BEURSOVERZICHT
Hui 7oni!won komen tot rust>kal-
Uit de Pers
Ons Courantsfivëf haal
Plaatselijk
Nieuws
ZUIDSGH AR WO UJDE.
Een. aantal werkloozen alhier heeft naar wij
uit goede bron vernemen, een adres aan den Ge
meenteraad gericht, waarin gewezen wordt op de
werkloosheid, elke groot is, en verzocht wordt
de werkgelegenheid te verruimen.
entree, zullen velen nu ook een kleinigheid geven
voor bovengenoemd heerlijk doel.
Alle succes hopend en verwachtend, met dank
voor plaatsing.
Wi. Di., Oudkarspel.
Verantwoording,
fl.van mej. W. D„ Oudkarspel,
fl.— van mej. A. Z,„ Noordscharwoude.
Gelden voor dit doel worden op verzoek door fde
in ontvangst genomen.
ZiUIDiKCHARWOUDlE.
Wij vernemen dat de Oranjefeesten alhier,
evenals te Broek op Langendijk, wegens de slech
te tijdsomstandigheden, dit jaar niet zullen wor
den gehouden.
- ZUmSCiHARWOURE.
Als afgevaardigde naar de Algem. Verga
dering van den Nederlandsehen Kolfbond, zijn
voor de af deeling alhier gekozen de heeren P.
Rooit en O. de Boer Cz-
Als kolfspelers voor den a.s- Bondswedstrijd
werden aangewezen de heeren P. Molenaar, P-
Goet en A. Kist.
- ZUlBSGHARWOUBlEu
Wij vernemen dat de r.k. raadsfractie de raads
leden tot een vergadering heeft uitgenoodigd,
inzake wethoudersverkiezing en gemeentepolitiek
Be a.s. gemeenteraad alhier bestaat uit 3 R.K.
3 V. V. en 1 Vrijheidsbonder. Indien de 2 eerst
genoemde fracties niet tot overeenstemming kun
nen komen, dan doet zich hier tiet eigenaardige
geval voor, dat de Vrijheidsbonder de beslissing
in handen heeft.
ww* fcCllMffCll meeren en worden
daarbij tevens gesterkt door het gebruik van
MIJNHARDIT'S! ZEN UWE A A BL ETTEN
Glazen Buisje 75 et. Bdj Apoth. en Drogisten
INGEZONDEN
Broek op Langendijk, 19 Aug. 1931-
M. H. de Redacteur,
De gehouden conferenties van B. en W- van
de Langedijker dorpen met de ondernemers van
de autobusdienst, dringt mij een plaatsje in uw
blad te vragen voor het volgende:
Als autobuspassagier en zoo nu en dan is ieder- i
een dat, juichen wij zeker toe als onze overheid
tracht te bevorderen dat onze busdienst zoo goed
mogelijk is en ook niet te duur wordt betaald, i
Verwonderen doet mij echter wel dat op de ge-
houden conferentie niet is naar voren gekomen,
iets dat naar mijn meening al lang had moeten j
wezen, ik bedoel dat op iedere wagen behalve de
chauffeur, die met het drukke verkeer langs on- j
zen weg genoeg te doen heeft om zijn wagen zoo
veilig mogelijk daarover te leiden, behoorde te j
zijn een conducteur, voor het verstrekken van
kaartjes en innen van geld. Hiermede zou het.
verkeer vlotter gaan, niet alleen, maar ook de
reizigers gebaat zijn, voor wien het thans vaak
moeilijk is om liefst reeds bij het instappen het
gepaste geld in de hand te hebben. Maar er is j
meer. Er is ook langs de wegen een verkeer dat
ook zijn rechten heeft en dan bedoel ik daarmede j
ih de eerste plaats de wielrijders, die allen erva- j
ren, dat zooals dat heden gaat, voor dat verkeer j
ook noodig is, dat de bussen die overal stoppen J
voor inlaat niet meer dan noodig is voor instap- j
pen op den weg blijven staan. Heden door het
geld ontvangen van den chauffeur is dat zoo hin-
derlijk, dat het vaak een wielrijder overkomt,
dat hij eenige malen achter elkaar dezelfde bus
voorbij rijdt en weer voorbijgereden wordt door I
die bus.
