Buitenlandsche
Brieven
Ons Gourantenverhaal
Land- en Tuinbouw
HET WASSCHEN VAN POOTAARDAPPELEN.
Naar aanleiding van het feit dat er dit jaar veel
poters zijn, die bezet zijn met de sclerotia van de
Rhizoctonia-ziekte en naar aanleiding van het feit,
dat er dit jaar meer belangstelling bestaat voor het
wasschen van de poters, lijkt het me wel goed, dat
eens even in het kort verteld wordt, hoe dat was
schen geschieden moet. Over de oorzaken die er toe
medegewerkt hebben dat de poters dit jaar meer
dan anders besmet zijn met Rhizoctonia zullen we
het nu niet hebben.
Wie zijn poters wasschen wil, moet het nu zoo
spoedig mogelijk doen, want, wacht men te lang,
dan is beschadiging heel goed mogelijk, omdat reeds
gesproten poters veel meer te lijden hebben van het
zgn. wasschen dan niet gesproten poters. Ook is
het van belang te weten, dat water, waarvan de tem
peratuur te laag is ook van ongunstigen invloed kan
zijn.
Voor het ontsmetten van pootaardappelen tegen
de Rhizoctonia wordt reeds vele jaren met zeer
veel succes gebruik gemaakt van een oplossing
van sublimaat in water.
Voor het ontsmetten van pootaardappelen is dus
noodig sublimaat, water en een vat om de oplossing
in klaar te maken en de poters in onder te dom
pelen. Hier in Noordholland maakt men heel veel
gebruik van een houten schuit, die op den wal
gehaald wordt en waarin dan de oplossing wordt
klaar gemaakt.
De oplossing moet zijn ter sterkte van 0.1 pro
cent, dat is een gram sublimaat per liter water.
Aangezien sublimaat in den handel gebracht wordt
in den vorm van pastilles, die juist een gram su
blimaat bevatten, gebruikt men dus een pastille per
liter water.
Heeft men zulk een oplossing klaar gemaakt, dan
kunnen de poters er in gebracht worden, maar niet,
voordat de poters ontdaan zijn van de grootste
gronddeelen, (als die er aan mochten zitten) en men
lae de poters anderhalf uur in de oplossing onder
gedompeld liggen. Dan worden ze eruit gehaald en
natuurlijk zoo spoedig mogelijk in de bakjes gelegd
om te drogen. Soms wordt het pootgoed met bakje
en al in de oplossing gezet, en in verband met de
mogelijkheid van herbeesmetting door de bakjes,
is dit dan ook wel aan te bevelen, maar men heeft
dan natuurlijk meer vloeistof noodig.
Heeft men eenmaal een oplossing gemaakt, dan
kan die, als de poters niet te vuil of te schurftig
zijn, driemaal gebruikt worden, Dan moet men weer
vernieuwen.
Doet men alles goed, dan heeft men voor het ont
smetten van 3 hl: poters 50 pastilles noodig, dat is
ongeveer voor 55 cent.
Voor het oplossen van de sublimaat is het (in den
kouden tijd vooral) noodig, dat men gebruik maakt
van een weinig warm water.
Men vergete niet, dat sublimaat een zeer zwaar
maaggif is, dus dat het niet onder het bereik komt
van kinderen. Overigens kan men er gerust met dfe
handen in komen. Slechts een zeer gering percen
tage heeft wel eens last van ontstekingen.
Tenslotte mag een sublimaatoplossing niet klaar
gemaakt worden in een metalen vat; alleen in hoiJt
of emaille.
De Ambtenaar bij den Plantenziektenkun-
digen Dienst,
VAN HERWIJNEN.
Sint Pancras, September 1931.
INDRUKKEN UIT MOSKOU.
rentje lijkt op een ouderwetsch station en daar
buiten zitten de brandwachten op stoelen en ban
ken of zij staan in groepjes op de straat, praten
en op hun gemak afwachtend, of er wat te doen
komt. Hun khaki uniform met leeren laarzen en
riemen schijnen misplaatst in deze ouderwetsc'he
omgeving.
De brandweer met een trompet.
