Voor Verstrooiing en Verpoozing
lijke stamppot vaiü zoete en zure appelen met
aardappelen en een stukje spek. Besten van het
middagmaal mogen nooit worden weggeworpen,
maar worden bij de boterham gegeven.
Maar waar zullen wij' dan op moeten bezuini
gen Zoo mogelijk op licht, kleeding en allerlei
kleine uitgaven, cadeautjes, bloemen enz. en het
geld om en om keeren vóór we het uitgeven.
Het is zoo ooit, zeker nu voor vele huisvrou
wen moeilijk om te rekenen, om het Inuishoudgeld
zooveel mogelijk in deelen te splitsen en uit te
komen!
Op gas zullen wij b.v. kunnen sparen, door
onze groenten voor twee dagen te koken met dit
kioude weer is dit zeer goed mogelijk en wordt
de groente een volgenden ö&g eenvoudig ver
warmd op de aardappelpamverder zullen wij
weer van de hooikist of couranten gebruik moe
ten maken, wat ook besparing beteekent en bij
het koken van een of ander gerednt de gaskraan
op half stellen.
,W;at de kleedi'ng betreft, zullen wij ons niet
door uitverkoope'n moeten laten verleiden om
meer te koopen dan voor het oogenblik strikt
no-ydig is Prijsdaling kan op den duur niet uit
blijven, dus zouden wij toch te veel uitgegeven
hebben met onze z.g. kóopjes. Men maakt zicl/i
zei fwel wijs, dat men geen koopjes voorbij" mag
laten gaan, maar Hat is zelfbedrog. Indien men
het zuinig aan moet leggen, moet men zidn bij
den aankoop van een of ander wel degelijk af
vragen: „Is het werkelijk noodig?" oppassen is
?de boodschap, niet alleen slednts als noodzake
lijkheid voor ohs zelf, maar ook als voorbeeld
Voor anderen en "hiertoe mede te werken is in
de eerste plaats de plicht van ons als vrouwen
en moeders.
de schoen bedorven en tiet gevolg is, dat hij den
voet niet meer den noodigen steun biedt, waar
door men gauw moe wordt, onzeker loopt en
daardoor zwikt.
Bij het aanschaffen van nieuwe schoenen is
het duo noodig vooruit te bepalen óf men avond
schoenen dan wel wandelschoenen noodig heeft
eln ook hoe la oog de hak moet zijn zondeij hin
derlijk te zijn bij het loopen.
DpEJ HOOGE HAK;
Men ziet op straat zoovele vrouwen en meis
jes, aan wier gang het te bemerken is, dat
iedere pas hun veel pijn veroorzaakt, daar jdej hak
ken der schoenen veel te hoog zijn. Konden zij
zich zelve eens zien loopen, dan zouden ziji wel
verstandiger worden.
Natuurlijk willen wij daarmede het dragen van
een hooge hak niet geheel en al uitsluiten, want
bij nvondkleeding zou b.v. een gewone wandel
schoen met een platte hak absoluut nie£ staan;.
Bij sportkïeeding wordt een platte of iets hoo-
gere hak, evenals bij alle wandeltoiletten ge
kozen.
De vraag of hooge of lage hakken dragen, zal
dan voor ieder geval o,p feichzel fbeantwoord
Imoeten worden, maar zéker is het, dat men üi$t
die belachlijk hooge hakken zal moeten dragen,
waarbij men bij iedere stap die men doet, pijn
gevoelt, ook zelfs niet bij de avondkleeding.
De voet bederft er inderdaad door en de mooi
ste kleeding komt niet tot zijn recht, indien men
geen goede gang heeft, wat ten nauwste ver
bonden is met een goede schoen.
Sommige vrouwen hebben de gewoonte om de
hoogte van een hak naar willekeur te laten ver
anderen; zij koopen b.v. schoenen met zeer hooge
hakken en laten deze na eenigen tijd aanmerkelijk
lager makeh of wel zij koopen de z.g. wandel
schoenen en willen de hakken daarvan een eind
hooger laten maken. "In beide gevallen, wordt
D® VROUW VOL, PLANNEN.
Bjie nooit iets tot stand brengt.
Plahhen maken, is een aardig werk, het houdt
eeh mensch jong en lenig van geest. Maar plan-
inen-maken, waarvan men zeker weet dat toch
nooit iets verwezenlijkt wordt, is lichtelijk ver
moeiend.
