Voor Verstrooiing en Verpoozing lijke stamppot vaiü zoete en zure appelen met aardappelen en een stukje spek. Besten van het middagmaal mogen nooit worden weggeworpen, maar worden bij de boterham gegeven. Maar waar zullen wij' dan op moeten bezuini gen Zoo mogelijk op licht, kleeding en allerlei kleine uitgaven, cadeautjes, bloemen enz. en het geld om en om keeren vóór we het uitgeven. Het is zoo ooit, zeker nu voor vele huisvrou wen moeilijk om te rekenen, om het Inuishoudgeld zooveel mogelijk in deelen te splitsen en uit te komen! Op gas zullen wij b.v. kunnen sparen, door onze groenten voor twee dagen te koken met dit kioude weer is dit zeer goed mogelijk en wordt de groente een volgenden ö&g eenvoudig ver warmd op de aardappelpamverder zullen wij weer van de hooikist of couranten gebruik moe ten maken, wat ook besparing beteekent en bij het koken van een of ander gerednt de gaskraan op half stellen. ,W;at de kleedi'ng betreft, zullen wij ons niet door uitverkoope'n moeten laten verleiden om meer te koopen dan voor het oogenblik strikt no-ydig is Prijsdaling kan op den duur niet uit blijven, dus zouden wij toch te veel uitgegeven hebben met onze z.g. kóopjes. Men maakt zicl/i zei fwel wijs, dat men geen koopjes voorbij" mag laten gaan, maar Hat is zelfbedrog. Indien men het zuinig aan moet leggen, moet men zidn bij den aankoop van een of ander wel degelijk af vragen: „Is het werkelijk noodig?" oppassen is ?de boodschap, niet alleen slednts als noodzake lijkheid voor ohs zelf, maar ook als voorbeeld Voor anderen en "hiertoe mede te werken is in de eerste plaats de plicht van ons als vrouwen en moeders. de schoen bedorven en tiet gevolg is, dat hij den voet niet meer den noodigen steun biedt, waar door men gauw moe wordt, onzeker loopt en daardoor zwikt. Bij het aanschaffen van nieuwe schoenen is het duo noodig vooruit te bepalen óf men avond schoenen dan wel wandelschoenen noodig heeft eln ook hoe la oog de hak moet zijn zondeij hin derlijk te zijn bij het loopen. DpEJ HOOGE HAK; Men ziet op straat zoovele vrouwen en meis jes, aan wier gang het te bemerken is, dat iedere pas hun veel pijn veroorzaakt, daar jdej hak ken der schoenen veel te hoog zijn. Konden zij zich zelve eens zien loopen, dan zouden ziji wel verstandiger worden. Natuurlijk willen wij daarmede het dragen van een hooge hak niet geheel en al uitsluiten, want bij nvondkleeding zou b.v. een gewone wandel schoen met een platte hak absoluut nie£ staan;. Bij sportkïeeding wordt een platte of iets hoo- gere hak, evenals bij alle wandeltoiletten ge kozen. De vraag of hooge of lage hakken dragen, zal dan voor ieder geval o,p feichzel fbeantwoord Imoeten worden, maar zéker is het, dat men üi$t die belachlijk hooge hakken zal moeten dragen, waarbij men bij iedere stap die men doet, pijn gevoelt, ook zelfs niet bij de avondkleeding. De voet bederft er inderdaad door en de mooi ste kleeding komt niet tot zijn recht, indien men geen goede gang heeft, wat ten nauwste ver bonden is met een goede schoen. Sommige vrouwen hebben de gewoonte om de hoogte van een hak naar willekeur te laten ver anderen; zij koopen b.v. schoenen met zeer hooge hakken en laten deze na eenigen tijd aanmerkelijk lager makeh of wel zij koopen de z.g. wandel schoenen en willen de hakken daarvan een eind hooger laten maken. "In beide gevallen, wordt D® VROUW VOL, PLANNEN. Bjie nooit iets tot stand brengt. Plahhen maken, is een aardig werk, het houdt eeh mensch jong en lenig van geest. Maar plan- inen-maken, waarvan men zeker weet dat toch nooit iets verwezenlijkt