Langs en op den Straatweg
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
N" 18 DONDERDAG II FEBRÜARI 1932 4,e Jaargang
«Huw: firm 1.1. KEIZER.
ledacteur I. H. KEIZER.
li
Bureel Noordscharwoude.
Weekagenda
Ons Weekpraatje
Binnenlandsch Overzicht
Buitenlandsch
Overzicht
NIEUWE 1
LAEEDIJKER COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
Abonnmentsprij s
nwr 3 maanden f 1.15.
ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent.
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
11 Februari: 7.30 uur Café Marktzicht Broek op
Langendijk. Jaarvergadering Begrafenisver-
eeniging „De Laatste Eer."
11 Februari: Uitvoering Zanglust Sint Pancras. Dir.
H. J. Zaal, n.m. 7.30 uur bij Bouwstra.
Raad Zuidscharwoude, 's avonds 7.30
13 Februari: Bond van Staatspensionneering,"afd.
OudkarspelNoordscharwoude. Filmavond bij
C. Vis. Aanvang 7.30 uur.
14 Februari: V. A. R. A.-afdeeling Noordscharwoude
Oudkarspel. Jaarvergadering op Zondag
morgen 9.45 uur ten lokale van J. de Bakker.
15 Februari: 7 uur Spoorcafé Noordscharwoude 5e
Jaarvergadering véreen. „Draagr elkanders
Lasten."
17 Februari: Volksonderwijs Sint Pancras, nm. 7.30
uur bij Bouwstra.
21 Februari: Tooneelzaal C. Vis, Oudkarspel. Too-
neeluitvoering „Jong Leven".
23 Februari: Idem.
6 Maart: 7.30 uur Hotel Concordia, Instituut voor
Arbeidersontwikkeling, opvoering „Droom
koninkje."
Lezer, heft u al eens ja, misschien vindt u
de vraag niet erg discreet maar hebt u al eens
in de gevangenis gezeten Neen, stuift u nou voor
al niet op. Indien u werkelijk nog niet de eer
had, welnu, dan is het in orde. Maar in het te
genovergestelde geval behoeft u zich evenmin te
geneeren, want dan is de zaak ook in orde. Het is
tegenwoordig heelemaal niet erg meer om in de
gevangenis te hebben gezeten, het staat zelfs
wel goed cm met een ontslagbriefje uit het H.
van Bewaring of uit een of ander staatskosthuis
in zijn zak rond te loopen. Het is een gedistin-
tets Over het gezelschap in dergelijke te-
i izen behoeft men zich bijvoorbeeld heelemaal
niet meer te schamen. M|en vindt er bankiers,
advocaten, directeuren van dit en van dat, offi
cieren enz. Menschen van onverdachte standing
dus.
