Sint Vitusdans van het Protectionisme
Ons Courantenverhaal
SPORT EN WEDSTRIJDEN
Een belangrijk verslag.
(Overgenomen uit het „Handelsblad").
Belangrijk lager levenspeil.
Dr. H. Colijn te 's-Gravenhage heeft voor de Ver.
voor Actieve Handelspolitiek gesproken over „De
Sint-Vitusdans van het protectionisme".
Spr. besprak de verschijnselen van den Sint Vitus
dans, de ziekte, welke, al komt zij meestal slechts
in geisoleerd geval voor, in sommige tijden epide
mische vormen toonde, daardoor de driftige onrust
wekkende, die aan het enkel geval eigen is.
den tegenwoordigen
De hoofdoorzaken van den tegenwoordigen toe
stand moeten hierin gezocht worden, dat de wereld
zich nog steeds niet heeft aangepast aan de ver
anderingen in de economische structuur, door den
wereldoorlog in het leven geroepen, en n het feit,
dat de regeeringen door haar handelspolitiek deze
aanpassing langs natuurlijken weg zoovee1, doenlijk
hebben belemmerd.
Genezing had alleen verkregen kunnen worden
indien de regeeringen bijtijds ingezien hadden, dat
het minst pijnlijke genezingsproces hierin bestond,
dat men de wet van vraag en aanbod na den oorlog
vrijelijk had laten werken.
Van koers veranderen was het doel, waarmede de
internationale economische conferentie van 1927
bijeengeroepen werd. Zij wees den weg, de, ware hij
gevolgd, zeer veel leed zou hebben gekeerd. De aan
bevelingen der conferentie zijn echter niet opge
volgd.
Herstel komt niet vanzelf.
Het antwoord op de vraag: „hoe komen wij weer
uit de crisis?" kan niet zijn: afwachten tot, evenals
voorheen, het herstel vanzelf weer intreedt, want dat
herstel treedt niet zonder meer in.
De Bazelsche commissie, waarvan spr. deel uit
maakte, heeft verklaard, dat o:a: het probleem van
de oorlogsschulden van grooten invloed was op den
economischen toestand van de wereld, n spr. kon
daaraan toevoegen, dat de meest bekende economen
van Europa dit gevoelen deelen. Ook wees de com
missie op het ingrijpen der regeeringen door han
delsbelemmeringen als oorzaak van de economische
verwarring. Eindelijk sprak zij ook haar vertrouwen
uit, dat er op den donkeren tijd van nu wel weer
eens een betere zal volgen, indien de regeeringen
ondermeer bereid waren het internationale schul
denprobleem uit den wereld te helpen, d.w.z. te
regelen op een wijze, de niet langer storend op het
economisch leven inwerkte.
Spr. onderschreef ten volle de óók door Sir Walter
Layton en professor Cassel uitgesproken meening,
dat de betaling der diverse oorlogsschulden op het
economische leven een vernietigende uitwerking
heeft gehad, door haar invloed op de goudverdee-
ling, op de prijsdaling der goederen en op de inter
nationale handelspolitiek.
Exceptioneel karakter.
Daardoor heeft deze crisis een geheel exceptioneel
karakter en is zij niet te vergelijken met een der
periodieke crisis.
Als het schuldenprobleem opgelost was, zou de
crisis nog niet voorbij zijn, maar zou de weg tot
verbetering ontsloten zijn. Het financieele vertrou
wen, dat nu totaal weg is, zou dan weer hersteld
worden. Nu ligt de handel stil als een gevolg van
geldelijke noodmaatregelen. En welk uitzicht zou er
zijn voor de kapitaal-arme landen om-wan derka-
pitaal-rijke leeningen te verkrijgen, inden op rente
betaling en aflossing niet kan gerekend worden?
Financieele quaestie.
De oplossing van de financieele quaestie is de con
ditio sine qua non voor de verbetering van den al-
gemeenen economischen toestand. Maar het is nog
niet die verbetering zelf. Om die te krijgen moeten
óók nog de abnormale handelsbelemmeringen der
laatste jaren verdwenen zijn.