Kent ge haar niet, de vrouw, die altijd boorde
vol zit met dié soort plannen .Wiat zal ze al
niet. Haar geest is een groote en borrelende
ketel vol voornemens van prijzenswaardige kwa
liteit. Het is alleen maar zoo jammer, dat nooit
of te nimmer iets van terecht komt.
ge hóórt het haar verzekéren: ze zal dezen
zomer nu eens tijdig vooruit de vacantie-garde-
robe in orde maken. Z;e zal alle jurkjes van haar
jkleine meisjes zelf met handwerk versieren en
ze zal tijdig naar de badplaats schrijven om
toch vooral het aardige huis aan zee 'te krijgen.
Ze zal ook de zieke vrien|din bezoeken; ze zal
dit jaar hu eens niet te laat in den tuin zaaien
én ze zal mevrouw Z|. nu eens eindelijk dat ge
leende boek 'terugbrengen. Zo zal zich todn weer
eens een beetje rüeer gaan "toeleggen op haar
tale'n en haar muziek; ze zal wat meer belang
stelling gaan toone nvoor man'liefs werk en ze
zal de werkster verbieden om met de schoon
maakbeurt mijn heer's bureau heelemaal door de
war te gooien.
Eir komt nooit iets van. Terwijl ze nog! met het
eene plan bezig is, wordt het alweer door een
tweede verdrongen én een derde doemt ép laan
den horizon van haar denken.
Typisch verschijnsel van dezen rusteloozen tijd,
de vrouw vol plannen, die nooit iets tot stand
brengt. i
VERVEN VAN SjTOFFEN.
Wrijft de handen met vaseline in, voordat u
ermede met het water, waarin de stoffen geverfd
worden, in aanraking komt. Het voorkomt het
indringen der kleurstof in het vel, waardoor
moeilijk te verwijderen vlekken ontstaan.
Een eetlepel poedergelatine opgelost in twee
eetlepels warm water is bij gebrek aan eiwit
bij het bakken van koek een goed vervangings
middel.
Indien de nagels zóó bros zijn, dat zij bij liet
verrichten van huishoudelijk werk afbreken, moe
ten zij elke avond vpór het naar bed gaan! met
vaseline worden ingewreven, waarna men oude
handschoenen aantrekt, om te voorkomen, dat
de vaseline van de nagels gaat.
Sinterklaas komt nu al gauw nietwaar? Je hebt
misschien al een verlanglijstje klaargemaakt. Maar
heb je er ook als eens aan gedacht waarmee je
vader of moeder of je broer of zuster kunt verrassen
Neen? Maar dan heb ik een aardig plannetje.
De bedoeling is om lucifersdoosjes te bekleeden.
Ja, je hebt het goed gelezen, bekleeden! Luister
maar.
Je neemt eerst een paar vellen teekenpapier. Dit
teekenpapier maakt je kletsnat, Aan beide kanten
strijk je er met een kwastje met schoon water (of
met een spons overheen. Is het papier door en
door nat, dan leg je het op een plank of op een
glad tafelblad (natuurlijk niet op het blad van het
salontafeltje, want dan krijg je ruzie met je moeder.
Nu neem je je waterverf doos, en je begint de
kleuren die je naar eigen smaak kiest op het natte
papier aan te brengen.
VOOR DE MEISJES.
EEN DEKENTJE MAKEN VAN OVERGESCHOTEN
STUKJES GOED. I
Een aardig geschenk voor mama voor de komen
de feestdagen: een dekentje of je kunt er ook
een kleedje van maken dat is samengesteld van
overgeschoten lapjes uit moeders naaidoos.
Ga maar eens rondneuzen in die naaidoos en
vraag maar aan moeder of je een paar van die
overgeschoten lapjes hebben mag.
Als je die lapjes hebt dan ga je daarmede naar
je kamertje. Je moet het kleedje natuurlijk niet in
het openbaar maken, want dan is de aardigheid
erfa. Dan ziet moeder, waarvoor je het maken wilt,
waarmede je bezig bent en de verrassing is eraf.
Je knipt nu de lapjes goed T>p gelijke grootte.
