Buitenlandsche Brieven Ons Gourantenverhaal Land- en Tuinbouw HET WASSCHEN VAN POOTAARDAPPELEN. Naar aanleiding van het feit dat er dit jaar veel poters zijn, die bezet zijn met de sclerotia van de Rhizoctonia-ziekte en naar aanleiding van het feit, dat er dit jaar meer belangstelling bestaat voor het wasschen van de poters, lijkt het me wel goed, dat eens even in het kort verteld wordt, hoe dat was schen geschieden moet. Over de oorzaken die er toe medegewerkt hebben dat de poters dit jaar meer dan anders besmet zijn met Rhizoctonia zullen we het nu niet hebben. Wie zijn poters wasschen wil, moet het nu zoo spoedig mogelijk doen, want, wacht men te lang, dan is beschadiging heel goed mogelijk, omdat reeds gesproten poters veel meer te lijden hebben van het zgn. wasschen dan niet gesproten poters. Ook is het van belang te weten, dat water, waarvan de tem peratuur te laag is ook van ongunstigen invloed kan zijn. Voor het ontsmetten van pootaardappelen tegen de Rhizoctonia wordt reeds vele jaren met zeer veel succes gebruik gemaakt van een oplossing van sublimaat in water. Voor het ontsmetten van pootaardappelen is dus noodig sublimaat, water en een vat om de oplossing in klaar te maken en de poters in onder te dom pelen. Hier in Noordholland maakt men heel veel gebruik van een houten schuit, die op den wal gehaald wordt en waarin dan de oplossing wordt klaar gemaakt. De oplossing moet zijn ter sterkte van 0.1 pro cent, dat is een gram sublimaat per liter water. Aangezien sublimaat in den handel gebracht wordt in den vorm van pastilles, die juist een gram su blimaat bevatten, gebruikt men dus een pastille per liter water. Heeft men zulk een oplossing klaar gemaakt, dan kunnen de poters er in gebracht worden, maar niet, voordat de poters ontdaan zijn van de grootste gronddeelen, (als die er aan mochten zitten) en men lae de poters anderhalf uur in de oplossing onder gedompeld liggen. Dan worden ze eruit gehaald en natuurlijk zoo spoedig mogelijk in de bakjes gelegd om te drogen. Soms wordt het pootgoed met bakje en al in de oplossing gezet, en in verband met de mogelijkheid van herbeesmetting door de bakjes, is dit dan ook wel aan te bevelen, maar men heeft dan natuurlijk meer vloeistof noodig. Heeft men eenmaal een oplossing gemaakt, dan kan die, als de poters niet te vuil of te schurftig zijn, driemaal gebruikt worden, Dan moet men weer vernieuwen. Doet men alles goed, dan heeft men voor het ont smetten van 3 hl: poters 50 pastilles noodig, dat is ongeveer voor 55 cent. Voor het oplossen van de sublimaat is het (in den kouden tijd vooral) noodig, dat men gebruik maakt van een weinig warm water. Men vergete niet, dat sublimaat een zeer zwaar maaggif is, dus dat het niet onder het bereik komt van kinderen. Overigens kan men er gerust met dfe handen in komen. Slechts een zeer gering percen tage heeft wel eens last van ontstekingen. Tenslotte mag een sublimaatoplossing niet klaar gemaakt worden in een metalen vat; alleen in hoiJt of emaille. De Ambtenaar bij den Plantenziektenkun- digen Dienst, VAN HERWIJNEN. Sint Pancras, September 1931. INDRUKKEN UIT MOSKOU. rentje lijkt op een ouderwetsch station en daar buiten zitten de brandwachten op stoelen en ban ken of zij staan in groepjes op de straat, praten en op hun gemak afwachtend, of er wat te doen komt. Hun khaki uniform met leeren laarzen en riemen schijnen misplaatst in deze ouderwetsc'he omgeving. De brandweer met een trompet. Als ze uittrekken mét de brandauto, ziet men dezelfde oploop van kleine jongens, die men in elk klein plaatsje kan