H H
Voor onze Lezeressen
Voor Verstrooiing en Verpoozing
ONZE KEUKJEN.
WAT ETEN WE DlEZ.E WETEK?
ZONDAG.
Kippencremesoep biefstukjes met doperw
tjes en worteltjes aardappelen sinaasappel-
creme.
MAANDAG.
Kip met kerrysaus
tje met schuim.
DINSDAG.
Gebakken spek
watergruwel.
eveneens door de overige ingrediënten, waar ten
slotte het zeer stijfgeklopte eiwit nog wordt
bijgevoegd.
Wc bestrijken een springvorm met boter en
bestrooien deze met een laagje paneermeel, waar
na wij de gereed gemaakte taartmassa erin over
brengen en gedurende een uur in een niet te hee-
ten oven bakken.
en rijst appelschotel
capucijïiers aardappelen
WOENSDAG.
Oapucijnersoep gestoofd varkensvleesch m
peren aardappelen.
DONDERDAG.
Gehakt met kerry groene kool
pelen schoenlapperstaart.
VRIJDAG I.
Magere groentensoep gebakken visch
bietjes aardappelen gebruinde boter.
VRIJDAG II.
Magere groentensoep roereieren schorse-
neeren in cremesaus aardappelen.
ZATERDAG.
Gestoofde zuurkool met mager pekelspek en
knakworstjes aardappelpuree beschuit met 1
vruchtensap.
KIPPENSOEP.
1 soepkip wordt gewasschen en aan stukken
gesneden en wordt nadat we haar met 2.5 liter
water, zout, een stukje foelie, een worteltje, 1
kruidnagel, 1 tak selderij en 1 uitje aan de kook
hebben gebracht, nog gedurende 2.5 uur op een
kleine pit zachtjes getrokken, terwijl we zorgen
dat we een goed sluitende pan gebruiken, op
dat de bouillon geuriger blijft. Is het vleesch
der kip gaar ,dan halen wij dit eruit en zetten
het weg voor Maandag met nog ruim een halve
of driekwart liter vocht.
D'e overige bouillon wordt gezeefd, waarna wij
50 gram boter smelten, en dit vermengen met 80
óOgram bloem en langzaam de bouillon erbij voe
gen, waarna alles nog een minuut of 10 moet
doorkoken om gaar te worden. In de soepterrine
kloppen wij twee eierdooiers en voegen de soep
met kleine scheutjes tegelijk bij.
Voor de kip met kerrysaus hebben wij het in
stukjes gesneden vleesch der kip bewaard. Van
de bouillon maken wij de saus, door 50," gram
boter te smelten en hierin het zeer fijne gehakt
uitje gaar te laten smoren, te vermengen met 1
opgehoopte lepel kerry in de bloem en tenslotte
de bouillon en het vleesch, waarna wij alles nog
een minuut of 5 laten doorkoken. De rijst is in
middels gaar gekookt en deze doen wij in een
met koud water omgespoelden rijstrand, drukken
ze flink aan en storten de rijst daarnat op een
verwarmde schotel, terwijl wij de open ruimte
aanvullen met: de saus en het vleesch.
Beschikken wij niet over een rijstrand, dan
doen wij de rijst uit de pan op de schotel en ge
ven er met behulp van twee lepels den vorm
van een rijstrand aan.
APPEL,SCHOTELTJE.
1 kilogram moesappelen, 100 gram suiker, 1 dl.
water, 1 theelepel kaneel, 2 eiwitten.
De appelen worden geschild, in vieren gesneden
en van de klokhuizen ontdaan, waarna wij ze
met het water op een klein pitje tot moes laten
koken en van tijd tot tijd roeren, om aanbranden
te voorkomen. Zijn alle stukjes goed gaar, dan
wordt de moes door een paardeharen zeef ge
wreven de suiker er doorheen geroerd en alles
overgebracht in een beboterde, vuurvaste schotel.