Vierkante stukjes maak je ervan,
l Deze stukjes goed hecht je nu vast met een ,.ik
en een jij steek" op een stuk grauw papier Kijk maar
1 eens op het plaatje dan zie jep meteen hoe het
I moet.
Je kiest bv. een motief van streepen. Als je die
streepen op gewoon papier aanbrengt, wordt het
niet mooi want je ziet direct de afscheidingen der
verschillende kleurlijnen. Nu het papier echter door
wekt nat is vloeien de kleuren op een zeer fraaie
manier in elkaar. Heb je zoo een paar van die
bladen volgeschilderd, dan laat je je schilderijen
drogen.
Na eenige dagen als je schilderwerk droog is,
meestal is het dan nog mooier geworden dan het
eerst leek ga je het vouwen en knip je er reepen
van die even breed zijn als de lengte van hetluci-
fersdoosje bedraagt. Dat moet erg precies gebeuren
hoor, anders wordt het knoeiwerk.
Nu koop je tenslotte een pak lucifers en je plakt
om de doosjes de reep gekleurd papier heen. Netjes
doen hoor. anders is de aardigheid er af.
Geef dat zelfgemaakt geschenk aan moeder of
vader op Sinterklaas. Ze zal er zeker blij mee zijn.
deren zelf gemaakt hebben.
III. Mijn geheel is de naam van iemand die spoe
dig jarig is en bestaat uit elf letters.
8, 9, 10, 6, 11 een ander woord voor schoen.
8, 2, 3, 4 zit om je hoed.
7. 9, 10 eet je op brood.
Wij geven meteen de oplossing:
1. Kar - el - Karei.
2. Mond Rond, Bond, Hond.
3. Sinterklaas. - Laars, lint, kaas.
Nadruk verboden.
EEN NIEUW GEZELSCHAPSSPEL.
DE ZEVEN.
Dit is een aardig spelletje dat je wel eens op een
vrijen middag of avond, als het geen weer Is om
buiten te zijn. met je vrienden of vriendinnen kunt
spelen.
Je begint met op een groot stuk papier of karton
het laatste is nog beter, want dan kan je het spel
langen tijd gebruiken een aantal cirkeltjes te
teekenen. Een groote cirkel in het midden. Kijk
maar op het plaatje, dan zie je meteen wat ik be
doel.
In de middelste cirkel wordt het cijfer 7 geplaatst
In de andere cirkels schrijven we zooals je ziet,
de cijfers van twee tot elf. Zeven wodrt dan na
tuurlijk weggelaten.
Nu vraag je aan moeder of vader een aantal twee
en een halve cent stukken men zegt ook wel
vierduitstukken te leen. Heb je die, dan begint
het eigenlijke spel.
Het papier met de cijfers wordt op tafel gelegd.
De spelers gaan nu rond de tafel zitten en er wordt
afgeteld.
Zitten de stukjes naast elkaar, dan neem je een
stopnaald en wat garen en je begint de stukjes
aan elkaar te maken, (zie de teekening.) Hebt je
alle stukjes aan elkaar gemaakt, dan haal je het
papier eraf en je hebt een lap goed die bestaat
uit allerlei kleurige stukjes.
Wil je dat n uals kleedje gebruiken, dan maak je
er op de bekende manier een franje aan.
Nu is het natuurlijk ook mogelijk een kussen
te maken. Dan vorm je nog een tweede lap. De beied
lappen naai je aan elkaar vast, maar één kant wordt
nog even opengelaten. Je hebt dan eigenlijk een
soort zak gemaakt die volgestopt wordt met kapok.
Is de kapok erin. dan naai je ook den bovenkant
dichta. En het kussen en daarmede ook het
geschenk voor moeder is klaar.
Nadruk verboden.)
NU EVEN RAADSELEN.
I. Mijn geheel is een veel voorkomende jongens
naam. Mijn eerste gedeelte is een vervoermiddel,
mijn tweede deel is een maat.
II. Met M een deel van het lichaam.
Met R niet vierkant of hoekig.
Met B een vereeniging.
Met H een huisdier.
Wie het laatst „af" is mag beginnen met het spel.
Hij neemt twee dobbelsteenen, schudt er mede
en als hij nu bv. acht gooit, moet hij een vierduit-
stuk op de cirkel die het cijfer acht aangeeft zetten.