wordt, is lichtelijk ver moeiend. Kent ge haar niet, de vrouw, die altijd boorde vol zit met dié soort plannen .Wiat zal ze al niet. Haar geest is een groote en borrelende ketel vol voornemens van prijzenswaardige kwa liteit. Het is alleen maar zoo jammer, dat nooit of te nimmer iets van terecht komt. ge hóórt het haar verzekéren: ze zal dezen zomer nu eens tijdig vooruit de vacantie-garde- robe in orde maken. Z;e zal alle jurkjes van haar jkleine meisjes zelf met handwerk versieren en ze zal tijdig naar de badplaats schrijven om toch vooral het aardige huis aan zee 'te krijgen. Ze zal ook de zieke vrien|din bezoeken; ze zal dit jaar hu eens niet te laat in den tuin zaaien én ze zal mevrouw Z|. nu eens eindelijk dat ge leende boek 'terugbrengen. Zo zal zich todn weer eens een beetje rüeer gaan "toeleggen op haar tale'n en haar muziek; ze zal wat meer belang stelling gaan toone nvoor man'liefs werk en ze zal de werkster verbieden om met de schoon maakbeurt mijn heer's bureau heelemaal door de war te gooien. Eir komt nooit iets van. Terwijl ze nog! met het eene plan bezig is, wordt het alweer door een tweede verdrongen én een derde doemt ép laan den horizon van haar denken. Typisch verschijnsel van dezen rusteloozen tijd, de vrouw vol plannen, die nooit iets tot stand brengt. i VERVEN VAN SjTOFFEN. Wrijft de handen met vaseline in, voordat u ermede met het water, waarin de stoffen geverfd worden, in aanraking komt. Het voorkomt het indringen der kleurstof in het vel, waardoor moeilijk te verwijderen vlekken ontstaan. Een eetlepel poedergelatine opgelost in twee eetlepels warm water is bij gebrek aan eiwit bij het bakken van koek een goed vervangings middel. Indien de nagels zóó bros zijn, dat zij bij liet verrichten van huishoudelijk werk afbreken, moe ten zij elke avond vpór het naar bed gaan! met vaseline worden ingewreven, waarna men oude handschoenen aantrekt, om te voorkomen, dat de vaseline van de nagels gaat. Sinterklaas komt nu al gauw nietwaar? Je hebt misschien al een verlanglijstje klaargemaakt. Maar heb je er ook als eens aan gedacht waarmee je vader of moeder of je broer of zuster kunt verrassen Neen? Maar dan heb ik een aardig plannetje. De bedoeling is om lucifersdoosjes te bekleeden. Ja, je hebt het goed gelezen, bekleeden! Luister maar. Je neemt eerst een paar vellen teekenpapier. Dit teekenpapier maakt je kletsnat, Aan beide kanten strijk je er met een kwastje met schoon water (of met een spons overheen. Is het papier door en door nat, dan leg je het op een plank of op een glad tafelblad (natuurlijk niet op het blad van het salontafeltje, want dan krijg je ruzie met je moeder. Nu neem je je waterverf doos, en je begint de kleuren die je naar eigen smaak kiest op het natte papier aan te brengen. VOOR DE MEISJES. EEN DEKENTJE MAKEN VAN OVERGESCHOTEN STUKJES GOED. I Een aardig geschenk voor mama voor de komen de feestdagen: een dekentje of je kunt er ook een kleedje van maken dat is samengesteld van overgeschoten lapjes uit moeders naaidoos. Ga maar eens rondneuzen in die naaidoos en vraag maar aan moeder of je een paar van die overgeschoten lapjes hebben mag. Als je die lapjes hebt dan ga je daarmede naar je kamertje. Je moet het kleedje natuurlijk niet in het openbaar maken, want dan is de aardigheid erfa. Dan ziet moeder, waarvoor je het maken wilt, waarmede je bezig bent en de verrassing is eraf. Je knipt nu de lapjes goed T>p gelijke grootte. Vierkante stukjes maak je ervan, l Deze stukjes goed hecht je nu vast met een ,.ik en een jij steek" op een stuk grauw papier Kijk maar 1 