Boor dezen hoop ik iets te hebben aangewezen,
wat bij een volgende conferentie wellicht onder
de oogen kan gezien worden en allicht tot ver
betering kan leiden.
Met dank, H.
Mijnheer de Redacteur.
Gisteren ging ik met een vriendin naar de
tentoonstelling in 't gebouw 't Russenduin te Ber
gen aan Zee, en kochten wij ieder een speldje van
de Bio-vacant! evereeniging, die het gebouw aan
kocht om er een vacantiekolonie te stichten voor
de armste kinderen van ons land van alle ge
zinten. Denkt u allen even in, wat heerlijk doel-
Kinderen, en vooral zieke kinderen vreugde en
gezondheid te brengen. Mooier doel kan men zich
net voorstellen en ieder moet daarvoor iets ge
voelen, en als 'tkan iets geven al is 't dan nog
zoo wehiig.
Veel kleintjes maken een groote. Ons volk
heeft in oorlogstijd bewezen, vooral voor kin
deren een warm hart te bezitten en ik geloof ook
stellig, dat wanneer er maar eenmaal op gewe
zen wordt, honderden aan deze roepstem gehoor
zullen geven, ondanks alle malaise en werke
loosheid. Laat Langedijk eens toonen dat voor
zooiets nog wel een kwartje of gulden gevonden
wordt en het naar uw bureau sturen. Indien uw
redactie zich voor ons met de inzameling en
opsturing zo uw'illen belasten, zou zeker een
reuze steun zijn, waarvoor ons beider hartelijken
dank.
Was er hier met tentoonstelling en concours
bij duizenden nog een dubbeltje of kwartje voor
In het R. K. dagblad „de Maasbode" vonden
we een artikeltje, dat wij onzen lezers hiermede
aanbieden.
Welk een sterfbed, zouden wij zeggen.
Wat onzegbare leegte, wat gemis, en we zeg
gen: hoe kan men dansen en muziek maken in
een sterfhuis.
Dat het gebeurd is, nog wel op verlangen
van den stervende zelf, niet in New York doch
in ons eigen land, daarvan verhaalt de Maasbode.
Dje Menschenkenner.
Wie heeft hem niet vaak zien zitten des zo
mers in zijn mooie tuinhoekje, temidden van
zijn dagelijksche vrienden, den ouden Jan Ham-
dorff, den eigenaar van het bekende Larensche
hotel, den vriend der kunstenaars, den onver-
moeiden organisator van maskerades en mondaine
feesten, den man, van wie men op de artistieke
affiches las: „dansen bij Hamdorff!"
„Dansen bij Hamdorff' en men zal zich mis
schien nog herinneren, lioe een prof. Hector
Treub, allesbehalve een preutsch man, die gaar
ne in Laren placht te vertoeven, oordeelde over
het dansen bij Hamdorff.
De oude Jan Hamdorff was de ziel van zijn
bohemiea-hotel, van zijn amusementsonderneming
van zijn artistieke casino.
Bij den ouden Jan kwamen de gasten gaarne
te biecht.
Heel wat confidenties heeft de oude Jan moe
ten aanhooren in zijn bekende behaaglijke Hoekje
van zijn gezelligen tuin.
Hij heeft met zijn zeventig jaren gelegenheid
te ovqr gehad om de mensehen, alttians zijn
gasten te leeren kennen. Maar zijn kennis van
deze menschen lijkt ons niet benijdenswaardig.
De levensbeschouwing van zijn menschen, zijn
getrouwe gasten, ging gewoonlijk niet hooger
dan de leuze „laat ons eten en drinken en vroo-
lijk 'zijn, want morgen is 't toch gedaan."
Mhi is de oude Jan Hamdorff dood, en hij
wordt met name in de „N. R- Ort." geprezen
als een groot menschenkenner, eén, die de dage
lijksche gasten, die hem steeds met Hun vriend
schap omringden, in hart en nieren dooTsdnouwde.
Doch deze mensdhenkennis lijkt ons niet vlei
end voor hen, die hun 'nart en nieren hadden
opengelegd voor den ouden Jan Hamdorff.
