Wat ik hoorde en zag op de
Zaterdagavondmarkt te Alkmaar
Voor Verstrooiing en Verpopzing
Voorbij. Iets Verder kwam de tankwagen tegen
■niet minder dan zes boomen aan, staande aan den.
rechterkant van den weg. Bij den zevenden'kan
telde de auto en kwam dwars over den weg te
liggen. De geheele voorkant werd ingedrukt,!
terwijl ze ook anders zwaar beschadigd was. De
carburateur vatte vlam, doch gelukkig wisten
de omwonenden, die op het geluid van den knal
waren toegeschoten, met zakken zand en emmers
water den brand te blusschen.
Door de omwonenden en de politie, moest, al
vorens men den chauffeur, die gelneel bekneld
was geraakt, kon bevrijden, de wagen weer over
eind gezet worden. TToen eindelijk het sladnt-
offer was bevrijd, ga fliet nog eenige teekènen'
van leven. De onmiddellijk gewaarschuwde ge
neesheer, dr. J- v. d. Berg, constateerde een inge
drukte borstkas, een bekkenbreuk, terwijl het
slachtoffer verder Inoofdwonden bekomen had. De
gewonde werd in de boerderij van den heer Mul
der binnengedragen, waar "hij kort daarna over
leed.
Burgemeester Johgbloed van Vries was direct
op de plaats van het ongeluk aanwezig. Het
lijk van'den chauffeur, dat naar Vries is overge
bracht, alsmed ede auto zijn in beslag genomen.
'Over de oorzaak van het ongeval tast men nog
in het duister. Van verblindende lichten van een
uit, de tegenovergestelde richting komende auto
is geen sprake. Misschien is het stuur defect
geraakt terwijl ook bekend was, dat Vr. meestal
snel reed.
Intusschen was het enkele bezoekers in het
café Homan te Vries, waar het slachtoffer nog
even te voren had vertoefd, opgevallen, dat Vre-
dehburg zich niet wel scheen te voelen. Het
slachtoffer laat een vrouw en eén kind achter.
Groote brand in een dessa.
53 huizen een prooi der vlammen.
In de dessa Bantar Peteuj in Zuid-Garoet,
nabij de ondernemingen Boenisari en Bangsasin-
ga, heeft een hevige brand gewoed, welke werd
veroorzaakt door een met vuur spelenden knaap.
De dessa was in een half uur tijds gelneel afge
brand. Niets is gered- De bewoners zijn in een
paniekstemming gevlucht. 53 huizen werden een
prooi der vlammen. Door den administrateur van
de bovengenoemde ondernemingen en het Binnen-
landsch Bestuur werd hulp verleend. Persoonlijke
ongelukken deden zich bij dezen brand niet voor.
De schade bedraagt eenige duizenden guldens.
Uit de ouderlijke woning gevlucht.
Maandagmorgen om 8 uur heeft de 14-jarige
Ohristoffer Roll de ouderlijke woning aan de
langeleegte te Veendam verlaten en is nog niet
weer teruggekeerd. Op eën briefkaart die hij
aan zijn ouders gezonden heeft staat vermeld
dat hij op reis was naar Maastricht, waar een
zijner broers woont. Direct zijn pogingen in het
werk gesteld om den jeugdigen reiziger met een
auto na te reizen en hem zoodoende op te spo
ren, maar tot heden nog zonde rresultaat.
Naar vernomen wordt moet de vrees voor een
slécht, rapport van de ambachtschool, waarvan
hij leerling is, hem tot dezen daad hebben ge
dreven.
De koopman in „damesgoederen" is een man van
de wereld. Hij koestert eerbied voor het schoone
geslacht, die reden geeft tot het vermoeden, dat de i
koopman beter opvoeding genoten heeft dan noodig j
is om een behoorlijk marktfiguur te slaan.
Met een zeer merkbare voorliefde behandelt hij
de afdeeling „damesgoederen". Zij bekleeden eene
eereplaats in zijn uitstalling en hij borstelt ze met
een zorg, die alweer reden geeft tot het vernfoeden,
dat hij geleerd heeft „damesgarderobes" te behan
delen, 't zij als echtgenoot van een dame, die er een
bezat, 't zij als knecht in een modemagazijn. Het
eerste is meer waarschijnlijk.
