fmwkWi en Cijfers over School en Onderwijs De Salarisksriing Strijdende Zielen nr. Het aantal scholen. Het is nog niet zoo heel laaig geleden, dat het in ons land een belangrijke vraag was of er voldoende scholen waren om de bevolking, ook die in de afgelegen oorden, van het noodzakelijk onderwijs te voorzien. E|n thans zijn er nog tal van landen, waar de zorg voor een genoegzaam aantal scholen betloort tot de ernstige beslom meringen van den onderwijsorganisator. Tegenwoordig is het in ons land echter ge heel anders. Eien van de meest klemmende vra gen, waarvoor ieder, die zich bezig Inoudt met de organisatie van ons lager onderwijs, wordt gesteld, is niet of er wel voldoende scholen zijn, maar of wij er niet te veel hebben. Elr zijn tlnans [velen, die meenen, dat het getal scholen ver uitgaat boven hetgeen noodig en daarom boven hetgeen in deze zorgvolle tijden financieel toe laatbaar is. iWiat leert de statistiek van het gewoon en uit gebreid lager onderwijs (uitgave van het Centraal Bureau voor de statistiek te 's Gravenihage) ons dienaangaande IWiij merken aan de hand van de daarin voor komende cijfers vooreerst op, dat de Lageronder- wijswet. van 1920 een belangrijke vergrooting van het aantal lagere scholen heeft veroorzaakt of althans mogelijk gemaakt. Stellen wij het aantal scholen'van e'inde 1929 tegenover dat op ultimo 1919 dan blijkt, dat in deze tie'n jaren niet minder dan 2115 scholen werden geopend. Voorwaar een enorm aantal voor een land als het onze. Tie veel Het is niet mogelijk' dit met wiskundige ze kerheid vast te stellen. Vooreerst hierom hiet wijl volgens het stelsel van onze -wet rekening moet worden gehouden met de godsdienstige en paedagogische richtin gen welke zich op schoolgebied openbaren. Voor uiterst geringe aantallen leerlingen worden nog openbare scholen in stand gehouden, voor een 40 tal kinderen kan (in onze kleinste gemeen ten) een bijzondere school worden gesticht. Aan een objectieven maatstaf kan de juistheid van deze minima niet worden getoetst. Of f zij goed gekozen zijn kan wetenschappelijk niet worden vastgesteld. Maar dat is de eenige moeilijkheid niet. Zélfs i|rdien in onze onderwijsorganisatie eens geen rekening werd gehouden met den voorkeur der ouders voor scholen van een bepaalde richting, zou het nog niet doenlijk' zijn om een vasten norm aan te geven, volgens welken het juiste aantal scholen voor het geheele rijk of een be paalde gemeente statistisch kon worden bepaald. Immers daarvoor zou vast moeten staan welke schoolgrootte paedagogisch en economisch als ide aal moet worden beschouwd. Men zou voorts precies moeten weten niest alleen hoe groot de bevolkingsdicntheid is dat is voor elke ge meente bekend maar ook op welke wij!ze de bevolking over het land is verspreid. Wonen die menschen verspreid over de geheele oppervlakte der gemeente of zijn zij geconcentreerd gehuisvest Genoeg om te doen zien hoe moeilijk de vraag is. Toch kunnen wij wel een indruk krijgen door het maken van vergelijkingen. Wij ontleenen aan de statistiek twee voorbeelden. Vergelijken wij de toename van het aantal scholen tusschen 1910 en 1920 met die tusschen 1919 en 1929 dan zien wij, dat er in het eerstel tijdvak 800 en in het tweede, gelijk gezegd., 2115 zijn bijgekomen. Be groei is dus na' 1919 wel zeer versneld. Dat is voor een deel te rechtvaar digen doordat de groei der schoolbevolking in het tweede tijdvak ook grooter was dan die in het, eerste. Maar een afdoende verklaring is dat niet ,want ware het