Zoo gaanwe door tot een van de spelers een
getal gooit precies gelijk aan dat dat reeds door
een vierduitstuk is bezet. Gebeurt dat, dan mag
hij het twee en een halve cèntstuk dat hij eigenlijk
zou moeten opzetten behouden, terwijl hij ook het
andere vierduitstuk mag nemen. Wordt een zeven
geworpen dan moet men. ondanks het feit dat er
misschien reeds geldstuken aanwezig zijn, in den
kring, telkens weer een vierduitstuk bijzetten.
Als men echtereen twaalf werpt dan mag men
alle geldstukken nemen die in het cirkeltje van de
zeven zijn opgespaard. Tevens heeft men dan het
recht nogmaals te werpen. Wanneer men bijgeval die
tweede keer ook twaalf gooit, mag men alle geld
stukken nemen, die op het geheele speelveld aan
wezig zijn.
Het spel begint dan weer opnieuw.
WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN.
BESTE KINDEREN,
En hoe waren de raadspels? Waren ze ditmaal
niet gemakkelijk? Neen de oplossingen krijgen
jullie toch pas de volgende week, dat is nu eenmaal
mijn gewoonte. Hiever zijn jullie al met de Sinter
klaascadeautjes? Dat kun je me gerust schrijven, ik
zal je lekker niet verklappen in de correspondentie
hoor. Weten jullie al wat je graag wilt hebben?
Verlanglijstjes al klaar, of is het nog te vroeg?
Nou maar ik zou als ik jullie was. al maar vast
gaan bedenken, hoor. En schrijf me dat eens. Je
weet wel, ik ben een goede vriend van iSnterklaas
dat heb je verleden jaar gezien, dus misschien kan
ik alvast een goed woordje voor je doen. Want Sin
terklaas kent geen malaise of crisis hoor. Dit heeft
zijn speelgoedzak steeds gevuld. Maar Zwarte Piet
heeft zijn roede ook steeds bij zich en stoute kin
deren weten het dan wel. Maar ik geloof, dat ik on
der mijn raadselnichtjes en -neefjes niets dan ge
hoorzame, flinke kinderen heb. is het niet? En als
je nu zoo nu en dan een beetje ondeugend bent,
geweest, wel houdt je dan vanaf vandaag eens
extra goed. En stuur je verlanglijstje maar gerust
aan Oom Maarten toe. Het helpt allicht iets. En nu
gaan we weer eens fijn aan de raadsels.
OPLOSSINGEN LETTERS AM.
1. Toorop pot rot por.
2. Genestet.
Goliath
Pasteur.
Nelson.
Oldenbarneveldt.
Maurits
Ru ter
Vondel
Tromp.
3. Tam mat.
4. Ka bout er. Kabouter.
NIEUWE OPGAVEN. LETTERS AO.
1. Ik ben een dier uit de Poolstreken. Mijn
eerste deel bestaat uit drie letters en is een ander
woord voor „land." Ook bij vestingen treft men
het aan. Mijn tweede deel is de naam van een
bewoner van zeker land en besaat ook uit 3 letters.
2. Ik ben een bloemsoort. Mijn eerste deel
(2 1) is de naam van een deel van de scheepstui-
gage. Mijn tweede deel is de naam voor een R.K.
kloosterzuster (3 1.) Het omgekeerde van mijn
derde deel (3 1) is de naam voor een gat in een
scheepswand. Wie ben ik?
Deze beide raadsels zijn zoo moeilijk dat ik het er
deze week eens bij laat. Wie ze oplost, krijgt een
extra mooi prijsje. Dus aan slag en laat eens zien,
dat je een neefje en nichtje van oom Maarten bent.
De prijswinner van verleden keer was Roetmopje.
Hartelijk gefeliciteerd. En nu allemaal gegroet door
Mies en door OOM MAARTEN.
DE BOOTTOCHT.
EEN AVONTUUR VAN „DE CLUB VAN VIER".
door
Mag ik de leden van „de club van Vier" even
voorstellen.
Voorzitter: Jan Halmers, de jongeling met de
grootste spierballen van de geheele school.
Secretaris: Keesje Doelemans, klein, vlug, lenig
en bij klimpartijen altijd nummer een.
Derde lid: Henk Bakema, beste zwemmer van de
school.
Vierde lid: Gerard Derksen. die beroemd was was
om zijn schoone redevoeringen die hij voor de
school kon afsteken.