De crisis, afgezien van mogelijke tijdelijke schom
melingen, zal een permanent karakter dragen, indien
men genezing blijft verwachten van de kwakzalvers
die nationale hulpmiddelen willen gebruiken tegen
deze wereldcrises.
Natuurlijk zal zich, ook zonder terugkeer naar een
vrijer handelsverkeer, wel weer een zekere even
wichtstoestand ontwikkelen. Zelfs als men blijft
jagen naar zoo sterk mogelijke nationale economi
sche autarchie, komt er toch wel langzamerhand
weer een zekere stabiliteit in de handelsbetrekkin
gen tusschen de volken. Maar die nieuwe even
wichtstoestand zal er heel anders uitizen dan die,
waaraan wij vroeger gewoon waren. Immers, on
danks alle belemmeringen, ook voorheen aan het
handelsverkeer wel in den weg gelegdw, werd het
economisch leven toch in hoofdzaak gedragen door
de gezonde gedachte, dat ieder land zich toelegde
op de voortbrenging van die goederen, waarvoor h§t
een bijzondere geschiktheid bezat.
Nieuwe evenwichtstoestand.
Andere belangrijke takken van volksbestaan, o.a.
de scheepvaart, zullen sterk getroffen worden, in
dien de handspolitiek zich moet gaan oriënteeren
naar het beginsel, dat ieder land dient te streven
naar den hoogst mogelijken graad van zelfvoorzie
ning. Een door deze politiek verworven nieuwe
evenwichtstoestand voor alle landen komt neer op
een belangrijk lager levenspeil dan waaraan wij ge
wend zijn geraakt.
De macht der feiten zal ten slotte ook den onge-
loovigsten Thomas tot de overtuiging brengen dat
terugkeer tot een' vrijer handelsverkeer noodzake
lijk is voor handhaving van het algemeene wel
vaartspeil.
Maar er is tijd noodig voor de omzetting der
geesten. Ook de verlaging van hooge tarief muren en
de opheffing van andere nog krasser belemmerin
gen gaat niet in een snel tempo. Ook dan niet als
de goede wil aanwezig is.
Na lange jaren
En daar de economische ontwapening slechts ge
leidelijk en in een zeer matig tempo zal kunnen
plaats vinden, zullen wij er op te rekenen hebben,
dat er nog verscheidene jaren zullen moeten ver-
loopen eer het oude welvaartspeil herwonnen kan
worden.
Zijn er dan heel geen middelen ter bespoediging
van het genezingsproces?
Stellig mag men niet langer hopen op overeen
komsten tot introductie van een vrijer handelsver
keer, die alle Staten omvatten.. Maar wat in bree-
den krinn iet mogelijk gebleken is, behoeft daarom
nog niet onmogelijk te zijn op beperkte schaal.
België en Nederland.
Zouden, om te beginnen, België en Nederland niet
onder elkaar tenminste de handelsbelemmeringen,
zoo niet geheel doen verdwijnen, dan toch tot een
minimum terugbrengen?
Zijn zulke regionale verdragen vereenigbaar met
de meestbegunstigingsclausule?
Deze vraag is niet met een enkel ja of neen te
beantwoorden. Vooreerst zijn er altijd eenige uit
zonderingen op het beginsel toelaatbaar geacht. Bijv.
tusschen landen met een langdurige politieke asso
ciatie of landen, die een complete geografische een
heid vormen.
Maar in de tweede plaats is de meestbeginstiging
niet meer zoo intact als zij tot vóór een paar jaren
zelfs nog was.
Men denke slechts aan de juist dezer dagen in
Duitschland toegepaste contingenteering op onze
boter. Talrijk zijn trouwens in den laatsten tijd de
pogingen om door regionale verdragen aan den
strengen eisch der meestbegunstiging te ontkomen,
zonder er formeel tegen te zondfigen. Ook weet m^n
hoe, volkomen openlijk, reeds gepleit is voor toe
laatbaarheid van preferentiëele behandeling van
granen uit Oost-Europa, van tabak en krenten uit
Griekenland, van wijnen en ruwe kurk uit Spanje
en Portugal.