oude tempo van school stichting bewaard dan zouden er in hei» tijdvak 1919 1929 een 1200 doch nooit ruim 2100 nieu we scholen bijgekomen zijn. Door deze versnelling van het tempo van schoolstichting daalde dan oo khet gemiddeld aantal leerlingen per school van 173 tot 191. Hoe is nu die groote toename van het aan tal scholen te. verklaren Wij geven aan de hand van de uitvoerige inleiding der onderwijsstatistiek vijf redenen. Vooreerst werden in 1920 groepen, die vroe ger niet in staat waren een school naar keuze op te richten, daartoe in de gelegenheid gesteld. Verder werd het ambulantisme van de hoofden der openbare scholen afgeschaft. Deze moesten onderwijs geven aan een klasse en konden daar door niet belast blijven met het bestuur van groote scholen. Dientengevolge werden groote openbare scholen gesplitst. ISchoolsplitsing werd verder veroorzaakt door het, thans vervallen, voorschrift, dat een school ■niet meer dan 400 leerlingen mocht tellen. De sterk opklimmende schaal, waarnaar het aantal leerkrachten der school, 'dat voor Rijks vergoeding in aanmerking kwam, werd bepaald, werkte eveneens de schoolsplit'sing in de hand. Elen school met 300 leerlingen ontving Rijks- vergoed i:ng voor 8 onderwijzers, 'twee. scholen met 150 leerlingen elk voor 5 onderwijzers d.i. dus samen 10 onderwijzers. Einndelijk werden, naar wettelijk voorschrift, de m 1.1.(0.-scholon georganiseerd elk' tot twee scholen, een voor g.l.o. en een voor u.l.o. Meest al bleven deze beide scholen onder éen hoofd vereenigd. he inleiding va.n de statistiek van het lager Onderwijs behandelt het vraagstuk, dat ons bezig houdt, nog op een gein eel andere wijze. Er werd eeln berekening gemaakt van het gemiddeld aan tal scholen per 10.000 leerlingen en wel voor elk der zes grootste gemeenten afzonderlijk' eji voorts voor vier groepen van kleinere gemeenten bin nen elke provincie. Wijl de bezetting van een bepaald gebied met scholeh in nauw verband staat met de bevolkingsdichtheid van dat ge bed, werd voor dezelfde gemeenten en groepen van gemeenten nagegaan hoeveel schoolgaande kinderen per K.M.2 komen. Deze beide facto- reh seholendiehtheid" en „learlingplichthaid" werden in onderling verband gebracht. Men moet eigenlijk het werk zelf eens raadplegen om het belangwekkende resultaat te zien, zooals dat in eeln grafische voorstelling in beeld werd gebracht. Wij kunnen er alleen nog dit van vertellen, dat er verscheidene gemoeiitegroepen naar voren zijn gekomen, die opvallen door een groot aantal scholen. Dat, zijn bijvoorbeeld de kleinste ge nieenten in Eriesland en Groningen. Gunstig steekt daartegen Noord-Brabant, af en de groep gemeenten met 20.000— 50.000 inwoners in Gel derland. ,Maar nogmaals, men bestudeere de sta tistiek en haar inleiding zelf. '"A, Het vraagstuk van de salariskorting staat tegen woordig in het teeken van de belangstelling. Ieder een heeft er een meening over, voor de massa, die niet tot de ambtenarenstand behoort, staat het onomstootelijk vast: het snoeimes moet er on verbiddelijk in. De korting zoo meent men door de regeering voorgesteld raakt kant noch wal, beteekent eigenlijk niets. Veel drastischer moet wor den mgegrepen, de korting moet niet 2.5 of 5, maar zeker 10 a 20 procent bedragen. Tegenover deze meening van het groote publiek FEUILLETON (3) In de drie lange jaren van zijn opsluiting één jaar werd hem wegens voorbeeldig gedrag kwijt gescholden plakte Joachim von Degern vlijtig suikerzakjes, bond hij bijbeltjes in en leerde hij