Het eiwit, dat wij overhielden van de dooiers
die wij voor de soep gebruikten, wordt met' l ons
suiker zeer stijf geslagen, zoo stijf, dat het in
de kom blijft hangen als wij deze omkeeren,
en wordt op de appelmoes geschept, waarna het
schoteltje gedurende een tot anderhalf uur in
den halfwarmen oven wordt geplaatst, opdat de
schuim wel bros, maar niet donker van kleur
wordt,
al
VARKENSVLEESCH
MET GESTOOFDE PEREN.
We hebben noodig 500 gram varkensvleesch,
2 kilogram peren en 50 gram boter of delfrite, die
v,'ij in een pan bruin laten worden en het in
dobbelsteentjes gesneden vleesch bijvoegen, dat
wij bruin laten worden en er daarna een halve
liter water bijvoegen en de geschilde en in vieren
gesneden peren. Alles moet nu in een goed geslo
ten pan, nadat het kookt, nog minstens twee uur
doorsmoren. Daarna worden het vleesch en de
peren er voorzichtig uitgeschept en van het
vocht een sausje gemaakt, door boter te smel
ten, met bloem te vermengen, het vocht erbij
te voegen en nog even door te laten koken. We
kunnen hier gewone versche aardappelen bij ge
ven.
SOHOENLA PPERSTAA RT.
12 zure appelen, 12 groote besclfliiten, 3 ei
eren, 80 gram boter, 100 gram suiker en 1 flinke
theelepel kaneel.
De appelen worden geschild en van de klokhui
zen ontdaan, met 1 dl. water gaar gekookt, daar
na vermengd met de boter, suiker, kaneel en de
in stukken gebrokkelde beschuiten. De eieren
worden schuimig geklopt en deze mengen wij
LEVERPASTEI,
j 2 pond varkensvleesch wordt gedurende 1
uur in water met zout gekookt, daarna door den
vleeschmolen gemalen met een half pond in stuk
j jes gesneden spek en 2 kleine uien, zodt noodig
wordt alles tweemaal door den molen gedraaid.
I v c vermengen deze massa nu met 50 gram
in het vocht der lever geweekte brood, 2i heele
i eieren zout, peper en nootmuskaat en kneden
j alles heel goed door elkander, waarna wij de
j massa overbrengen in een ingevetten vorm, dien
aardap- wrj met beboterd papier afsluiten en gedurende
ongeveer een uur in een warmwaterbad laten ko-
j ken, daarna in den vorm koud laten worden.
Gaarne zullen vragen betreffende deze rubriek
beantwoord worden door de Redactrice „Onze
Keuken" Hofzichtlaan 4, den Haag.
(Nadruk verboden.)
De verzorging onzer planten.
Hoe hun dorst te lesschen.
We hebben zeker allen graag eenige bloeiende
planten in onze huiskamer n ude tuin ons niet meer
voorziet van snijbloemen en bloemen van den bloe
mist in deze maanden vrij kostbaar din.
Voor bevreizen behoeven wij in de huiskamer niet
bang te zijn, daar wij onze kachel branden, doch
ook een te droge temperatuur is niet te verkiezen.
Daarom is het goed om een ketel kokend water op
de kachel te plaatsen, opdat de atmosfeer iets voch
tiger wordt, hetgeen ons zelf ook een aangenamer
gevoel zal geven, als wij veel in huis vertoeven.
Mochten onze planten .door een onverwachte vorst
toch bevroren zijn, dan moeten wij ze vooral niet
in eens in een te warm vertrek overbrengen, maar
in een koele ruimte. Met de plantenspuit sproeien
wij met koud water, doch niet te dicht bij, omdat
anders de waterdeeltjes met te groote kracht tegen
de bevroren bladen zouden komen.
Het beste voor onze kamerplanten is regenwater,
dat men daags van tevoren in huis zet en op kamer
temperatuur brengt. Op het oogenblik behooren de
cyclamen en geraniums wel tot de meest dankbare
bloemen. De laatste kunnen wij gedurende den ge-
heelen winter door in bloei hebben, de eerste zeker
wel 5 maanden. Geraniums hebben graag vrij veel
water terwijl men de cyclamen met de pot in een
diep kommetje zet en dit iederen dag met lauw
warm water vult. Is dit water na een uurtje niet
verbruikt dan gooit men het weg. Nooit geeft men
cyclamen bovenop de plant water. Voor alle plan
ten is het noodig, dat zij eenige malen per maand
met de bloemenspuit worden afgespoten, terwijl
men bij planten, die in knop zijn moet zorgen, dat
zij niet steeds om en om gedraaid worden, daar de
knoppen dan afvallen.