Hij is een man met een zeer levende conversatie.
Hij boeit de dames, die neiging toonen tot koopen,
onmiddellijk door zijn aangename wijze van optre
den. i
Er kwam een juffrouw, of neen, laten wij 't eerlijk
erkennen, een vrouw. Zij stak niet dik in de kleeren,
de koopman bemerkte dat met een kennersoog en
hij vroeg zeer hoffelijk buigend: i
Iets van uw dienst dame, dame?
De dame keek hem aan met een gezicht van 1
„hou je me nou voor den gek" en antwoordde kortaf
bits ja.
En wat dan, as ik vragen mag?
Een rok.
Aha, een rok, zei u. Wat 'n geluk, dat u bij
me komt. Ik heb een voorraad rokken daar val
je van omver. Nee, blijf u maar staan, anders
moet ik u nog opzoeken. Stuur alle dames maar uit
Waar woont u?'Sint Pancras! Mooi dorp. Ik
heb er in garnizoen gelegen, toen Alkmaar ontzet
is. Nou, stuur alle dames maar uit Sint Pancras
bij me, ik steek ze in de rok. Zijden, fluweelen,
pluche, wollen, linnen en katoenen rokken, die je
op bals kan aandoen, rokken om op straat te dra
gen, rokken voor alle jaargetijden, rokken voor alle
standen, rokken, rokken, rokken, in alle soorten.
Heel luid werd het laatste uitgeroepen.
Ik wou een grijze bovenrok hebben.
Duur of goedkoop?
Ge'koop, natuurlijk.
Nou, dan zal 'k u een rokkie komen" staan te
laten bekijken.
En hij graaide in zijn collectie en trok er een
bruine rok uit, werkelijk iets moois.
Wat zeg je daaryan?
De juffrouw zei niks.
Nou, bevalt ze je? De koopman werd ver
trouwelijker.
'k Mot eerst weten of-ie past.
Eep rok past altijd. Als ie te wijd is, bindt je
een ceintuur om het middel. Een stuk touw is ook
göed.
En as ie te nauw is?
U is ook bij, juffrouw. Te nauw? dat kan niet,
Een rok, die te nauw is, moet nog gemaakt worden.
De damesmiddfeltjes worden al nauwer en dunner
en de rokken blijven even wijd.
Ja, maar is ie lang genoeg?
Komt u maar even binnen. Een salon apart
heb 'k niet, maar in mijn kraam staat u zoo on
zichtbaar as een kindje, dat nog geboren moet
wordep. Alleen, 't zal wat donker wezen, maar 'k
heb nog geen electrisch licht van binnen.
De juffrouw trad de kraam binnen en de koop
man, nam de rok in de hand.
Steekt u nou uw been vooruit, zóó strak, of u
Asschepoester was en de prins 't glazen muiltje aan
paste. Let op, ik hou de hand bij uw middel en kijk
nou zelf, de rok is nog iets korter dan voetvrij. Dat
is tegenwoordig „haute nevaute". As de dames
ouder worden, juffrouw, komen ze vanzelf in de
mode, ziet u, want een mensch krimt in. Nou?
Ja, hij is lang genog. Nou mot 'k de kwaliteit
ers zien.
Da's haast niet noodig. In mijn magazijn is
alles van superieure kwaliteit, 't Is best goed. Geen
'mot ér in en geen gaten. Deze rok is geheel nieuw.
Eén maal gedragen door een dame uit de deftigste
standen. Die dames dragen de rokken maar één of
tweemaal.
Nou?
De stof is goed. Een beetje verskoten allien.
En hoeveul vraag je d'r voor?
Dat moet u niet vragen. U mot vragen hoe
veel stuivers mag ik je voor je moeite geven. De
rok heeft u cadeau. De koopman werd weer
beleefder.
Nou, hoeveel?