verwachten. De brandweerlieden zetten blinkende koperen helmen op en een van hen blaast onafgebroken op een trompet om het ver keer te waarschuwen dat het voor de brandweer uit den weg moet gaan. De kerk houdt nog stand. Even voorbij het brandweerstation staat de He- melvaartskerk, waar men voor de dagen der revo lutie de aanzienlijkste bewoners van Moskou kon zien onder de Zaterdagavond- en Zondagmorgen diensten. Velen werden in dien tijd tot deze kerk aangetrokken door de uitstekende muziek. Een eeuw geleden trad hier Poesjkin in het huwelijk met Na- tasja Gontjarova, die toen de mooiste vrouw van Moskou werd geacht en door haar onvoorzichtigheid onwillens de oorzaak werd van het duel, waarbij de dichter gedood werd. In dit witte kerkgebouw met zijn klassieke lijnen, zijn koepel en zijn pilaren aan de voorzijde worden nog geregeld godsdienstoefeningen gehouden. Zeker, vele kerken zijn reeds in Moskou verdwenen en er bestaan plannen om tientallen andere, die nog voor godsdienstige doeleinden worden gebruikt, af te breken of tot iets anders in te richten. Doch op het oogenblik is kerkbezoek nog niet geheel on mogelijk. De priesters celebreerden nog den dienst in hun kostbare gewaden en zongen de oude gezan gen. De kerkgangers kwamen en gingen zonder blij ken van vrees, dat men hen zou laten lijden voor liun blijk van trouw aan het oude geloof. Zelfs de bedelaars, die zich voor de revolutie om de kerkdeu ren verdrongen, zijn niet verdwenen. Veertien jaar atheisttsche propaganda. Toch zijn de gevolgen van de anti-godsdienstige campagne wel te bemreken. Niet voor niets bevindt men zich hier in een stad, waarboven de roode vlag waait en waar de muren vol zitten met anti godsdienstige aanplakbiljetten, Het kerkgebouw ziet er eenigszins verwaarloosd uit Als men binnenkomt ziet men onder den Zondagmorgendienst ongeveer 250 kerkgangers terwijl er gemakkelijk plaats zou zijn voor 2500. Nu heeft de Ruo weliswaar de ge woonte om tijdens de langdurige diensten der Rus sische orthodoxe kerk te komen en te gaan zooals het hem goeddunkt, doch meer dan 350 personen hebben er toch zeker niet aan de godsdienstoefe ning deelgenomen. Dit is op zichzelf nog niet zoo bedenkelijk als het feit, dat de meeste kerkgangers, (weinig minder dan 90 procent) ouder waren dan dertig jaar. Er was een enkel jong meisje en i kzag verscheidene kinderen van nog geen twaalf jaar, doch van de oudere jon gens zag ik er misschien een stuk of zes in het ge heel. De jeugd in Rusland schijnt wel zeer van de kerk te zijn vervreemd. De vrome Russen van vroe- ger sterven uit en hun plaatsen schijnen niet door anderen te worden ingenomen. Vroolijke kinderen. Tegenover de brandweer ligt een school, zoodat ik eenige malen per dag groote groepen school- j iknderen voorbij zie gaan. Ze zien er over het alge- meen vroolijk en gezond uit, zijn zeer verschillend, doch in levendige kleeren gekleed en bruin ge- brand door de zon. Ze dragen sokjes of wel, ze dra- gen hun sandalen en schoeenen aan de bloote voe ten. Voor velen schijnen zelfs die schoenen en san dalen nog een ongewone dracht. Zij gaan blijkbaar het liefst blootvoets. (Nadruk verboden.) Het ziet er kleinsteedsch uit. Anti-godsdienstige propaganda. MOSKOU, September 1931. Uit mijn kamer op den beganen grond kijk ik uit op een met keisteenen geplaveide zijweg in een wijk van Moskou, die tot nu toe weinig uiterlijke veranderingen heeft ondergaan sinds het begin van den oorlog en het uitbreken der revolutie. Toch ben ik hier niet meer dan 300 meter verwijdert van een van de drukste punten