Voor Verstrooiing en Verpoozing idem terpentijn, die zeer brandbaar is, in aanra king i s gekomen. Önze vloerkleeden zullen we ook goed hebben te reinigen, hebben we een stofzuiger, dan be wijst deze ons uitstekende diensten, mits hjj niet in razende vaart over het tapijt wordt gelnaald, daar dam alle stof in het kleed blijft. In langzaam tempo gaan we dus heen en weer over het kleed en zullen 'net daarna, om de kleuren op 'te halen en alle Inaren en draadjes die zich nog aan de oppervlakte bevinden, te Verwijderen, nog eens met eie nharden borstel paschuieren, na Inet tapijt eerst met gedroogde theebladen (die wij' daartoe van een^ge dagen bewaarden) of wel met zout te hebben bestrooid. Men zal versteld staan hoe na een dergelijke behandeling Inet tapijt is opgeknapt. 'Beginnen de randen van kleine vloerkleedjes om te krullen, dan hebben wij (daartoe aan de beide smalle kanten een reepje linoleum pl.m- 8 a 10 c.'M- breed tegen te naaien. We prikken hitrih op gelijke afstanden met een priem gaat jes, hemen een behangersnaald en dito garen en kunnen zoodoende het linoleum gemakkelijk op den achterkant van !aet kleedje bevestigen. Zijn de randen van kleedjes uitgerafeld, dan Wen w;ij deze om met breed boorband en festo nneren dit daarna met dikke wol in de hoofdtint van het kleedje. Op deze wijze kunnen wij zelf allerlei kleine werkjes doen, die ons de voldoe ning geven met opoffering van wat tijd alles in orde te krijgen, zonder dadelijk maar weer gfclnbodzaakt te zijn geld voor het aanschaffen van nieuwe dingen uit te geven. NUTTIGE WENK. Vuil water laat altijd een rand na op wit ge- emailleerde baden, waschtafels, enz. Heel ge makkelijk verwijdfrt men 'deze, door met een lape jdat met terpentijn bevochtigd is, over de vuile randen te wrijven en daarna het bad of de waschbak met warm zeepwater na te wassdnen. half zes gingen ze dan toch werkelijk weg hoewel het station nog geen tien minuten van hun huis afgelegen was. Het gevolg was natuurlijk dat ze ongeveer een kwartier te vroeg aan het „spoor" (uitdrukking van Henk) aankwamen. Het perron was nog vrij leeg. Een enkele reiziger en eenige slaperig uitziende AKO-jongens die niet eens moeite deden wat te verkoopen. De jongens wachtten vijf minuten en toen zei Henk plotseling dat hij honger had. George vond dat er met hem „geen bijhalen aan was" maar Henk stoorde zich niet daaraan en begaf zich naar een chocolade automaat die op het perron stond. Hij had van vader een rijksdaalder zakgeld meege kregen, evenals George en het eerste dubbeltje wilde hij nu besteden om zijn honger te stillen. Hij wierp een dubbeltje in de automaat en trok. Er kwam niets! „George" riep hij ontzet. Kijk eens wat een snert- ding. Hij neemt wel m'n dubbeltje maar hU geeft geen chocolade." Nu kwam ook George naderbij. „Trek nog eens", adviseerde hij. Henk deed het maar het resultaat was nog steeds nihil. „Wacht zei George, zijn broer op zij duwende," Ik zal het wel eens probeeren. Hij haalde nu een dubbeltje uit zijn zak en wierp dit in de gleuf. Hij trok endaar lag een reep chocolade. „Bij jou gaat het wél, sprak Henk verwonderd. George glimlachte eens zelfbewust en maakte het papiertje van de chocolade los. „Hé jo, riep Henk uit Dat is mijn chocolade." George lachte even spottend. „Vergis je je niet ventje? Sprak hij minachtend. Je weet toch dat ik eerst een dubbeltje van mijn eigen geld in de gleuf wierp en toen pas het stukje chocolade kreeg. Het is dus van mijI „O neen, riep Henk uit ik beweer dat mijn stukje chocolade nog wat in de automaat bleef en er eerst uit kwam toen jij dat dubbeltje erin gooide." George was werkelijk een beetje verbluft door zooveel logika. „Maar wanneer komt mijn stukje dan?" vroeg hij. „Als je nou over zes weken als we weer terug komen nog eens trekt dan rolt het er vanzelf uit zei Henk. Toen begon George te lachen, brak het stuk cho colade in twee, beslist gelijke stukken en samen