Zie U wel, juffrouw, dat er op die stof een
fluweelen glans ligt. Er is fluweel in. 't Is half flu
weel, half zijde, 't Is een beeld van een rok. Als u
bij den minister op audiëntie most, om een pen
sioen te vragen van tien gulden per week, kon u
heöi aandoen. U steekt er de heele buurt waar u
woont er de oogen mee uit. Ze zullen zich blind op
u kijken. U zal de mooiste van de heele buurt wezen.
Neem er een manteltje bij, dan zullen ze denken,
dat U een erfenis heb gekregen.
Nee, allien de rok. Wat mot ie kosten?
In eens af, zonder dingen! Negen kwartjes.
Hè, negen kwartjes! Hou jij je rokkie zelf
maar hoor! Goeie dag.
't Is avond, juffrouw. Een oogenblik. Zoo
gauw mot je de kans op 'n vrijer niet voorbij laten
gaan.
'k "Ben. allang getrouwd, zei de juffrouw. Al
een jaar of acht.
Hè, dat zou je niet aan je zeggen. En al kin
deren?
Zes.
Nou, mensch, dat zou je ook niet aan je
zeggen. Wel, wel, je ziet er zoo jeugdig uit. Als 'k
ook al niet getrouwd was en jij. ook niet, zou 'k 'n
kansje wagen. De koopman had den vertrouwe-
lijken toon weer aahgenomen.
Nou, hoeveul gaat er af?
We zouen een goed paar wezen. Je kon zoo
veel rokken dragen as je wou en mantels ook. Wat
jammer, dat ik je niet zestien jaar geleden heb
gekend.
Ik geeft je vijftien stuivers, geen cent meer.
As we op trouwen stonden, juffrouw, zou 'k
't nog niet kunnen doen. En voor m'n aanstaande
vrouw zou 'k veel over hebben, heusch! Neen, ik
geef 'm voor een daaldertje en dan alleen maar
omdat je zooveel lijk op m'n eerste meisie. Dat Is
al achtten jaar geleden. Ja, de tijd gaat gauw om.
Een mensch Is oud voordat ie 't weet. Een mensch
verslijt gauwer dan zoo'n rok. Neemt 't voor een
daalder en de ouderdom zal je vooreerst niet- zien
kunnen.
Nou, een gulden, maar dan ok gien cent meer.
Een gulden? Dan zou j' 'm niet te duur heb
ben. Nou aiijn, je bent ook alleman niet. Daar pak
aan en as j'm aandoet, denk dan eens aan den
koopman, die wou, dat jij 'm achttien jaar geleden
was tegen gekomen. Geluk d'r mee. Je achterklein
dochter zal d'r nog mooi mee wezen op d'r bruiloft.
Linnaeusstraat verdween zag de rechercheur zich
genoodzaakt zijn stap te verhaasten teneinde te
voorkomen, dat de achtervolgde zich in een der
hierop uitloopende zijstraten aan het oog zou ont
trekken. Spoedig bleek echter, dat de man aan een
dergelijk voornemen zelfs niet scheen te denken.
Hij liep thans weer veel langzamer en gunde zich
zelfs den tijd zoo nu en dan voor een etalage te
blijven staan. Herhaaldelijk keek hij daarbij de
straat af, alsof hij iets verwachtte, totdat hij plot-
seling overstak naar een vluchtheuvel voor tram-
De rechercheur lachte inwendig. In de verte
naderde een wagen van lijn 9, waarmee zijn slacht
offer ongetwijfeld zijn tocht wenschte te vervolgen.
Daardoor echter zou zijn taak als achtervolger niet
onbelangrijk worden verlicht, want tenslotte was de
man nergens gemakkelijker in het oog te houden
dan vanaf het achterbalcon van een tram.
Spoedig bleek echter, dat de rechercheur te vroeg
had gejuicht, want juist toen de wagen gonzend
remde, zag hij den onbekende een beweging maken,
alsof hij iets in zijn zakken zocht, waarna hij zich
plotseling omdraaide en haastig de straat weer te
rugliep in de richting, vanwaar hij zooeven gekomen
was.