veteigaatjes in het bovenleer van schoenen maken. En ondertusschen dacht hij na, overdag bij het werk en 's-nachts, wanneer de gevangenis van de woeste droomen der van hun vrijheid beroofde menschen dreunde. Steeds weer dacht hij aan een en hetzelfde: Hoe zal ik mijn onschuld kunnen bewijzen, hoe pas ik feiten, vermoedens, nietige gebeurtenissen zoodanig ineen, dat zij eens een be langrijke getuigenis voor mij kunnen afleggen? In zijn hoofd papier werd hem voor dergelijke dwaze dingen niet verstrekt zette hij het stuk in elkaar, waarmee hij opnieuw rechtsinging in zijn zaak zou verzoeken en dit stuk werd steeds omvangrijker: het werden tenslotte honderd vellen machine schrift, welker inhoud hij elk oogenblik uit zijn hoofd kon opdreunen. Toen de drie jaar om waren, had Joachim von Dengern zijn vrijheid terug, kreeg hij bovendien 'n paar honderd mark verdiend geld en verschil lende gouden voorwerpen van vroeger, die hij direct verkocht. En nu begon hij zijn onderzoek, zoo minutieus en met zooveel ambitie, dat de meest plichtsgetrouwe politieman 't hem niet zoou ver beteren. Hij wrong zich in 't particuliere leven van zijn vroegeren chef, dr Rodenbach, hij ging alles na, wat vóór 3 jaar had plaats gehad observeerde 't doen en laten van de vrouw, de kinderen en het personeel van zijn vroegeren chef en hij ging zeer nauwkeurig na, waar de uitdrager de oude brand kast had gelaten, welke hij voor een prikje van dén advocaat had overgenomen. Hij stelde zich in ver binding met den kleinen koopman, die de brand kast nu bezat en wist door list en omkooperij in het bezit te komen van het breekijzer, waarmede in dertijd de sloten waren opengebroken. Hij ver kleedde zich als wissellooper, speelde de rol van een verzekeringsagent, waardoor hij de gevierde Lolotte van het Elyseumtheater leerde kennen, deed haar een huwelijks aanzoek, dat geaccepteerd werd, deed een onderzoek naar de herkomst van haar juweelen, huurde voor hetgeen hem nog over- bleefbleef 'n oude waarzegster, die Lolotte moest gaan opzoeken om haar bepaalde dingen te profe- teeren en andere bijzonderheden te ontlokken en toen hij nog precies vijf mark bezat, verscheen hij op een dag doodsbleek met duizenden rimpeltjes in zijn gezicht voor den tot chef de recherche ge promoveerden dr. Clusius, wierp een bundel van honderd en vijftig vel machineschrift voor hem op tafel, kreet kuchend: „Arresteert u direct dien ouden schurk van een Rodenbach, die mij in de gevan genis heeft laten zetten om zelf aan een gerechte straf te ontkomen", en viel toen bewusteloos neer. Mr. Rodenbach joeg zich een kogel door het hoofd, voor men hem de handboeien had kunnen aandoen en eenige weken later werd in de rechtzaal te Moabit de op schrift en door honderd getuigen naar waarheid onderteekende .beschuldiging tegen Joachim von Dengern voorgelezen en het slot was, dat Joachim von Derngern, weer dr. Joachim von Derngern, door de toehoorders bejubeld, door de dagbladen geprezen en het meest door dr. Clusius bewonderd werd. Bovendien kreeg hij van het rijk dat zich met de nalatenschap van Rodenbach scha deloos stelde, een zeer aanzienlijk vermogen als compensatie voor de onschuldig geboete gevange nisstraf en van zijn broer een telegram met har telijke gelukwenschen, dat onbeantwoord bleef. Joachim von Derngern echter was een ander mensch geworden. Hij trok zich in een voorstad terug, werd menschenschuw, vermoed elke ont moeting met vroegere vrienden, dronk veel en haas tig, verteerde langzaam maar zeker zijn