Meestbegunstiging.
Spr. is dan ook tot de overtuiging gekomen, dat
de enge interpretatie van de meestbegunstiging haar
glorietijd gehad heeft en dat men eerder moet
trachten aan het begrip een ruimeren inhoud te
geven.
Hij meent, dattsaten, die onder elkaar bereid
blijken wederkeerig de beginselen van een vrijer
handelsverkeer te huldigen, in de vervulling van
dien wensch niet gehinderd behooren te worden,
doordat een derde, die zelf misschien prohibitieve
rechten heft, aanspraak zou kunnen maken op in
voer onder dezelfde voorwaarden, die elk der eerst-
bedoeldelanden aan elkaar toegekend hadden.
En zeker zou aan landen als België en Nederland
het recht op nauwe samenwerking niet ontzegd
mogen worden, indien de gekozen vorm toetreding
van anderen tot de overeenkomst toeliet. Hoezeer
spr. een tolunie tusschen België en Nederland zou
toejuichen, zoo mag me ntoch niet uit het oog ver
liezen, dat het vormen van een complete unie een
zaak van zoo langen duur is, dat men daarop niet
wachten kan.
Partieele wederzijdsche voordeelen.
Spr. wilde daarom aangevangen zien met toeken
ning van partieele wederzijdsche voordeelen in het
onderlinge verkeer tusschen beide landen be
perkt natuurlijk tot de zelf voortgebrachte goede
ren en met volle gelegenheid voor derden om tot
zulk een overeenkomst toe te treden op den grond
slag van wederkeerigheid.
Vooral als zulk een overeekomst meer landen
omvatten zou ook in Engelsche kringen wordt
deze gedachte onderzocht en door velen krachtig
bepleit zag spr. daarin een zeer sterken prikkel
tot versnelling van het genezingsproces.
De hulp van vandaag.
Intusschen, ook dit recept is er geen, dat in den
oogenblikkelijken nood voorziet. Maar hoe moeten
wij onszelf vandaag beschermen?
Een groot deel van onzen landbouw, onze veeteelt,
onze zuivelbereiding, onzen tuinbouw, onze scheep
vaart, belangrijke takken van onze industrie zouden
moeten verdwijnen als ze niet gesteund werden of
zouden worden. Het vechten om het „naakte be
staan" is thans de eerst voor de hand liggende taak
geworden. Spr. aanvaardt elk middel, dat doelmatig
is en niet door hooger gebod als ongeoorloofd moet
worden aangewezen. Een universaal hulpmiddel, eén
wondermiddel, bestaat niet.
Met toepassing van alle of bijna alle middelen
tezaam zullen we, onder Gods zegen, nog geen
grooter resultaat kunnen bereiken dan voorkomen,
dat het water boven de lippen stijgt.
Maar dat moet dan ook, zoover het aan menscher
lijk kunnen hangt, bereikt worden. Op één punt is
een vermaan tot groote voorzichtigheid op zijn
plaats. De reeds tot het uiterste gerekte spannipg
van de publieke geldmiddelen mag niet overspannen
worden. Hoezeer rechtstreeksche subsidiën door hun
doelmatigheid op zichzelf de voorkeur verdenen
boven andere middelen om te steunen, is hier toch
een grens, die niet overschreden mag worden, wil
men niet in geldbederf vervallen.
Noodweer.
Geselecteerde tariefmaatregelen, contingenteering
invoerverboden, productiebijslagen, staatssubsidiën,
concentratie van den binnenlandschen verkoop en
van den uitvoer naar het buitenland, regeling van
het geldverkeer met het buitenland ter bescherming
van onze expartbelangen spr. voor zich aan
vaardt ze alle, als men kan aantoonen, dat zij een
gunstige uitwerking kunnen hebben, door den toe
stand vann oodweeer geboden zijn. Gaan dus ook
wij naar het bal, waar de Vitusdansers zich ver-
eenigden? a
Spr. antwoordt met een wedervraag. Welke andere
weg bleef ons open?