Als in het huis een zieke vertoeft, dien men
genegen is, dan zal er bedrukking en benauwe
nis zijn om hem, die zo olijdend is en misschien
sterven gaat.
Alles wordt vermeden wat den zieke of ster
vende zoji 'kunnen deren. De hardluidende bel
wordt met doeken omwonden, de voeten bin
nenshuis sluipen als geruischloos voort, men
spreekt met ingehouden stem, en als de buren
hun medevoelen willen toonen, dan strooien zij
zand of stro oop de straat voor het huis om
het al te luidruchtig geluid zooveel mogelijk
te dempen.
Maar de stervende Jan Hamdorff kende maar
al te goed de menschen, zijn gasten, die dagelijks
met hem aten en dronken en vroolijk waren.
Hij de oude, zat van dagen, ging sterven, maar
zijn menschen, zijn gasten, zijn dagelijksche
vrienden mocht dat niet hinderen.
„lEdite, bibite; collégiales!" was Jan Ham-
dorff's afscheidsgroet.. Straks zon hij buiten ken-
gnis raken, de laatste strijd tusschen ziel en
lichaam worden uitgestreden, maar Jan Ham
dorff had te voren bepaald, en het parool uitge
geven: .Doordansen! Gewoon doordansen, alles
gewoon door, voor mij geen hinder in zaken If
En 's middags, van den dag, dat Jan Ham
dorff moeizaam lag te sterven, werd er gewoon
doorgedanst, nieuwe generaties dansen op hobo-
en saxophoongeloei.
Be ouderen konden geen voet op den vloer
krijgen. De oudste „vrienden" zaten met stam
gasten aan hun kaartje in de gelagkamer. Wil
lem, die kellner en traditie is, sleepte af en aan,
keei: schichtig naar de gesloten gordijnen van
de serre, keek of de oude vrienden keken.
„Gewoon door, alles gewoon door," had de
stervende Jan gezegd. En de doode oude Jan
Hamdorff wordt nu in de „N.R.Grt." geprezen
als een.... menschenkenner.
'tls alleen de vraag, of 't een voorrecht is
de menschen te leeren kennen, zooals Jan Ham-
derf f't deed, en zooals de „N. R. Ort." het
waardeert. De moderne Petronius, de Arbiter
Elegantiarum van het vrijzinnige leven, meent
blijkbaar van wel.
Maar was 't niet Thomas a Kempis, 'die placht
te zeggen, „zoo dikwijls ik onder de menschen
vertoef, keer ik minder mensch terug"
Het sterven wordt werkelijk een gewin als
men te midden van menschen en vrienden moet
sterven, zooals de oude .Jan Hamdorff zijn dood
vond.
De menschenkennis van Jan Hamdorff, door
de „N. R. Crt." zoo precieus geprezen, lijkt ons
geen ideaal bezit.
Evenmin als de troost, die haar collega „het
Vaderland'-' den vader van den jongen veronge
lukten Rey dezer dagen meegaf: „op den terug
weg heeft de dood hem plotseling weggenomen.
Gelukkig plotseling, en naar wij mogen aanne
men, p'ijnloos."
't Is ons alles wat al te Petroniaansch.
Wie het haastige gejacht kent, dat doorgaans
vóór en in de beurzen van binnen- en buitenland
pleegt te heerschen, het opgewonden bieden en
laten van de makelaars, het zenuwachtige te hoop
loopen als er een af ander alarmeerend gerucht via
telefoon of telegraaf binnenkomt, die vindt tegen
woordig weinig van dit bruischende leven op de
beurzen terug. De Duitsche beurzen zijn nog steeds
gesloten en het zal zelfs wel geen sensatie worden
als ze open gaan. Maar wanneer ze openen is nog
niet bekend.
In de afgeloopen berichtsperiode is de beurs weer
stil geweest, zoo wil als aan het front waarover
Remarque in zijn eerste oorlogsboek vertelt, zoo stil
dat de kranten vermelden: Van het Westelijk front
geen nieuws. Maar dit beteekende nog geenszins
dat overal het vuur gestaakt werd en er geen
slachtoffers vielen. Zoo is het ook met onze beurs
gesteld. Er is geen nieuws, het verloop was gedu
rende alle dagen kalm, rustig, zeer kalm, stil, maar
slachtoffers zijn er desondanks toch gevallen.
