Rechtzaken
deelname dezen winter 2 cursussen zullen worden
gehouden n.l. voor bedrijfsboekhouding en voor
bollencultuur.
Hierna komt aan de orde het verzoek van de aan
vragers om sympathie te betuigen met het door dsn
heer Jac. de Vries geplaatste ingezonden stuk „het
Kaartrondje."
De voorzitter geeft het woord aan den heer C.
Beets, als eerste onderteekenaar van het verzoek.
De heer Beets dankt in de eerste plaats voor de
uitvoering van het verzoek en spreekt zijn genoegen
uit over de goede opkomst.
Spreker zegt, dat het ingezonden stuk slaat op
den toestand in het tuinbouwbedrijf; overal werden
klaagliederen gehoord en overal wordt gevraagd
hoe komen we er uit. Voor tarwebouwers en bieten
bouwers is reeds een oplossing gezocht, doch hier
komt de vraag naar voren hoe komen onze be
drijven er door. Spr. geeft een overzicht van de op
brengst der geveilde producten over eenige jaren,
waaruit de achteruitgang blijkt. Naar zijn meening
is de oplossing een toeslag te verkrijgen voor de
bedrijven, waardoor productie en koopkracht op
een betere basis zullen komen te staan. In deze
zal Vader Staat moeten helpen. De medewerking
zal moeten worden gevraagd van andere organi-
satie's op tuinbouwgebied om met elkaar een vast
plan te overwegen.
De Voorzitter zegt, met genoegen te hebben ge
luisterd en het er mede eens te zijn, dat de geheele
tuinbouw moet worden geholpen. Spreker meent
echter ook dat er een anderen kant aan is. De
tarwe- en bietenbouwers zijn geholpen en wij willen
ook graag steun hebben, doch er is een ander ge
deelte der bevolking dat zal moeten betalen als
vader Staat helpt en moet nu de eene helft leven
ten koste van de andere?
Spreker heet hierop den Burgemeester welkom,
die ter vergadering verschijnt en geeft het woord
aan den heer Muled.
De heer Mulder is een der onderteekenaars en hij
is het met den heer Beets eens, dat alles in het
werk moet worden gesteld om iets te bereiken. Van
eigen organisatie verwacht sp. weinig, gezien het
ingezonden stuk, waarin werd gezegd dat de nood
nog zoo hoog niet was en de kleine bedrijven maar
moesten verdwijnen. De oorlog heeft de schulden
gemaakt en wij moeten daaronder lijden meent
spreker. We weten bij ervaring dat van Vader Staat
zoo spoedig geen hulp te wachten is.
Er moet aansluiting gezocht worden met het con
gres, dat te Hoorn zal worden gehouden. Het inge
zonden stuk „het Kaartrondje" had de symphatie
van den geheelen omtrek. Wij worden op alle ma
nieren geplukt en geven onze kool maar voor 60 ct.
De handel strijkt het geld op. Daartegen moeten we
ons verzetten.
De voorzitter zegt, het gedeeltelijk wel met den
heer Mulder eens te zijn, doch merkte op dat de
L.G.C. een bond van organisatie's Is en de belangen
der vereeniging zakelijk uitvoert. Spr. meent ook
dat in deze de L. G. C. niet het aangewezen lichaam
is, doch er moet verbinding gezocht worden met
andere tuinbouwvereenigingen.
De heer Joh. Blauboer meent dat de tuinbouwers
nog een tegoed van den Staat hebben in verband
met de gestorte oorlogswinstbelasting en wij dus
betrekkelijk om eigen geld vragen. Tevens wijst hij
op de hulp die verleend wordt aan groote maat
schappijen en Bankvereenigingen.
De voorzitter merkt op. dat nooit beloofd is, dat
dit geld zou worden terugbetaald.
De heer Hart zegt, dat hij zich nog den toestand
van het vorig jaar herinnert en de successen die
toen zijn verkregen. Wanneer de Voorzitter het eens
is met den heer Mulder, dat de L.G.C. het aangewe
zen lichaam niet is, dan rijst de vraag: zijn de
tuinbouwers wel goed georganiseerd.