eens op het plaatje dan zie jep meteen hoe het I moet. Je kiest bv. een motief van streepen. Als je die streepen op gewoon papier aanbrengt, wordt het niet mooi want je ziet direct de afscheidingen der verschillende kleurlijnen. Nu het papier echter door wekt nat is vloeien de kleuren op een zeer fraaie manier in elkaar. Heb je zoo een paar van die bladen volgeschilderd, dan laat je je schilderijen drogen. Na eenige dagen als je schilderwerk droog is, meestal is het dan nog mooier geworden dan het eerst leek ga je het vouwen en knip je er reepen van die even breed zijn als de lengte van hetluci- fersdoosje bedraagt. Dat moet erg precies gebeuren hoor, anders wordt het knoeiwerk. Nu koop je tenslotte een pak lucifers en je plakt om de doosjes de reep gekleurd papier heen. Netjes doen hoor. anders is de aardigheid er af. Geef dat zelfgemaakt geschenk aan moeder of vader op Sinterklaas. Ze zal er zeker blij mee zijn. deren zelf gemaakt hebben. III. Mijn geheel is de naam van iemand die spoe dig jarig is en bestaat uit elf letters. 8, 9, 10, 6, 11 een ander woord voor schoen. 8, 2, 3, 4 zit om je hoed. 7. 9, 10 eet je op brood. Wij geven meteen de oplossing: 1. Kar - el - Karei. 2. Mond Rond, Bond, Hond. 3. Sinterklaas. - Laars, lint, kaas. Nadruk verboden. EEN NIEUW GEZELSCHAPSSPEL. DE ZEVEN. Dit is een aardig spelletje dat je wel eens op een vrijen middag of avond, als het geen weer Is om buiten te zijn. met je vrienden of vriendinnen kunt spelen. Je begint met op een groot stuk papier of karton het laatste is nog beter, want dan kan je het spel langen tijd gebruiken een aantal cirkeltjes te teekenen. Een groote cirkel in het midden. Kijk maar op het plaatje, dan zie je meteen wat ik be doel. In de middelste cirkel wordt het cijfer 7 geplaatst In de andere cirkels schrijven we zooals je ziet, de cijfers van twee tot elf. Zeven wodrt dan na tuurlijk weggelaten. Nu vraag je aan moeder of vader een aantal twee en een halve cent stukken men zegt ook wel vierduitstukken te leen. Heb je die, dan begint het eigenlijke spel. Het papier met de cijfers wordt op tafel gelegd. De spelers gaan nu rond de tafel zitten en er wordt afgeteld. Zitten de stukjes naast elkaar, dan neem je een stopnaald en wat garen en je begint de stukjes aan elkaar te maken, (zie de teekening.) Hebt je alle stukjes aan elkaar gemaakt, dan haal je het papier eraf en je hebt een lap goed die bestaat uit allerlei kleurige stukjes. Wil je dat n uals kleedje gebruiken, dan maak je er op de bekende manier een franje aan. Nu is het natuurlijk ook mogelijk een kussen te maken. Dan vorm je nog een tweede lap. De beied lappen naai je aan elkaar vast, maar één kant wordt nog even opengelaten. Je hebt dan eigenlijk een soort zak gemaakt die volgestopt wordt met kapok. Is de kapok erin. dan naai je ook den bovenkant dichta. En het kussen en daarmede ook het geschenk voor moeder is klaar. Nadruk verboden.) NU EVEN RAADSELEN. I. Mijn geheel is een veel voorkomende jongens naam. Mijn eerste gedeelte is een vervoermiddel, mijn tweede deel is een maat. II. Met M een deel van het lichaam. Met R niet vierkant of hoekig. Met B een vereeniging. Met H een huisdier. Wie het laatst „af" is mag beginnen met het spel. Hij neemt twee dobbelsteenen, schudt er mede en als hij nu bv. acht gooit, moet hij een vierduit- stuk op de cirkel die het cijfer acht aangeeft zetten. Zoo gaanwe door tot een van de spelers een getal gooit precies gelijk aan dat dat reeds door een vierduitstuk is bezet. Gebeurt dat, dan mag hij het twee en een halve cèntstuk dat hij eigenlijk