fmwkWi
en Cijfers over School
en Onderwijs
De Salarisksriing
Strijdende Zielen
nr.
Het aantal scholen.
Het is nog niet zoo heel laaig geleden, dat
het in ons land een belangrijke vraag was of er
voldoende scholen waren om de bevolking, ook
die in de afgelegen oorden, van het noodzakelijk
onderwijs te voorzien. E|n thans zijn er nog tal
van landen, waar de zorg voor een genoegzaam
aantal scholen betloort tot de ernstige beslom
meringen van den onderwijsorganisator.
Tegenwoordig is het in ons land echter ge
heel anders. Eien van de meest klemmende vra
gen, waarvoor ieder, die zich bezig Inoudt met
de organisatie van ons lager onderwijs, wordt
gesteld, is niet of er wel voldoende scholen zijn,
maar of wij er niet te veel hebben. Elr zijn tlnans
[velen, die meenen, dat het getal scholen ver
uitgaat boven hetgeen noodig en daarom boven
hetgeen in deze zorgvolle tijden financieel toe
laatbaar is.
iWiat leert de statistiek van het gewoon en uit
gebreid lager onderwijs (uitgave van het Centraal
Bureau voor de statistiek te 's Gravenihage) ons
dienaangaande
IWiij merken aan de hand van de daarin voor
komende cijfers vooreerst op, dat de Lageronder-
wijswet. van 1920 een belangrijke vergrooting
van het aantal lagere scholen heeft veroorzaakt
of althans mogelijk gemaakt.
Stellen wij het aantal scholen'van e'inde 1929
tegenover dat op ultimo 1919 dan blijkt, dat in
deze tie'n jaren niet minder dan 2115 scholen
werden geopend. Voorwaar een enorm aantal voor
een land als het onze. Tie veel
Het is niet mogelijk' dit met wiskundige ze
kerheid vast te stellen.
Vooreerst hierom hiet wijl volgens het stelsel
van onze -wet rekening moet worden gehouden
met de godsdienstige en paedagogische richtin
gen welke zich op schoolgebied openbaren. Voor
uiterst geringe aantallen leerlingen worden nog
openbare scholen in stand gehouden, voor een
40 tal kinderen kan (in onze kleinste gemeen
ten) een bijzondere school worden gesticht. Aan
een objectieven maatstaf kan de juistheid van
deze minima niet worden getoetst. Of f zij goed
gekozen zijn kan wetenschappelijk niet worden
vastgesteld.
Maar dat is de eenige moeilijkheid niet. Zélfs
i|rdien in onze onderwijsorganisatie eens geen
rekening werd gehouden met den voorkeur der
ouders voor scholen van een bepaalde richting,
zou het nog niet doenlijk' zijn om een vasten
norm aan te geven, volgens welken het juiste
aantal scholen voor het geheele rijk of een be
paalde gemeente statistisch kon worden bepaald.
Immers daarvoor zou vast moeten staan welke
schoolgrootte paedagogisch en economisch als ide
aal moet worden beschouwd. Men zou voorts
precies moeten weten niest alleen hoe groot de
bevolkingsdicntheid is dat is voor elke ge
meente bekend maar ook op welke wij!ze de
bevolking over het land is verspreid. Wonen die
menschen verspreid over de geheele oppervlakte
der gemeente of zijn zij geconcentreerd gehuisvest
Genoeg om te doen zien hoe moeilijk de vraag
is. Toch kunnen wij wel een indruk krijgen door
het maken van vergelijkingen. Wij ontleenen aan
de statistiek twee voorbeelden.
Vergelijken wij de toename van het aantal
scholen tusschen 1910 en 1920 met die tusschen
1919 en 1929 dan zien wij, dat er in het eerstel
tijdvak 800 en in het tweede, gelijk gezegd.,
2115 zijn bijgekomen. Be groei is dus na' 1919 wel
zeer versneld. Dat is voor een deel te rechtvaar
digen doordat de groei der schoolbevolking in
het tweede tijdvak ook grooter was dan die in
het, eerste. Maar een afdoende verklaring is dat
niet ,want ware het oude tempo van school
stichting bewaard dan zouden er in hei» tijdvak
1919 1929 een 1200 doch nooit ruim 2100 nieu
we scholen bijgekomen zijn. Door deze versnelling
van het tempo van schoolstichting daalde dan
oo khet gemiddeld aantal leerlingen per school
van 173 tot 191.