In de raadsvergadering is spreker gezegd dat de
gemeente-financiën slecht waren, doch als de ge
meente er niet kan komen zal deze hooger op moe
ten. De voorzitter merkt op dat de eene helft de
andere zal moeten helpen, doch spreker zou het
juist dien kant uit willen hebben; we moeten nu die
eene helft niet laten zinken.
De heer C. Beets is er niet zoo bang voor, dat de
L.G.C. niet zal helpen.
Daar zal'vanzelf wel een andere geest komen als
een actie over geheel Noord-Holland op touw wordt
gezet. Als de aandrang grooter wordt zullen ze wel
medehelpen.
De heer Hart meent dat bij officieele leiding de
zaak weer op de lange baan wordt geschoven.
De voorzitter zegt, dat, indien een voorstel van
„de West" inkomt, dit zal moeten worden uitge
voerd. Tevens kan verbinding worden gezocht met
andere tuinbouwvereenigingen om sympathie te
betuigen met ons streven.
De heer W. Butter zegt, dat de tuinbouwvereeni
gingen aangeschreven kunnen worden en tevens een
schrijven naar de L.G.C. kan worden gezonden. Als
het noodig is kan binnen 10 dagen worden verga
derd.
In de dagbladen kan een oproep worden geplaatst
aan tuinbouwers om de actie te steunen en tevens
om het congres te Hoorn bij te wonen.
De voorzitter zegt dat de medewerking van de
provinciale commissie kan worden gevraagd.
De heer Mulder merkt op dat ook gevraagd kan
worden in de bladen om sympathie te betuigen met
het streven van Purmerend.
Hierna wordt een korte pauze gehouden.
bezit. Daar ik dus kosteloos tot Oldenzaal kon ko
men, gaf ik er de voorkeur aan met den sneltrein
te reizen, omdat de D-trein, zooals u bekend is,
geen 3e klas rijtuigen heeft. Ik moest met dezen
trein volgens het spoorboekje ongeveer tien minuten
eerder in Oldenzaal zijn dan de D-trein zoodat ik
daar nog juist tijd zou hebben om een kaartje tot
Hannover te nemen en in den D-trein over te stap
pen."
Die verklaring is inderdaad aannemelijk en het
zal natuurlijk gemakkelijk zijn aan te toonen, dat
u werkelijk in Oldenzaal een kaartje gekocht hebt
vóór de D-trein binnen."
„Wat dit laatste betreft, spijt het me u te moe
ten tegenspreken", protesteerde Hellinger beleefd.
„Toen wij in Hengelo aankwamen, bleek mijn trein
eenige minuten vertraging te hebben en daar de
D-trein achter ons aankwam, werd de onze opge
houden. Ik ben zoodoende te Hengelo reeds in den
D-trein overgestapt en heb onderweg bij den con
ducteur een biljet gekocht."
„Dus bijbetaald vanaf Hengelo?"
„Neen, vanaf Oldenzaal. Eerst tusschen Bentheim
en Rheine kwam de conducteur in mijn coupé en
ik vond het niet noodig hem te vertellen, dat ik
reeds te Hengelo was ingestapt, teminder omdat de
man er zelf niet naar vroeg en uit mijn abonnement
afleidde, dat ik slechts voor het deel van mijn reis
op Duitsch grondgebied behoefde te betalen."
„Hm", meende de commissaris en Hellinger brak
zich tevergeefs het hoofd over de vraag of deze bit
ter weinig zeggende twee letters in zijn voor- dan
wel in zijn nadeel moesten worden uitgelegd.
Na een korte pauze, waarin de aandacht van den
commissaris geheel in beslag scheen te worden ge
nomen door z'n „Eversharp", waarvan hij het pot
lood tergend langzaam geheel te voorschijn liet ko
men om het daarna weer even zorgvuldig in z'n
normalen stand terug te brengen, zei deze:
„U ontving om 5 uur het telegram van den heer
Goldschmidt, zooals u zei: Mag ik dan nog van u
weten, wat u tusschen dat uur en het tijdstip,
waarop u met den trein naar Hannover vertrok,
De voorzitter deelt vervolgens mede, dat het be
stuur meent het beste te doen door zoo spoedig
mogelijk te trachte een vergadering te beleggen van
de tuinbouwvereenigingen in Noordholland en de
financieele medewerking te vragen van de prov.
commissie om deze vergadering in Amsterdam te
kunnen houden.