Persoonlijk hadden we nog n'ie't het genoegen,
maar toch weten we nu wel zoo'n beetje hoe het
daar toegaat. In verschillende kranten volgen
we momenteel de memoires van drie ontslagen
gevangenen. In de Telegraaf lazen we de indruk
ken van een mijnheer, die een poosje in de Ca-
suaristraat te den Haag een gastvrije cel had ge
vonden. In de Vlissingsche Courant vertelt een
gevangene het relaas van een langdurige opslui
ting en onze derde celreporter verspreidt zijn
memoires zelfs in meerdere bladen tegelijk. De
twee eerstbedoelden geven er voorloopig nog de
voorkeur aan om anoniem te blijven, maar de
kierde vindt zoo'n streven belachelijk. Je hebt
nog menschen, die het feit hunner gedwongen
afzondering verzwijgen, zoo zegt deze, zelfs
voo rhun naaste omgeving. Hij niet. Hij laat het
boven zijn artikelen in de krant drukken, in groo-
te letters, dat, hij het was, die twee weken logeer
de bij den staat der Nederlanden, hij ingenieur
B. Swanenburg.
Ziet u nu wel, lezer, dat het een heel fatsoen
lijke aangelegenheid is? Uit de mededeelingen
der betrokken hoeren bleek ons wel, dat het ge- I hi één dag heeft afgelegd. Zijn dagelijksche wande
vangenisvraagstuk nogal ingewikkeld is. We 1
hebben er vroeger uitsluitend droeve dingen van
gehoord, maar nu leerden we dat de een in zoon
inrichting wel aardt, de ander niet. Het is alles
een kwestie van mentaliteit. Wel dringt zich uit
liet relaas, dat we in de Vlissingsche Courant la
zen, de idee aan ons op, dat een al te langdurig
verblijf in een staatspension slecht op het hu
meur werkt. Die gevangene uit de Casuaristraat
in den Haag nam het geval al dadelijk veel ge
moedelijker op, maar de tijd van zijn afzondering
was ook aanzienlijk korter. Ir. B. Swanenburg
heeft maar twee weken gezeten en die is dus
tot den laatsten dag enthousiast kunnen blijven
over het onthaal. Lees maar eens, wat hij van
zijn verblijf in den kerker zegt, en ge zult nau
welijks uw ongeduld naar het geschetste dorado
kunnen bedwingen.
*lk trof het met een cel op het zuiden. Een
vroolijk zonnetje overgoot de geelsteenen wan
den met een gezellige sfeer. Het was er ruimer
dan ik mij voorgesteld had en rustig behaag
lijk. Links van de zwaar mét ijzer beslagen
deur, waarin een kijkgat met klepje en een luik
bevonden zich eenige planken, waarop het ser
vies een gedurfd pele-mele vormde met toilet-
accessoires. Het geheel had in een van die wer
ken over moderne fotografie tot onderschrift
„fotomontage" kunnen dragen.
Het is duidelijk dat de ziel van dezen ingenieur
even zonnig moet zijn als zijn zohnige cel, om de
dingen des gevangenislevens zoo zonnig te kun
nen bezien. Niet allen.zijn daartoe in staat en de
zulken doen beter om uit de handen van Vrou
we Justitia te blijven.
Een onzer oollegas heeft ook eens een korten
tijd. gezeten Bernard Canter. Een goede baas,
maar een beetje opbruischend van karakter. Op
een heel gezellige journalistenvergadering te
Botterdam we hadden er een jubileum te vieren
en af te eten hebben we hem eens bezig ge
hoord aan zelfbeklag over het feit, dat van zijn
28 oorspronkelijke het kunnen er ook 128
geweest zijn Nederlandsche tooneelstukken
nog nooit een voor het voetlicht was gebracht.
Ofschoon wij, collega's, er 'toch geen schuld aan
hadden noch aan het schrijven dier tooneel
stukken, noch aan het weigeren ervan door de
tooneeldirecties en het gereleveerde ook in
geen enkel verband stond met het gevierd wor
dende jubileum of het wachtende diner, sloeg
Bernard Canter onder zijn betoog een houten les
senaar aan gruzelementen. Iemand met zoo'n tem
perament moet de gevangenis schuwen. Qanter
deed het niet. Een persdelict kon hij zoenen met
het ofefr van enkele guldens, maar hij verkoos
te zitten. H( ijfwreekte zich op de maatschappij
met zijn memoires waarin hij allerlei innerlijke
tragedies schetste van de gevangen menschen
Niet een goed woord had hij over voor onze ge
vangenissen, noch voor het gevangenispersoneel
Een bewaker diende hem van repliek per inge
zonden stuk in het Handelsblad.
Wat Bernard Canter weet, van hetgeen er in
een gevangenis omgaat? zoo stelde deze de
vraag. Als hij zich een doodshemd aantrekt en
Idan een dagje in een kist gaat liggen weet hij er
ons precies zooveel van te vertellen, hoe iemand
zich voelt als hij dood is.
