le overige wagens van den D-trein zijn geluk
kig onbeschadigd. In den slaapwagen, die druk
bezet was en achter den verwoesten wagen was
gekoppeld, zijn slechts eenige ruiten gesprongen.
De bergingswerkzaamheden zijn nog in vollen
gang. Zij zullen eerst in den loop van den nacht
beëindigd worden. Tot dan wordt het verkeer
door omlegging en inschakeling van autobussen
van de Bondsspoorwegen gaande gehouden.
Die stationschefs gearresteerd.
De beide chefs der stations, waartusschen Let
ongeluk heeft plaats gehad, zijn gearresteerd
en naar de districtsgevangenis overgebracht.
Waarom de goederentrein op het vrije spoor
is blijven gtaan of waarom de D-trein het sig
naal „vrij baan" heeft gekregen, zal eerst uit
het onderzoek blijken.
Landeshauptmann Dr. Kintilen heeft zidn even
als talrijke directeuren van de spoorwegen naar
de plaats des onheils begeven. Het is slechts
aan de tegenwoordigheid van geest van een spoor
wegbeambte, die op den verongelukten trein mee
reed, te danken, dat zich nog geen tweede onge
luk heeft afgespeeld. Onmiddellijk op den D -
trein volgde nl. een sneltrein. De spoorwegbeamb
te kon nog het station Hinterberg bereiken*
zoodat de personentrein tot stilstand werd ge
bracht.
VROUW WERKT TWAALF JAAR ALS MAN.
De politie te Mainz heeft een merkwaardige ont
dekking gedaan, door vast te stellen, dat een vrouw
reeds sedert 1919 als man gekleed zwaar mannen
werk verlicht. De nu 46 jaar oude vrouw. Daar zij
als vrouw geen werk kon vinden, nam zij het besluit
als man te gaan leven. In dien tijd heeft zij ver
schillende betrekkingen bekleed, waar zij algemeen
om haar degelijk en goed werk geprezen werd. Door
een toeval ontdekte men, dat er iets niet in den
haak was. Haar man, waarvan zij gescheiden leefde,
meldde zich n.l. aan voor ondersteuning. Door de
gelijkheid van naam werd het geval ontdekt.
ERNSTIG SFOORWEGONGGELUK OP
HE LIJN ROME WEEN EN.
Twaalf dooden, elf gewonden.
Zondag om 3.50 is tusschen de stations Hin
terberg en Goess op het traject Villach-Biruck de
B-trein 288 fRomeMeran-Villach-Ween en) bij
het binnenrijden van het station Goess op een
goederentrein ingereden, waarbij de locomotief,
tender, bagagewagen .en een personenwagen, zoo
mede vier vrachtwagens ontspoorden en bescha
digd werden. De locomotief van den Di-trein en
vier wagens van den goederentrein stortten van
talud, 12 personen werden gedood, zeven zwaar
vier licht gewond.
Onder de dooden bevinden zich, voor zoover
tot n utoe is komen vast te staan, slechts Oosten-
Orijkers en Hongaren. Het verkeer is onderbro
ken. Men hoopt de opruimingswerkzaamheden
nog in den loop van den nacht te beëindigen. De
autoriteiten van de Bondsspoorwegen hebben zich
naar de plaats van het ongeval begeven.
Een onderzoek naar de oorzaak van het vreese-
lijk ongeluk is in vollen gang.
Hoe het ongeluk gebeurde.
Omtrent het ernstige spoorwegongeluk bij
Böruck zijn nog de volgende bijzonderheden mede
te deelen:
De goederentrein 6868 die uit Goerz kwam,
was door tot nu toe onopgehelderde oorzaak op
het openstaande traject blijven staan. Toen de
stationchef te Goess dit bemerkte, gaf hij een
signaal zoodat de trein zich in beweging zette.