Is het dan beter om, na door velerlei kunstgreep
van de buitenlandsche markt te zijn geweerd, met
ons prodect nu ook nog van de eigen binnenlandsche
markt te worden verjaagd?
De stand van het water.
't Is niet meer de vraag of wij op het droge of
in het water leven zullen, maar of het water tot de
kin of tot den neus zal opstijgen.
De vraag, welke handelspolitiek voor Nederland
de voorkeur verdient, een protectionistische of een
vrijhandelsgezinde, kan thans slechts in het afge-
trokkene worden gesteld. In dien zin dan blijft
spr. overtuigd, dat Nedesrlands welvaart het sterkst
bevorderd wordt door een vrij handelsverkeer.
Maar bij een van onze goederen volstrekt prohibi
tief protectionisme, als wij thans ervaren, verliest
elke op noramale omstandigheden gebouwde rede
neering haar waarde. Thans is er een noodtoestand.
Is er voor de industrie nog wel eenig uitzicht, dat
zij, door kostenverlaging, haar positie op de wereld
markt zal kunnen handhaven, bij de bodemproduc
ten is dat vertrouwen minder waard dan de stroo-
halm voor den drenkeling, die niet zwemmen kan.
Dat wij de hulp der regeering noodig hebben, nu
wij het zelf niet meer af kunnen, is te bejammeren,
maar zonder haar gaat het niet. Zelfs moet de lei
ding in deze worsteling grootendeels van haar uit
gaan. Zij alleen kan de bevoegdheden verwerven
en de macht uitoefenen, die noodig zijn om te kun
nen slagen.
sloten aan Madame 3ylvia toestemming te ver-
leenen, met de opgravingen weder te beginnen.
Wederom een treinaanslag. IJzeren paal
op de spoorrails gevonden op het traject Biest
BloxteL
Zaterdagavond ongeveer 10.30 uur is op de lijn
BiestBoxtel door een wegarbeider der spoorwe
gen een ernstig feit ontdekt, aldus meldt het
N. v.d. D.' Op weg naar zijn woning langs de
spoorbaan loopend, vond hij ter hoogte van de
eerste signaalpaden van het station Bost tus
schen Best en Boxxtel een zware ijzeren paal op
de rails, die er dwars overheen lag. Terstond ver
wijderde hij het obstakel, dat een Ongeveer 3 M.
lange rail bleek te zijn, waaraan een gegoten
ijzeren bord is bevestigd, waarop aankondigingen
als „Halt" enK. M." worden aangege
ven. Déze zijn aangebracht bij eiken spoorbaan
overweg.
He paal in kwestie is te voren bij den overweg
die zich op ongeveer vijf en twintig meter af
stand bevindt van de plaats, waar het voorwerp
werd aangetroffen, uit den grond gerukt. De
moeilijkheden, die dit uitrukken moet opgele
verd hebben, wijzen erop, dat het hier geen
kwajongensstreek betreft.
Een groot geluk in dit geval is de omstandig
heid, dat de paal op dat spoor was gelegd, waar
over het. verkeer BoxxtelBest plaats heeft. Op
dit traject passeert hier om 9.50 uur trein no.
193, de sneltrein, die de laatste groote verbinding
vormt tusschen Noord- en Zuid-Beveland. Deze
trein, die vooral Zaterdags zeer veel menschen
vervoert heeft geen enkele hindernis ontmoet.
Van dit tijdstip tot 11.15 uur passeert hier niets
meer in die richting. Eerst dan volgt weer g^n
goederentrein.
Op het tegenovergestelde spoor passeeren ech
ter gedurende dien tijd verschillende treinen. De
euveldaad moet dus tusschen 9.15 en 10.30 uur
geschied zijn. Een uitgebreid onderzoek werd
onmiddellijk door de zoo spoedig mogelijk ge
waarschuwde gemeentepolitie en marechaussee in
gesteld. Van den dader of daders was' echter geen
spoor te vinden. Ook gisteren waren reeds vroeg
verschillende politie- en spoorwegautoriteiten en
deskundigen ter plaatse. Het terrein van den
aanslag is afgezet, ter bescherming van mo
gelijke sporen. Tot op dit oogenblik ontbreekt
echter elke verdere aanwijzing.