geld tot hij op zekeren dag in een wijnrestaurant toevallig dr. Clusius ontmoette. Deze, nog geplaagd door ge wetenswroeging over de destijds door hem gemaakte schromelijke vergissing, verzocht von Derngern hem gezelschap te houden, erkende den bedenkelijken gemoedtoestand van den nu zes en dertigjarigen man en zei plotseling een ingeving volgend, zooals die soms ook doodgewone menschen overvalt: Komt u bij ons! Stel uw krachten in dienst van de politie en de gerechtigheid! U hebt immers bewezen, dat in u de geniaalste detective schuilt, die inclusief dien dwazen Sherlock Holmes, ooit op dit ondermaansche heeft rondgeloopen En toen was, voor het eerst sinds vele jaren, een glimlach over het ingevallen gelaat van von Dern gern gevlogen en hij had de hem toegestoken hand met vasten druk omklemd- de Berlijnsche politie werkzaam en wel met een succes, dat de stoutste verwachtingen van dr. Clu sius en den politiepresident overtrof. Sedert vijf jaar werden hem de moeilijkste, ingewikkeldste en wanhopigste gevallen toevertrouwd en voor zoover aan de menschelijke macht geen grenzen waren gesteld, bleef het succes hem trouw. De sensatio- staat de tegen elke korting afwijzende houding van de massa der goedgeorganiseerde ambtenaren. Dezer dagen kwam mij een manifest in handen, geteekend door de besturen van tal van ambtenaren organisaties in dienst der publieke en semi-publieke bedrijven. Hier trekken de R.K., Christelijke en Neu trale organisaties één lijn. Met groote eenparigheid en beslistheid wordt elke vermindering van levens positie afgewezen. De toon van het manifest is waardig en wordt goed geargumenteerd. Men voert aan een uitspraak van Minister de Geer in 1930, toen deze bewindsman elke band tusschen een slui tend budget en de salarieeering der ambtenaren als sluitpost op de begrooting als ontoelaatbaar af wees. En wat gebeurt er nu? wordt gevraagd. Heeft Z. Exc. toen zijn mond voorbij gepraat.? Straks zal minister de Geer in de Kamer dit ar gument wel te hooren krijgen. In het bovengenoem de manifest worden andere middelen tot dekking van het tekort aangeprezen. Men wenscht desnoods een crisisbelasting, te dragen door hen, die niet door de malaise getroffen worden. Daardoor wordt de last zoo wordt geredeneerd j-op die schouders gelegd, die deze het best kunnen dragen. En ook het ambtenarencorps zal op die wij ze gaarne zijn deel bijdragen. Dan wordt gewezen op de schadelijke gevolgen die een vermindering van koopkracht der ambte naren op den middenstand moet hebben. Men zal moeten toestemmen, dat deze argumenten niet zon der meer kunnen worden afgewezen. Vanwaar toch die beslist afwijzende houding van het corps ambtenaren? In het manifest staat, dat bij de manifesteerende organiasties zegge negentig duizend ambtenaren in overheidsdienst zijn aangesloten. Nu moet het begrip „in overheidsdienst" ietwat ruim genomen i worden. Ook onderwijzers doen mee. De verklaring 1 der houding dezer ambtenaren meenen we te moe- I ten zoeken in de houding, die het publiek in den loop der tijden tegenover het corps heeft ingeno- Jaren, en jarenlang is de ambtenaar zeer slecht bezoldigd geweest. Het ambtenaarsgezin heeft schier altoos getobt. het was op of tekort. En de burgerij meende blijkbaar dat dit zoo hoorde. Niemand min- 1 der dan professor Grosheide heeft in de Heraut geschreven over de zonden der besturen van Chris telijke Scholen, die ook, toen de levensverruiming algemeen was, hebben nagelaten de onderwijzers beter te bezoldigen. En wat