Het kleine intermezzo, de geheele houding van
den man, sprak voor zichzelf. Hij scheen iets ver
geten te hebben en spoedde zich thans terug om
dat te halen. De rechercheur verwonderde zich dan
ook allerminst, toen hij zich genoodzaakt zag den
zelfden weg te gaan, welke hij slechts eenige minu
ten geleden eveneens had afgelegd tot de woning
van de verpleegster, waarin de man, na een oogen
blik in het portiek getoefd te hebben, verdween.
De beambte troostte zich met de gedachte, dat
het opnieuw betrekken van zijn wachtpost vermoe
delijk slechts een kwestie van eenige minuten zou
zijn. Doch hierin werd hij teleurgesteld. De minuten
werden een kwartier, het kwartier een half uur en
toen de avond begon te vallen, was de man nog
steeds niet uit het huis teruggekeerd.
Met het verstrijken der minuten daalde de stem
ming van den wachter aan den overkant, wiens
positie inderdaad verre van benijdenswaardig was.
Met inspecteur Sanders had hij afgesproken, dat
deze, wanneer hij om 6 uur nog niet op het hoofd
bureau was teruggekeerd, een mannetje naar 't per
ceel in de 2e Oosterparkstraat zou zenden, die hem
dan zoo noodig zou kunnen aflossen. Het liep nu
reeds bedenkelijk naar dat uur en nog steeds had
de verdachte bezoeker zich niet ten tweede male
laten zien. Zou nu tenslotte blijken, dat hij hier
den geheelen middag voor niets had gestaan; was
dat het eind van de eervolle opdracht, waarvan
hij zich zooveel had voorgesteld! Zou tenslotte dan
nog een ander met de eer gaan strijken?
Deze en dergelijke vragen speelden den recher
cheur door het hoofd, terwijl hij zich afvroeg, of de
man wellicht kans zou hebben gezien langs een
anderen weg het huis te verlaten. Doch die veron
derstelling kon hij gerust laten varen. Amsterdam-
sche bovenhuizen als deze boden geen anderen uit
gang dan door de voordeur, tenzij men zich aan
de achterzijde met een touw uit het raam zou
laten zakken. Bij een dergelijke hoogte beteekende
dat echter een halsbrekend werk, hetwelk bovendien
weinig resultaat beloofde, omdat men het in het
uiterste geval slecht tot den tuin van den beneden
buurman zou kunnen brengen, die dan door een
dergelijke klauterpartij zeker zou worden gealar
meerd. Een achteruitgang telden deze huizen, die
met de tuinen aan elkaar grensden, evenmin, zoo
dat hij toch altijd nog een uitweg langs de voor
deur zou moeten zoeken. Neen, men zou hem be
zwaarlijk kunnenverwijten, dat hij zijn piicht had
verzaakt, maar dat nam intusschen niet weg, dat
de palm der overwinning waarschijnlijk door een
ander zou worden weggedragen. Slechts de stille
hoop bleef hem, dat ook de man, die hem moest
aflossen, geen succes zou hebben, maar die moge
lijkheid was al zeer gering, omdat de gezochte toch
DE S1TEM IN HET B|GSC|H.
Een spannend verhaal voor jongens,
door ESSAY;
Vader stond pp eü stapte, eenige keereh heen
en weer in de hut. j
„Jan," zei hij toen.
Jan, de veertienjarige keek van zijn boek op.
,iWat is er vader?"
„Hoor eens, jongen, onze ammunitie is zoo
goed als op. In het magazijntje heb ik nog
vijf geweerkogels. Bn in deze gevaarlijke tijden
moeten we op alles voorbereid zijn. Je weet
'nooit wanneer de zwarte nloskomen. Het staat
op springen, dat weet ik zeker. De berichten
worden hoe langer hoe sledater."
Weer was het stil in de hut. Vader keek pein
zend voor zich uit'. Jan wachtte of er missdnien
nog meer 'zou komen. Moeder en de kleintjes
waren al naar bed gegaan.