Op hetzelfde oogenblik naderde echter de D-trein,
die eveneens het signaal „vrij baahv had en reed
met een snelheid van ongeveer 40 K.M- per uur
op den goederentrein in. Het ongeluk greep
plaats in een zeer slecht te overziene bocht van
het eensporige baanvak onder de cellulosefabriek
Dieterberg, waar eenige dagen geleden een ern
stig bedrijfsongeval heeft plaats gehad ten ge
volge waarvan de omgeving van de fabriek in
chloorgas werd gehuld. Het baanvak is daar
aan de eene zijde door steile rotsen afgesloten,
aan de andere zijde stroomt de Moer. Door de
verschrikkelijke botsing der beide treinen stort
ten drie met zuidvruchten beladen goederenwa
gens in de rivier. De conducteur die zich op
do nlaatsten goederenwagen bevond, kon zich op
het oogenblik van het neerstorten door een zeer
gewaagden sprong redden. Een andere goederen
wagen de locomotief en tie tender van den D-
treln vielen eveneens omlaag, doch bleven langs
het talud hangen. De postwagen van den Dt-trein
die achter den tender reed, kwam dwars op de
rails te staan. D;e goederenwagen en de tweede
en derde klas wagons van den D-trein werden
bijna geheel in elkaar geschoven. In deze wagen
zijn slechts dooden en zwaar gewonden. Behalve
de twaal fdooden, zijn 10 personen ernstig ge
wond. De meeste gewonden hebben gevaarlijke
beenbreuken opgeloopen. Een dominee uit De-
breczin brak beide beenen, zoodat hij onmid
dellijk in het ziekenhuis moest worden opge
nomen.
Twaalf dooden in één coupé.
Men kan zich van het vreeselijk kabaal der
botsing eenig idee vormen, indien men bedenkt
dat de twaalf dooden 'in een coupé van slechts
twee meter breedte opeengehoopt lagen. De licha
men waren deerlijk verminkt en waren door het
Nu wij de Jagers van Valkenburg besproken
hebben, het Korps dus, dat ditmaal niet uit stu
denten bestond, komen wij tenslotte ook bij de
compagnie vrijwillige Jager van Rookmaker.
Allereerst de opmerking, dat Rookmaker hier niet
de oprichter is, zooals bij de andere vrijkorpsen,
van de compagnie Jagers, naar hem genoemd.
Rookmaker was door den Koning persoonlijk als
commandant benoemd, alvorens het korps nog was
opgericht, hetgeen ongetwijfeld veel er toe heeft
bijgedragen een voldoende aantal vrijwilligers te
doen toetreden, zoodat tot oprichting kon worden
overgegaan. Inderdaad was de persoon van Hendrik
Rookmaker een goede bekende in de militaire
wereld. Vergelijken wij slechts zijn staat van dienst:
„Hendrik Rookmaker (of Rokemakere is geboren te
Arnhem 16 Juli 1786. Trad in dienst als Jager bij
het derde bataljon per 1 Maart 1799 (dus op der
tienjarigen leeftijd! Korporaal bij het 9de regi
ment van linie 20 Mei 1807. Sergeant idem 20 Junij
1807. Sergeant Majoor idem 10 November 1807.
Kwartiermeester adjunct bij het derde regiment
(dat in 1810 bij de inlijving bij Frankrijk door
Napoleon het 124e linieregiment werd) den 18 Oct.
1809. 1ste luitenant bij hetzelfde regiment 20 Julij
1811. Kapitein bij het tweede regiment étrangers
4 September 1812. Ridder van het Legioen van Eer
15 December 1813. Volgen twee overplaatsingen in
denzelfden rang. Met demissie uit Franschen diepst
4 Junij 1814. In Nederlandschen dienst! Kapitein
bij het 11de bataljon nationale militie 20 Junij
1814. Gepensioneerd als kapitein bij de derde afdee-
ling infanterie 18 Junij 1822. Gedane veldtochten:
1806 in Pruissen; 1807 in Zweedsch Pommeren;
1808 in Noord-Duitschland; 1809 idem en in Zee
land; 1812 met de groote armee, 1813/14 in Tyrol en
Italië. Geblesseerd bij de affaire van Maroo in
Tyrol, 22 October 1813, door een geweerkogel in den
voet en in de bataille van Mentio, den 8sten Fe
bruari door een bajonetsteek. (Bij koninklijk be
sluit van 14 Julij 1833 benoemd tot majoor-titulair!)