voor de onderwijzers geldt, mag ook gezegd worden van de lagere rijks- tenaren. Wie als schrijver van dit artikel van nabij met den toestand va nhet ambtenaarsgezin in den tijd van 19121914 en ook in de eerste oorlogsjaren bekend is, weet en geeft toe, dat de bezoldiging slecht was. En nu heeft de ambtenaar dien tijd niet vergeten Hij weet zich geen persona-grata bij het publiek dat weinig van nabij met den ambtenaar en on derwijzer bekend is. En als het salaris als vroeger door raden en besturen moest worden bepaald, dan weet hij zich van tevoren teruggebracht tot de po sitie van vóór 1914. En daartegen verzet hij zich met hand en tand. Ik meen, hier wreekt zich de fout uit het verleden Ten plattenlande heeft men vaak een verkeerde voorstelling omtrent de positie van den ambtenaar. Men let uitsluitend op de som der jaarwedde, legt dan de maatstaf aan van het eigen geldelijk in komen en meent dan, zelf tekort te komen en dat de ambtenaar in veel betere conditie verkeert. Ontegenzeggelijk heeft diens positie in tijden als thans moeten doorworsteld, veel voor. Dat te ont kennen ware dwaasheid. Echter wordt maar al te vaak over het hoofd gezien, dat de ambtenaar letterlijk iedere behoefte met geld heeft te betalen. Indien de land- en tuinbouwers eens zuiver in rekening brachten de kleinhandelsprijs voor pro ducten als groente, aardappelen, vleesch, etc. uit eigen bedrijf genoten, zouden ze een juist inzicht Rijgen van de geldelijke behoeften van het amb tenaarsgezin. Allicht zou de eenzijdige kijk wat gewijzigd worden En toch ben ik de meening toegedaan, dat de sa lariskorting niet alleen gewenscht, doch zelfs ge boden is. Een globale korting over heel de linie, on geacht de genoten wedde, meen ik niet juist te mogen achten. Wie het aanvangssalaris van den onderwijzer en ambtenaar eens op den keper beschouwd, zal moe ten toestemmen, dat het uiterst moeilijk zal gaan, met een nog lager beginsom rónd te komen. De gronden, waarop dit oordeel rust, zullen in een volgend artikel worden uiteengezet. Plaatselijk Hieuw» NOORDSCHARWOUDE. A-van-W-KEMBUR LEEUWARDEN De Radio-Centrale D. SCHUITEMAKER Jr. Hoevelen het er zijn weten wij natuurlijk niet. maar we veronderstellen van zeer velen, die op de bovengenoemde radio-Centrale zijn aangesloten, en genieten van al hetgeen de programma's van Hui zen en Hilversum brengen. Maar ook zullen-de luisteraars vele malen hun genot verstoord hebben gezien door storingen. In de allereerste plaats noemen wij bv. de stof zuigerstoringen. Zoodra deze in werking werden ge steld werd de storing, veroorzaakt door de motor in den stofzuiger, door de Centrale opgevangen, en langs de voedingsdraden voortgeplant. Maar een niet minder groot verdriet veroorzaakte het Engelsche zendstation Midland' Regional, door welks invloed verschillende stukken en vooral rede voeringen slecht waren te volgen. Onwillekeurig zal men zich hebben afgevraagd of daar nu niets tegen te doen was, en dat was de vraag, die de heer Schuitemaker zich ook stelde. Bij voorbaat werd deze vraog bevstigend beantwoord maar de groote factor was: het middel. Ook dat middel werd gevonden. Een systeem, hoewel bekend, werd door den heer Schuitemaker practisch toegepast. Na eenigen tijd van zoeken en onderzoeken was „het" gevonden en berust de verandering op het zoogenaamde „richtingsysteem." Een speciale antenne-contstructie is door hem aangebracht, waarbij is doorgevoerd een afscher ming door middel van aarddraden. Wij waren in de gelegenheid deze aangebrachte