„Je moest morgen," vervolgde vader, maar
eens naar Kaapstad gaan. Ik heb behalve kogels
en kruit nog andere dingen noodig. Etn dan
je moet eens uitkijken in Kaapstad naar een ge
schikte woning waar we moeder en de kleintjes
kunnen brengen. Ik vind het heusdn te gevaar
lijk om ze hier te houden. En trouwens-ik
nuet om jouw veiligheid ook denken."
Jan was in zijn eer getast.
,jMaar vader,' 'sprak hij, „ik wil niet weggaan
als de nood hier het ttoogst is. Ik wil u helpen en
dat kan ik ook. Ik ben al veertien jaar, vergeet
u dat toch niet."
- Vader glimlachte een beetje.
„Ja jongen," zei hij, „maar ik weet nog zoo
net niet of ik aan jou in gevaarlijke oogenblikken
last of gemak zal hebben. Dat zal je nog moeten
bewijzen. Maar in ieder geval moet je morgen
naar Kaapstad gaan om die boodschappen te
doen die ik je heb gezegd. En laten we nu naar
led gaan jongen, want het is al laat. Morgen is
'tweer vroeg dag."
De hut van Jan's vader stond in een afgelegen
streek in Zuid-Afrika, een kilometer of vijftig
van Kaapstad. Het was een gevaarlijke tijd,
waarin ons verhaal speelt. Ce inboorlingen be
reidden een grooten opstand voor en de menschen
die in de afgelegen streken alleen woonden, zoo
als Ja^i's vader moesten op alles zijn voorbereid.
Be hut was klein en stevig. Er waren slechts
twee, niet zeer groöte ramen die met blinden
konden worden afgesloten. Slechts twee vertrek
ken bevatte de hut, een vrij groote woonkamer
en een slaapvertrek. In die woonkamer werd ook
gekookt. i
Jan sliep geheel achter in de tweede kamer.
Hij begaf zich na het gesprek met zijn,vader
naar, bed, in een niet al te beste stemming. Hij'
was 'namelijk een beetje teleurgesteld omdat vader
niet erg in z'n durf en moed scheen te gelooven.
En hijzelf was er van overtuigd dat hij zijn vader
zeker krachtig terzijde zou kunnen staan als dat
noodig was. Wel ja, hij was toch zeker geen kind
meer' Als vader hem maar de kans wilde geven.
Zoo mokkend en overwegend viel hij in slaap.
Het was inderdaad vroeg dag, den volgenden
morgen. Reeds om half vijf werd Jan door zijn
vader gewekt.
„Jongen," zei hij, „je moest dadelijk maar op
weg gaan. Ik heb een heele ttoop boodschappen
en als je voortmaakt kan je vanavond om een
uur of tien terug zijn. Het paard, heb ik al
gezadeld en eten en drinken zit al in je tasch."
Jan stond snel op, kleedde en wiesch zich
en begaf zich naar buiten waar vader reeds met
het paard wachtte,
„Hoor eens goed," zei hij. „Je vraagt in Kaap
stad bij de Jones of zij niets weten voor moeder
en de kinderen. Een woning met plaats voor
zes menschen dus.
„Vijf toch?' zei Jan. „Ik mag bij u blijven,
netwaar?"
Vader weifelde.
„Het is zoo gevaarlijk Jan. Heusch, geloof
me nu. ik weet toch werkelijk niet of ik jou
wel zal kunnen gebruiken. Ik vind veiliger dat
je met moeder meegaat."
„Maar ik ben heusch niet bang vader," riep
Jan uit. „Ik zal u goed helpen, werkelijk!"
Vade?'lachte.'
eens uit het huis te voorschijn zou moeten komen.
In ieder geval zou hij den inspecteur verzoeken de
bewaking van het perceel opnieuw aan hem toe te
vertrouwen, wanneer het posten zou worden voort
gezet.
Met dat voornemen nam hij afscheid van zijn
collega, die hem tegen half zeven kwam aflossen
en die met belangstelling had geluisterd naar het
avontuur, dat hem in korte trekken werd medege
deeld.