Moderne kunstbloemen.
zijn dikwijls zeer decoratief.
Indien mogelijk zal men in zijn huis altijd gaarne
versche bloemen hebben en deze, zoolang de prijs
dit toelaat, koopen. Chrysanten staan vooral in de
moderne interieurs altijd zeer decoratief en behoo
ren zeker wel tot de bloemen, die men het langst
kan krijgen. Om nu een weinig tegemoet te komen
aan het verlangen naar bloemen in den tijd d*t zij
duur zijn. heeft men allerlei kunstbloemen gemaakt.
Men denke slechts aan de kunstmatig gemaakte tak
ken bloemen van groote schelpen. Nu weer heeft
men verschillende kunstbloemen in den handel ge
bracht van een nieuw zilverachtig transparant me
taal, die het in een glazen bowl, bv. op een piano
of kastje zeer goed doen, hoewel kunstbloemen na
tuurlijk altijd suurogaat zijn van versche bloe-men
Een huisapotheek.
De practische huisvrouw zal steeds zorgen, dat zij
een kastje of een plank in een muurkast inricht om
bij plotseling voorkomende ziekte of kleine ongeval
len het allernoodigste bij de hand te hebben.
Onder de huismiddeltjes, die bv. bij een flinke
verkoudheid dienst kunnen doen behooren o.a. anijs
spiritus, waterstofsuperoxyde, aspirine of tegal, ter
wijl verder aanwezig moeten zijn voor kleine onge
vallen een blikken trommel waarin verbandgaas, wat
ten, bilroth battist of taf (voor Prisnitz verband) va
seline, jodium tinctuur, talkpoe<j>er, een fleschje
boorwater en zeker niet te vergeten een fleschje lijn
olie met klakwater, dat zulke uitstekende diensten
bewijst bij branden, mits men het dadelijk op de
gebrande plek doet. Ook de zg. Brandbinder is zoo
uitstekend om bij eventueel branden te gebruiken.
Om kindervisite bezig te houden.
Om kleine kinderen die bij u op bezoek zijn bezig
te houden, indien gij niet meer over kinderspeelgoed
beschikt, is het zoo prettig om een doos bij de hand
te hebben, waarin allerlei kleinigheden bewaard wor
den, zooals bv. leege garenklosjes, knoopen, doosjes,
busjes, domino of damsteenen, ja, wat al niet. Een
kind zal het heerlijk vinden om met al die schatten
te mogen spelen.
Huishoudelijke wenken.
Om het vastplakken van de kurk van een gom-
of glutonpotje te voorkomen, bestrijkt men de kruk
met wat slaolie.
Om vetvlekken uit papier te verwijderen legt men
het tusschen twee vloeibladen en strooit op de vet
vlek een flinke hoeveelheid fijn krijt. Na een paar
dagen zal het vet dan in het vloei zijn getrokken.
Door het overbrengen van heete spijzen in kris
tallen of glazen schalen gebeurt het meermalen dat
deze springen, waardoor en schaal en inhoud ver
loren gaan. Om dit te voorkomen legt men een nat
te doek onder de schaal, alvorens men den inhoud
erin overgiet. Door deze kleine voorzorgsmaatregel
voorkomt men veel onaangenaams.
Om te voorkomen dat men bij het bereieden van
een griesmeelpudding of pap klonten krijgt, weegt
een papieren zakje en knipt hiervan een klein punt-
men de aangegeven hoeveelheid af, doet deze in
je af, waardoor men de griesmeel al roerende lang
zaam in de kokende melk kan strooien.