Dé loonsverlaging in de haven.
Naar wij vernemen is in de Zondag te Am
sterdam gehouden huishoudelijke vergadering v.
de afdeeling Amsterdam van den Centralen Bi.
van Transportarbeiders, welke was belegd ter
bespreking van de 8 Februari a.s. ingaande loons
verlaging met, zeven procent, het besluit geno
men om met betrekking tot de vraag of al of
niet zal worden gestaakt, een referendum onder
de leden dezer afdeeling uit te schrijven, tenein
de op deze wijze een definitieve beslissing te
verkrijgen.
Zooals men zich herinneren zal had de Centrale
Bond de aangekondigde verlaging der loonen af
gewezen en was alleen met de Boomsch Katholie
ke en Christelijke organisaties die dit niet heb
ben gedaan door de Scheepvaartvereenigingén
Noord en Zuid een collectief contract afgesloten
Ook te Botterdam heeft de moderne organi
satie vergaderd.
toonen. De één werd 3 maal de andere 7 maal ge
passeerd. Hierbij moeten wij echter in aanmerking
nemen, dat heeren van het eerste in den aanval
veel gevaarlijker waren dan de anderen. Scheids
rechter Eiland leidde als altijd op kalme wijze en
hield het spel binnen het geoorloofde.
Door B. THYSSEN
R u. \A/e Huid
Schral e L ippen
lu doown van 30-60 cn 90 ct. Tobt 80 ct. Bil Apoth. «n DrosUten
Nieuwstijdingen
De verborgen sehat te Zaandam.
Madame Sylvia, de helderziende, bezit, on
danks het weinige succes van den vorigen keer
zoozeer de overtuiging dat Zaandam een groote
schat verhorgen houdt, dat zij opnieuw een
■aanvrage heeft ingediend, om naar die nschat
te mogen zoeken.
Ingevolge dit verzoek hebben B. en W. van
Zaandam in hun vergadering van Zaterdag be-
OUDKARSPEL.
De trekking der D. T. S.-verloting, welke Zaterdag
avond in het clublocaal plaats had, luidt als volgt:
le prijs no. 753, een dressoir, welke gewonnen werd
door den heer J. Swager te Oudkarspel; 2e pr. no.
287; 3e pr. 1249; 4e pr. 777; 5e pr. 597; 6e pr. 1105;
7e pr. 1016; 8e pr. 74; 9e pr. 1260; 10e pr. 1095; 11e
pr. 29; 12 pr. 1118; 13 pr. 1005; 14e pr. 25; 15e pr.
1240; 16e pr. 733; 17e pr. 649; 18e pr. 1382; 19e pr.
425; 20e pr. 1245; 21e pr. 1155; 22e pr. 1081; 23e pr.
1261; 24e pr. 1294; 25e pr. 409; 26e pr. 825; 27e pr.
1341; 28e pr. 554; 29e pr. 1297; 30e pr. 35; 31e pr. 210;
32e pr. 273.
D. T. S. a—BERGEN a 1—4.
De eenige wedstrijd welke D. T. S. Zondag j.l. voor
de competitie speelde is een nederlaag geworden voor
onze baby's. De Bergenaren, welke stuk voor stuk
steviger en grooter gebouwd zijn, hebben in een
faire strijd beslist verdiend gewonnen.
Als scheidsrechte: Stam, een oud D.-speler, laat
beginnen zien we D. met eenige invaller; spelen.
Bergen is volledig. Ai dadelijk na den aftrap is
Bergen in den aanval terwijl D. voor de rust niet
vaak verder komt dan de B.-backs. In de eerste
helft maken de gasten 3 doelpunten.
De tweede helft geeft D. wel iets beter partij.
Toch zijn de B. spelers een klasse beter. Bij de thuis
club speelt Carnas thans spil, en dit blijkt wel een
verbetering. Meerdere aanvallen worden tenminste
opgezet, uit één waarvan zoowaar de eer wordt ge
red.