Als ze uittrekken mét de brandauto, ziet men
dezelfde oploop van kleine jongens, die men in elk
klein plaatsje kan verwachten. De brandweerlieden
zetten blinkende koperen helmen op en een van hen
blaast onafgebroken op een trompet om het ver
keer te waarschuwen dat het voor de brandweer
uit den weg moet gaan.
De kerk houdt nog stand.
Even voorbij het brandweerstation staat de He-
melvaartskerk, waar men voor de dagen der revo
lutie de aanzienlijkste bewoners van Moskou kon
zien onder de Zaterdagavond- en Zondagmorgen
diensten. Velen werden in dien tijd tot deze kerk
aangetrokken door de uitstekende muziek. Een eeuw
geleden trad hier Poesjkin in het huwelijk met Na-
tasja Gontjarova, die toen de mooiste vrouw van
Moskou werd geacht en door haar onvoorzichtigheid
onwillens de oorzaak werd van het duel, waarbij de
dichter gedood werd.
In dit witte kerkgebouw met zijn klassieke lijnen,
zijn koepel en zijn pilaren aan de voorzijde worden
nog geregeld godsdienstoefeningen gehouden.
Zeker, vele kerken zijn reeds in Moskou verdwenen
en er bestaan plannen om tientallen andere, die
nog voor godsdienstige doeleinden worden gebruikt,
af te breken of tot iets anders in te richten. Doch
op het oogenblik is kerkbezoek nog niet geheel on
mogelijk. De priesters celebreerden nog den dienst
in hun kostbare gewaden en zongen de oude gezan
gen. De kerkgangers kwamen en gingen zonder blij
ken van vrees, dat men hen zou laten lijden voor
liun blijk van trouw aan het oude geloof. Zelfs de
bedelaars, die zich voor de revolutie om de kerkdeu
ren verdrongen, zijn niet verdwenen.
Veertien jaar atheisttsche propaganda.
Toch zijn de gevolgen van de anti-godsdienstige
campagne wel te bemreken. Niet voor niets bevindt
men zich hier in een stad, waarboven de roode
vlag waait en waar de muren vol zitten met anti
godsdienstige aanplakbiljetten, Het kerkgebouw ziet
er eenigszins verwaarloosd uit Als men binnenkomt
ziet men onder den Zondagmorgendienst ongeveer
250 kerkgangers terwijl er gemakkelijk plaats zou
zijn voor 2500. Nu heeft de Ruo weliswaar de ge
woonte om tijdens de langdurige diensten der Rus
sische orthodoxe kerk te komen en te gaan zooals
het hem goeddunkt, doch meer dan 350 personen
hebben er toch zeker niet aan de godsdienstoefe
ning deelgenomen.
Dit is op zichzelf nog niet zoo bedenkelijk als het
feit, dat de meeste kerkgangers, (weinig minder dan
90 procent) ouder waren dan dertig jaar. Er was een
enkel jong meisje en i kzag verscheidene kinderen
van nog geen twaalf jaar, doch van de oudere jon
gens zag ik er misschien een stuk of zes in het ge
heel. De jeugd in Rusland schijnt wel zeer van de
kerk te zijn vervreemd. De vrome Russen van vroe-
ger sterven uit en hun plaatsen schijnen niet door
anderen te worden ingenomen.
Vroolijke kinderen.
Tegenover de brandweer ligt een school, zoodat
ik eenige malen per dag groote groepen school- j
iknderen voorbij zie gaan. Ze zien er over het alge-
meen vroolijk en gezond uit, zijn zeer verschillend,
doch in levendige kleeren gekleed en bruin ge-
brand door de zon. Ze dragen sokjes of wel, ze dra-
gen hun sandalen en schoeenen aan de bloote voe
ten. Voor velen schijnen zelfs die schoenen en san
dalen nog een ongewone dracht. Zij gaan blijkbaar
het liefst blootvoets.
(Nadruk verboden.)
Het ziet er kleinsteedsch uit.
Anti-godsdienstige propaganda.
MOSKOU, September 1931.
Uit mijn kamer op den beganen grond kijk ik uit
op een met keisteenen geplaveide zijweg in een
wijk van Moskou, die tot nu toe weinig uiterlijke
veranderingen heeft ondergaan sinds het begin van
den oorlog en het uitbreken der revolutie. Toch ben
ik hier niet meer dan 300 meter verwijdert van een
van de drukste punten der stad. Doch deze straat
jes hebben in het groote sadsleven geen deel; er
komt hier slechts eens in de 15 of 20 minuten een
voertuig voorbij.