Wanneer de tuinbouwvereenigingen in Noord-
Holland sympathie betuigen zou deze vergadering
nog in het laatst van deze maand kunnen worden
gehouden.
De heer Blauboer vraagt hoe het moet als de Prov.
Commissie niet wil helpen, waarop de Voorzitter
antwoord, dat dan de vereenigingen gevraagd zullen
worden iets bij te dragen. De Voorzitter zegt, dat
het bestuur zijn uiterste best zal doen en in de
vergadering zal worden besproken op welke wijze
de nood kan worden gelenigd eri sten van de Re
geering te vragen.
De heer Beets wil toeslag vragen om de bedrijven
te kunnen uitvoeren.
De voorzitter zegt dat de vorm van steun nader
kan worden vastgesteld, doch in geen geval voor
schotten zullen worden gevraagd maar afdoende
hulp voor den geheelen tuinbouw.
De burgemeester verkrijgt hierop het woord en
zegt, dat het hem noodzakelijk voorkomt, dat de
tuinbouwvereenigingen een volledig verasgl van deze
vergadering krijgen, opdat zij goed op de hoogte
zijn van de bedoeling.
Tevens kan worden gevraagd of zij met dit stand
punt accoord gaan en zoo ja, om afgevaardigden
te zenden; dan kan in die vergadering worden be
sproken welke maatregelen te nemen zijn.
De vergadering gaat hiermede accoord.
Vervolgens brengt de heer Mulder nog in bespre
king om vanuit deze vergadering hulp te vragen
Voor die tuinbouwers, die niet meer in staat zijn
hun financieele verplichtingen na te komen en aan
de gemeente een adres te richten om een commis
sie in het leven te roepen om hulp te verleenen
aan hen, die zulks aanvragen. De menschen zullen
wel komen en spreker hoopt niet, dat valsche
schaamte hun zal weerhouden.
De voorzitter is daar niet tegen, doch merkt op
dat dit voor de gemeente heel zwaar zal worden,
daar er in deze gemeente weinig kapitaal is.
De heer Jb. Otto zegt, dat Mulder het gras al
voor zijn vooeten weg heeft gemaaid. Het is vol
komen duidelijk dat al vele menschen borgen en al
is het moeilijk, toch zullen die menschen aan brood
moeten worden geholpen.
De heer Hart zegt, dat de menschen honger lijden
als ze niet geholpen worden. Ze hebben gehoopt op
de vroege aardappelen en grijpen er naast, daarna
op de erwten en grijpen er weer naast; zoo is de
toestand. De neringdoenden zijn ook aan het eind.
Spreker wil van de vergadering wel eens hooren wat
hij doen moet als een verzoek inkomt. Er is al
gezegd de gemeente kan het niet doen. maar zoo
komen we er niet; de gemeente moet voorgaan. De
sterke moet de zwakke helpen.
De voorzitter merkt op, dat hij niet gezegd heeft
dat de gemeente niet kan, doch het is moeilijk; als
er brood moet zijn, moet het er komen.
Besloten wordt een adres als door den heer
Mulder bedoeld aan den Raad te zenden.
Bij de rondvraag merkt de heer Jb. Otto op dat
hem uit de notulen is gebleken, dat er na 6 Maart
geen vergadering is geweest. De leden hooren ner
gens van; het vorig jaar hebben ze moeten dwingen
om een vergadering te beleggen en nu weer; ze
willen wel eens weten wat er behandeld wordt. Van
het marktbestuur hooren ze ook niets; de leiding
valt erg tegen. Spreker wenschte wel een pers bij
de vergaderingen van het Marktbestuur en geen
betaalde secretaris.
De heer P. Zwtsman verkeert in dezelfde positie
als de heer Otto.