Onmiddellijk richtte hij zijn schreden naar het
hoofdbureau, waar hij, behalve inspecteur Sanders,
Emiel Wils aantrof, die al even nieuwsgierig bleek
naar het resultaat van de pogingen om achter de
identiteit yan den vreemden bezoeker te komen als
de inspecteur zelf.
„En?!" vroeg Sanders nog vóór de rechercheur
een woord had kunnen uitbrengen.
„Hij zit er nog", antwoordde deze. „Ik heb hem
gezien, maar dat is dan ook alles."
De vragende blik van den inspecteur dwong den
teleurgestelden speurder thans een uitvoerig ver
slag uit te brengen van zijn wedervaren.
„Ik heb daarna", zoo besloot hij z'n relaas, „to
het moment, waarop ik werd afgelost, geen oog
van de deur gehad en het moet dus absoluut uit
gesloten worden geacht, dat de man op een of
andere manier kans heeft gezien het huis te ver
laten."
Inspecteur Sanders dacht een oogenblik na, al
vorens te antwoorden. Toen hij zich eindelijk weer
tot den rechercheur wendde, klonk zijn toon min
of meer spottend.
„Heeft het niet eenigszins je bevreemding opge
wekt, dat de man, die, naar je zelf beweert, den
indruk maakte iets vergeten te hebben, zoo lang
wegbleef om dat, wat hij vergeten had, te zoeken?
Daarvoor kunnen twee redenen geweest: of hij heeft
„Ik zal al blij zijn jongea als je veilig en wel
thuis bent met de ammunitie en de andere bood
schappen. De weg is vanavond gevaarlijk en
het zou best kunnen dat ze je je waren probee
ren af te nemen. Kogels en kruit, dat zijn waar
devolle dingen in deze tijden. Eo voor de kaf
fers èn voor de boeren."
Jan knikte en besteeg het paard.
„Ik zal alles zonder mankeereu thuisbrengen
vader, zei hij vastberaden. Al mochten de kogels
mij vanavond om de ooren vliegen, ik zal me
niets af laten nemen, daar kunt u op rekenen."
Vader knikte.
„Mooi zoo!" zei hij eukel.
Maar om zijn mond zag Jan weer dat'bijna
spottende lachje dat hem zoo hinderde...
Dfe oude Jones in Kaapstad was zeer opge
wonden.
„Het duurt niet lang meer," zei hij tot Jan,
of de bom barst. De geruchten zijn te slecht.
Op honderd vijftig K.M- noordelijk hebben de
inboorlingen vier boerderijen verbrand. Wat er
van de bewoners is geworden, daar behoef je
niet eens naar te vragen. Zeg maar tegen je
vader dat hij moeder en de kinderen bij mij kan
sturen. Jij kunt hier in het kleine kamertje
Jan schudde het hoofd.
„Ik kom niet," zei hfij nijdig. „Ik laat m'h
vader niet in deu steek. 'kMag bij hem blijven
om hem te helpen, dat heeft h ijzelf gezegd."
Be oude Jones bromde wat in zijn baard.
„Je vader moet het zelf weten," zei hij. „Maar
s je mijn zoontje was zou ik wel anders han
delen. Jullie jongens hebt allemaal een groote
mond maar als het puntje bij paaltje komt.-..'
Enfin ,'kzeg nogeens je vader moet het zelf
weten."
Jan ging in Kaapstad zijn boodschappen doen.
Hij kocht z'n ammunitie en zijn levensmiddelen
en ging bij Jones eten. Zijn boodschappen namen
tamelijk veel tijd want het was reeds negen uur
rn den avond, toen hij zich op den terugweg
begaf. Joines had hem aangeboden bij hem te blij
ven slapen, maar dat wilde Jan absoluut niet.
Al was de weg dan ook gevaarlijk, hij zou de
ammunitie den zelfden avond nog thuis bren
gen. Dat had hij vader immers beloofd- Als hij
ut pure angst bij Jones bleef slapen zou vader
heelemaal aan zijn» moed gaan twijfelen. Neen,
daar kwam niets van in. J an stapte op zijn paard
en ging op den terugweg.