Kleinsteedsche omgeving.
Als er 50 meter geen grot flatgebouw stond zou
men zich in een klein provinciestadje wanen, want
overigens is er in de geheele omgeving geen enkel
huis, dat door zijn karakter aan een wereldstad doet
denken en het straatruomoer van d ehoofdwegen,
die toch zoo dicht bij zijn, klinkt slechts flauw als
een verre echo. In den laten namiddag beginnen da
gelijks op een gegeven oogenblik de vogels te flui
ten en dan is een kwartier lang hun getjilp het
duidelijkst hoorbare geluid. Op bepaalde uren van
den dag hoort men ook de stemmen van spelende
kinderen en een piano eenige huizen verder in de
straat.
Zelfs de brandwere op den hoek heeft iets klein
steedsch over zich. Het bebouw met zijn kleine to-
richting te zullen worden beinvloed en dat wensch-
te hij tot eiken prijs te voorkomen. Zelf combinee
ren en handelen slechts indien het niet anders
mogelijk was met hulp van de politie, maar geen
inmenging van derden, zelfs al was die derde Han
Adams, die reeds meermalen bij andere gelegen
heden, waarbij hij Wils als speurder was opgetreden
van zijn buitengewone scherpzinnigheid en helder
inzicht in crimineele zaken had blijk gegeven.
Slechts met Sanders, met wien hij reeds jaren
bevriend was, en die zijn, louter uit beroepsijver
voortkomende medewerking steeds gaarne had ge
accepteerd, wilde hij een en ander bespreken, ook
al, omdat hij bij een voortgezet onderzoek den
steun der politie niet zou kunnen ontberen.
Hij vond den inspecteur alleen aan den ontbijtta
fel. Een late dienst had hem van een deel van zijn
nachtrust beroofd, zoodat hij wat later dan ge
woonlijk was opgestaan. Een kop thee in den rech
terhand houdende scheen hij zoo verdiept in het
ochtendblad van „de Hoofdstad" hetwelk naast zijn
bord op tafel lag, dat hij Wils eerst bemerkte, toen
deze met een korte groet tegenover hem plaats nam
„Interessant, wat?" vroeg de reporter, doelende op
ht artikel, dat ook de belangstelling van den in
specteur in bijzondere mate bleek te hebben op-
„Zeer interessant"" beaamde deze. zijn kop thee in
één teug lidgende. „Jullie persmuskieten, weten toch
overal over mee te praten. Als je de critiek van die
meneer hier leest, zou je het haast gaan betreuren
dat hem het onderzoek in de zaak Leuvensteyn niet
is opgedragen.
„Je zult me toch moeten toegeven dat er een
grond van waarheid in ligt" meende Wils.
„Dat is zoo, maar daarom is het niet altijd prettig
om dat van een ander te moeten hooren. Je weet
wel dat ik een der laatsten ben om alles, wat de
politie doet, als welgedaan te beschouwen, maar in
menging van buitenstaanders wordt vrijwel in geen
enkel vak geduld en ons politiebedrijf, als ik het
zoo noemen mag, is tenslottte een vak als elk
ander."
Wils glimlache.
„Tjonge, Wil, als ik je niet beter kende, zou ik
nu toch werkelijk aarzelen om met het doel van
ONDANKS DE MISLUKKING DER WILKINS-
EXPEDITIE, TOCH ONDERZEEBOOTEN.
Mis speciaal voor Poolonderzoek gebouwd.
Dr. LEONID
een bekend deskundige
aan het woord.
Het mislikken van de Wilkins-expeditie
heeft opnieuw een levendige discussie
doen ontstaan over de vraag of het doel
matig is, den Pool met een onderzeeër
te onderzoeken. Wij geven hier een ge
sprek weer, dat onze correspondent met
den bekenden Poolonderzoeker dr. Leo
nid Breitfuss had en waarin deze zijn
meening over de actueele kwestie geeft.
In de bilbliotheek van het Zoologisch Museum
in de Invalidenstraat te Berlijn vindt men. na een
langen tocht door naar vocht ruikende donkere
gangen, einoelijk den man, die naast professor
Baschin tegenwoordig de eenige bekende poolonder
zoeker in Duitschland genoemd kan worden. Dr.