Het heeft zijn aandacht, dat de veiling marcheerd
zonder veilingleider, wat voor hem persoonlijk wel
een gemak is.
Spreker laakt de handelwijze van den veeiling-
leider, om zelf rabarber te leveren, terwijl er aan
voer was. Hij vraagt of het marktbestuur den vei
lingleider ter verantwoording heeft geroepen.
De invoering van den minimum-prijs is gebleken
een onding te zijn; het verwonderd spr. dat het
marktbestuur daar niets aan doet. Daar moet iets
moest er juist te meer actie zijn en nu gaat het
zelfs zonder veilingleider, omdat men den boel maar
laat waaien. We geven onze kool maar, doch heb
ben een actie van ons bestuur noodig om de pro
ducten kwijt te raken.
De heer Jb. Otto vraagt inlichtingen over de bol-
lenveiling.
De heer W. Butter doet mededeeling dat het
tekort is opgeloopen tot f 23.000.en laakt de han
delwijze van het bestuur om de leden niet te kennen
in een dergelijk belangrijk besluit.
De voorzitter geeft een overzicht van de tot
standkoming van de bollenveiling en het verloop.
Spreker meent nog dat het wel terecht zal kómen
en merkt op, dat op de vergadering waarin de opzet
van de bollenveiling werd besproken, daar niets te
gen gezegd is.
De heer Jh. Otto begrijpt niet dat, niettegen
staande dit tekort een gratificatie aan den leider
werd betaald, waarop de voorzitter antwoord, dat
toen het tekort niet bestond.
De heer Otto vraagt nog waarom tegen de 2 pCt.
verhooging der veilingskosten is gestemd, waarop de
voorzitter zegt dat voorgesteld werd het percentage
te verhoogen van 3 tot 5 pCt., waar psreker tegen
en de heer Spaan voor gestemd heeft. De heer
Otto vindt dit geen houding, waartegen de heer
Spaan opmerkt, dat een voorstel dat zoo in de
vergadering, eerst niet in een ledenvergadering kan
worden gebracht.
Vervolgens vraagt de heer Otto nog, waarom er
geen voorstel Is voor verhooging van het kasgeld
met f 10.000.waarop de Voorzitter zegt, dat er geen
voorstel is, omdat het merktbestuur al machtiging
heeft om tot f 75.000— te gaan.
De heer Hart vraagt nog of het tekort van de
bollenveiling wordt afgewerkt op alle tuinders, waar
op de voorzitter antwoord dat de groentenveiling
borg is voor de bollenveiling.
In verband met de opmerking van den Zwetsman"
over de witte kool zegt de Voorzitter dat het bestuur
het niet in handen heeft om daar een eind aan te
maken, doch er wel zijn best voor doet.
De heer Zwetsman wil nog gaarne vernemen of
zijn wantrouwen in den veilingleider alleen van
hem is. Spreker vindt deze handelwijze niet juist.
Hierna wordt nog uitvoerig besproken hoe de
handelwijze van den veilingleider is geweest en
waarin nogmaals dit optreden wordt gelaakt.
Tenslotte dringt de heer Zwetsman er nogmaals
op aan al het mogelijke te doen om het besluit van
de minimum-prijzen uit te voeren.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering onder
dank voor de opkomst.
gedaan hebt?"
„Zeer zeker," antwoordde Hellinger, maar plotse
ling scheen hem iets te binnen te schieten, want
met een wanhopig gezicht keek hij den commis
saris aan, blijkbaar niet in staat verder een woord
uit te brengen.
„Welnu?" vroeg deze, ietwat ongeduldig met zijn
Eversharp op de tafel trommelend.
,,'t Is't is u natuurlijk om een alibi te doen,"
stotterde Hellinger, en.ik .ik heb geen alibi,
't Is of alles tegen me samenspant. Enfin, ik zal
u alles precies vertellen", besloot hij met een zucht.