zou moeten opzetten behouden, terwijl hij ook het andere vierduitstuk mag nemen. Wordt een zeven geworpen dan moet men. ondanks het feit dat er misschien reeds geldstuken aanwezig zijn, in den kring, telkens weer een vierduitstuk bijzetten. Als men echtereen twaalf werpt dan mag men alle geldstukken nemen die in het cirkeltje van de zeven zijn opgespaard. Tevens heeft men dan het recht nogmaals te werpen. Wanneer men bijgeval die tweede keer ook twaalf gooit, mag men alle geld stukken nemen, die op het geheele speelveld aan wezig zijn. Het spel begint dan weer opnieuw. WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN. BESTE KINDEREN, En hoe waren de raadspels? Waren ze ditmaal niet gemakkelijk? Neen de oplossingen krijgen jullie toch pas de volgende week, dat is nu eenmaal mijn gewoonte. Hiever zijn jullie al met de Sinter klaascadeautjes? Dat kun je me gerust schrijven, ik zal je lekker niet verklappen in de correspondentie hoor. Weten jullie al wat je graag wilt hebben? Verlanglijstjes al klaar, of is het nog te vroeg? Nou maar ik zou als ik jullie was. al maar vast gaan bedenken, hoor. En schrijf me dat eens. Je weet wel, ik ben een goede vriend van iSnterklaas dat heb je verleden jaar gezien, dus misschien kan ik alvast een goed woordje voor je doen. Want Sin terklaas kent geen malaise of crisis hoor. Dit heeft zijn speelgoedzak steeds gevuld. Maar Zwarte Piet heeft zijn roede ook steeds bij zich en stoute kin deren weten het dan wel. Maar ik geloof, dat ik on der mijn raadselnichtjes en -neefjes niets dan ge hoorzame, flinke kinderen heb. is het niet? En als je nu zoo nu en dan een beetje ondeugend bent, geweest, wel houdt je dan vanaf vandaag eens extra goed. En stuur je verlanglijstje maar gerust aan Oom Maarten toe. Het helpt allicht iets. En nu gaan we weer eens fijn aan de raadsels. OPLOSSINGEN LETTERS AM. 1. Toorop pot rot por. 2. Genestet. Goliath Pasteur. Nelson. Oldenbarneveldt. Maurits Ru ter Vondel Tromp. 3. Tam mat. 4. Ka bout er. Kabouter. NIEUWE OPGAVEN. LETTERS AO. 1. Ik ben een dier uit de Poolstreken. Mijn eerste deel bestaat uit drie letters en is een ander woord voor „land." Ook bij vestingen treft men het aan. Mijn tweede deel is de naam van een bewoner van zeker land en besaat ook uit 3 letters. 2. Ik ben een bloemsoort. Mijn eerste deel (2 1) is de naam van een deel van de scheepstui- gage. Mijn tweede deel is de naam voor een R.K. kloosterzuster (3 1.) Het omgekeerde van mijn derde deel (3 1) is de naam voor een gat in een scheepswand. Wie ben ik? Deze beide raadsels zijn zoo moeilijk dat ik het er deze week eens bij laat. Wie ze oplost, krijgt een extra mooi prijsje. Dus aan slag en laat eens zien, dat je een neefje en nichtje van oom Maarten bent. De prijswinner van verleden keer was Roetmopje. Hartelijk gefeliciteerd. En nu allemaal gegroet door Mies en door OOM MAARTEN. DE BOOTTOCHT. EEN AVONTUUR VAN „DE CLUB VAN VIER". door Mag ik de leden van „de club van Vier" even voorstellen. Voorzitter: Jan Halmers, de jongeling met de grootste spierballen van de geheele school. Secretaris: Keesje Doelemans, klein, vlug, lenig en bij klimpartijen altijd nummer een. Derde lid: Henk Bakema, beste zwemmer van de school. Vierde lid: Gerard Derksen. die beroemd was was om zijn schoone redevoeringen die hij voor de school kon afsteken. Deze jongens vormden „de club van vier" Andere leden waren er niet. Wel hadden enkele jongens geprobeerd om in de club te worden opgenomen maar dat was niet gelukt. Alleen jongens met bij zondere eigenschappen konden als lid toetreden. En