LeonidBreitfuss. leider van de Krassin-expeditie,
in eht jaar 1920, tochtgenoot van talrijke andere
Poolexpedities, w.o. twee die in de jaren 1898 en
1908 de belangstelling van de geheele wereld hadden
Deze uitstekende kenner van de Noordelijke Yszee
bevriend met bijna alle moderne poolonderzoekers
en ook tegenwoordig vol belangstelling voor de ver
schillende gebeurtenissen op het gebied van het
poolonderzoek, is wel de aangewezen man om een
oordeel te vellen over de door het ongeluk vervolgde
Wilkins-expeditie en een antwoord te geven op de
vraag Zijn dookbooten geschikt voor Poolonder
zoek?
Groot en slank met een scherpbesneden gelaat en
mijn bezoek voor den dag te kimen. Een man, die
zoo gebeten is op de pers
Ook om de lippen van den inspecteur sueelde nu
een glimlach.
„Als ik jou niet beter kende, Miel, zou ik zeker
mijn meening niet zoo rond uit hebben gezegd, al
vorens je aan het woord te laten. Kom dus maar
voor den dag met je mededeelingen. Wat heb je
ontdekt, en waarvoor heb je de hulp van de politie
noodig?"
Wils vertelde nu uitvoerig hoe hij er toe gekomen
was de verpleegster bij den moord op bankier
Leuvensteyn van medeplichtigheid te verdenken,
en wat de oorzaak was, dat hij de zienswijze van
politie en justitie inzake de verdenking van Hel-
linger niet deelde.
Inspecteur Sanders luisterde aandachtig naar het
betoog van den reporter en toen deze zijn mededee
lingen even onderbrak om zijn toehoorder gelegen
heid te geven een en ander behoorlijk te verwerken,
zeide hij:
„Wat je me daar vertelt, is alles bijzonder inte
ressant. Miel, maar er moet toch iets zijn, wat Je
tot dusver verzwegen hebt. Ik ken je laang genoeg
om te weten, dat je verdenking tegen de verpleegster
niet alleen gebaseerd is op het feit, dat zij eerste
klas reisde, al is dit op zichzelf ik geef eht
onmiddellijk toe wel eenigszins eigenaardig."
Wils tastte in zijn binnenzak en haalde daaruit
een portefeuille tevoorschijn, waarin zich een ui
terst klein pakje bevond. Het papier zorgvuldig af
wikkelend, zeide hij, zijn onderbroken verhaal voort
zettend:
„Inderdaad Wil er is meer. Bij een zorgvuldige in
spectie va nde coupé waarin de misdaad heeft
plaats gehad, vond ik, nadat de politie hier reeds
een onderzoek had ingesteld, ik leg daar zóó
den nadruk op omdat je me anders zou kunnen
verwijten het onderzoek van de recherche te hebben
bemoeilijkt dit kleine stukje emaille, zooals je ziét
slechts ter grootte- van enkele milimeters.
Ik zou aan deze vondst zeker niet veel waardje
hebben gehecht aanvankelijk was ik geneigd aan
te nemen, dat het afkomstig was van een der vele
in de coupé's aangebrachte waarschuwingsborden
wanneer ik gisteren in de wachtkamer van het
een smalende trek om den mond, begint hij te ver
tellen in een zeer vreemd klinkend Duitsch dat aan
het accent der Russische emigranten herinnert.
„Men moet niet zoo schimpen op Wilkins, zooals
men tegenwoordig doet. Het is schijnbaar in de
mode. Wilkins is een brave poolonderzoeker, die
reeds vele resultaten heeft gehad met zijn werk en
aok de aangewezen man scheen deze moderne
expeditie te leiden. Hij heeft slechts een fout: hij
is onderzoeker en geen technicus. Was hij dat wel,
dan zou hij vanzelf hebben ingezien wat niet alleen
ik, maar ook alle andere poolkenners hebben gezegd
en geschreven: met deze boot kunt u slechts on
gelukken maken. U zult pech krijgen die uw werk
ten zeerste in den weg zal staan."