De berichten, welke uit Wallstreet kwamen in het
begin dezer week waren zaa niet vreugdevol, dan
toch niet teleurstellend. Een stroom van rapporten
over bedrijfsresultaten van het eerste half jaar zijn
losgekomen en zij bevatten geen teleurstellingen. In
zelfs enkele gevallen, zooals bij de Radio Corpora-
voorafgaande halfjaar, terwijl bij andere onderne
mingen de winst slechts zeer weinig achterbleef bij
de overeenkomstige periode van het vorige jaar. Een
zeer gunstige indruk maakte ook het feit, dat men
in Amerika tot het inzicht komt, dat de hooge
invoerrechten de wortel van alle kwaad vormen en
dat men de drukkende douanebepalingen, waarmee
de Ver. Staten zich in 1929 omringd hebben moeten
worden verlaagd.
Toch vermochten al deze gunstige berichten van
de overzijde van den grooten vijver niet den handel
op te fleuren. Wel verkeerden vele koersen na het
bekend worden dezer medeedeelingen op een hooger
niveau, dan de laatste week, doch het ware wilde
toch maar niet komen.
Natuurlijk waren er ook weer genoeg pessimisti
sche berichten, welke tot lusteloosheid stemden,
zooals bijv. het bekend worden dat men te Bazel
nog steeds niet tot overeenstemming is gekomen.
En de weinig opwekkende berichten uit Indië over
de Javasuiker industrie werden natuurlijk ook niet
al te vriendelijk ontvangen.
Het feit dat in Ohio niet minder dan vier banken
hun loketten hebben gesloten, welke tezamen over
meer dan 100 millioen beschikken, bewijst weer
eens, voor zoover noodig, dat alle leed nog lang niet
geleden is, ofschoon men meent dat deze daad de
inzet vormt van een samenwerking en dat spoedig
met overheidssteun het bedrijf weer hervat zal wor-
d8Hoe het ook zij, hieruit blijkt weer eens duidelijk
dat het bedrijfsleven in Amerika nog niet al te vast
in zijn schoenen staat. Wallstreet was dan ook maar
zeer zwakjes gestemd. Wij zijn echter op erger
dingen voorbereid en daarom is onze beurs er niet al
te zeer door uit zijn evenwicht geslagen.
De suikers kregen er een gevoelige klap. Reeds de
vorige week hadden de suikerwaarden zich door een
zwakkere houding onderscheiden, waarvan de oor
zaak in het hierboven vermelde bericht uit Indië
wel gelegen zal hebben. Nu men de prijzen geheim
gaat houden kan men zijn fantasie daarover den
vrijen teugel laten vieren en natuurlijk is men te
dien opzichte a la baisse georiënteerd. Kon derhalve
een bericht over een transactie van niet minder
dan 225.000 ton, waarmede het restandt van den
oogst 1930 geplaatst is vroeger een gunstig effect
hebben gesorteerd, thans was het tegenovergestelde
het geval. Het ging hier om een transtctie van een
twintig millioen en ofschoon daar wel geen cent
verdienste aan zal zitten, komt de Java-industrie
toch weer in zijn contanten te zitten.
Aaandeelen H.V.A. bewogen zich rond de 270,
daalden en stegen weer, doch het slot-niveau was
iets lager, evenals dat van de andere suiker-aandee-
len, dat ook eenige procenten lager lag.
Voor aandeelen Koninklijke is wat belangstelling
geweest en heeft zich ondanks lagere openingskoer
sen toch weer kunnen herstellen. Het schijnt dat
aandeelen Philips zich op het huidige koersniveau
blijven bewegen. Zij zakken niet meer. Of het nu ook
in de toekomst zoo zal blijven moet intusschen nog
blijken.
Veel nieuws is er overigens van onze beurs niet te
vermelden, de koersen in de verschillende af dee
lingen wisselden eens een paar punten, maar we
reldschokkend gebeuren vond er niet plaats.
Van het Amsterdamsche beursfront geen nieuws.
(Nadruk verboden).