„Toen ik om 5 uur het telegram kreeg, heb ik on
middellijk het noodige bijeengepakt. Ik had nog een
dringende zaak af te handelen met een cliënt op
den Honingerdijk, welke ik in ieder geval nog vóór
m'n vertrek wilde afdoen en daarom ging ik om half
zes de deur uit. Voor dien had ik ook het telegram
aan de Hollandsche Hypotheekbank klaar gemaakt.
Op straat gaf ik dit aan een jongen om me zelf
een gang naar het Telegraafkantoor te besparen en
ging met de tram naar den Honingerdijk, waar ik
ongeveer kwart over zes aankwam. M'n cliënt bleek
echter niet thuis. Op m'n herhaald bellen kreeg ik
geen gehoor, zoodat ik onverrichter zake weer terug
ging. Daar ik echter nog ongeveer anderhalf uur
den tijd had eer m'n trein van het Maasstation ver
trok, besloot ik te loopen
„En u hebt tijdens die wandeling niemand gezien
die zou kunnen getuigen, dat u op dat tijdstip,
waarop de moord plaats had, inderdaad in Rotter
dam was
„Niemand", beaamde Hellinger, zichtbaar ter-
„Dat wordt bedenkelijk", meende de commissaris,
daarbij zoo'n ongeloovigen blik op zijn slachtoffer
werpend, dat deze het hachelijke van zijn positié
meer en meer begon in te zien.
„Het spijt me, meneer Hellinger, maar u voelt zelf
wel, dat deze verklaringen allerminst in staat zijn
om uw onschuld aan het licht te brengen. Denkt
u eens goed na: is er werkelijk niemand geweest,
die u tusschen half 6 en laat ons zeggen 8.53,
VOOR DEN KANTONRECHTER TE ALKMAAR.
Strafzitting van Vrijdag 4 September.
Een ingewikkelde meeuwen-eieren vervoer
geschiedenis.
De heer Gerard M„ de bekende Alkmaarsche
poelier, door wiens tusschenkomst menig malsch
konijntje en vet kippensoepje het fijngevoelige ver
hemelte van Smulgrage stadgenooten wordt ge
streeld, levert jaarlijks aan Engeland, waar deze
lekkernij blijkbaar 4eer op prijs wordt gesteld, een
flinke collectie meeuweneieren, welke eieren door
hem bij contract zijn geleverd door de vereeniging
van natuurmonumenten, afdeeling Texel. Gewoon
lijk hebben deze zendingen zonder hindernissen
plaats doch op 25 Juni was op den Hoek van Hol
land deze zending aangehouden, omdat volgens wet
telijk voorschrift het vervoer van dergelijke eieren
slechts is toegestaan tot 21 Jurii. De heer M. stond
alzoo heden terzake dit verboden vervoer terecht
erkennende het feit en toegevende, dat hij inder
daad bedoelde eieren vroeger had kunnen verzen
den. Doch hij was ter goeder trouw geweest en had
gemeend, dat hij gedurende het geheele jaar verlof
had tot verzenden, omdat de vereeniging zulks
bij ministrieele beschikking ook had verkregen. De
heer M. was niet direct in het bezit van dit stuk,
doch beweerde in staat te zijn dit Maandag te kun
nen overleggen. Door ambtenaar en kantonrechter
werd echter als vaststaand aangenomen, dat de wet
het vervoer na 21 Juni absoluut verbiedt en de mi
nister zijn bevoegdheid zou te buiten gaan, indien
hij desondanks ontheffing verleend, weshalve de
heer M. werd veroordeeld tot f4 boete of 4 dagen.
Dat is geen behoorlijke manier van rijden.
We zullen de laatsten zijn, om de chauffeurs
bekwaamheid van den te Bergen woonachtigen heer
Nic. B. in twijfel te trekken, doch zijn het met den
heer B. Poping, manufacturier aldaar volmaakt eens,
dat het niet aangaat, zonder eenige noodzaak, met
een flinke vaart over het voor zijn winkel gelegen
trottoir te gaan rossen, een roekeloosheid, die zon
der twijfel groot gevaar voor de zich aldaar bevin
dende voetgangers en bezichtigers van des heeren
Popings smaakvol gearrangeerde etalage kunnen
opleveren. De heer Poping, die zulks op 3 Juli con
stateerde, nam dan ook de vrijheid, een en ancfër
ter kennisse van de politie te brengen met gevolg
dat heden de niet verschenen automobilist werd
veroordeeld tot f6 boete of 6 dagen, 'n bedrag dat
voor den veroordeelde, die er warmpjes inzet, 'n
peule schilletje genoemd kan worden.