Zooals gezegd: Wilkins is geen technicus. Als hij
dat wel was had hij zich in geen geval met de oude
in 1918 gebouwde en korten tijd daarna reeds weer
buiten dienst gestelden onderzeeboot „Nautilus" In
gelaten. Deze boot is een ondeugdelijk instrument
In Bridgeport vervaardigd, bezit de „Nautilus" twee
Bosch-6ulzer Diesselmotoren voor het varen boven
water die tezamen 1000 pk. bezitten en 7000 zee
mijlen achter elkaar kunnen afleggen met een snel
heid van 10.9 knoopen. Dit aantal echter achter
elkaar af te leggen mijlen is op zichzelf klein,
maar voor een tocht van Spitsbergen naar Alaska
(ongeveer 2100 zeemijlen) genoeg. Het totaal aantal
mijlen dat onder water kan worden afgelegd, is
echter niet voldoende. Bij een totaal-prestatie van
200 PK. staan de beide electro-motoren hoogstens
40 uren achtereen duiken toe met een snelheid van
slechts 3 knoopen. De boot kan dus in het gun
stigste geval 125 mijlen onder water afleggen, een
afstand, die volgens mij veel te kort is.
Een andere constructiefout van de boot is, dat de
beide scheepsschroeven niet recht naar achteren
staan, doch zijdelings. Zoodra de „Nautilus" dus in
het pakijs komt, loopt zij gevaar dat de schroefbla
den afgeslagen worden. Wat dat voor een expeditie
beteekent, behoef ik niet eens te vertellen. En dan
is de wand van de boot veel te dun. Iedere Spree-
boot lijkt mij voor de Pool-expeditie geschikter dan
de „Nautilus' die zoo onsterk is, dat de minste
druk van het ijs een lek tengevolge moet hebben.
Ik heb dit alles reeds langen tijd geleden aan be
vriende wetenschappelijke organisaties in de Ver-
eenigde Staten geschreven. Hoezeer ik hier gelijk
heb gehad, bewijst Wilkins radiobericht van 4 Sep
tember. waarin hij twee lekken en nog enkele zorg-
barende mankementen aan zijn boot meldt. Dat er
op de waarschuwingen van mij en ook van andere
zijden zoo weinig acht is geslagen, komt, omdat
Wilkins, Sverdrup en Villinger te weinig van de
technische dingen begrijpen om het gevaar, waarin
ze zich wagen, te zien. Had men mij gevraagd, of
ik mede wilde gaan, dan had ik in ieder geval ge
weigerd, hoewel ik toch in het geheel niet den naam
heb, bang te zijn.
Tot zoover dus over de boot van deze ongelukkige
expeditie. Over het idee om met een onderzeeër
naar de Noordpool te gaan kan ik op zich zelf
slechts enthousiast zijn. Het is werkelijk grootsch.
De verwerkelijking van dit plan echter is een zaak,
die niet door poolonderzoekers, maar door technici
moet worden opgelost. Wanneer men gaat met een
speciaal voor dit doel gebouwd^'onderzeeboot, zijn,
de gevaren vrij miniem. Want de grootste gevaren
kan men onder water letterlijk en figuurlijk ont
duiken. Ijsbergen zijn er in deze regionen niet.
maar wel verder zuidelijk. Buitendien heeft de ijs
korst In het Poolgebied slechts een dikte van drie
meter. Men kan er dus' gemakkelijk doorheen
komen. Ook de temperatuur is voor onderzeebooten
niet ongunstig, daar het met ijs bedekte water niet
veel kouder dan 0 graden zal zijn.
Gevaarlijk is voor een duikbootexpeditie slechts
het opduiken en het boven water varen. In de voor
de expeditie aangewezen zomermaanden (Juli, Au
gustus, September) zijn namelijk slechts vijftig pro
cent van de nog niet onderzochte gebieden met ijs
bedekt, de andere vijftig procent is echter open.
Het is nu nog slechts een geldkwestie, een onderzee
boot zoo sterk te bouwen, dat de wanden den druk
van grootere ronddrijvende ijsschollen zonder scha
de kan doorstaan. Eveneeens is het een geldkwestie
een ijsboorapparaat te construeeren, dat werkelijk
zuiver werkt zonder voortdurend storingen te heb
ben.