Hoe is nu die groote toename van het aan
tal scholen te. verklaren
Wij geven aan de hand van de uitvoerige
inleiding der onderwijsstatistiek vijf redenen.
Vooreerst werden in 1920 groepen, die vroe
ger niet in staat waren een school naar keuze
op te richten, daartoe in de gelegenheid gesteld.
Verder werd het ambulantisme van de hoofden
der openbare scholen afgeschaft. Deze moesten
onderwijs geven aan een klasse en konden daar
door niet belast blijven met het bestuur van
groote scholen. Dientengevolge werden groote
openbare scholen gesplitst.
ISchoolsplitsing werd verder veroorzaakt door
het, thans vervallen, voorschrift, dat een school
■niet meer dan 400 leerlingen mocht tellen.
De sterk opklimmende schaal, waarnaar het
aantal leerkrachten der school, 'dat voor Rijks
vergoeding in aanmerking kwam, werd bepaald,
werkte eveneens de schoolsplit'sing in de hand.
Elen school met 300 leerlingen ontving Rijks-
vergoed i:ng voor 8 onderwijzers, 'twee. scholen met
150 leerlingen elk voor 5 onderwijzers d.i. dus
samen 10 onderwijzers.
Einndelijk werden, naar wettelijk voorschrift,
de m 1.1.(0.-scholon georganiseerd elk' tot twee
scholen, een voor g.l.o. en een voor u.l.o. Meest
al bleven deze beide scholen onder éen hoofd
vereenigd.
he inleiding va.n de statistiek van het lager
Onderwijs behandelt het vraagstuk, dat ons bezig
houdt, nog op een gein eel andere wijze. Er werd
eeln berekening gemaakt van het gemiddeld aan
tal scholen per 10.000 leerlingen en wel voor elk
der zes grootste gemeenten afzonderlijk' eji voorts
voor vier groepen van kleinere gemeenten bin
nen elke provincie. Wijl de bezetting van een
bepaald gebied met scholeh in nauw verband
staat met de bevolkingsdichtheid van dat ge
bed, werd voor dezelfde gemeenten en groepen
van gemeenten nagegaan hoeveel schoolgaande
kinderen per K.M.2 komen. Deze beide facto-
reh seholendiehtheid" en „learlingplichthaid"
werden in onderling verband gebracht. Men moet
eigenlijk het werk zelf eens raadplegen om het
belangwekkende resultaat te zien, zooals dat in
eeln grafische voorstelling in beeld werd gebracht.
Wij kunnen er alleen nog dit van vertellen, dat
er verscheidene gemoeiitegroepen naar voren zijn
gekomen, die opvallen door een groot aantal
scholen. Dat, zijn bijvoorbeeld de kleinste ge
nieenten in Eriesland en Groningen. Gunstig
steekt daartegen Noord-Brabant, af en de groep
gemeenten met 20.000— 50.000 inwoners in Gel
derland. ,Maar nogmaals, men bestudeere de sta
tistiek en haar inleiding zelf.
'"A,
Het vraagstuk van de salariskorting staat tegen
woordig in het teeken van de belangstelling. Ieder
een heeft er een meening over, voor de massa, die
niet tot de ambtenarenstand behoort, staat het
onomstootelijk vast: het snoeimes moet er on
verbiddelijk in. De korting zoo meent men door
de regeering voorgesteld raakt kant noch wal,
beteekent eigenlijk niets. Veel drastischer moet wor
den mgegrepen, de korting moet niet 2.5 of 5, maar
zeker 10 a 20 procent bedragen.
Tegenover deze meening van het groote publiek
FEUILLETON
(3)
In de drie lange jaren van zijn opsluiting één
jaar werd hem wegens voorbeeldig gedrag kwijt
gescholden plakte Joachim von Degern vlijtig
suikerzakjes, bond hij bijbeltjes in en leerde hij
veteigaatjes in het bovenleer van schoenen maken.