De veldwachter, ambtenaar en kantonrechter lijden
nog lang niet aan Seniele aftakeling.
Op 31 Juli j.l. was de heer Izak K., stroohandelaar
te Uitgeest, tevens groot minnaar van het edele
jachtvermaak, voornemens zich aan laatstgemelde,
zijn drooge stroo negotie aangenaam varieerende
sport over te geven. Ongelukkig echter was hij niet
in het bezit van een deugdelijke jachtacte en dat
ongeluk werd nog ruimschoots overtroffen door hdt
rampzalige feit, dat veldwachter Bornebroek de
lucht kreeg van dit amusement, zijn tweeloopsge
weer in beslag nam en onverbiddelijk procesverbaal
opmaakte. De aldus leelijk geringeloorde Nimrod
deed zijn uiterste best om zich in veiligheid te stel
len en bracht ook heden allerlei fantastische ver
halen ter tafel doch er was niemand, die er inliep,
niet de veldwachter, noch ambtenaar of kanton
rechter en de verbeeldingskrachtige heer K., hij 1
had eigentlijk journalist moeten worden of worst j
fabrikant) had met zijn dechargeerende toelichtin-
gen, de heer kantonrechter noemde ze n.b. „grappig"
zoo bitter weinig succes, dat hij werd veroordeeld
tot f 25 boete of 25 dagen, terwijl zijn kostelijk twee-
het uur, waarop de D.-trein naar Hannover ver
trekt, in Rotterdam heeft gezien? Ik behoef u zeker
niet op het gewicht van deze vraag te wijzen".
Hellinger dacht zichtbaar ingespannen na. 1
„Niemand", zuchtte hij ten slotte. M'n hospita
heeft me om half zes het huis zien verlaten en
nadien heb ik geen enkele bekende meer gezien.
Alleen Goldschmidt
„Wat Goldschmidt....?"
„Gistermorgen in Hannover
„Dat zegt natuurlijk niets. Het gaat er niet om
of u werkelijk in Hannover geweest bent daaraan
twijfel ik, eerlijk gezegd, geen moment maar of
u om 7.45 dan wel om 8.53 uit Rotterdam vertrokken
bent".
„Om 7.45", zei Hellinger schuchter.
„Ja, dat beweert u. Maar ik heb iemand noodig,
die bereid is uw verklaring onder eede te beves
tigen."
„Het spijt me, dat ik u daarmede niet van dienst
kan zijn. Maar ik kan u verzekeren, dat het hier
slechts een ongelukkige samenloop van omstandig
heden betreft en dat u een groote vergissing begaat
door mij van den moord te verden. Bedenkt u toch
eens, dat ik mezelf bij de politie heb aangemeld,
dat het toch veel gemakkelijker voor me zou zijn
geweest in Duitschland te blijven en vandaar even
tueel verder te trekken, waar de politie me niet zoo
gemakkelijk zdh vinden
Weer een koorte pauze, die Hellinger een eeuw
scheen.
„M'n waarde heer", hernam de commissaris ein
delijk en het ongepast amicale, dat in deze woorden
lag opgesloten, schonk den wanhopigen handels
reiziger opnieuw de overtuiging, dat hij hier als
verdachte zat. „mijn waarde heer, dat alles heeft
bij mij natuurlijk wel degelijk een punt van over
weging uitgemaakt. Maar juist het feit, dat je daar
zelf voortdurend de aandacht op vestigt, kan even
goed vóór als tegen je pleiten. Je zult me moeten
toegeven, dat deze gang naar de politie evengoed
een handige manoeuvre kan zijn geweest. Het zou
werkelijk niet voor de eerste maal zijn, dat een
loops donderbus zonder pardon verbeurd werd ver
klaard. 'ap
Een uitgewaaide carbidlantaarn, nijpend lucifers
gebrek en het „verzachtende" bonnetje, recht
gevende op 2 dagen vrij logies met weelderig
ontbijt, diner a la carte en souper varie.