Ik wil er verder bij deze gelegenheid den nadruk
op leggen, dat het idee om onder den Noordpool
door te varen niet van Wilkins is, doch het eerst
werd geopperd door den Oostenrijkschen ingenieur
Anschutz. In het vier en veertigste deel van „Me
dedeelingen van de Oostenrijksche Geografische ver
eeniging" deed Anschutz in het jaar 1901 reeds het
voorstel een duikbootexpeditie uit te rusten die,
onder het ijs van den Noordpool door zou varen.
Natuurlijk heeft- men hem toen uitgelachen. Zijn
idee was te grootsch, zoo grootsch zelfs dat het eerst
dertig jaren later door Wilkins weer werd opgevat
en voor een deel althans werd uitgevoerd.
Ik ben er dan ook sterk voor, dat Wilkins' experi
ment later nog eens herhaald wordt, en dan niejt
met de ondeugdelijke Nautilus maar met een spe
ciaal voor dat doel gemaakte boot. De kasten
daaraan verbonden zullen niet zoo buitengewoon
hoog zijn. De „Nautilus" heeft bv. in het jaar 1918
precies 1 millioen dollar gekost.
Moeilijkheden vqoortspruitende uit de aardfor-
maties in de verschillende gebieden, zullen aan zulk
een tocht nauwelijks verbonden zijn. De Poolzee
is een drieduizend meter diepe middenzee tusschen
het Amerikaansche en het Europeesche vasteland.
Ondieper is zij slechts in de buurt van Alaska, maar
ook daar zullen genoeg vaargeulen te vinden zijn.
Om al deze redenen houd ik het voor zeer waar
schijnlijk, dat naast het luchtverkeer natuurlijk
in afzienbaren tijd reeds een regelmatige vracht
dienst van Europa op Alaska met onderzeebooten
zal worden onderhouden. We staan nu aan het
begin van een ontwikkeling, die haar belangrijkste
voorvechter, Wilkins zelf, wellicht nog niet kan
overzien.
Maar over enkele jaren zal men mij gelijkb geven.
Het zou zeer verstandig van de scheepsbouwers zijn
im nu reeds met de constructie van onderzeeërs
met grootere passagiers- en vrachtruimte te be
ginnen.
(Nadruk verboden.)
politiebureau te Rotterdam niet ontdekt had, dat
een dergelijk stukje emaille van vrijwel dezelfde af
metingen ontbreekt aan een der beide manchetknoo
pen, welke zuster Robert droeg
Inspecteur Sanders liet een zacht gefluit hooren,
doch Wils vervolgde:
„Deze manchteknoopen bestnoden uit een rood
kruis op een wit veld, alles geëmailleerd, doch een
der beide knoopen was beschadigd. Zoowel van het
kruis als van het veld was een stukje emaille af
gesprongen. En deze ontdekking nu is mede oor
zaak dat ik herhaaldelijk bij mezelf de vraag gesteld
heb: wie is die zuster Robert en waarom reisde zij
naar den Haag? Ik zou er zelfs nog een vraag aan
toe kunnen voegen, nl. deze: Hoe kwam het. dat zij
zoo pertinent beweerde in Hellinger den gezochten
vierden passagier te herkennen terwijl de forens
uit Haarlem verklaarde er niet graag een eed op
te willen doen, dat Hellinger en de vierde man één
en dezelfde persoon waren?"
Sanders staarde eenigen tijd zwijgend voor zich
uit, alvorens antwoord te geven. Eindelijk zeide hij:
zijn bezoeker een blik toewerpend, waarin evenveel
waardeering als belangstelling lag opgesloten:
„Wat je me daar verteld hebt, Miel, is van zoo
groote beteekenis, dat ik hetnog dezen morgen
ter kennis zal brengen van den commissaris. Ik
twijfel er niet aan, of we zullen ons dan onmiddel
lijk met de Rotterdamsche politie in verbinding
stellen en het eerste werk van deze zal dan na
tuurlijk zijn te trachten de antecedenten van deze
zuster Robert te bekomen."