En ondertusschen dacht hij na, overdag bij het
werk en 's-nachts, wanneer de gevangenis van de
woeste droomen der van hun vrijheid beroofde
menschen dreunde. Steeds weer dacht hij aan een
en hetzelfde: Hoe zal ik mijn onschuld kunnen
bewijzen, hoe pas ik feiten, vermoedens, nietige
gebeurtenissen zoodanig ineen, dat zij eens een be
langrijke getuigenis voor mij kunnen afleggen? In
zijn hoofd papier werd hem voor dergelijke dwaze
dingen niet verstrekt zette hij het stuk in elkaar,
waarmee hij opnieuw rechtsinging in zijn zaak zou
verzoeken en dit stuk werd steeds omvangrijker:
het werden tenslotte honderd vellen machine
schrift, welker inhoud hij elk oogenblik uit zijn
hoofd kon opdreunen.
Toen de drie jaar om waren, had Joachim von
Dengern zijn vrijheid terug, kreeg hij bovendien
'n paar honderd mark verdiend geld en verschil
lende gouden voorwerpen van vroeger, die hij direct
verkocht. En nu begon hij zijn onderzoek, zoo
minutieus en met zooveel ambitie, dat de meest
plichtsgetrouwe politieman 't hem niet zoou ver
beteren. Hij wrong zich in 't particuliere leven van
zijn vroegeren chef, dr Rodenbach, hij ging alles
na, wat vóór 3 jaar had plaats gehad observeerde
't doen en laten van de vrouw, de kinderen en het
personeel van zijn vroegeren chef en hij ging zeer
nauwkeurig na, waar de uitdrager de oude brand
kast had gelaten, welke hij voor een prikje van dén
advocaat had overgenomen. Hij stelde zich in ver
binding met den kleinen koopman, die de brand
kast nu bezat en wist door list en omkooperij in
het bezit te komen van het breekijzer, waarmede in
dertijd de sloten waren opengebroken. Hij ver
kleedde zich als wissellooper, speelde de rol van
een verzekeringsagent, waardoor hij de gevierde
Lolotte van het Elyseumtheater leerde kennen,
deed haar een huwelijks aanzoek, dat geaccepteerd
werd, deed een onderzoek naar de herkomst van
haar juweelen, huurde voor hetgeen hem nog over-
bleefbleef 'n oude waarzegster, die Lolotte moest
gaan opzoeken om haar bepaalde dingen te profe-
teeren en andere bijzonderheden te ontlokken en
toen hij nog precies vijf mark bezat, verscheen hij
op een dag doodsbleek met duizenden rimpeltjes
in zijn gezicht voor den tot chef de recherche ge
promoveerden dr. Clusius, wierp een bundel van
honderd en vijftig vel machineschrift voor hem op
tafel, kreet kuchend: „Arresteert u direct dien ouden
schurk van een Rodenbach, die mij in de gevan
genis heeft laten zetten om zelf aan een gerechte
straf te ontkomen", en viel toen bewusteloos neer.
Mr. Rodenbach joeg zich een kogel door het
hoofd, voor men hem de handboeien had kunnen
aandoen en eenige weken later werd in de rechtzaal
te Moabit de op schrift en door honderd getuigen
naar waarheid onderteekende .beschuldiging tegen
Joachim von Dengern voorgelezen en het slot was,
dat Joachim von Derngern, weer dr. Joachim von
Derngern, door de toehoorders bejubeld, door de
dagbladen geprezen en het meest door dr. Clusius
bewonderd werd. Bovendien kreeg hij van het rijk
dat zich met de nalatenschap van Rodenbach scha
deloos stelde, een zeer aanzienlijk vermogen als
compensatie voor de onschuldig geboete gevange
nisstraf en van zijn broer een telegram met har
telijke gelukwenschen, dat onbeantwoord bleef.