Ongeveer anderhalf uur later. Jan rijdt al
leen, eenzaam, door het donkere bosch. Het paard
loopt vrij langzaam, want er kan van alles op
den weg liggen. En als het struikelt dan zou
den alvast de flesschen breken die bij elkaar
gebonden aan de zadeltasch hangen.
Stilte heerscht alom in het groote woud. Al
leen het gelijkmatige geklots van de paarden
hoeven is hoorbaar, Als er nu eens iemand kwam,
overweegt Jan. Wat dan? Erven is bet alsof hij
kinderachtig bang zal worden. Maar hij vermant
zich. Vader rekent op hem- H,ij moet weten te
handelen in oogenblikken van gevaar. Hoofd op
dus. Aan zijn zadel hangt een tascfije met een
tweeloopsrevolver.
Jan's handen betasten het tasdnje. In oogen
blikken van gevaarsuist het door zijn hoofd.
Hij knikt en hardop zegt hij;
„Ja!" i
Hè, wat klinkt dat hol in het stille woud.
Weer rijdt hij zwijgend voort. Klots, klots, klots
zeggen de paardenhoeven. Het is nu bijna stik
donker. Gelukkig dat het paard den weg kent-
Hijzelf zou het niet weten in het donker.
Plotseling, daar waar de weg een kleine bocht
maakt en het nog donkerder is omdat de boom
kruinen den hemel geheel en al verbergen, klinkt
angstig duidelijk een harde, vreemde stem;
„Halt!'''
Jan wordt plotseling ijskoud over al zijn leden
en vlak daarop breekt hem het angstzweet uit.
„Wie is daar?" stottert hij. Hij kau het zidn
nog maar verbeeld hebben. Maar neen, diezelf
de vreemde stem vervolgt:
„D:oet er niet toe. Stap van dien knol af en
gee, fme je voorraad over. Het is niet goed dat
kleine jongens daar zoo 's avonds laat mee over
eelnzame wegen rijden. 11 ah ah ah a
Dat spottende lachje brengt Jan weer tot be-
bemerkt, dat hij gevolgd werd en heeft toen het
zekere voor het onzekere genomen
„Daar is geen sprake van", interrumpeerde de
rechercheur, die zich in zijn eer getast voelde. „U
kent mij lang genoeg om te weten, dat schuduw-
werk mij wel toevertrouwd is. Ik sta er voor in, dat
de man mij niet heeft gezien!"
„Dat wil ik dan aannemen en wat die tweede
mogelijkheid betreft, daar zal ik voorloopig over
zwijgen. Je kunt gaan Dekkers".
De rechercheur bromde, lichtelijk ontstemd, een
onverstaanbaar „Goeden avond" en verdween. Toen
hij de deur achter zich gesloten had, wendde in
specteur Sanders zich tot den reporter en vroeg
met een sarcastisch lachje:
„Wat denk jij ervan, Miel?"
„Vermoedelijk hetzelfde als jij
„Dan behoeven we er dus verder niet over te
spreken.'
„Dat lijkt mij op dit punt inderdaad ganschelijk
overbodig."
Pauze.
„We zijn niet veel wijzer geworden".
„Nee, dat zijn we niet, maar we hebben tot de
kostbare ervaring opgedaan, dat ook de politie nog
steeds iets te leeren heeft".
„Ja, ja. 't Is alleen maar jammer, dat we die er
varing juist in deze belangrijke zaak moesten op
doen, Miel. Overigens: alle hoop is nog niet ver
loren. Laten we eerst eens het resultaat van mijn
informaties in het buitenland afwachten."
„En van mijn onderzoek in Den Haag".
„Wanneer ben je van plan daar heen te gaan?"
„Morgenochtend vroeg. Ik zal dan eerst in de
bladen de bewuste advertentie trachten op te sporen
en vervolgens eens informeeren, of onze verpleeg
ster werkelijk aan het opgegeven adres geweest kan
zijn. Tot welke plaatsen in het buitenland heb jij je
gewend?"
(Wordt vervolgd).