Wiat we nu eigenlijk bedoelen met ons gevan
gensipraatjeEigenlijk slechts dit: we willen,
er onze verwondering over uitspreken, dat in de
ze dagen allerlei menschen, die gezeten hebben
de behoefte voelen opkomen om hun medemen-
schen in te lichten over wat ze zagen en ondervon-
vonden. Dat verontrust een beetje. Het is of
men er zich van overtuigd weet, dat crisis en
malaise de halve wereld tenslotte in de gevange
nis zal doen verhuizen. Niet weinige feiten wij
zen trouwens in die richting.
INDRUKKEN VAN EEN TREKVOGEL TUSSCHEN
HAMBURG EN BERLIJN.
(Door een eigen correspondent).
III.
Tengevolge van het succes, dat wij met onze
serie „Langs en op den straatweg door onzen
correspondent Karei Ey, hadden, hebben wij beslo
ten, deze serie met nog eenige vervolgen uit te brei
den:
Beroepslandloopers.
De landlooper bedelt zich door het leven. Dat is
zijn eenigste en eerste gebod! Hij vraagt maar en
geeft niets. Dat is een principieele kwestie bij hem
geworden, want zij weten, dat zij alleen op deze
wijze voort kunnen komen want de vertellingen
van landloopers, die bankbiljetten van duizend en
^eer in hun vest hadden genaaid, zijn maar sprook
jes. Zij mogen hier en daar wel eens een paar
luttele marken bezitten, waarvan zij in geval van
uiterste nood ee nonderdak mee kunnen betalen,
maar overigens is de landlooper voortdurend arm
a»n geld. Zij weten hun eten echter wel te vinden
en meer dan eens heb ik op den straatweg den een
of anderen landlooper ontmoet, die behalve zijn
bundeltje ook nog een flink buikje tot zijn last
De echte landlooper verzuimt ook niet de kleinste
gelegenheid om zijn hand op te houden. Als hij ziet,
dat er geen geld zal komen, vraagt hij om een
sigaret, een lucifer of een oude krant. Bij de kleine
boeren verschaft hij zich eten, want hij weet heel
goed, dat zijn kansen er hier veel beter voor staan,
dan bij de groote boerderijen en hoven, waar hon
den zijn en de dienstbode hem afwijst. In de huizen
der kleine boeren wonen dikwijls families, die zelf
een zoon hebben, die langs de wegen trekt om naar
werk te zoeken. Dat vormt een band, waarvan de
landlooper gretig gebruik maakt.
Eén ding is er echter, waarom de „beroepsbede
laars" nooit vragen! En dat is het mederijden op
een auto, zooals de werkloozen dikwijls doen; Dik
wijls heb ik gezien, dat zoo'n bedelaar de chauffeur
van een vrachtwagen bedankte, maar weigerde een
eindje mee te rijden. Waarom zouden zij zich ook
haasten? Zij willen immers nergens heen! Nergens
en overal zij hebben geen doel en geen eerzucht.
De beroeps-landlooper snuift verachtelijk, als hu
hoort, dat een werklooze twintig Kilometer of meer
hng is meestal niet grooter dan de afstand tusschen
twee dorpen. Maar hij laat dan ook niets links lig
gen. Als hij een dorp heeft „afgegraasd", weet hij,
dat hij geen enkele gelegenheid verzuimde om alles
mede te nemen, wat van zijn gading was. Hij zegt
nooit neen, behalve wanneer men hem werk aan
biedt. Hij neemt ieder stuk brood en ieder eind
worst, al zijn zijne ruime zakken boordevol gevuld,
want hij beseft maar al te goed, dat hij deze milde
giften in de eerstvolgende herberg kan inruilen
tegen een borrel, een paar kousen of tegen enkele
stukken klinkend geld. Hij is overigens met zijn
leven volkomen te vreden.
Allerlei spiecialisten.