aten ze de reep op. Intusschen was de trein aangekomen en werd het tijd om in te stappen. Ze zochten een coupé uit (Henk wou met alle geweld met z'n derde klas kaartje in een eerste klas coupé. „Daar zit je veel fijner op die kussens, zei hij".) Maar George wist hem te bepraten en tenslotte zaten ze in een derdeklas, gingen alle twee „bij het raam" zitten en wachten op het vertrek van den trein. Dat spoedig kwam, Want ongeveeer vijf minuten later klonk het geluid van staal op staal (de machi nist probeerde de assen) en begon de trein te loopen Henk en George hingen uit het raampje. „Vaarwel schoone stad waar ik geboren werd schreeuwde Henk. „Tot over zes weken!" (Wordt vervolgd). WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN. Lieve neefjes en nichtjes: Deze week krijgen jullie geen oplossingen, want ik wil ze om de twee weken geven, dan heb je meer tijd voor inzenden. De oplossingen van letter AI krijgen jullie dus de volgende week. Maar met de opgaven gaan we gewoon door. Doe dus je best! Ondanks het extra-boek, dat ik als prijs uitloofde heb ik nog maar weinig oplossingen ontvangen. Hoe komt dat? Stuur dus zoo vlug mogelijk je op lossingen in. Wat is die Septembermaan toch een heerlijke maand, vindt jullie ook niet? Al regent het in Augustus pijpestelen, in September hebben we haast altijd een her lijk zonnetje. En dan die mooie bruine kastanjes en beuken. Enniet te vergetendie fijne beukepitjes en eikels, waar je zoo leuk popetjes en dieren mee kan namaken. Als ik in mijn bibliotheek van die voorbeelden vind, zal ik ze in de krant laten zetten. Maar ik weet niet zeker, of ik ze nog wel heb. Mies heeft er namelijk toen ze nog heel klein was ook mee gespeeld en die deugniet is nogal slordigMies zegt, dat ze me heelemaal niet aardig vindt, dat ik zoo kwaad van haar spreek. En daarom vertel ik jullie maar gauw, dat ik me heel erg vergist hebze is hee lemaal niet slordig, integendeelze bergt haar boeken keurig op (Mies is woedend!), ze hangt haar mantel altijd zoo netjes in de gang (nog woe dender!), en ze vergeet nóóit haar voeten te vegen als het buiten geregend heeft. Mies zegt, dat ze me nooit meer aankijkt, omdat ik van die onzin schrijf. Zou ze dan misschien tochDat is wel akelig, dat ze me nooit meer aankijkt; maar enfin, dat draait wel weer bij. Zijn jullie ook zulke nette kin deren als dat meisje, dat een vader heeft, die Maar ten heet. (Ik durf Mies haar naam niet meer te noemen) En nu gaan we raadselen: NIEUWE OPGAVEN: LETTERS AK. 1. Ik ben een eigenschap van sommige dieren en begin met een m. Draai mij om en ik ben een toiletartikel. 2. Ik ben een reservoir. Draai mij om en ik ben het boveneind van een berg. 3. Ik tel 9 letters en ben een bekende stad in film- I land. 9, 2, 4, is een ander woord voor waanzinnig. I 6, 7, 3 is een textielstof. 9, 5 is een lichaamdeel. 1, 8, 4 is een schuilplaats. 4. Ik ben een huisdier. Draai mij om en ik groei aan de boomen. En nu allemaal aan slag! En veel briefjpes schrij ven. Ik heb de Posterijen gewaarschuwd en de tim merman heeft mijn brievenbus vergroot. Nu kan ik er tegen. Laat de post ook wat aan jullie verdie nen; dat zijn ook maar arme menschen, die hard moeten werken voor hun broodje. Dag allemaal! OOM MAARTEN RARITEITEN IN DE NATUUR. Zoetwater in de zee. Het is bekend, dat het door de groote rivieren in zee gestuwde rivierwater de zee dikwijls mijlenver een andere kleur geeft, terwijl allerlei dingen, die op de rivier dreven vele Kilometers in zee nog aan de strooming daarvan onderhevig zijn. Minder be kend is het feit, dat er plaatsen in zee zdjn, die dikwijls absoluut zuiver zoet water hebben. In zee, een eind voorbij de mond van de Columbiarivier (Oregon) ligt een lichtschip. De bezetting daarvan ziet men bij kalme zee dikwijls met emmers in de weer om het heerlijke, zuivere zoetwater uit de hen omringende zee op te halen. Het schip ligt drie zee mijlen (ca. 5.5 