der stad. Doch deze straat jes hebben in het groote sadsleven geen deel; er komt hier slechts eens in de 15 of 20 minuten een voertuig voorbij. Kleinsteedsche omgeving. Als er 50 meter geen grot flatgebouw stond zou men zich in een klein provinciestadje wanen, want overigens is er in de geheele omgeving geen enkel huis, dat door zijn karakter aan een wereldstad doet denken en het straatruomoer van d ehoofdwegen, die toch zoo dicht bij zijn, klinkt slechts flauw als een verre echo. In den laten namiddag beginnen da gelijks op een gegeven oogenblik de vogels te flui ten en dan is een kwartier lang hun getjilp het duidelijkst hoorbare geluid. Op bepaalde uren van den dag hoort men ook de stemmen van spelende kinderen en een piano eenige huizen verder in de straat. Zelfs de brandwere op den hoek heeft iets klein steedsch over zich. Het bebouw met zijn kleine to- richting te zullen worden beinvloed en dat wensch- te hij tot eiken prijs te voorkomen. Zelf combinee ren en handelen slechts indien het niet anders mogelijk was met hulp van de politie, maar geen inmenging van derden, zelfs al was die derde Han Adams, die reeds meermalen bij andere gelegen heden, waarbij hij Wils als speurder was opgetreden van zijn buitengewone scherpzinnigheid en helder inzicht in crimineele zaken had blijk gegeven. Slechts met Sanders, met wien hij reeds jaren bevriend was, en die zijn, louter uit beroepsijver voortkomende medewerking steeds gaarne had ge accepteerd, wilde hij een en ander bespreken, ook al, omdat hij bij een voortgezet onderzoek den steun der politie niet zou kunnen ontberen. Hij vond den inspecteur alleen aan den ontbijtta fel. Een late dienst had hem van een deel van zijn nachtrust beroofd, zoodat hij wat later dan ge woonlijk was opgestaan. Een kop thee in den rech terhand houdende scheen hij zoo verdiept in het ochtendblad van „de Hoofdstad" hetwelk naast zijn bord op tafel lag, dat hij Wils eerst bemerkte, toen deze met een korte groet tegenover hem plaats nam „Interessant, wat?" vroeg de reporter, doelende op ht artikel, dat ook de belangstelling van den in specteur in bijzondere mate bleek te hebben op- „Zeer interessant"" beaamde deze. zijn kop thee in één teug lidgende. „Jullie persmuskieten, weten toch overal over mee te praten. Als je de critiek van die meneer hier leest, zou je het haast gaan betreuren dat hem het onderzoek in de zaak Leuvensteyn niet is opgedragen. „Je zult me toch moeten toegeven dat er een grond van waarheid in ligt" meende Wils. „Dat is zoo, maar daarom is het niet altijd prettig om dat van een ander te moeten hooren. Je weet wel dat ik een der laatsten ben om alles, wat de politie doet, als welgedaan te beschouwen, maar in menging van buitenstaanders wordt vrijwel in geen enkel vak geduld en ons politiebedrijf, als ik het zoo noemen mag, is tenslottte een vak als elk ander." Wils glimlache. „Tjonge, Wil, als ik je niet beter kende, zou ik nu toch werkelijk aarzelen om met het doel van ONDANKS DE MISLUKKING DER WILKINS- EXPEDITIE, TOCH ONDERZEEBOOTEN. Mis speciaal voor Poolonderzoek gebouwd. Dr. LEONID een bekend deskundige aan het woord. Het mislikken van de Wilkins-expeditie heeft opnieuw een levendige discussie doen ontstaan over de vraag of het doel matig is, den Pool met een onderzeeër te onderzoeken. Wij geven hier een ge sprek weer, dat onze correspondent met den bekenden Poolonderzoeker dr. Leo nid Breitfuss had en waarin deze zijn meening over de actueele kwestie geeft. In de bilbliotheek van het Zoologisch Museum in de Invalidenstraat te Berlijn vindt