Wils boog zich over de tafel heen en legde zijn
hand op den arm van den inspecteur. „Is het ab
soluut noodzakelijk Wil" vroeg hij, „dat de Rotter
damsche politie van mijn ontdekking op de hoogte
wordt gebracht? Ik begrijp natuurlijk volkomen,
dat je er den commissaris niet buiten kunt laten,
maar zou die er nu werkelijk zulke ernstige be
zwaren tegen hebben, dat we eerst gezamenlijk eens
probeeren wat meer van die verpleegster te weten
te komen? Je zult me toch moeten toegeven, dat,
wat we tot n utoe ontdekta hebben bitter weinig
is, zoo weinig, dat ik me zelfs afvraag,, of het wel
voldoende is je collega's in Rotterdam op dit spoor
te zetten. Wanneer laer mocht blijken, dat onze
GROOTMOEDER VERTELT.
door Louise Kalhé.
In het voortuintje aan den singel zaten de oude
vrouw en het jonge meisje. Ze werkten beiden aan
een handwerkje. Het was een prachtige morgen in
Juli; de planten stonden in bloei en overal tjilpten
de vogels.
Paardengetrappel deed het meisje opkijken. Een
rijtuig met twee schimmels reed voorbij.
„Kijk eens, oma, wat daar aankomt"
„Gunst, ja," zei de oude vrouw, „ook toevallig."
Ze keken het rijtuig na. Een bruid en bruidegom
met twee getuigen, reeden ermee naar het stadhuis.
Toen het rijtuig om den hoek verdwenen was werk
ten beiden zwijgend door.
Na een poosje keek het meisje op.
„Ik had het niet moeten zeggen, wel oma," vroeg
zij.
Glimlachend keek de uode vrouw haar aan.
„Dat zou jammer geweest zijn, Mimi," zei ze. „Waar
om zou je me niet mogen herinneren aan den mooi-
sten dag van mijn leven."
„Maar het is vandaag immers juist uw trouwdag?"
„Zeker, en het was toen ook een rijtuig met twee
schimmels. Dat brengt geluk aan."
„Dat wist ik. oma, en daarom was ik bang"
„Dat de herinnering aan het geluk me pijn zou
doen? Neen kind, Het geluk duurt niet eeuwig.
Dat zal je ook eens moeten leeren."
De oude vrouw had haar werkje neergelegd en
keek een poosje peinzend voor zich uit.
„Zal ik je eens iets vertellen over Grootvader?"
vroeg ze.
„Graag oma."
Toen vertelde de grootmoeder van haar trouwdag
Zoo'n heerlijke zonnige dag. Geen bruiloft, alleen
een dineetje met de beste vrienden, De wederzijd-
sche familieleden waren voor het grootste deel niet
tegenwoordig. Boos, dat zij een anderen man ge
trouwd had. Dat kon niet goed gaan. Hij zat er wel
goed bij. Maar zij was te levenslustig voor zoo'n
man, die altijd maar met zijn gedachten bij zijn za
ken was. Het eerste jaar ging heel gauw voorbij.
Dat was een heerlijke tijd voor haar. En toen, Wil
ly, Mimi's moeder geboren werd, waren beiden den
hemel te rijk. Maar al gauw daarna kwamen de zor
gen. Grootvader ging achteruit in zijn zaken. De ge
volgen van den wereldoorlog. Zij sprak hem moed
in. Begreep zelfs niet, ho ehij zoo zwartgallig kon
zijn. Alles moest immers terecht komen. Maar l)et
kwam niet terecht.
De eene slag volgde op de andere. Het duurde
wel heel lang, maar onverbiddelijk brak het nood
lot alles af, wat hij in den loop der jaren had op
gebouwd. Tot eindelijk wat hij zoo lang gevreesd
had, kwam. Hij ging failliet en ze waren straatarm.
De familie triomfeerde. Nu had ze wat ze verdiend
had. Zorg en een ouden man. Ook de vrienden
van vroeger oordeelden op de gebruikelijke manier
over den man, die het afgelegd had in den bitte
ren strijd om het bestaan. Was hij vroeger een flin
ke knappe zakenman geweest, nu haalde men mede
lijdend de schouders over hem op. De hulp, die hij
kreeg was onvoldoende om er bovenop te komen
en hij was te eerlijk om het geld van anderen op
het spel te zetten. Jaren van armoe en tobben volg
den nu. Maar ze bleven gezond en vochten door
al was meermalen geen enkele lichtstraal te zien.