tot nu toe meenden de jongens, was er nog niemand in aanmerking gekomen. Wat de club overigens deed? Ja, dat wisten ze eigenlijk zelf niet precies, maar zeker was het, dat ze iederen vrijen middag samen waren. Ze gingen dan dikwijls naar de rivier, die even bul ten de stad stroomde. Daar was iets schoons te zien. Op Zaterdag en Woensdag middag werd daar name lijk door de roeivereeniging „Unitaséé geoefend. En de jongens waren altijd van de partij om toe te kijken. Meer ook niet. Want de leden van Unitas waren jongens van de groote kostschool en ze voelden zich waarom wist niemand zeer ver heven boven „die jochies van de lagere school." Door de leden van de club van vier was wel eens een poging gewaagd o mook eens in zoo'n fijne, slanke roeiboot te mogen zitten, maar dat was op niets uitgeloopen. Ze waren weggejaagd door den trainer van Uni tas. Toch gingen de jongens nog vrij geregeld kij ken. En als ze die kostschooljongens daar fijn za gen roeien dachten ze: hè, als wij dat nu ook eens konden doen. Maar ze vreesden zeer dat het wel altijd een wensch zou blijven. Aan het begin van de maand kwam er een nieuwe jonge in de klas. Het was een stevige groote vent, die er echt nogal trotsch uitzag. In het begin be moeide hij zich dan ook weinig met de andere jongens. Hij ging kalm zijn gangetje en hij deed zijn werk in de klas zeer goed. Zoo goed, dat de meester al twee keer had gezegd tot de jongens: „Nemen jullie eens een voorbeeld aan Henri Lameer." Zoo'n voorvalletje droeg er nu bepaald toe bij om Henri getapt te maken bij de club van vier. Ze dach ten er niet bij na dat Lameer er eigenlijk niets aan kon doen dat hij tot voorbeeld van de klas werd gesteld. En zookreeg Henri Lameer al spoedig den bijnaam „Brave Henri" Een kleine variatie op de bekende uitdrukking dus. Het was op een mooien Zaterdagmiddag dat de club van vier bij het bootenhuis van Unitas samen- wam. Ze wilden weer eens naar de roeiwedstrijden op de rivier gaan kijken en wachtten daarom bij het huis tot de kostschooljongens zouden komen. Meestal waren deze er om een uur of drie maar dit keer werd het half vier zonder dat de jongens in hun witte truien verschenen. „Ze komen niet vanmiddag" besliste Jan. „Laten we nog wachten tot vier uur" stelde Henk voor. Als ze er dan nog niet zijn gaan we weg." Jan, de hoofdman schudde het hoofd. „We gaan niet weg," sprak hij. „Nu zullen wij eindelijk eens gaan roeien. De lui van de kost school roien vanmiddag niet en de booten worden dus niet gebruikt. En dat, terwijl wij zoo graag eens zouden willen roeien. Neen lui, nu moeten we de kans waarnemen." De vrienden knikten Ze voelden er veel voor. Zoo werd er nog een poosje gewacht en toen de jongens daarna er nog niet waren sprak Jan: „We gaan er op los, jongens." „Goed." sprak Gerard Derksen. „Maar hoe kom jij in dat bootenhuis? Dat zul je toch wel op slot vinden?" „Laten we beginnen met over het hek te klimmen sprak Jan. Dan kunnen we nog altijd verder zien." Zoo gezegd zoo gedaan. De club van vier klom over het hek op de haar eigen vakkundige wijze. Jan trad vervolgens op de deur van het bootenhuis toe en rammelde er aan. Op slot sprak hij. Een oogenblik scheen hij na te denken. Toen sprak hij tot Keesje Doelemans: Keesje, klim jij eens op mijn schouders en daarna op het dak van het huis. Misschien is daarboven een luik. Keesje klo mal. Binnen eenige oogenblikken was hij op het dak van het huis. Keek even rond en sprak toen: Er is een luik. Jan glimlachte voldaan. Allemaal op het dak jon gens, commandeerde hij, en binnen eenige minuten zat