men. na een langen tocht door naar vocht ruikende donkere gangen, einoelijk den man, die naast professor Baschin tegenwoordig de eenige bekende poolonder zoeker in Duitschland genoemd kan worden. Dr. LeonidBreitfuss. leider van de Krassin-expeditie, in eht jaar 1920, tochtgenoot van talrijke andere Poolexpedities, w.o. twee die in de jaren 1898 en 1908 de belangstelling van de geheele wereld hadden Deze uitstekende kenner van de Noordelijke Yszee bevriend met bijna alle moderne poolonderzoekers en ook tegenwoordig vol belangstelling voor de ver schillende gebeurtenissen op het gebied van het poolonderzoek, is wel de aangewezen man om een oordeel te vellen over de door het ongeluk vervolgde Wilkins-expeditie en een antwoord te geven op de vraag Zijn dookbooten geschikt voor Poolonder zoek? Groot en slank met een scherpbesneden gelaat en mijn bezoek voor den dag te kimen. Een man, die zoo gebeten is op de pers Ook om de lippen van den inspecteur sueelde nu een glimlach. „Als ik jou niet beter kende, Miel, zou ik zeker mijn meening niet zoo rond uit hebben gezegd, al vorens je aan het woord te laten. Kom dus maar voor den dag met je mededeelingen. Wat heb je ontdekt, en waarvoor heb je de hulp van de politie noodig?" Wils vertelde nu uitvoerig hoe hij er toe gekomen was de verpleegster bij den moord op bankier Leuvensteyn van medeplichtigheid te verdenken, en wat de oorzaak was, dat hij de zienswijze van politie en justitie inzake de verdenking van Hel- linger niet deelde. Inspecteur Sanders luisterde aandachtig naar het betoog van den reporter en toen deze zijn mededee lingen even onderbrak om zijn toehoorder gelegen heid te geven een en ander behoorlijk te verwerken, zeide hij: „Wat je me daar vertelt, is alles bijzonder inte ressant. Miel, maar er moet toch iets zijn, wat Je tot dusver verzwegen hebt. Ik ken je laang genoeg om te weten, dat je verdenking tegen de verpleegster niet alleen gebaseerd is op het feit, dat zij eerste klas reisde, al is dit op zichzelf ik geef eht onmiddellijk toe wel eenigszins eigenaardig." Wils tastte in zijn binnenzak en haalde daaruit een portefeuille tevoorschijn, waarin zich een ui terst klein pakje bevond. Het papier zorgvuldig af wikkelend, zeide hij, zijn onderbroken verhaal voort zettend: „Inderdaad Wil er is meer. Bij een zorgvuldige in spectie va nde coupé waarin de misdaad heeft plaats gehad, vond ik, nadat de politie hier reeds een onderzoek had ingesteld, ik leg daar zóó den nadruk op omdat je me anders zou kunnen verwijten het onderzoek van de recherche te hebben bemoeilijkt dit kleine stukje emaille, zooals je ziét slechts ter grootte- van enkele milimeters. Ik zou aan deze vondst zeker niet veel waardje hebben gehecht aanvankelijk was ik geneigd aan te nemen, dat het afkomstig was van een der vele in de coupé's aangebrachte waarschuwingsborden wanneer ik gisteren in de wachtkamer van het een smalende trek om den mond, begint hij te ver tellen in een zeer vreemd klinkend Duitsch dat aan het accent der Russische emigranten herinnert. „Men moet niet zoo schimpen op Wilkins, zooals men tegenwoordig doet. Het is schijnbaar in de mode. Wilkins is een brave poolonderzoeker, die reeds vele resultaten heeft gehad met zijn werk en aok de aangewezen man scheen deze moderne expeditie te leiden. Hij heeft slechts een fout: hij is onderzoeker en geen technicus. Was hij dat wel, dan zou hij vanzelf hebben ingezien wat niet alleen ik, maar ook alle andere poolkenners hebben gezegd en geschreven: met deze boot kunt u slechts on gelukken maken. U zult pech krijgen