Behalve de „beroepsbedelaars", zijn er ook nog
anderen. Menschen, wier „werkplaats" ook de straat
weg is, die zich boven den gewonen landlooper
echter even hoog verheven gevoelen, als een pro
fessor in de medicijnen boven een dorpsvee-arts, of
als een filmdiva boven een figurante. Dat zijn kun
stenaars in hun soort, specialisten, die hun hand
werk eerst na langdurige ervaring hebben geleerd
en het hebben weten te verheffen tot een ware
kunst.
In de eerste plaats de specialist, die vooral aan
geestelijken om bijstand verzoekt. Hij is een meester
in het spreken met zalvende woorden, doorspekt met
bijbelteksten en hij is zoo op de hoogte met iederen
godsdienst, dat hij van uur tot uur van religie ver
anderen kan, zonder dat het hem de minste moeite
kost. Hij gelooft niet aan het gevleugelde woord, dat
„zwijgen goud is", hij weet uit ervaring, dat „spre
ken zilver is", dikwijls tien Mark op één dag. En
dikwijls nog meer
Natuurlijk hebben deze specialisten een bijzon
dere school achter den rug. Hij ziet er ook heele
maal niet naar een bedelaar uit. Men zou'hem op
den eersten blik voor een dorpsonderwijzer en
dikwijls is hij ook zooiets geweest. Als hij meent,
bij de geestelijken niet op zijn rekening te zullen
komen, daar deze te dun gezaaid zijn, heeft hij al
tijd nog een serie tractaatjes in zijn tasch, met op-
bouwenden tekst» En hij is niet karig met te ver
klaren, waarom hij bedelt. Soms zegt hij de waar
heid, namelijk, dat hij voor zijn eigen onderhoud
geld noodig heeft. Dikwijls echter ook speciaal
als hij boerenhofsteden bezoekt heeft hij de na
men van verdschillende zendingen op den tong,
waardoor de gaven moeten toevloeien. Ja in
sommige gevallen organiseert hij een geheele gods
dienstoefening op de grootere boerderijen; deze zijn
soms van een zeer goed gehalteterwijl de col
lecteschaal hem een aardig sommetje opbrengt.
Dicht bij Ludwigstlust ontmoette ik overigens nog
zoo'n „specialist", die zelfs een autotje er op na
hield en zoo het land doortrok. Hij kon er schijn
baar zeer goed van komen, was zeer elegant gekleed
en had een innemende air over zich, dat hem bij
zijn werk uitstekend te pas kwam. Hij was specialist
op het gebied van „bureau-trucs", speelde vor een
aan den grond geraaakten koopman (hetgeen hij
misschien ook wel was) en bepleitte zijn zaak op
alle bureaux en kantoren, die hij maar wist te vin
den. Hij scheen met zijn elegante voorkomen en
Lebemann-optreden meer te bereiken, dat hij met
stamelende bedelzinnetjes zou hebben bereikt. Zijn
gebiied was enorm groot, en in de stedelijke bure
aux, gemeentekantoren, enz., wist hij zoo meester
lijk een ontslagen ambtenaar weer te geven, dat hij
zooals hij me zelf vertelde dagelijks 20 Mark
„overhield". Zijn auto stond zoolang in een garage
buiten de stad, zoodat hij na een „zaakje" dikwijls
nog dienzelfden dag een ander stadje met zijn aan
wezigheid vereeren kon.
Een rondtrekkend genie.
Ik was nu precies 48 uur aan den wandel, had
reeds een mooien afstand achter den rug, een nacht
met een „wereldreiziger" in een open schuur, en een
tweede nacht in een herberg. En nu zat ik in de
gelagkamer van een kleine herberg in de buurt
van L. staarde peinzend in een half leeg bierglas
en maakte plannen. Zeker ik had al veel types
van laandloopers leeren kennen, ik had met „veel
eetlust een "gevnden" haantje mee-opgepeuzeld, ik
had kou geleden en zelfs de laatste uren een beetje
honger gehad. Mijn 4 Mark en 60 Pfennig waren
versmolten tot 30 Pfennig. Buiten floot een snijdend
koude wind, maar hier in de gelagkamer was het
zeer behaaglijk. Op den straatweg ratelden de
vrachtauto's en particuliere auto's vooroij. Berlijn
—Hamburg en Hamburg—Berlijn! De dikke Meclen-
burger herbergier had al tweemaal gevraagd, of ik
niet mot een lastauto mijn veg wilde bekerten. Nu,
bij daglicht was het gemakkelijk genoeg, een auto
te vinden, die mij mee zou nemen. Maar tot nog toe
had ik steeds geweigerd. Ik overdacht thans echter,
wat het voor nut zou hebben, de overblijvende 200
Kilometer te voet aï te leggen. De groote straatweg
zou toch niet veranderen, het leven daarop zou
overal wel hetzelfde blijven.