Joachim von Derngern echter was een ander
mensch geworden. Hij trok zich in een voorstad
terug, werd menschenschuw, vermoed elke ont
moeting met vroegere vrienden, dronk veel en haas
tig, verteerde langzaam maar zeker zijn geld tot
hij op zekeren dag in een wijnrestaurant toevallig
dr. Clusius ontmoette. Deze, nog geplaagd door ge
wetenswroeging over de destijds door hem gemaakte
schromelijke vergissing, verzocht von Derngern hem
gezelschap te houden, erkende den bedenkelijken
gemoedtoestand van den nu zes en dertigjarigen
man en zei plotseling een ingeving volgend, zooals
die soms ook doodgewone menschen overvalt:
Komt u bij ons! Stel uw krachten in dienst
van de politie en de gerechtigheid! U hebt immers
bewezen, dat in u de geniaalste detective schuilt,
die inclusief dien dwazen Sherlock Holmes, ooit op
dit ondermaansche heeft rondgeloopen
En toen was, voor het eerst sinds vele jaren, een
glimlach over het ingevallen gelaat van von Dern
gern gevlogen en hij had de hem toegestoken hand
met vasten druk omklemd-
de Berlijnsche politie werkzaam en wel met een
succes, dat de stoutste verwachtingen van dr. Clu
sius en den politiepresident overtrof. Sedert vijf
jaar werden hem de moeilijkste, ingewikkeldste en
wanhopigste gevallen toevertrouwd en voor zoover
aan de menschelijke macht geen grenzen waren
gesteld, bleef het succes hem trouw. De sensatio-
staat de tegen elke korting afwijzende houding
van de massa der goedgeorganiseerde ambtenaren.
Dezer dagen kwam mij een manifest in handen,
geteekend door de besturen van tal van ambtenaren
organisaties in dienst der publieke en semi-publieke
bedrijven. Hier trekken de R.K., Christelijke en Neu
trale organisaties één lijn. Met groote eenparigheid
en beslistheid wordt elke vermindering van levens
positie afgewezen. De toon van het manifest is
waardig en wordt goed geargumenteerd. Men voert
aan een uitspraak van Minister de Geer in 1930,
toen deze bewindsman elke band tusschen een slui
tend budget en de salarieeering der ambtenaren als
sluitpost op de begrooting als ontoelaatbaar af
wees. En wat gebeurt er nu? wordt gevraagd. Heeft
Z. Exc. toen zijn mond voorbij gepraat.?
Straks zal minister de Geer in de Kamer dit ar
gument wel te hooren krijgen. In het bovengenoem
de manifest worden andere middelen tot dekking
van het tekort aangeprezen. Men wenscht desnoods
een crisisbelasting, te dragen door hen, die niet door
de malaise getroffen worden.
Daardoor wordt de last zoo wordt geredeneerd
j-op die schouders gelegd, die deze het best kunnen
dragen. En ook het ambtenarencorps zal op die wij
ze gaarne zijn deel bijdragen.
Dan wordt gewezen op de schadelijke gevolgen
die een vermindering van koopkracht der ambte
naren op den middenstand moet hebben. Men zal
moeten toestemmen, dat deze argumenten niet zon
der meer kunnen worden afgewezen.
Vanwaar toch die beslist afwijzende houding van
het corps ambtenaren?
In het manifest staat, dat bij de manifesteerende
organiasties zegge negentig duizend ambtenaren
in overheidsdienst zijn aangesloten. Nu moet het
begrip „in overheidsdienst" ietwat ruim genomen i
worden. Ook onderwijzers doen mee. De verklaring 1
der houding dezer ambtenaren meenen we te moe-
I ten zoeken in de houding, die het publiek in den
loop der tijden tegenover het corps heeft ingeno-
Jaren, en jarenlang is de ambtenaar zeer slecht
bezoldigd geweest. Het ambtenaarsgezin heeft schier
altoos getobt. het was op of tekort. En de burgerij
meende blijkbaar dat dit zoo hoorde. Niemand min- 1
der dan professor Grosheide heeft in de Heraut
geschreven over de zonden der besturen van Chris
telijke Scholen, die ook, toen de levensverruiming
algemeen was, hebben nagelaten de onderwijzers
beter te bezoldigen. En wat voor de onderwijzers
geldt, mag ook gezegd worden van de lagere rijks-
tenaren. Wie als schrijver van dit artikel van nabij
met den toestand va nhet ambtenaarsgezin in den
tijd van 19121914 en ook in de eerste oorlogsjaren
bekend is, weet en geeft toe, dat de bezoldiging
slecht was.