die uw werk ten zeerste in den weg zal staan." Zooals gezegd: Wilkins is geen technicus. Als hij dat wel was had hij zich in geen geval met de oude in 1918 gebouwde en korten tijd daarna reeds weer buiten dienst gestelden onderzeeboot „Nautilus" In gelaten. Deze boot is een ondeugdelijk instrument In Bridgeport vervaardigd, bezit de „Nautilus" twee Bosch-6ulzer Diesselmotoren voor het varen boven water die tezamen 1000 pk. bezitten en 7000 zee mijlen achter elkaar kunnen afleggen met een snel heid van 10.9 knoopen. Dit aantal echter achter elkaar af te leggen mijlen is op zichzelf klein, maar voor een tocht van Spitsbergen naar Alaska (ongeveer 2100 zeemijlen) genoeg. Het totaal aantal mijlen dat onder water kan worden afgelegd, is echter niet voldoende. Bij een totaal-prestatie van 200 PK. staan de beide electro-motoren hoogstens 40 uren achtereen duiken toe met een snelheid van slechts 3 knoopen. De boot kan dus in het gun stigste geval 125 mijlen onder water afleggen, een afstand, die volgens mij veel te kort is. Een andere constructiefout van de boot is, dat de beide scheepsschroeven niet recht naar achteren staan, doch zijdelings. Zoodra de „Nautilus" dus in het pakijs komt, loopt zij gevaar dat de schroefbla den afgeslagen worden. Wat dat voor een expeditie beteekent, behoef ik niet eens te vertellen. En dan is de wand van de boot veel te dun. Iedere Spree- boot lijkt mij voor de Pool-expeditie geschikter dan de „Nautilus' die zoo onsterk is, dat de minste druk van het ijs een lek tengevolge moet hebben. Ik heb dit alles reeds langen tijd geleden aan be vriende wetenschappelijke organisaties in de Ver- eenigde Staten geschreven. Hoezeer ik hier gelijk heb gehad, bewijst Wilkins radiobericht van 4 Sep tember. waarin hij twee lekken en nog enkele zorg- barende mankementen aan zijn boot meldt. Dat er op de waarschuwingen van mij en ook van andere zijden zoo weinig acht is geslagen, komt, omdat Wilkins, Sverdrup en Villinger te weinig van de technische dingen begrijpen om het gevaar, waarin ze zich wagen, te zien. Had men mij gevraagd, of ik mede wilde gaan, dan had ik in ieder geval ge weigerd, hoewel ik toch in het geheel niet den naam heb, bang te zijn. Tot zoover dus over de boot van deze ongelukkige expeditie. Over het idee om met een onderzeeër naar de Noordpool te gaan kan ik op zich zelf slechts enthousiast zijn. Het is werkelijk grootsch. De verwerkelijking van dit plan echter is een zaak, die niet door poolonderzoekers, maar door technici moet worden opgelost. Wanneer men gaat met een speciaal voor dit doel gebouwd^'onderzeeboot, zijn, de gevaren vrij miniem. Want de grootste gevaren kan men onder water letterlijk en figuurlijk ont duiken. Ijsbergen zijn er in deze regionen niet. maar wel verder zuidelijk. Buitendien heeft de ijs korst In het Poolgebied slechts een dikte van drie meter. Men kan er dus' gemakkelijk doorheen komen. Ook de temperatuur is voor onderzeebooten niet ongunstig, daar het met ijs bedekte water niet veel kouder dan 0 graden zal zijn. Gevaarlijk is voor een duikbootexpeditie slechts het opduiken en het boven water varen. In de voor de expeditie aangewezen zomermaanden (Juli, Au gustus, September) zijn namelijk slechts vijftig pro cent van de nog niet onderzochte gebieden met ijs bedekt, de andere vijftig procent is echter open. Het is nu nog slechts een geldkwestie, een onderzee boot zoo sterk te bouwen, dat de wanden den druk van grootere ronddrijvende ijsschollen zonder scha de kan doorstaan. Eveneeens is het een geldkwestie een ijsboorapparaat te