kilometer) in zee. Wél moet men wachten op het getij; het moet namelijk sterk ebbe zijn, Vanuit de rivier breidt zich dit water waaier vormig over de zee uit, doch het vormt slechts een laag van drie voet diepte. Als de emmers dieper worden neergelatetn, krijgen zij bitter, zoutig zee water omhoog. Bahalve de Columbiarivier zijn er nog maar en kele stroomen, waarvan de watermassa voldoende is om de zee vele mijlen ver van hun aanwezigheid blijk te geven. Een uitzondering maakt de Amazone rivier; het water van deze geweldige stroom is tot op 20 mijlen ver van de monding der vier nog vol komen zoet, Het is voorkomen, dat schepen op plaatsen voor de mond der rivier, waar vandaan het land nog niet zichtbaar was, hun zoetwatervoor- raad hebben aangevuld. Buigzaam gesteente. In Brazilië vindt men een gesteente, Itakolumiet, ook wel buigkwarts, of elastische zandsteen ge naamd, dat de eigenschap bezit, dat het zich naar believen laat buigen, zonder dat het breekt. Het Itakolumiet, dat men aanziet voor het moederge steente van den Braziliaanschen diamant, en dat voor het grootste percentage uit zand bestaat, is echter slechts buigbaar, wanneer het een bepaalde dikte bezit. Heeft men zoo'n lag van dit gesteente los gemaakt en zet men de plaat recht op, dan zwaait het bovenstuk als een stuk taai leer heen en weer. Als men de plaat in het midden ondersteunt, hangen de beide buitenzijden omlaag. Als oorzaak van deze buigbaarheid, heeft men aangenomen de positie ten opzichte van elkaar van de verschillende kwartsdeeltjes in het Itakolumietgesteente. Deze vergroeien niet met elkaar, doch worden slechts min of meeer sterk tegen elkaar aan gedrukt en worden dus bij een eventueele beweging verder van elkaar verwijderd of weer naar elkaar toe bewogen. HET GEHEIM VAN JOE BARKE. (Een vervolgverhaal voor Jongens). Door ESSAY. TWEEDE HOOFDSTUK. Het was op den vooravond van het vertrek naar In het huis van de familie Verdulft heerschte een groote drukte en bijna had ik geschreven een alge- meene wanorde. De jongens gingen „op reis" en van dat feit was iedereen onder den indruk. In het midden van de slaapkamer stond vaders bruin lederen koffer reeds voor de helft gevuld met aller lei dingen die de jongens zeker „noodig" zouden hebben op hun „buitenverblijf" zooals vader het deftig noemde. Nu zaten er in die koffer ook wel eenige dingen die nu niet zoo heel erg noodig waren dat was de schuld van de jongens, die al hun heer- lijheden naar Elsbosch mee wilden sjouwen. Zoo wilde Henk zijn voetbalschoenen inpakken maar daar kwam George met groote beslistheid tegen op. Hij vond dat die dingen veel te veel plaats in namen en vroeg aan zijn broer of hij soms dacht dat hij alleen naar Gelderland ging. En toen kreeg je na tuurlijk een heel debat! „Maar als we nu een Freedikeet.je met de jongens van Elsbosch willen spelenzei Henk. „De jongens in Elsbosch voetballen niet" ver klaarde George beslist terwijl hij zijn inschuifbare hengel in de koffer legde. „Ik zou wel eens willen weten waarom niet, kwam Henk weer. Alle jongens op de heele wereld voet ballen anders zijn het geen jongens." Daar kon George eigenlijk weinig tegen inbren gen. Hij was namelijk alleen tegen het meenemen van de voetbalschoenen of „turftrappertj es" zooals de vakterm luidde, omdat er dan meer plaats zou overblijven in de koffer om zijn boek met postze gels mede te nemen. Daarom zei hij maar: „Er zijn nieteens jongens in Elsbosch, tenminste geen jonv gens waarmee je kunt voetballen. Je moet niet ver geten Jo, voegde Hij er aan toe terwijl hij zijn stem tot een geheimzinnige lage klank liet dalen, dat we daar midden in de bosschen en de stilte zitten. D'r wonen daar bijna geen menschen zie je, „We zitten eigenlijk zoo'n beetje van de bewoonde wereld af gesloten Henk was er dadelijk „in" want ook hij had een geweldig aantal Indianenboeken verslonden. „Er zijn misschien wel wilden in Gelderland. Van die