Deze jongens vormden „de club van vier" Andere
leden waren er niet. Wel hadden enkele jongens
geprobeerd om in de club te worden opgenomen
maar dat was niet gelukt. Alleen jongens met bij
zondere eigenschappen konden als lid toetreden. En
tot nu toe meenden de jongens, was er nog niemand
in aanmerking gekomen. Wat de club overigens
deed? Ja, dat wisten ze eigenlijk zelf niet precies,
maar zeker was het, dat ze iederen vrijen middag
samen waren.
Ze gingen dan dikwijls naar de rivier, die even bul
ten de stad stroomde. Daar was iets schoons te zien.
Op Zaterdag en Woensdag middag werd daar name
lijk door de roeivereeniging „Unitaséé geoefend. En
de jongens waren altijd van de partij om toe te
kijken. Meer ook niet. Want de leden van Unitas
waren jongens van de groote kostschool en ze
voelden zich waarom wist niemand zeer ver
heven boven „die jochies van de lagere school."
Door de leden van de club van vier was wel eens
een poging gewaagd o mook eens in zoo'n fijne,
slanke roeiboot te mogen zitten, maar dat was op
niets uitgeloopen.
Ze waren weggejaagd door den trainer van Uni
tas. Toch gingen de jongens nog vrij geregeld kij
ken. En als ze die kostschooljongens daar fijn za
gen roeien dachten ze: hè, als wij dat nu ook eens
konden doen.
Maar ze vreesden zeer dat het wel altijd een
wensch zou blijven.
Aan het begin van de maand kwam er een nieuwe
jonge in de klas. Het was een stevige groote vent,
die er echt nogal trotsch uitzag. In het begin be
moeide hij zich dan ook weinig met de andere
jongens. Hij ging kalm zijn gangetje en hij
deed zijn werk in de klas zeer goed. Zoo goed, dat
de meester al twee keer had gezegd tot de jongens:
„Nemen jullie eens een voorbeeld aan Henri
Lameer."
Zoo'n voorvalletje droeg er nu bepaald toe bij om
Henri getapt te maken bij de club van vier. Ze dach
ten er niet bij na dat Lameer er eigenlijk niets aan
kon doen dat hij tot voorbeeld van de klas werd
gesteld.
En zookreeg Henri Lameer al spoedig den bijnaam
„Brave Henri" Een kleine variatie op de bekende
uitdrukking dus.
Het was op een mooien Zaterdagmiddag dat de
club van vier bij het bootenhuis van Unitas samen-
wam. Ze wilden weer eens naar de roeiwedstrijden
op de rivier gaan kijken en wachtten daarom bij
het huis tot de kostschooljongens zouden komen.
Meestal waren deze er om een uur of drie maar dit
keer werd het half vier zonder dat de jongens in
hun witte truien verschenen.
„Ze komen niet vanmiddag" besliste Jan.
„Laten we nog wachten tot vier uur" stelde Henk
voor. Als ze er dan nog niet zijn gaan we weg."
Jan, de hoofdman schudde het hoofd.
„We gaan niet weg," sprak hij. „Nu zullen wij
eindelijk eens gaan roeien. De lui van de kost
school roien vanmiddag niet en de booten worden
dus niet gebruikt. En dat, terwijl wij zoo graag
eens zouden willen roeien. Neen lui, nu moeten we
de kans waarnemen."
De vrienden knikten Ze voelden er veel voor.
Zoo werd er nog een poosje gewacht en toen de
jongens daarna er nog niet waren sprak Jan:
„We gaan er op los, jongens."
„Goed." sprak Gerard Derksen. „Maar hoe kom
jij in dat bootenhuis? Dat zul je toch wel op slot
vinden?"
„Laten we beginnen met over het hek te klimmen
sprak Jan. Dan kunnen we nog altijd verder zien."
Zoo gezegd zoo gedaan. De club van vier klom over
het hek op de haar eigen vakkundige wijze. Jan trad
vervolgens op de deur van het bootenhuis toe en
rammelde er aan.
Op slot sprak hij. Een oogenblik scheen hij na te
denken. Toen sprak hij tot Keesje Doelemans:
Keesje, klim jij eens op mijn schouders en daarna
op het dak van het huis. Misschien is daarboven
een luik.