constructie te bezichtigen, waarbij ons alle inlich tingen werden verstrekt, en stonden wij verbaasd over den eenvoud hiervan. Zoo ziet men dus, dat ook aan de Radio-Centrale niet stil wordt gezeten, en men er daar steeds op uit is om verbeteringen aan te brengen, daar waar dit mogelijk is. Men zit daar heusch niet stil, en doet daar nog wel iets meer dan de verbinding met Huizen of Hilversum tot stand brengen. Maar met dit al: er is een groote verbetering tot stand gekomen en de aangeslotenen zullen zeker wel al zelf in de gelegenheid zijn geweest om hier van in de letterlijke beteekenis van het woord ken nis te nemen. En wij meenden niet te mogen nalaten op dit feit de aandacht te vestigen. —NOORDSCHARWOUDE. Gaven wij in ons vorig nr. een kort verslag van den filmavond georganiseerd door het Instituut v. Arbeidersontwikkeling, toch hebben wij nog iets ver geten te melden. Door de af deeling Langedijk van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling zal, om het bezoek aan zijn avonden te bevorderen, en het den bezoekers wat het betalen betreft, zoo gemakkelijk mogelijk te maken, een spaarsysteem worden ingesteld. Ie dereen kan zich hiervoor opgeven, en door een dub beltje per week t esparen, zeer gemakkelijk de en- trée betalen. Men koopt wekelijks van den bode een zegeltje en betaalt zoo ongemerkt den toe gangsprijs. Blijft men thuis, de zegels behouden hun waarde. —NOORDSCHARWOUDE. Wij willen belangstellenden en belanghebbenden wijzen op de in dit nr. voorkomende advertentie, waarin wordt aangekondigd, dat Maandag a.s. een crisisvergadering zal worden gehouden van tuin ders en middenstanders, ter bespreking van den noodtoestand. Op deze vergadering zal aanwezig zijn het Tw. Kamerlid de heer Duys, die op deze vergadering van de feiten grondig wil kennis nemen. Voor nadere bijzonderheden leze men de adver tentie. Ik heb ondervonden dat het goed is om een of twee maal per week des avonds het gelaat een paar minuten met Purol te masseeren, waar na ik de gewoonte heb de niet in de huid ge drongen Purol met een zacht doekje af te vegen. Deze eenvoudige behandeling geeft op den duur aan de huid een bijzonder zachte en mooie teint. neele moord van de vorstin H., slachtoffer van haar eigen dochter, de internationale valsche mun tersbende, waarbij het om milliarden ging, de ont maskering van de „groene ridders", onder welken naam een aantal beruchte inibrekers eenige jaren lang hun praktijken hadden kunnen uitoefenen deze en honderd andere gevallen waren het, waar over de ingewijden fluisterden, wanneer rechercheur Krause, norsch en stug als steeds door de gangen van het hoofdbureau van politie liep. En deze Krause zou er nu „op los gaan", om een misdaad, die spoedig geheel Duitschland in op schudding zou brengen, tot klaarheid te brengen. Vier alleen staande meisjes. Terwijl Clusius met een plechtig gezicht de vier vrouwen gelijktijdig aan een verhoor onderwierp, snuffelde Krause in de vier handkoffers, tasschen en manden der verdwenen meisjes. Wat de voor de met inkt besmeurde schrijftafel staande opgewon den vrouwen vertelden, scheen hem niet in het minst te interesseeren, en de nerveuze blikken, welke zijn chef hem toewierp, stoorden hem al evenmin als dr. Clusius' waarschuwend gekuch. Wat een armoedig zootje, dacht Krause. Deze versleten, zwart houten koffer, die afgedra gen tasch van zeildoek, een zwaar gehavend rieten mandje, een" koffertje van vulcan fiber, dat alles toonde met zijn troosteloozen inhoud aan