Bij een der vele schoten welke de D. keeper te
verwerken krijgt grijpt hij naast, waardoor de stand
op 14 gebracht wordt. Hierna einde. Vermelding
verdiend nog dat B. 2 maal een strafschop benutte.
Scheidsrechter Stam liet een zeer goeden indruk
achter.
D. T. S. comb. Acomb. B.
Daar de andere D.-elftallen vrijaf hadden, wer
den uit beschikbare krachten twee elftallen ge
vormd. Deze gaven elkaar heel aardig partij. De
wedstrijd was het aanschouwen ten volle waard.
Er werd met competitie-vuur gespeeld. De diverse
keepers kregen volop gelegenheid hun talenten te
i Ze had nu zekerheid, 't Laatste restje twijfel was
nu weggenomen. Toch leek het, of de slag haar nu
eerst had getroffen.
Anna stond langzaam op uit den leunstoel, waarin
ze den brief van haar vroegere vriending had zit-
ten lezen. Toen ze van het kantoor kwam, had ze
het couvert in de bus gevonden en ze had direct
I gezien, dat het geen brief van Jan was. Van Louise
Die had in geen maanden en maanden geschreven.
Getrouwd weggegaan naar Indië.
Eerst haden ze de correspondentie aangehouden;
maar toen er in Indië kinderen waren gekomen
en de tijd verliep, waren de aanknoopingspunten
aldoor zeldzamer geworden, 't Gewone verloop.
Nieuwsgierig had ze den brief direct in den gang
opengemaakt en was ze al op de trap begonnen te
lezen. Toen had ze Jan's naam gezien en, geschrok
ken, of ze voelde, dat het noodlot zich nu aan haar
ging voltrekken, had ze het papier dichtgevouwen.
Op haar kamer had ze toen eerst haar hoed en
mantel afgedaan, den stoel naar het venster ge
schoven en daarna den brief gelezen.
Louise verkeerde in kringen, waar hij den laat
sten tijd toevallig ook veel over den vloer kwam.
Ze wst, dfat er jarenlang heel goede verhoudingen
tusschen Jan's en Anna's ouders was geweest en dat,
kort voor Jan naar Indië was gegaan, de verhouding
tusschen Anna en hem veel intiemer was gewor
den dan die, welke men met den naam van vriend
schap zou betitelen kunnen.
'n Engagement was het niet geworden, tenminste
niet officieel. Jan's vader was eenige weken tevoren
gestorven en daarom hadden ze het beiden, tegen
over Jan's moeder, beter geoordeeld om iedereen er
buiten te laten.
't Was al inspanning genoeg voor de oude vrouw
om te zorgen voor Jan's uitrusting, in de gegeven
omstandigheden. Alle onnoodige agitatie moesten ze
voor haar vermijden, vooral nu haar toch al niet
goede gezondheid geleden had onder onverwachte
verlies. En waarom zouden ze er ook zoo'n drukte
van maken? Ze kenden elkaar al zoolang en wisten
precies, wat ze aan elkaar hadden. Ook Jan's moeder
die ze over een en ander geraadpleegd hadden,
was van meening, dat in dit geval een officieele
verloving overbodig was. Haar jongen was niet wis
pelturig en, wat Annie betreft, deze had ze al ja
renlang als een dochter beschouwd.
Dat haar zoon met Anna ging trouwen, was voor
haar een groote troost. Een betere vrouw kon ze
zich niet voor hem voorstellen!
Trouwens, 't zoo ook niet zoo heel lang duren
of Jan zou wel spoedig promotie in Indië maken,
zoodat hij Anna kon laten overkomen.
Van al deze omstandigheden was Louise op de
hoogte. Vandaar, dat ze zich verplicht had geacht,
Anna mee te deelen, dat ze zich geen illusies meer
mocht vormen, wat een huwelijk met Jan betrof,
want dat deze, naar algemeen bekend was, het hof
maakte aan Nettie van Schaik, de dochter van den
rijken tabaksplanter. Dat hij een mooie kans had,
daaraan twijfelde niemand, want ten eerste was
Nettie allesbehalve 'n beauté en ten tweede liep ze
al een aardig eind naar de dertg. Voor Indië een
aardige leeftijd.