De 22-jarige heer Joseph Gr., student in de chemie
aan de universiteit in 's lands Hoofdstad, logeerde
omtrent Augustus j.l. in het bosch- en zeerijke
Schoorl, om daar bij dennengroen en golfgeklots
wat te bekomen van de giftige dampen in het labo
ratorium opgezogen. Niettemin versmaadde hij ook
niet het welriekend aroma van vette paling, mal-
sche poffertjes en knappende oliebollen en ver
zuimde hij dus niet een bezoek te brengen aan de
Alkmaarsche kermis, die al deze extra heerlijk
heden binnen zijn bereik bracht. Na genoten ker
mispret fietste hij in den nacht van Zaterdag 29
Augustus in gezelschap van zijn vrienden weer te
rug naar het stille in rechtvaardigheids slaapge-
zonken Schoorl en werd alstoen bezocht door de
pechziekte van den nachtelijken wielrijder: zijn car
bidlantaarn waarde uit! Lucifers bezat hij niet,
noch zijn vrienden en een wandeling te maken, heel
naar Schoorl, lustte hem evenmin, dus werd maar
gewaagd lichteloos voort te peddelen. Maar de veld
wachter van Bergen sliep helaas niet en hoewel
verstild met medelijden voor zijn slachtoffer, dat
hij ook al niet met een lucifer kon genezen, zijn
ambtelijken plicht mocht hij niet verzaken en de
uitrijking van het bekende bonnetje bleef niet uit,
hoewel de teerhartige rustbewaarder beloofde het
geincarneerde feit zooveel mogelijk te verzachten.
Met tranen van. deernis met zichzelf in de oogen,
verhaalde Vrijdag de chemist zijn tegenspoed en
wist den kantonrechter zóó te facineeren, dat hem
slechts f2 boete of 2 dagen werd opgelyegd.
Licht! wat is licht? diepte der zeeën en gij aarde
antwoordt mij: wat is licht?
Dit fragment uit het bekende rijmlooze gedicht
van Jan van Beers, kon in den avond van 29 Aug.
ook worden toegevoegd aan den landbouwer Cor
nells Z. van Bergen, die zich per motor omstreeks
11 uur, komende van den Alkmaarschen kermis
huiswaarts begaf. En ook deze heer Cornells Zw.
kon op de vraag naar licht, hem gedaan door een
surveilleerend politieman, geen behoorlijk antwoord
geven daar zijn dynamo niet lekker en zijn accu
uitgeput was, zoodat vóór- noch achterlicht nau
welijks waren op te merken. De gebruikelijke for
maliteiten hadden hierop plaats en heden verscheen
de heer Z., wiens geel lederen motorjekker aan
duidde, dat hij niet belast was met het besturen
van een kleuterwagentje, in de rechtzaal om zich
na luttele oogenblikken te hooren veroordeelen tot
f 6 boete of 6 dagen hechtenis.
Een Alkmaarsche kermisvierder van de Veteranen
klasse.
De boerenarbeider Dirk J. uit Schoorl had, toen
hij Vrijdag voor den Kantonrechter moest verschij
nen zich voor deze eervolle gelegenheid getooid met
een keiharde, brandschoone bef, welke pontificale
uiting van courtoisie voor de rechterlijke macht
inderdaad ten zeerste moest worden geapprecieerd.
Bovengemelde heer Sch. bleek reeds den patri
archalen leeftijd te hebben bereikt van 74 jaren,
wat echter uit zijn jeugdig uiterlijk (zijn blonde
knevel en haardosch werd nog door geen grijshaar
tje ontsierd) en ook niet door zijn jolige gedragin
gen kon worden opgemerkt.