En nu heeft de ambtenaar dien tijd niet vergeten
Hij weet zich geen persona-grata bij het publiek
dat weinig van nabij met den ambtenaar en on
derwijzer bekend is. En als het salaris als vroeger
door raden en besturen moest worden bepaald, dan
weet hij zich van tevoren teruggebracht tot de po
sitie van vóór 1914.
En daartegen verzet hij zich met hand en tand.
Ik meen, hier wreekt zich de fout uit het verleden
Ten plattenlande heeft men vaak een verkeerde
voorstelling omtrent de positie van den ambtenaar.
Men let uitsluitend op de som der jaarwedde, legt
dan de maatstaf aan van het eigen geldelijk in
komen en meent dan, zelf tekort te komen en dat
de ambtenaar in veel betere conditie verkeert.
Ontegenzeggelijk heeft diens positie in tijden als
thans moeten doorworsteld, veel voor. Dat te ont
kennen ware dwaasheid.
Echter wordt maar al te vaak over het hoofd
gezien, dat de ambtenaar letterlijk iedere behoefte
met geld heeft te betalen.
Indien de land- en tuinbouwers eens zuiver in
rekening brachten de kleinhandelsprijs voor pro
ducten als groente, aardappelen, vleesch, etc. uit
eigen bedrijf genoten, zouden ze een juist inzicht
Rijgen van de geldelijke behoeften van het amb
tenaarsgezin.
Allicht zou de eenzijdige kijk wat gewijzigd worden
En toch ben ik de meening toegedaan, dat de sa
lariskorting niet alleen gewenscht, doch zelfs ge
boden is. Een globale korting over heel de linie, on
geacht de genoten wedde, meen ik niet juist te
mogen achten.
Wie het aanvangssalaris van den onderwijzer en
ambtenaar eens op den keper beschouwd, zal moe
ten toestemmen, dat het uiterst moeilijk zal gaan,
met een nog lager beginsom rónd te komen.
De gronden, waarop dit oordeel rust, zullen in
een volgend artikel worden uiteengezet.
Plaatselijk
Hieuw»
NOORDSCHARWOUDE.
A-van-W-KEMBUR
LEEUWARDEN
De Radio-Centrale
D. SCHUITEMAKER Jr.
Hoevelen het er zijn weten wij natuurlijk niet.
maar we veronderstellen van zeer velen, die op
de bovengenoemde radio-Centrale zijn aangesloten,
en genieten van al hetgeen de programma's van Hui
zen en Hilversum brengen.
Maar ook zullen-de luisteraars vele malen hun
genot verstoord hebben gezien door storingen.
In de allereerste plaats noemen wij bv. de stof
zuigerstoringen. Zoodra deze in werking werden ge
steld werd de storing, veroorzaakt door de motor
in den stofzuiger, door de Centrale opgevangen,
en langs de voedingsdraden voortgeplant.
Maar een niet minder groot verdriet veroorzaakte
het Engelsche zendstation Midland' Regional, door
welks invloed verschillende stukken en vooral rede
voeringen slecht waren te volgen.
Onwillekeurig zal men zich hebben afgevraagd
of daar nu niets tegen te doen was, en dat was de
vraag, die de heer Schuitemaker zich ook stelde.
Bij voorbaat werd deze vraog bevstigend beantwoord
maar de groote factor was: het middel.
Ook dat middel werd gevonden.
Een systeem, hoewel bekend, werd door den heer
Schuitemaker practisch toegepast. Na eenigen tijd
van zoeken en onderzoeken was „het" gevonden
en berust de verandering op het zoogenaamde
„richtingsysteem."
Een speciale antenne-contstructie is door hem
aangebracht, waarbij is doorgevoerd een afscher
ming door middel van aarddraden.