Keesje klo mal. Binnen eenige oogenblikken was
hij op het dak van het huis. Keek even rond en
sprak toen:
Er is een luik.
Jan glimlachte voldaan. Allemaal op het dak jon
gens, commandeerde hij, en binnen eenige minuten
zat de geheele club van vier op het dak van het
bootenhuis. Het luik was snel geopend en zoo ston
den de jongens spoedig naast elkaar in het don
kere gebouwtje naast elkander, waarin de booten
van Unitas werden bewaard.
Het kostte heel veel moeite om een der booten
een flinke giek op te tillen en door het luik op het
dak te krijgen. Maar het ging nu eenmaal niet an
ders. De jongens werkten als paarden en eenigen
tijd later lag de boot op het gras aan den oever
van de rivier. En toen ging de roeipartij beginnen.
Dat ze eigenlijk geen van allen verstand hadden
van roeien wilden de jongens niet bekennen. Ze
waren zoo vol geestdrift dat ze er maar dadelijk in
sprongen. En in het begin ging het ook werkelijk
goed. Ze bleven stil zitten in de giek en het slanke
bootje bleef dan ook wel in evenwicht. Uit voorzich
tigheid bleven ze zooveel mogelijk aan den kast
van de rivier.
Alles ging dus goed totop den weg langs het
water plotseling Henri Lameer aangewandeld kwam.
Jongens schreeuwde Jan, daar heb je brave Henri
ook.
De andere roeiers keken op en begonnen ook te
schreeuwen. Henri kwam naderbij.
Zoo jongens, zei hij lachend, hebben jullie een
bootje gejat?
Jan ging rechtop staan in de boot.
Gejat is het woord niet, meneer Henri. We hebben
de boot geleend van Unitas.
Dat zal wel, zei Henri greinzend. Ik ken die lui
van Unitas. Die zullen d'r booten uitleenen aan jul
lie. Ik geloof er geen spat van. Juist toen Jan hierop
een vernietiegend antwoord wilde geven, gebeurde
er iets zonderlings. Keesje Doelemans was ook op
gestaan en de giek was door deze plotselinge ge
wichtsverplaatsing hevig aan het schommelen ge
gaan.
Pas op, schreeuwde Henri, maar het was al te laat
De giek sloeg om en de club van vier lag in het wa
ter.
Jan was er dadelijk uit. Henk de beste zwemmer van
de school trok Keesje Doelemans mede, maar Ge
rard, de redenaar kon niet goed zwemmen. Hij spar
telde en schreeuwde en zakte tweemaal naar onder
om dan weer rood als een kroot boven te komen.
Heelp. help, schreeuwde hij.
De jongens stonden versuft aan den kant toen plot
seling Henri Lameers met een flinke sprong in het
water dook. Hij deed eenige krachtige slagen, greep
Gerard bij den arm en zwom naar den oever. Daar
trokken de andere jongens de twee drenkelingen
op het droge.
En nu naar mijn hui,s in looppas, sprak Henri.
De vader van Henri was bakker, zoodat de klee-
ren van de jongens bij den grooten oven spoedig
waren gedroogd. Na een uurtje gingen de jongens
nu met zijn vijven terug naar de rivier om de
boot te zoeken. Deze was wonder boven wonder
niet eens zoo heel ver afgedreven. Met behulp van
een zandschipper die met zijn boot voorbijkwam
hadden de jongens het verloren schaap spoedig
te pakke.n Ze brachten de boot terug naar het
bootenhuis.
Toen het luik weer dicht was, stond Gerard de
redenaar stil Heeren sprak hij deftig, tiet is op
het oogenblik een plechtig moment in de geschie
denis van de club. Er zijn namelijk twee belangrijke
gebeurtenissen op til. Aellereerst zal de naam van
de club worden veranderd. En ten tweede zal een
nieuw lid toetreden. De heer Henri Lameer.
Henri lachte en gaf den spreker de hand. De
andere jongens juichten.
En wat is nou die nieuwe naam? vroeg Jan ein
delijk.
We noemen de club „de hand" stelde Gerard voor
Waarom? vroeg Jan verbaasd.
„Wel, sprak zijn vriend, ten eerste heeft een hand
vijf vingers. En de club heeft vijf leden. En dan:
de leden van „de hand" zijn even als die vingers
onafscheidelijk van elkaar.
En zoo gebeurde het.