Hij stond namelijk terecht ter zake dronkenschap
op Woensdag 26 Augustus; op welken datum hij te
Alkmaar, ter gelegenheid van de kermis, door een
politieagent op de Laat was aangetroffen in een
toestand, die gewoonlijk door den volksmond wordt
aangeduid als „kaggel" en door meer deftig gesitu
eerden gestipeleerd: „beschonken."
Onze patient echter, wien de vriendelijke lach
geen moment op het gelaat verstierf, scheen het niet
geheel eens te zijn met de telastelegging van over
treding art. 453.
Ik had twei zestig in me dizak, oreerde Derk en
dat is toch niet te veul om kermis van te houwen,
he? Maar ik hep 'n glaasie bier kregen en deer
hewwe ze vast wat in smeten, want ik wier toch
zoo deuzelige
Je kunt anders van f2.60 gemakkelijk pronken
worden, meende de kantonrechter.
Door den heer ambtenaar werd gerequireerd f5
boete of-5 dagen hechtenis.
Mot ik dat nou in iense betalen? vroeg Derk
bedrukt.
Stil maar beduide hem den kantonrechter en
veroordeelde den verdachte tot f 3 boete of 3 dagen
waarop Derk nogmaals met het vraagstuk der be
taling voor den dag kwam en vroeg: Mag ik dat
bij gedeelten betalen? want zie je, ik heb al in geen
14 dagen, drie weken werkt en dus
Neen, het gaat met contant, stelde de kantonrech
ter hem gerust, waarop Derk, blijkbaar niet onvol
daan over de billijke behandeling steeds gemoedelijk
lachend, met een vriendelijken groet de zaal verliet,
den indruk achterlatend dat zoo'n ouwe doorrooker,
zooals de kantonrechter hem amicaal noemde, al
drinkt hij wel eens 'n spatje te veel, zich toch mag
beroemen op een onverstoorbare blijmoedigheid, die
bij al de zure gezichten van de lijders aan den
slechten tijd toch nog gunstig afsteekt.
misdadiger, die zijn vak verstaat, op deze wijze de
aandacht van zich trachtte af te leiden. Vergeet
niet, dat het aantal personen in deze affaire be
trokken, slechts zeer gering is en dat wij den schul
dige moeten zoeken in dien kleinen kring van men
schen, die met het doel van de reis van den heer
Leuvensteyn op de hoogte zijn geweest. Ik weiger
te gelooven, dat de heer Leuvensteyn het slachtoffer
is geworden van een wellikeurigen misdadiger, die
toevallig iemand zou hebben vermoord, die veel geld
bij zich had. Dergelijke gevallen van roofmoord
komen in ons land gelukkig zoo sporadisch voor en
het risico, daaraan voor den dader verbonden is
zóó groot, dat we deze mogelijkheid gerust kunnen
uitschakelen. Neen, deze misdaad is gepleegd door
iemand, die volkomen van den toestand op de
hoogte was en meneer Hellinger de commissaris
verviel nu weer in den ouden plechtigen toon
het spijt me dat ik het zeggen moet, maar zoolang
u geen behoorlijk alibi kunt opgeven, blijft de
schijn tegen u.
Daarbij komt nog, dat de dame, die eergister
avond eveneens in de coupé heeft gezeten, waarin
de heer Leuvensteyn had plaats genomen, mij zoo
even verzekerd heeft in u zoo goed als zeker den
man te hebben herkend, die als vierde passagier in
de bewuste coupé de reis meemaakte. Ik zal haar
straks nog eens met u confronteeren en wanneer
zij dan bij haar verklaring blijft, zal er wel niets
anders opzitten dan u voorloópig in arrest te hou
den".
Hellinger maakte een moedeloos gebaar en staar
de daarna eenlgen tijd zwijgend voor zich uit. Ein
delijk echter scheen hij zich te vermannen en zich
tot den commissaris wendend, zei hij op een toon,
welke men van iemand in zijn positie zeker geens
zins zou hebben verwacht:
,,'t Is goedU kent de wet het recht toe elkeen
in een cel te doen opsluiten, die verdacht wordt
direct of indirect bij een misdaad betrokken te
zijn en ik ben niet in staat mij daartegen te ver
zetten.
(Wordt vervolgd).