DE GESTRAFTE MJSDAAIL
door O. JOEVEEiS-
Van een hiaat die even in het geanimeerde ta
felgesprek ontstond, maakte de butler gebruik
om zich tot Sir Johnson over te buigen en Hem
iets in te fluisteren. Deze keek, lichtelijk ver
stoord en met gefronsde wenkbrauwen, op van
zijn bord en zeide hardop: „Het moet wel erg
dringend zijn, dat die man niet kan wachten
tot een betere gelegenheid .om me te spreken te
vragen." ,i
De butler trok een ik-kan-het-toch-ookjniet-
helpen gezicht en zeide zachtjes„Ik heb al van
alles geprobeerd Sir, maar de. man ZQgt niet
eerder te zullen weggaan, voordat hij u gesproken
heeft."
Met een licht schouderophalen legde Sir John
son zijn servet neer en zich tot zijn gasten wen
dend, verontschuldigde hij zidn: „Het spijt mij
wel eens een aangenaam gezelschap een oogenblik
te moeten verlaten voor het afhandelen van
zaken."
Gevolgd door den butler liep hij naar de
vestibule, terwijl aan tafel een korte stilte ont
stond. Aller oogen vestigden zich op het gelaat
van lady Johnson, die heel bleek was geworden.
,;0, u weet niet, hoe angstig het mij steeds
te moede is, als mïjn man van die eigenaardige
bezoekers te woord staat," zeide zij met een zach
te, bevende stem tot haar tafelbuur. ,,U weet
niet, hoeveel dreigbrieven mijn man ontvangt
van boeven, die veroordeeld worden, en die dat
wijten aan zijn riquisitoir. En het ergste is, tlat
mijn man zich daarvan weinig aantrekt. Als ik
er aan denk, dat die ontzettende misdadigere
op een gegeven oogenblik uit de gevangenis ont
slagen worden." Zij voleindigde haar zin niet en
vestigd evol onrust haar oogen op de deur waar
door haar man juist verdwenen was.
Sir Johnson stond in de hal tegenover den man
die hem zoo dringend te spreken had gevraagd.
Maai* deze was niet alleen. Achter hem, in den
hoek bij de tochtdeur stond een ongunstig uit
ziend individu, blijkbaar geheel dronken. Hij
stond tegen den muur geleund en knikte met
zijn hoofd als iemand die een dutje doet. Hoewel
Sir Johnson een bij uitstek scherp geheugen
voor gezichten had, herkende hij dien man niet.
Wel wist hij direct wie hem te spreken had ge
vraagd.
„Wel, Elartnett, wat is er van je verlangen?"
vroeg hij.
„Wel, Sir, ik zie dat u tnij nog kent, hi, hi,
hi," grinnikte de aangesprokene, terwijl hij zijn
laf-blauwe oogen op den Officier richtte met
een blik waarin hoon, triomf en wraakzucht te
lezen was. Maar bovenal viel het Sir Johnson
op, dat dit de oogen waren van een waanzinnige,
zooals hij in zijn loopbaan al zooveel voor zich
had gehad.
„Zeker, Blartnett," antwoordde hij, zoo rustig
mogelijk, maar hij ging voor de meerdere veilig
heid met zijn rug staan tegen de tafel in de
hal, „ik herinner mie jouw zaak heel goed. Laat
eens zien, het zal ongeveer acht jaar geleden
zijn, dat je veroordeeld werd tot vijf jaar dwang-
arlieid wegens moord en berooving. Als ik mij
niet vergis, had je een zekeren Peters om zeep
gebracht en je van zijn portefeuille meester ge
maakt. Is het zoo niet?"