Rookmaker overleed te Haarlem, den 17den Sep
tember 1860. Het pensioen was betaalbaar gesteld
te Amsterdam, hetgeen ongetwijfeld zijn laatste
woonplaats is geweest.
De regeering ging zeer voorzichtig te werk bij het
oprichten van vrijkorpsen. Een geweldig aantal
aanvragen is binnengekomen, doch de meeste wer
den afgewezen of onmiddellijk terzijde gelegd. Men
moest dus wel een goeden staat van dienst hebben,
wilde'men zijn verzoek toegestaan krijgen.
Op 8 November schreef de gouverneur van Noord-
Holland aan den directeur-generaal van Oorlog
betreffende het korps van Rookmakers, dat zich
reeds aanvankelijk eenige ambtenaren en jonge
lieden hebben doen inschrijven. Verscheidenen der
zelve verlangen zonder soldij te dienen, terwijl
andere, die zich de opoffering willen getroosten om
zich uit eigen middelen te kleeden, maar die, of
schoon van deftige burgerhuyze, het niet lij kent
op eigen kosten geheel te leven, de vraag hebben
gedaan of zij niet de gewone soldij genieten?"
Reeds den dertienden daarop werd die vraag
toestemmend beantwoord; tevens werd door het
departement van Oorlog bepaald, dat overeenkom
stig het voorstel van den gouverneur en kapitein
Rookmaker, de tenue zou zijn als volgt: „Halve
laarzen, groene pantalon met oranjestreep, korte
jas met twee rijen knoopen, waarop een hoorn, de
uitmonstering gelijk als van de armee, oranje en
dito biesje. Een pet (lage chacot!) als bij het
Pruissische leger, van zwart gewascht linnen, om
de klep een koperen rand, twee koperen kinket-
tings, van achteren met een leeuwenkop vastge
maakt, van voren een horen, en daarboven een
groene appel, waaruit een kleine, zwarte, neer
vallende paardeharen panache. Grijze mantel met
een haak vastgemaakt, en kunnende opgerold wor
den, om over de schouders te dragen."
„Voor dit aller wordt, evenals voor de kleine
equipementstukken, buiten kosten van het Rijk ge
zorgd voor de officieren en hoornblazers, die uit
een bijdrage zullen worden gekleed en uitgerust."
„Bewapening vanwege het Rijk met een buks(!)
en voor rijkskosten aan te koopen een hartsvanger,
een patroontasch „van voren vastgemaakt, evenals
de sappeurs bij de armee", een omhangende kruid-
hoorn, een zwartlederen of zeildoeken randsel, als
die der mariniers."
Uit deze beschrijving blijkt ons al heel duidelijk,
dat de tenue dezer Jagers nog heel wat sierlijker
was, dan die van de studentenkorpsen. Maar voor-
j al was ze veel practischer, vooreerst wat aangaat
de sjako, die heel wat lichter was en veel gemak-
i keiijker op het hoofd zat en verder ook wat de
I randsel en het leergoed 'aangaat. Klaarblijkelijk
i werd hier de raad gevolgd van een man, die zelf
j heel wat had „meegeloopen" en verscheidene veld-
tochten achter den rug had. Den derden Februari
was het korps 94 man sterk en werd als georgani
seerd beschouwd, waarvan door den generaal-
majoor Ramdohr proces-verbaal werd opgemaakt.
Administratief werd het korps ondergebracht bij
de 17de afdeeling, terwijl nu ook de officieren wer
den benoemd. Bij den aanaanvrang van den tien-