Indien men een of andere vloeistof in een flesch
met een vrij nauwen hals wil gieten, en men heeft
geen trechter bij de hand, dan neemt men de schaal
van een ei en maakt in het puntige deel een klein
gaatje, dat men boven den hals van de flesch houdt
De in de eierschaal gegoten vloeistf loopt nu gemak
kelijk in de flesch.
Indien men bezuinigen wil met gas, draait men.
nadat de groeten of aardappelen aan de kook zijn
de gsakraan op laag, legt over de deksel een op
gevouwen doek, waardoor de zich ontwikkelende
damp in de pan blijft en het gerecht gauwer gaar
wordt.
Gebruikte rolletjes machinezij beware men bv in
een leege blikken sigarettendoos. Ge hebt dit in uw
naaidoos dan steeds bij de hand als ge een steekje
aan een of ander gekleurde japon hebt bij te werken.
(Nadruk verboden.)
FRANK EN DE TOOVERSIGAREN.
Door MART.
Toen de hoofdman van de beruchte roversbende
„De Gouden Draak" er achter kwam, dat de vader
van Frank consul was in Tsinan, besloot hij dade
lijk Frank te rooven;;
De „Gouden Draak" was een griezelige roovers-
bende. Alle leden droegen een zwart gewaad, een
zwart masker van heel bijzonderen vorm, zwarte
schoenen en een zwarte doek om het hoofd. Op hun
borst was een gouden draak gestikt, en als zij een
slachtoffer vermoord hadden, lieten zij altijd een
draakje van goud bij den doode achter, als teeken
van hun bende. Zij droegen dolken met een gouden
drakenheft en hun pistolen waren met zilver en
edelsteenen ingelegd, want zij beroofden meestal
rijke menschen en hadden dus heel wat geld ver
zameld. De hoofdman Wun Hsi, een lange, magere
Chinees, met een neerhangende, lange snor, had
vernomen, dat een „consul" een hoog personage was
net zooiets als een mandarijn, en als men zijn eenig
kind roofde, zou hij zeker wel een groote som gelds
betalen voor losprijs voor zijn jongen.
„Dus", besloot de sluwe Wun Hsi, „die kleine
Frank is een reuzenzaakje". En hij nam onmidi
dellijk de noodige maatregelen om zijn voornemen
ten uitvoer te brengen. En dat was vrij gemak
kelijk.
Daar er n Esinan geen Europeesche scholen wa
ren, ging Frank in Tsjintau op school en als het
vacantie was, kwam hij naar huis. De terugreis
maakte hij altijd per schip van Tsjintau, om het
schiereiland Shantoeng naar de golf van Tsjiili en
dan de rivier Hoangho op, naar Esinan. Het was een
reis van twee dage nen twee nachten, want de af'
standen van steden in China zijn veel grooter dan
in ons landje.
De rooversbende van Wun Hsi nu bezat twee
snelle zeilschepen, zoogenaamde „jonken" die in de
bochten van het schiereiland voor anker lagen en
op bevel van hun hoofdman óp handelsschepen aan
vielen en deze trachten te overmeesteren. De pas
sagiersschepen hadden echter weinig last van deze
jonken, daar zij meestal veel sneller voeren, dan de
zeilscheepjes en wisten dan te ontkomen. De stoom
boot, waarmede Frank zou reizen, was wel klein,
maar liep toch 19 tot 20 knoopen. Men waande zich
dus veilig. Maar men had buiten de waard (in dit
geval Wun Hsi) gerekend. Wun Hsi was een oude
vos en had er wat op gevonden: hij verdeelde zijn
mannen in twee ploegen. De eene deed dienst op de
jonken, en de andere trokken prachtige kleeren aan
en gingen aan boord van den stoomer. Wapens had
den de kerels onder hun kleed verborgen
Frank had niet veel bagage bij zich.... slechts
een handkoffer en een doos met geschenken en
verrassingen voor zijn oders. In Tsingtau waren
Europeesche winkels en daar had hij dingen ge
kocht, die ergens anders in China niet te krijgen
waren en waarmede hij zijn auders veel vreugde
zou bereiden. Veel plezier vooral beloofden de too-
versigaren te zullen geven, die hij zijn vader wilde
schenken. Deze sigaren zagen er precies zoo uit als
gewone sigaren, rookten in den beginne ook zeer
goed, maar begonnen na eenigen tijd plotseling
vonken te sproeien als echt vuurwerk. En dat zag er
schitterend uit.