construeeren, dat werkelijk zuiver werkt zonder voortdurend storingen te heb ben. Ik wil er verder bij deze gelegenheid den nadruk op leggen, dat het idee om onder den Noordpool door te varen niet van Wilkins is, doch het eerst werd geopperd door den Oostenrijkschen ingenieur Anschutz. In het vier en veertigste deel van „Me dedeelingen van de Oostenrijksche Geografische ver eeniging" deed Anschutz in het jaar 1901 reeds het voorstel een duikbootexpeditie uit te rusten die, onder het ijs van den Noordpool door zou varen. Natuurlijk heeft- men hem toen uitgelachen. Zijn idee was te grootsch, zoo grootsch zelfs dat het eerst dertig jaren later door Wilkins weer werd opgevat en voor een deel althans werd uitgevoerd. Ik ben er dan ook sterk voor, dat Wilkins' experi ment later nog eens herhaald wordt, en dan niejt met de ondeugdelijke Nautilus maar met een spe ciaal voor dat doel gemaakte boot. De kasten daaraan verbonden zullen niet zoo buitengewoon hoog zijn. De „Nautilus" heeft bv. in het jaar 1918 precies 1 millioen dollar gekost. Moeilijkheden vqoortspruitende uit de aardfor- maties in de verschillende gebieden, zullen aan zulk een tocht nauwelijks verbonden zijn. De Poolzee is een drieduizend meter diepe middenzee tusschen het Amerikaansche en het Europeesche vasteland. Ondieper is zij slechts in de buurt van Alaska, maar ook daar zullen genoeg vaargeulen te vinden zijn. Om al deze redenen houd ik het voor zeer waar schijnlijk, dat naast het luchtverkeer natuurlijk in afzienbaren tijd reeds een regelmatige vracht dienst van Europa op Alaska met onderzeebooten zal worden onderhouden. We staan nu aan het begin van een ontwikkeling, die haar belangrijkste voorvechter, Wilkins zelf, wellicht nog niet kan overzien. Maar over enkele jaren zal men mij gelijkb geven. Het zou zeer verstandig van de scheepsbouwers zijn im nu reeds met de constructie van onderzeeërs met grootere passagiers- en vrachtruimte te be ginnen. (Nadruk verboden.) politiebureau te Rotterdam niet ontdekt had, dat een dergelijk stukje emaille van vrijwel dezelfde af metingen ontbreekt aan een der beide manchetknoo pen, welke zuster Robert droeg Inspecteur Sanders liet een zacht gefluit hooren, doch Wils vervolgde: „Deze manchteknoopen bestnoden uit een rood kruis op een wit veld, alles geëmailleerd, doch een der beide knoopen was beschadigd. Zoowel van het kruis als van het veld was een stukje emaille af gesprongen. En deze ontdekking nu is mede oor zaak dat ik herhaaldelijk bij mezelf de vraag gesteld heb: wie is die zuster Robert en waarom reisde zij naar den Haag? Ik zou er zelfs nog een vraag aan toe kunnen voegen, nl. deze: Hoe kwam het. dat zij zoo pertinent beweerde in Hellinger den gezochten vierden passagier te herkennen terwijl de forens uit Haarlem verklaarde er niet graag een eed op te willen doen, dat Hellinger en de vierde man één en dezelfde persoon waren?" Sanders staarde eenigen tijd zwijgend voor zich uit, alvorens antwoord te geven. Eindelijk zeide hij: zijn bezoeker een blik toewerpend, waarin evenveel waardeering als belangstelling lag opgesloten: „Wat je me daar verteld hebt, Miel, is van zoo groote beteekenis, dat ik hetnog dezen morgen ter kennis zal brengen van den commissaris. Ik twijfel er niet aan, of we zullen ons dan onmiddel lijk met de Rotterdamsche politie in verbinding stellen en het eerste werk van deze zal dan na tuurlijk zijn te trachten de antecedenten van deze zuster Robert te bekomen." Wils boog zich over de tafel heen en legde zijn hand op den arm van den inspecteur. „Is het ab soluut noodzakelijk