Ze steunden elkaar, leefden alleen voor elkaar en
hun kind. Hij was alles voor haar en zij voor hem.
Kennissen van vroeger en nu lieten hen links lig
gen. Het was een bittere tijd en tochvoor
geen geld zou zij hebben willen ruilen met andere
vrouwen, die nooit zooveel van hun man konden
houden als zij van grootvader. Want hij deed alles
voor haar. Niets was hem te min. Baantjes waar
zijn vroegere omgeving den neus voor ophaalde,
nam hij aan, hopende, dat toch eens de kans zou
keeren. En hij zag, hoe zij dagelijks den bitteren
strijd meestrijd tegen armoe en ontbering. Hoe ze
er onder leed, al probeerde ze, zelfs op de somber
ste dagen, hem op te vroolijken en te steunen.
Toen eindelijk na lange jaren, kreeg hij een
vaste betrekking. Genoeg o mvan te leven, heel zui
nig. En later werd het nog een beetje beter. Dat was
weer een heerlijke tijd voor beiden. Ze waren rijk
met weinig, tevreden met heel kleine genoegens.
En toen grootvader stierf, wist hij, dat zijn vrouw
en kind veilig waren.
Het getrappel van paarden deed hen weer opkij
ken. De bruidskoets kwam terug van het stadhuis.
Keurig zag het span er uit. En de vogels zongen,
de bloemen bloeiden en de zon scheen.
Grootmoeder staarde het rijtuig na, tot het ver
dwenen was. Haar oogen stonden vol tranen. Ze
probeerde ze ongemerkt weg te wisschen.
Het meisje legde een hand op de hare.
„Toe, huil nu niet, op uw trouwdag, oma."
En na een stilte:
„U mag nooit meer van dien tijd vertellen."
Grootmoeder keek glimlachend op.
„Je begrijpt het niet, kind" zei ze zacht. „De el
lende vergeten we, maar het geluk niet."
(Nadruk verboden.)
verdenking misplaatst is geweest, dan beteekent dat
een hopelooze blamage, zoowel voor jou als voor mij,
en ik kan toch bezwaarlijk aannemen, dat je je aan
dat gevaar zou willen blootstellen."
Sanders lachte.
„eJ hebt alweer gelijk, Miel. De mogelijkheid,
dat we ons vergissen je houdt me ten goede, dat
ik nu ook maar in het meervoud spreek is natuur
lijk niet uitgesloten. Over het algemeen geef ik er
de voorkeur aan den officieelen weg te bewandelen,
maar in dit geval
„Kom, kom, oude jongen, het zou niet de eerste
keer zijn, dat je van het rechte pad afwijkt. Wan
neer je je nog de inbraak bij Gemeren en dat belang
wekkende gevalletje met die speelclub op het Spui.
waarbij een zekere meneer Wil Sanders, inspecteur
der recherche zich nooit zou hebben onderschei
den, wanneer er geen aneder dan de, wel gemak
kelijke, maar niet altijd tot het doel leidende of-
ficieele weg was geweest
„Miel" antwoordde de inspecteur op licht bestral-
fenden toon, „ik heb je zooeven al gezegd, dat het
niet prettig is door een ander op zijn tekortkomin
gen te worden gewezen. Maar als vriend, die mij
m'n feilen toont," vervolgde hij met een oolijk-
knipoogje, „weet ik je. toch te waardeeren, en
daarom
Zal ik probeeren den commissaris van de-
noodzakelijkheid van een voorloopig stilzwijgen te
bewaren, te overtuigen. Bravo, oude speurhond,
zoo hoor ik je liever. We spreken dus af, dat jij
zult trachten eens wat meer van die juffrouw Robert
te weten te komen, terwijl ik op me zal nemen, in.
het algemeen een oogje in het zeil te houden.
Het kan, dunkt me, geen kwaad, dat we haar gangen
den eersten tijd eens nauwkeurig nagaan, en ver
moedelijk is m ijdat in de gegeven omstandigheden,
beter toevertrouwd dan de politie."
Wils stond op en reikte den inspecteur de hann.
„Dat blijft dus afgesproken. Zoodra ik iets meer
weet, hoor je van me en mocht jij intusschen wat
wijzer geworden zijn, dan bel je me even op. Suc
ces!"
Wordt vervolgd.