Het schip was al haast om het schiereiland heen-
gedraaid; nog enkele bochten moesten gepasseerd
worden. Spoedig was het snelvarende schip in de
Oolf van Tsjili aangekomen. Een uur of drie later
ver verwijderd van elke haven, seinde de wacht,
dat er drie Chineesche jonken naderden. Onmid-
op zoek. Inderdaadlang duurde het niet of zij
ontdekten Frank. Maar daar hij hun geld in de
beurs moest brengen, behandelden zij hem vrij
pchthandig voor zoover een Chineesche roover
tenminste zachthandig kan zijn! en lieten hem
in een roeibootje naar de jonk, die het dichtst bij
lag, brengen. Daar was Wun Hsi zelf aan boord. Om
het schip niet in de gelegenheid te stellen hen te
achtervolgen, maakten zij de machines onklaar
zoodat het weer uren zou duren, voordat men alles
hersteld had en verlieten het schip, na den kapi
tein te hebben bevrijd, die dan de anderen maar
weer moest bevrijden. Ook Frank's bagage brachten
zij aan boord van de jonk.
dellij k werd er „alle hens aan dek" gecommandeerd
Ook de passagiers verschenen allen aan dek, om te
zien wat er gaande was. Weldra doken er drie
prachtige zeilschepen op, de masten gebogen onder
de talrijke zeilen, die bol stonden door den wind.
In de mast werd geseind. De kapitein van het
stoomschip las harop: „Onmiddellijk voor anker
gaan en bijdraaien. Hier kaperschip van de Gouden
Draak. Willen een uwer passagiers als gijzelaar heb
ben." Maar de kapitein was een dapper man. Hij
snelde naar de brug en liet de machine's op vollen
stoom zetten. Maar de kaper liet het er niet op
zitten en vuurde een kanonschot af, dat vlak voor
de boeg langs ging. Nu was het de tijd van de
andere roovers geworden.
Zij sloten aaneen en overmeesterden den kapi
tein en de machinisten. Met het pistool in de vuist
drongen zij het matrozenlogies binnen en bonden
iedereen, die hen tegemoet kwam. Als iemand zich
verzette, werd er korte metten met hem gemaakt.
Frank had zich verstopt in het ruim, beangst door
den plotselingen overval. Toen gingen de roovers
„Geef den jongen terug!" riep de kapitein van
het schip over de verschansing. „Jullie krijgt dui
zend dollars, als jullie den jongen teruggeeft! Ik
stuur jullie de 1000 dollars, zoodra ik in Tsinan ben
aangekomen, dat beloof is zoowaar ik leef!"
„Hahaha!", lachte Wun Hsi, „de vader van den
jongen betaalt ons graag tienduizend dollar. Zeg
hem, zoodra U in Tsinan aankomt, dat wij hem
tegen dezen prijs zijn jongen weer zullen terug
geven!" Tienduizend Shanghai dollars, eigen
lijk nog een aalmoes voor een consul, kapitein! Uw
dienaar!"
Frank werd op de jonk in een tamelijk schoone
kajuit opgesloten; voor de deur hielden twee be
wapende wachters een oogje in het zeil. Toen de
roovers eindelijk in een afgelegen bocht aan land
gingen, namen zij Frank mee aan land. Hij werd
vastgebonden op een mongoolsche poney en zoo
ging het de bergen in. Men behandelde hem vrij
goed, hij kreeg volop eten en vond het avontuur
tenslotte niet zoo ongenoeglijk, daar hij wel wist,
dat zijn vader hem zou loskoopen. En bovendien.,
wat zouden zijn kameraden wel zeggen, als hij hen
na de vacantie alles vertelde.