En daarbij wierp ik een blik op het telefoon
toestel, dat naast het buffet hing, als een kater
op een goed-gevoederde kanarievogel. Binnen tien
minuten had ik verbinding met de redactie, in twee
uur zou men mij telegrafisch wat geld toezenden.
Ach ja, het is ellendig en drukkend de laatste
munten in den zak te voelen rammelen, zelfs als
men slechts een auto behoeft aan te houden of een
telefoon behoeft op te nemen, om een einde aan
dezen toestand te maken.
„Gott zum Gruss"
Een diepe, vibreerende stem was het, die mij uit
mijn gepeins wekte. Een stoel werd onder mijn tafel
uitgetrokken en een zeldzame verschijning liet zich
naast mij neer.
,Twee grocs, waard!" riep dezelfde stem, terwijl i
dezen merkwaardigen vreemdeling verwonderd j
op nam. Het was een lange, magere man, niet jong
meer, met een met rimpels doorploegd tooneelspe-
lersgezicht. Zijn kleeding zou indrukwekkend ge-
als men niet dadelijk had gezien, hoe
versleten alles was. Een bontjas met een beetje kale
en vettige kraag, een wapperende zijden das met
ettelijke vetvlekken, een vest met geborduurde bloe
men, een grijze, gestreepte broek en lakschoenen,
die echter zoo gescheurd waren, dat er een lila sok
zichtbaar werd.
Met de vingertoppen van zijn lange, beenige hand
tastte dit merkwaardige heerschap in zijn vestzak
en haalde twee bankbiljetten te voorschijn. Het
eene legde hij voor den waard neer, het andere
schoof hij naar mij toe, knikte glimlachend, en zei
nadrukkelijk: „Het is in orde, beste kerel. Ik be
taal altijd contant en vooruit! De dienst is gemak
kelijk, maar er is verstand voor noodig. Bezit je
dat?"
Een koude carnavalsgrap. Ook de
fiscus bereidde een verrassing. De
Eerste Kamer verwierp de Pachtwetten.
Andere narigheden. Een wanklank
boven de Vredesbetoogingen uit. Mr.
Schokking staatsraad.
De natuur heeft ons een leelijke, koude carna
valsgrap bereid door plots met zoo'n ijzigen adem
lanags de aarde te strijken. Dat valt niet mee, want
de jasjes van velen zijn dun op het oogenblik en het
geld is schaarsch. We hadden er bovendien niet
meer op gerekend, 't ging alles zoo moo, wat het
weer betreft.
Ook de fiscus zorgde voor een verrassing. Het
helpen van de crisisslachtoffers kost zeer vele mil-
lioenen en geld groeit zelfs niet op een Haagsch
departement. Als een deel des volks moet worden
geholpen, dan moeten de financiën daartoe door
het andere deel worden opgebracht. Daarom zag
de minister zich gedwongen om met nieuwe belas
tingvoorstellen te komen. De suiker-accijns zal met
10 opcenten verhoogd gaan worden, de opcenten
van den wijnacccijns komen van 20 op 80, van den
tabaksaccijns op cigaretten van 30 op 50. Op Zuid
vruchten zal 10 pet. aan invoerrechten worden ge
heven en de zegelrechten op buitenlandsche effec
ten worden verhoogd. Tegenover dat alles staat de
beëindiging van de heffing van opcenten op de
grondbelasting van onbebouwd. Een en ander be
hoeft natuurlijk nog de goedkeuring der beide
kamers.