„'Hi, hi, zeker, zeker, vermoord, nietwaar
vermoord, zei u, en daarom kreeg ik vijf jaar,
nietwaar, en wat ik zei...'1'
„Neem me niet kwalijk, Bartnett," viel Sir
Johnson hem in de rede, tamelijk ongeduldig,:
„ik heb geen zin die geschiedenis n uweer eens
op te rakelen. Volgens mij en volgens iedereen
was je schuld zonneklaar bewezen. Jij en Pe
ters waren doodsvijanden, dat was bekend. Vrien
den van Peters hebben gezien dat jij Petera
achterna ging op Doek 14 en waarschuwden de
politie. Jij werd gearresteerd, omdat Peters niet
meer te vinden was. Hij is niet teruggekomen
naar den ingang van het Doek, want daar ston
den zijn vrienden met de politie en een andere
weg om van de pier af te komen is er niet. Het
lag dus voor de hand dat jij hem in zee gegooid
hebt en dat hij verdronken is. Dat zijn lijk
niet opgehaald werd is niet te verwonderen om
dat daar zoó'h stroom staat. Hij heeft zich ook
niet zwemmende kunnen redden omdat hij ten
eerste niet zwemmen kon en omdat we nooit
meer iets van hem hebben gelnoord. Hij is dus
verdronken. -Em jij hebt hem tevoren zijn porte
feuille afgenomen, die immers op jou werd ge
vonden. Dat is in het kort het bewijs waarop
je veroordeeld beat en, als je het mij vraagt,
ben je nog niet eens zóó zwaar gestraft. We heb
ben in aanmerking genomen, dat Peters een be
ruchte boef was en dat je veel van hem te lijden
hebt gehad. Maar je hebt hem vermoord en
daarvoor heb ik straf moeten eischen. Gerechtig-
hed moet er zijn."
„Juist, Sir, juist hi hi, gerechtigheid moet
er zijn. Daarom wilden jullie mij niet gelooven,
toen ik je vertelde dat ik niet eens wist dat
Peters vóór mij Doek 14 opgeloopen was en dat
ik (de waarheid bij God!) hem daar heelemaal
niet eens gezien heb. Ik vond een portefeuille
op den grond liggen en raapte die op en juist
op dat oogenblik kwamen de smerissen en dach
ten Is
„Zeker, Bartnett dat weten we, maar terzake,
wat wilde je nu?"
„Ik wilde, Sir, u vertellen, dat ik onschuldig
ben en vijf jaar gezeten heb voor een moord;.
Ziet u dien man?" en hij wees op het individu
achter hem, dat zijn Inoofd ophief in een vaag
besef, dat over hem gesproken werd. Sir John
son. keek den man in het gezicht, de typische
physionomie van iemand, die alle deugd en
kwaad kent en waarop reeds een nabije onder
gang, veroorzaakt door zijn zonden, te lezèn was.
„Dat is Peters!"
„'Zooooo
„Ik heb hem gezocht, Sir, omdat ik wist,
dat ik hem niet vermoord had. Ik heb hem
gezocht, zoodra ik uit de gevangenis ontsla
gen was, dag en nacht, drie jaar lang en... ik
heb hem gevonden. Dit is de hond, die mijn
leven 'vergald heeft, dit is' de boef die de oor
zaak was dat ik vijf jaar kreeg..." Biartnett
stikte haast in zijn woorden, zijn oogen puilden
uit de kassen en liét schuim kwam hem op den
mond. Hij wierp zich op den versuften dronk
aard en rammelde hem door elkaar. „Peters,
wat deed je op Dock 14, je weet wel waarover
ik met je sprak..!"
„N-.n-nou, ikkik w;as aangemonsterd op een-ne
s-s-smokkelschuit en de sloep, w-w-waarmee ik
aan-ne aan boord zo ugaan, lag aan Doek 14'.
Ha, ha," hij kwam even bij zijn positieven, en
lalde met dronkemansopenhartigheid: „ikke moes'-
em smeren, want ik ha' d'r eentje koud gemaakt."
„En je portefeuille?"....
„M'n mooie handgeldjewegverloren
vent die 't kreeg— zal ikwurgen
Bartnett liet hem los en keerde zich met een
zucht van verlichting tot den Officier, die be
paald perplex stond.
,/Wel, sir?
Stilte—
„Gerechtigheid moet er zijn, hè, nou, 'die zal
er nou komen! Ik heb vijf jaar gezeten voor den
moord op Peters, welnuBiartnett haalde een
revolver uit zijn zak en schoot Peters eenige
malen dwars door het hoofd, zoodat hij dood
neerstortte, „dan heb ik dok dien ellendeling, die
mijh heele leven verpest heeft, vermoord! Em nu
kunnen ze me straffen voor iets wat ik al uit
gezeten heb." Hij kruiste de armen over de
borst en keek Sir Johnson stijf in het gezicht.