ordinaire lijfgoederen, verfrommelde blouses, afgedragen schoenen, levensgeschiedenissen. De aardsche res ten van arme, domme wezentjes, die zich in haar angst voor den .eenzamen ouderdom en een niet te stellen hunkeren naar liefde en aanhankelijk heid den eersten den besten schurk in de armen werpen en zich tot het laatste oogenblik vol stii verlangen ergens in het bosch of aan een verlaten rivier laten vermoorden. Dr. Clusius had zoo juist het verhoor met de laat ste aanklaagster de weduwe Klappholz uit Charict- tenburg beëindigd, toen Krauze plotseling het woord nam. Dames, ik zal u alles wat u zooeven hebt mede gedeeld nog eens recapituleeren. In het kort herhalen, interrumpeerde dr. Clu sius, die zich met het gebruik van vreemde woor den nooit kon vereenigen, de wenkbrauwen fron send. Goed dan, niet recapituleeren,n maar in het kort herhalen, zei Krause met een kwaadaardig glimlachje. In de eerste plaats dan mejuffrouw Trude Muller, die bij u, mevrouw Wendler, heeft in gewoond. Middelmatige legnte, slank. Hoogduitsch, met Berlijnsch accent, bruin haar a la Cléo, de Mérode, gave tanden, groote oogen, welker kleur u niet precies kunt opgeven. Een opvallend mooi en sympathiek meisje, oogenschijnlijk van. verlief den aard. Zij heeft u meermalen van haar verloofde verteld. Dezen verloofde hebt u slechts eenmaal gezien. Ook hij maakte op u een gunstigen indruk en is een knappe, blonde man, zonder snor of baard en met lorgnet. Bij deze woorden knikten alle viar vrouwen ijve- riu en men hoorde een toestemmend juist in ver schillende toonaarden. Van familieleden in Berlijn of ergens anders, van vrienden of kennissen van deze Trude Muller weet u niets? Nee, antwoordde mevrouw Wendler, het arme kind heeft nooit over zich zelf, maar steeds alleen van haar verloofde, dien schoft, gesproken, en nu drijft haar lijk zeker ergens in het water en die ke rel maakt pleizier met andere meisjes, die ie dan natuurlijk ook zal vermoorden, het is zonde, dat ik het zeg. Mevrouw Wendler snikte, De andere drie zagen zich plots genoodzaakt haar neus te snuiten, kapot - hoedjes knikten heftig op en neer. Bij u, mevrouw Zinkenbach, heeft de verdwe nen Greta Moller uit Hamburg slechts twee dagen gewoond. Licht bruin haar in een vlecht om het hoofd gewonden. Flinke verschijning, geprononceerd Hamburgsch dialect. Ook zij heeft van een verloof de verteld, waarmee ze een uitstapje naar den Ha- vel zou maken. Zij werd ook door dien verloofde af gehaald, maar alleen de concierge heeft hem ge zien. Laat dien man dus even binnenkomen. De concierge, de heer Zimmerman uit de Nurn- bergerstrasse, kwam binnen. Toen Clusius aanstal ten maakte om hem aan een verhoor te onderwerpen gaf Krause door een wenk te kennen, dat hij die taak zelf wel op zich zou nemen. De heer, met wien op den 5en Juli een juffrouw die bij mevrouw Zinkenbach in huiswoonde, wegreed was blond, en droeg een kleine snor nietwaar? Zimmerman knikte heftig van neen. Nee, voor zoover ik me kan herinneren, was zijn heele gezicht glad geschoren, net als die rare Engelschen het doorgaans hebben. Krause knikte lachend» Droeg hij een bril of lorgnet Een lorgnet als ik me niet vergis. Kunt u anders nog wat over hem mededeelen? Niks wat van belang is. Hij leek me een ge moedelijke kerel te zijn, want hij drukte me, alleen omdat ik de juffrouw die nou verdwenen is, bij het instappen haar handkkoffertje aanreikte, vijf mark in de hand. Goed, dan kunt u wel gaan. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 3