Anna let den brief uit haar handen vallen en keek
in gedachten naar buiten. Dat was het dusgeld!
Ze voelde 't als een beleediging, niet zoozeer haar
zelf aangedaan, als wel aan den man, dien ze had
lefgehad.
Zoolang ze had moeten aannemen, dat de afwe
zigheid schuld had aan de verkoeling van zijn kant,
dat eeh ander in haar plaats was getreden, had ze
er onder geleden, maar was haar gevoel voor Jan
hetzelfde gebleven.
Maar dit was erger, iets wat ze zich in het begin
haast niet kon indenken. Het was verraad aan alles
wat maar heilig leek. Niet alleen zijzelf werd erdoor
neergehaald, de heele wereld, het leven zelf was er
voor haar gevoel door beroofd van alles, wat er tot
dusver mooi in geleken had. Hoe kon iemand zoo
iets doen? Hoe kon zij zich zoo vergist hebben in
het karakter van dien man, wien zij haar geheimste
gedachten van het begin af had meenen te kunnen
toevertrouwen?
Als nu juist Jan's moeder den laatsten tijdniet
zoo was gaan sukkelen. Dan had ze met die kunnen
praten, al was het maar enkele woorden, om dat
gevoel van opgekropt verdriet te kunnen kwijtraken.
Voor de oude vrouw was het ook een harde slag. Had
ze al wel honderdmaal geklaagd, dat Jan den laat
sten tijd zoo weinig schreef, de ware reden van zijn
ongewone onverschilligheid was niet bij haar opge
komen. Hoeveel excuses had ze niet voor haar jon
gen verzonnen.
Want ze had al lang gevoeld, dat zijn houding
tegenover zijn aanstaande vrouw hoe langer hoe
onhartelijker was geworden, wat er ook aan de
hand mocht zijn.
Neen, naar de oude vrouw gaan was haar nu niet
mogelijk. Ze zou onmogelijk kunnen zwijgen nu ze
zekerheid had. En wie weet, of ze geen bittere woort
den, die de moeder moesten kwetsen, zou gebruiken,
als zo eenmaal begonnen was te spreken. Dat mocht
ze niet doen. 't Was zoo al erg genoeg, voor beiden.
Kon ze maar een poos op reis gaan.
Dan hoorde Jan's moeder misschien van anderen
hoe de vork in den steel zat en werd haar, Anna,
het pijnlijke van de mededeeling bespaard. Ze moest
eens goed nadenken, de een if andere reden verzn-
nen om nu vast een deel van haar vacantie te kun
nen nemen. Tegenover de oude vrouw kon ze licht
een excuus vipden, dat ze, door haast gedwongen,
op reis was gegaan zonder afscheid te nemen.
Maar het liep anders dan ze zich had voorge
steld. Dienzelfden avond nog werd ze geroepen door
de huishoudster, die haar kwam zeggen, dat de
oude vrouw erg achteruit was gegaan en dat de
dokter haar had geraden de nabestaanden te waar
schuwen.
Toen ze aan het ziekbed zat, was de patient vrij
wel buiten kennis. Na een poosje kwam het bewust
zijn terug. De zieke zocht Anna's hand, klemde die
in de hare. Of ze de laatste dagen nog iets van Jan
gehoord had, vroeg ze. En zonder een oogenblik
te aarzelen antwoordde het meisje met vaste stem:
„Maak U niet langer ongerust, moeder; alles is
geregeld. Jan heeft ons willen verrassen en niets
willen schrijven vóór hij zekerheid had van zijn
nieuwe betrekking."
„Heerlijk, kindlief, dat k dat nog heb mogen bele
ven. Ik ben wel eens erg bang geweest, maar dorst
het niet te laten merken."
„Bang, waarvoor? Gaat U nu weer kalm rusten,
moeder; alles is best".
Toen wendde het meisje even het hoofd af en
hield den zakdoek voor de oogen.
„Vreemd, moeder, nu de spanning voorbij is, moet
ik toch even huilen. Net een klein kind, niet?"
Als eenig antwoord drukte de zieke haar hand en
streelde die.