Wil" vroeg hij, „dat de Rotter damsche politie van mijn ontdekking op de hoogte wordt gebracht? Ik begrijp natuurlijk volkomen, dat je er den commissaris niet buiten kunt laten, maar zou die er nu werkelijk zulke ernstige be zwaren tegen hebben, dat we eerst gezamenlijk eens probeeren wat meer van die verpleegster te weten te komen? Je zult me toch moeten toegeven, dat, wat we tot n utoe ontdekta hebben bitter weinig is, zoo weinig, dat ik me zelfs afvraag,, of het wel voldoende is je collega's in Rotterdam op dit spoor te zetten. Wanneer laer mocht blijken, dat onze GROOTMOEDER VERTELT. door Louise Kalhé. In het voortuintje aan den singel zaten de oude vrouw en het jonge meisje. Ze werkten beiden aan een handwerkje. Het was een prachtige morgen in Juli; de planten stonden in bloei en overal tjilpten de vogels. Paardengetrappel deed het meisje opkijken. Een rijtuig met twee schimmels reed voorbij. „Kijk eens, oma, wat daar aankomt" „Gunst, ja," zei de oude vrouw, „ook toevallig." Ze keken het rijtuig na. Een bruid en bruidegom met twee getuigen, reeden ermee naar het stadhuis. Toen het rijtuig om den hoek verdwenen was werk ten beiden zwijgend door. Na een poosje keek het meisje op. „Ik had het niet moeten zeggen, wel oma," vroeg zij. Glimlachend keek de uode vrouw haar aan. „Dat zou jammer geweest zijn, Mimi," zei ze. „Waar om zou je me niet mogen herinneren aan den mooi- sten dag van mijn leven." „Maar het is vandaag immers juist uw trouwdag?" „Zeker, en het was toen ook een rijtuig met twee schimmels. Dat brengt geluk aan." „Dat wist ik. oma, en daarom was ik bang" „Dat de herinnering aan het geluk me pijn zou doen? Neen kind, Het geluk duurt niet eeuwig. Dat zal je ook eens moeten leeren." De oude vrouw had haar werkje neergelegd en keek een poosje peinzend voor zich uit. „Zal ik je eens iets vertellen over Grootvader?" vroeg ze. „Graag oma." Toen vertelde de grootmoeder van haar trouwdag Zoo'n heerlijke zonnige dag. Geen bruiloft, alleen een dineetje met de beste vrienden, De wederzijd- sche familieleden waren voor het grootste deel niet tegenwoordig. Boos, dat zij een anderen man ge trouwd had. Dat kon niet goed gaan. Hij zat er wel goed bij. Maar zij was te levenslustig voor zoo'n man, die altijd maar met zijn gedachten bij zijn za ken was. Het eerste jaar ging heel gauw voorbij. Dat was een heerlijke tijd voor haar. En toen, Wil ly, Mimi's moeder geboren werd, waren beiden den hemel te rijk. Maar al gauw daarna kwamen de zor gen. Grootvader ging achteruit in zijn zaken. De ge volgen van den wereldoorlog. Zij sprak hem moed in. Begreep zelfs niet, ho ehij zoo zwartgallig kon zijn. Alles moest immers terecht komen. Maar l)et kwam niet terecht. De eene slag volgde op de andere. Het duurde wel heel lang, maar onverbiddelijk brak het nood lot alles af, wat hij in den loop der jaren had op gebouwd. Tot eindelijk wat hij zoo lang gevreesd had, kwam. Hij ging failliet en ze waren straatarm. De familie triomfeerde. Nu had ze wat ze verdiend had. Zorg en een ouden man. Ook de vrienden van vroeger oordeelden op de gebruikelijke manier over den man, die het afgelegd had in den bitte ren strijd om het bestaan. Was hij vroeger een flin ke knappe zakenman geweest, nu haalde men mede lijdend de schouders over hem op. De hulp, die hij kreeg was onvoldoende om er bovenop te komen en hij was te eerlijk om het geld van anderen op het spel te zetten. Jaren van armoe en tobben volg den nu. Maar ze bleven gezond en vochten door al was meermalen geen enkele lichtstraal te zien. Ze steunden elkaar, leefden