Zij liepen ongeveer twee uur en bereikten tegen
den avond een verlaten rotsgebergte, waar hooge
stijle wanden hen geheel insloten. Aan den voet
van deze wanden, waren verschillende ingangen, die
leidden naar de groote onderaardsche holen en zalen
waar de roovers huisden. Ook Frank kreeg een ver
blijfplaats aangewezen in een soort vierkant ver
trek, verlicht door flambouwen, die een spook
achtig schijnsel wierpen op de glanzende zwaarden
en de wapenrusting van de beide wr^hters, die dood
stil bij den ingang stonden. Het leek wel een
sproakje, vond Frank. Maar een beetje angstig
werd hij nu toch wel, zoo in dat roovershol. Hij be
sloot oogen en ooren open te houden en zich goed
rekenschap te geven va nelke kans tot ontvluch
ten. Na een uur kreeg hij door de wachters zijn
eten aangereikt, een stevige, maaltijd van allerlei
heerlijke gerechten. Blijkbaar hielden de roovers
wel van lekker-eten. Maar Frank kon van opwin
ding niets naar binnen krijgen. „Arme moeder en
vader!" dacht hij, „wat zullen jullie om mij in
angst zitten. En dat vele geld, tienduizend dollars,
krijgen jullie nooit bij elkaar, want zoo rijk zijn
we niet."
zachtjes dommelde Frank in, uitgeput door
de vermoeienissen van de laatste uren. Het zal tegen
den morgen geweest zijn, dat hij door een barsche
stem werd gewekt. Het was Wun Hsi zelf, die hem
kwam bezoeken. In gebroken Engelsch zij hij: „As
jou vader haast, jij overmorgen vrij! Géén geld,
jij dood. Ik bode stuurde Tsinan om met jou vader
spreken. Morgen terug!" Frank schrokzouden
ze hem wérkelijk dood maken, wanneer zijn vader
niet betaalde? Dan moést hij trachten te ont
vluchten, kostte het ook nog zoo'n moeite.
Dien dag overlegde Frank bij zichzelf, op welke
wijze hij zou trachten te ontsnappen. Maar de
wachters weken geen oogenblik van de deuropening
En zoo kwam het, dat Frank, toen de nacht weer
aanbrak, nog niets gevonden had, waardoor het hem
mogelijk zou zijn, de waakzaamheid van de zee-
roovers te verschalken.
Het was weer avondDe flambouwen in Franks
kamer wierpen weer hun schitterend schijnsel in
de celFrank lag te oeszen op de met dieren -
vellen bekleede britsWat hoorde hij daar?! In
de verte, door de doodsche stilte van den nacht,
klonk het geluid van een trein, een trein die niet
verder den hoogstens twee kilometer daar voorbij
moest loopen! Kortgeleden had Frank nog aar
drijkskundeles over het schiereiland gekregen en hij
wist dus, dat er spoorwegen waren aangelegd; zoo
kon deze spoorweg geen andere zijn, dan die van
Wei-Hai-Wei naar Tsinan, welke aan een Engelsche
maatschappij toebehoorde! Als het hem eens gelukte
den spoorlijn te bereiken en een trein tot stilstand
te brengen, dan was hij gered
Zijn oppassers hadden hun maaltijd beëindigd, en
zaten hun pijp te hooken. De tabak scheen hen niet
ezer goed te smaken; zij mopperden en spuwden.
Een van hen wendde zich tot Frank en vroeg bru
taal: „Tabak of sigaren bij je?"
Toen schoot Frank de reddende gedachte te bin
nen:
„Zeker", zei hij eveneens in het Pidgin-taaltje.
„Ik zelf fijne, lange sigaren bij mij heb!"
Toen pakte, hij de doos met tooversigaren en gaf
er elk een.
„Fijn sigaar", mompelde de Chineezen. Haastig
gingen zij aan het dampenhet scheen hen te
smaken. Frank zat in geweldige spanning toe te
zien. „Boem-pang! Ssssst-pats!" ging het opeens.
Hevig verschrikt sprongen de zeeroovers op. vlucht
ten enkele meters opzij, om niet getroffen te worden
door de vonken. En Frank nam zijn kans waar en