Wij waren in de gelegenheid deze aangebrachte
constructie te bezichtigen, waarbij ons alle inlich
tingen werden verstrekt, en stonden wij verbaasd
over den eenvoud hiervan.
Zoo ziet men dus, dat ook aan de Radio-Centrale
niet stil wordt gezeten, en men er daar steeds op uit
is om verbeteringen aan te brengen, daar waar dit
mogelijk is.
Men zit daar heusch niet stil, en doet daar nog
wel iets meer dan de verbinding met Huizen of
Hilversum tot stand brengen.
Maar met dit al: er is een groote verbetering tot
stand gekomen en de aangeslotenen zullen zeker
wel al zelf in de gelegenheid zijn geweest om hier
van in de letterlijke beteekenis van het woord ken
nis te nemen.
En wij meenden niet te mogen nalaten op dit
feit de aandacht te vestigen.
—NOORDSCHARWOUDE.
Gaven wij in ons vorig nr. een kort verslag van
den filmavond georganiseerd door het Instituut v.
Arbeidersontwikkeling, toch hebben wij nog iets ver
geten te melden.
Door de af deeling Langedijk van het Instituut
voor Arbeidersontwikkeling zal, om het bezoek aan
zijn avonden te bevorderen, en het den bezoekers
wat het betalen betreft, zoo gemakkelijk mogelijk
te maken, een spaarsysteem worden ingesteld. Ie
dereen kan zich hiervoor opgeven, en door een dub
beltje per week t esparen, zeer gemakkelijk de en-
trée betalen. Men koopt wekelijks van den bode
een zegeltje en betaalt zoo ongemerkt den toe
gangsprijs.
Blijft men thuis, de zegels behouden hun waarde.
—NOORDSCHARWOUDE.
Wij willen belangstellenden en belanghebbenden
wijzen op de in dit nr. voorkomende advertentie,
waarin wordt aangekondigd, dat Maandag a.s. een
crisisvergadering zal worden gehouden van tuin
ders en middenstanders, ter bespreking van den
noodtoestand.
Op deze vergadering zal aanwezig zijn het Tw.
Kamerlid de heer Duys, die op deze vergadering
van de feiten grondig wil kennis nemen.
Voor nadere bijzonderheden leze men de adver
tentie.
Ik heb ondervonden dat het goed is om een
of twee maal per week des avonds het gelaat
een paar minuten met Purol te masseeren, waar
na ik de gewoonte heb de niet in de huid ge
drongen Purol met een zacht doekje af te vegen.
Deze eenvoudige behandeling geeft op den duur
aan de huid een bijzonder zachte en mooie teint.
neele moord van de vorstin H., slachtoffer van
haar eigen dochter, de internationale valsche mun
tersbende, waarbij het om milliarden ging, de ont
maskering van de „groene ridders", onder welken
naam een aantal beruchte inibrekers eenige jaren
lang hun praktijken hadden kunnen uitoefenen
deze en honderd andere gevallen waren het, waar
over de ingewijden fluisterden, wanneer rechercheur
Krause, norsch en stug als steeds door de gangen
van het hoofdbureau van politie liep.
En deze Krause zou er nu „op los gaan", om een
misdaad, die spoedig geheel Duitschland in op
schudding zou brengen, tot klaarheid te brengen.
Vier alleen staande meisjes.
Terwijl Clusius met een plechtig gezicht de vier
vrouwen gelijktijdig aan een verhoor onderwierp,
snuffelde Krause in de vier handkoffers, tasschen
en manden der verdwenen meisjes. Wat de voor de
met inkt besmeurde schrijftafel staande opgewon
den vrouwen vertelden, scheen hem niet in het
minst te interesseeren, en de nerveuze blikken,
welke zijn chef hem toewierp, stoorden hem al
evenmin als dr. Clusius' waarschuwend gekuch.
Wat een armoedig zootje, dacht Krause.