alleen voor elkaar en hun kind. Hij was alles voor haar en zij voor hem. Kennissen van vroeger en nu lieten hen links lig gen. Het was een bittere tijd en tochvoor geen geld zou zij hebben willen ruilen met andere vrouwen, die nooit zooveel van hun man konden houden als zij van grootvader. Want hij deed alles voor haar. Niets was hem te min. Baantjes waar zijn vroegere omgeving den neus voor ophaalde, nam hij aan, hopende, dat toch eens de kans zou keeren. En hij zag, hoe zij dagelijks den bitteren strijd meestrijd tegen armoe en ontbering. Hoe ze er onder leed, al probeerde ze, zelfs op de somber ste dagen, hem op te vroolijken en te steunen. Toen eindelijk na lange jaren, kreeg hij een vaste betrekking. Genoeg o mvan te leven, heel zui nig. En later werd het nog een beetje beter. Dat was weer een heerlijke tijd voor beiden. Ze waren rijk met weinig, tevreden met heel kleine genoegens. En toen grootvader stierf, wist hij, dat zijn vrouw en kind veilig waren. Het getrappel van paarden deed hen weer opkij ken. De bruidskoets kwam terug van het stadhuis. Keurig zag het span er uit. En de vogels zongen, de bloemen bloeiden en de zon scheen. Grootmoeder staarde het rijtuig na, tot het ver dwenen was. Haar oogen stonden vol tranen. Ze probeerde ze ongemerkt weg te wisschen. Het meisje legde een hand op de hare. „Toe, huil nu niet, op uw trouwdag, oma." En na een stilte: „U mag nooit meer van dien tijd vertellen." Grootmoeder keek glimlachend op. „Je begrijpt het niet, kind" zei ze zacht. „De el lende vergeten we, maar het geluk niet." (Nadruk verboden.) verdenking misplaatst is geweest, dan beteekent dat een hopelooze blamage, zoowel voor jou als voor mij, en ik kan toch bezwaarlijk aannemen, dat je je aan dat gevaar zou willen blootstellen." Sanders lachte. „eJ hebt alweer gelijk, Miel. De mogelijkheid, dat we ons vergissen je houdt me ten goede, dat ik nu ook maar in het meervoud spreek is natuur lijk niet uitgesloten. Over het algemeen geef ik er de voorkeur aan den officieelen weg te bewandelen, maar in dit geval „Kom, kom, oude jongen, het zou niet de eerste keer zijn, dat je van het rechte pad afwijkt. Wan neer je je nog de inbraak bij Gemeren en dat belang wekkende gevalletje met die speelclub op het Spui. waarbij een zekere meneer Wil Sanders, inspecteur der recherche zich nooit zou hebben onderschei den, wanneer er geen aneder dan de, wel gemak kelijke, maar niet altijd tot het doel leidende of- ficieele weg was geweest „Miel" antwoordde de inspecteur op licht bestral- fenden toon, „ik heb je zooeven al gezegd, dat het niet prettig is door een ander op zijn tekortkomin gen te worden gewezen. Maar als vriend, die mij m'n feilen toont," vervolgde hij met een oolijk- knipoogje, „weet ik je. toch te waardeeren, en daarom Zal ik probeeren den commissaris van de- noodzakelijkheid van een voorloopig stilzwijgen te bewaren, te overtuigen. Bravo, oude speurhond, zoo hoor ik je liever. We spreken dus af, dat jij zult trachten eens wat meer van die juffrouw Robert te weten te komen, terwijl ik op me zal nemen, in. het algemeen een oogje in het zeil te houden. Het kan, dunkt me, geen kwaad, dat we haar gangen den eersten tijd eens nauwkeurig nagaan, en ver moedelijk is m ijdat in de gegeven omstandigheden, beter toevertrouwd dan de politie." Wils stond op en reikte den inspecteur de hann. „Dat blijft dus afgesproken. Zoodra ik iets meer weet, hoor je van me en mocht jij intusschen wat wijzer geworden zijn, dan bel je me even op. Suc ces!" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 4