de geheele club van vier op het dak van het bootenhuis. Het luik was snel geopend en zoo ston den de jongens spoedig naast elkaar in het don kere gebouwtje naast elkander, waarin de booten van Unitas werden bewaard. Het kostte heel veel moeite om een der booten een flinke giek op te tillen en door het luik op het dak te krijgen. Maar het ging nu eenmaal niet an ders. De jongens werkten als paarden en eenigen tijd later lag de boot op het gras aan den oever van de rivier. En toen ging de roeipartij beginnen. Dat ze eigenlijk geen van allen verstand hadden van roeien wilden de jongens niet bekennen. Ze waren zoo vol geestdrift dat ze er maar dadelijk in sprongen. En in het begin ging het ook werkelijk goed. Ze bleven stil zitten in de giek en het slanke bootje bleef dan ook wel in evenwicht. Uit voorzich tigheid bleven ze zooveel mogelijk aan den kast van de rivier. Alles ging dus goed totop den weg langs het water plotseling Henri Lameer aangewandeld kwam. Jongens schreeuwde Jan, daar heb je brave Henri ook. De andere roeiers keken op en begonnen ook te schreeuwen. Henri kwam naderbij. Zoo jongens, zei hij lachend, hebben jullie een bootje gejat? Jan ging rechtop staan in de boot. Gejat is het woord niet, meneer Henri. We hebben de boot geleend van Unitas. Dat zal wel, zei Henri greinzend. Ik ken die lui van Unitas. Die zullen d'r booten uitleenen aan jul lie. Ik geloof er geen spat van. Juist toen Jan hierop een vernietiegend antwoord wilde geven, gebeurde er iets zonderlings. Keesje Doelemans was ook op gestaan en de giek was door deze plotselinge ge wichtsverplaatsing hevig aan het schommelen ge gaan. Pas op, schreeuwde Henri, maar het was al te laat De giek sloeg om en de club van vier lag in het wa ter. Jan was er dadelijk uit. Henk de beste zwemmer van de school trok Keesje Doelemans mede, maar Ge rard, de redenaar kon niet goed zwemmen. Hij spar telde en schreeuwde en zakte tweemaal naar onder om dan weer rood als een kroot boven te komen. Heelp. help, schreeuwde hij. De jongens stonden versuft aan den kant toen plot seling Henri Lameers met een flinke sprong in het water dook. Hij deed eenige krachtige slagen, greep Gerard bij den arm en zwom naar den oever. Daar trokken de andere jongens de twee drenkelingen op het droge. En nu naar mijn hui,s in looppas, sprak Henri. De vader van Henri was bakker, zoodat de klee- ren van de jongens bij den grooten oven spoedig waren gedroogd. Na een uurtje gingen de jongens nu met zijn vijven terug naar de rivier om de boot te zoeken. Deze was wonder boven wonder niet eens zoo heel ver afgedreven. Met behulp van een zandschipper die met zijn boot voorbijkwam hadden de jongens het verloren schaap spoedig te pakke.n Ze brachten de boot terug naar het bootenhuis. Toen het luik weer dicht was, stond Gerard de redenaar stil Heeren sprak hij deftig, tiet is op het oogenblik een plechtig moment in de geschie denis van de club. Er zijn namelijk twee belangrijke gebeurtenissen op til. Aellereerst zal de naam van de club worden veranderd. En ten tweede zal een nieuw lid toetreden. De heer Henri Lameer. Henri lachte en gaf den spreker de hand. De andere jongens juichten. En wat is nou die nieuwe naam? vroeg Jan ein delijk. We noemen de club „de hand" stelde Gerard voor Waarom? vroeg Jan verbaasd. „Wel, sprak zijn vriend, ten eerste heeft een hand vijf vingers. En de club heeft vijf leden. En dan: de leden van „de hand" zijn even als die vingers onafscheidelijk van elkaar. En zoo gebeurde het.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1931 | | pagina 6