Deze versleten, zwart houten koffer, die afgedra
gen tasch van zeildoek, een zwaar gehavend rieten
mandje, een" koffertje van vulcan fiber, dat alles
toonde met zijn troosteloozen inhoud aan ordinaire
lijfgoederen, verfrommelde blouses, afgedragen
schoenen, levensgeschiedenissen. De aardsche res
ten van arme, domme wezentjes, die zich in haar
angst voor den .eenzamen ouderdom en een niet
te stellen hunkeren naar liefde en aanhankelijk
heid den eersten den besten schurk in de armen
werpen en zich tot het laatste oogenblik vol stii
verlangen ergens in het bosch of aan een verlaten
rivier laten vermoorden.
Dr. Clusius had zoo juist het verhoor met de laat
ste aanklaagster de weduwe Klappholz uit Charict-
tenburg beëindigd, toen Krauze plotseling het woord
nam.
Dames, ik zal u alles wat u zooeven hebt mede
gedeeld nog eens recapituleeren.
In het kort herhalen, interrumpeerde dr. Clu
sius, die zich met het gebruik van vreemde woor
den nooit kon vereenigen, de wenkbrauwen fron
send.
Goed dan, niet recapituleeren,n maar in het
kort herhalen, zei Krause met een kwaadaardig
glimlachje. In de eerste plaats dan mejuffrouw
Trude Muller, die bij u, mevrouw Wendler, heeft in
gewoond. Middelmatige legnte, slank. Hoogduitsch,
met Berlijnsch accent, bruin haar a la Cléo, de
Mérode, gave tanden, groote oogen, welker kleur
u niet precies kunt opgeven. Een opvallend mooi
en sympathiek meisje, oogenschijnlijk van. verlief
den aard. Zij heeft u meermalen van haar verloofde
verteld. Dezen verloofde hebt u slechts eenmaal
gezien. Ook hij maakte op u een gunstigen indruk
en is een knappe, blonde man, zonder snor of baard
en met lorgnet.
Bij deze woorden knikten alle viar vrouwen ijve-
riu en men hoorde een toestemmend juist in ver
schillende toonaarden.
Van familieleden in Berlijn of ergens anders,
van vrienden of kennissen van deze Trude Muller
weet u niets?
Nee, antwoordde mevrouw Wendler, het arme
kind heeft nooit over zich zelf, maar steeds alleen
van haar verloofde, dien schoft, gesproken, en nu
drijft haar lijk zeker ergens in het water en die ke
rel maakt pleizier met andere meisjes, die ie dan
natuurlijk ook zal vermoorden, het is zonde, dat
ik het zeg.
Mevrouw Wendler snikte, De andere drie zagen
zich plots genoodzaakt haar neus te snuiten, kapot -
hoedjes knikten heftig op en neer.
Bij u, mevrouw Zinkenbach, heeft de verdwe
nen Greta Moller uit Hamburg slechts twee dagen
gewoond. Licht bruin haar in een vlecht om het
hoofd gewonden. Flinke verschijning, geprononceerd
Hamburgsch dialect. Ook zij heeft van een verloof
de verteld, waarmee ze een uitstapje naar den Ha-
vel zou maken. Zij werd ook door dien verloofde af
gehaald, maar alleen de concierge heeft hem ge
zien. Laat dien man dus even binnenkomen.
De concierge, de heer Zimmerman uit de Nurn-
bergerstrasse, kwam binnen. Toen Clusius aanstal
ten maakte om hem aan een verhoor te onderwerpen
gaf Krause door een wenk te kennen, dat hij die
taak zelf wel op zich zou nemen.
De heer, met wien op den 5en Juli een juffrouw
die bij mevrouw Zinkenbach in huiswoonde, wegreed
was blond, en droeg een kleine snor nietwaar?
Zimmerman knikte heftig van neen.
Nee, voor zoover ik me kan herinneren, was
zijn heele gezicht glad geschoren, net als die rare
Engelschen het doorgaans hebben.
Krause knikte lachend» Droeg hij een bril of lorgnet
Een lorgnet als ik me niet vergis.
Kunt u anders nog wat over hem mededeelen?
Niks wat van belang is. Hij leek me een ge
moedelijke kerel te zijn, want hij drukte me, alleen
omdat ik de juffrouw die nou verdwenen is, bij het
instappen haar handkkoffertje aanreikte, vijf mark
in de hand.
Goed, dan kunt u wel gaan.
Wordt vervolgd.