Boschjesmannen of zooietsVeronderstelde hij op geheimzinnige fluistertoon maar George maakte een einde aan het gesprek door plotseling te zeggen: „Je bent geloof ik niet lekker, Wilden in Gelder land. Ze zullen je aan zien komen „Nou ja, zei Henk een beetje uit het veld geslagen omdat George niet mee wenschte doen aan de fan tasie die hij zelf begonnen was, „ik méén het ook niet." „Dan moet je het ook niet zeggen" zei George koppig. Hij wilde schijnbaar de waarheid en niets dan de waarheid hooren Henk zweeg even een beetje overbluft en vond toen weer eeen punt van aanval. George legde n.l. het postzegelboek in de koffer. „Hé, hé, riep hij, wat wou jij met die postzegels doen in ElsboschZeker ruilen met de jongens die er niet zijn." „Nee jo, zei George weer geheimzinnig, ik ga d'r Elsbossche postzegels inplakken" Henk ging er weer opin. „Dat zijn gewone Nederlandsche schaap" zei hij uitdagend. Maar George schudde het hoofd. „NederlandscheJe bent niet wijs. In Els bosch heb je Elsbossche postzegels!" Henk was stom van verwondering bij zooveel on zin. Hij keek zijn broer aan en vatte al zijn ver ontwaardiging samen in één woord: „Koe!" Toen barstten beide broeders, als hadden ze het afgesproken, in een daverend gelach uit. 'De voet balschoenen en de postzegels verdwenen beiden uit de koffer en de jongens pakten met moeders hulp verder. Ze gingen om negen uur naar bed want de trein zou al om zes uur vijftien vertrekken. De be- teekende om vijf uur op 't Geen vader, die wel van een slaapje hield „grie zelig vroeg" noemde Rrrrrrrt zei de wekker. George sprong het eerst uit zijn bed. Hij rukte de gordijnen open en zag dat de zon vroolijk scheen. „Elsbosch" dacht hij plotseling en een uitbundige blijdschap welde in hem op. Hij begaf zich naar het bed waar Henk nog lag te „knorren" en schreeuwde baldadig: „Broeder Hendrik, ontwaak, de zonne schijnt. Waak op Hendrik en aanschouw het weder dat ik besteld heb!" „Wawaaat? Vroeg Henk slaapdronken. „De zon schijnt knaap" jubelde George. Kom uit je legerstede en kijk met mij naar het mooie weer. De wekker heeft me daarnet verteld dat het vijf uur is. We moeten naar den trein. Kom, schiet op Elsbosch wacht al op ons." Ze hebben vast de vlaggen uitgestoken omdat wij komen, zei Henk die nu ook klaar wakker was. „En de muziek van het dorp staat aan het sta tion en de schoolkinderen zingen „Piet Hein, Piet Hein" als we aankomen fantaseerde George weer. Toen begonnen ze zich aan te kleeden een eeni- gen tijd later waren ze beneden waar moeder met het ontbijt wachtte. De drie kadetjes gingen er ondanks het vroege uur zonder moeite in. Henk vroeg zelfs nog om een vierde maar George had veel te veel haast om weg te komen en smeekte zijn broer om „zijn honger te bedwingen." „We komen vast te laat als jij aan het eten blijft" zij hij alhoewel het pas kwart over vijf was. Moeder vond echter dat je niet met een lege maag in den trein moest gaan zitten en daarom at Henk nog maar een broodje. Maar om vijf voor WIE EEN KUIL GRAAFT VOOR 1) De zon schijnt fel zooals je ziet Beschijnt de aapjes Henk, Kees, Piet De leeuw ligt neer als was hij dood De Flamingo's staan op eene poot. 2) Maar d'aapjes hebben daar zoo'n last niet van En in hun apenkopjes rijpt een plan En hoewel de Leeuw hen scherp bespiedt Ze fluist'ren en ze merken 't niet. 3) Ziehiej- dan wat het plan beduidt Aap Henkie gooit (de stoute guit!) Een noot tegen de vogels aan Die in de zon te rusten staan. 4) De beesten vallen gillend om De aapjes lachen zich haast krom En zien niet achter zich de leeuw Die ook al keek naar het taf'reel. 5) Hun angst is nu de moeite waard Er komen kronkels in de staart, Het is nu uit met heel die klucht Hun haren rijzen in de lucht. 6) Zie hoe de leeuw zijn lippen likt Hij heeft zich bij 't eten niet verslikt. De stoute aapjes zijn verdwenen. Hun moeders zullen hun bewenen!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 6