De Eerste Kamer verwierp de Pachtwetten. Dat
was nu wel geen verrassing, want er was al lang
voor gevreesd. Die Pachtwetten bedoelden de po
sitie der pachters te verbeteren door een zeker recht
tot verderen inhuur aan ze toe te kennen, de moge
lijkheid tot tusschentijds bedingen van pacht verla
ging te scheppen, indien de omstandigheden daar
toe aanleiding geven, en ze een recht te geven tot
vergoeding voor aangebrachte verbeteringen.
De tweede Kamer aanvaardde de wetten, de
Eerste Kamer verwierp ze, daar een meerderheid
zich 'door conservatieve opvattingen van landrecht
liet leiden. De boeren kunnen er boos over zijn,
maar.er bestaat op het oogenblik te weinig be
langstelling ze voor rechten van weder-inhuur. De
boer kan nog niet verdienen op grond, dien hij
gratis mag bebouwen!
De Tweede Kamer hield zich van de week bezig
met de vraag, of met de inpoldering van Zuiderzee-
gronden moet worden voortgegaan. Gebrek aan
grond is er thans zeer zeker niet. Maar ja, dat
polderen houdt op het oogenblik nog wat menschen
bezig. Overigens een dure geschiedenis!
Alle weken brengen ook narigheden van meer
persoonlijk karakter. In Memmen bij Nijmegen werd
een alleen wonende oude vrouw van 73 jaar ver
moord om de oude vrouw te kunnen bestelen. Een
verdachte zit in arrest.
Tegen de daders van den moord op den Haagschen
millionair Eschauzier werd respectievelijk 16 en 4
jaar gevangenisstraf geëischt.
Een nieuwe staking van grooten omvang brak
in Rotterdam uit bij de bekende fabrieken van Piet
Smit.
Verschillende organisaties deden haar best om de
Geneefsche Ontwapeningspogingen te schragen niet
haar Vredes-acties, waarvoor ruime belangstelling
bestond. In sommige plaatsen worden voor die be
toogingen ook kerken afgestaan. Heel goed! zou
men zeggen. Eén dominé echter is daarmee heele
maal niet ingenomen, het is de vermaarde poli
ticus Ds. Kersten. Die predikt in en buiten de
Kamer een zeer bijzonder christendom. „Dwaas
heden noemt hij die Vredesbetoogingen in „De
Banier" „Dwaasheden van een oppervlakkig chris
tendom." We citeeren nog verder:
„Mochten toch bij meerderen de oogen open
gaan! Hoe kan nu toch ooit Gods zegen worden
afgesmeekt voor een ontwapening, die in strijd
is met Gods Woord?
Gelukkig voor de werld, spreekt Ds. Kersten maar
namens weinige christenen. De overgroote meerder
heid der christenen mogen Gods Woord misschien
niet nauwgezet spellen, als Ds. Kersten dat doet,
ze verstaan het béter!
De meesten hunner gevoelen zich veiliger achter
andere voorgangers met wijze ervaringen in hun
kerk en leer, mannen met politiek inzicht tevens.
Als mr Schokking b.v., wiens groote verdiensten
deze week werden erkend en beloond met zijne be
noeming tot lid van het hoogste college in den
lande: de Raad van State.
Een Fransch parade-paard steigert de
conferentiezaal te Genève binnen.
Een Memel-putsch. Heftige weer
stand der Chineezen bij Sjanghai.
Japan wil de Chineesche haven demili-
tariseeren. Quirinaal en Vaticaan.
Buitenlandsch Allerlei.
Van de Geneefsche Ontwapeningsconferentie valt
I nog niet veel te vermelden. De hoofden der verschil
lende delegaties spraken een inleidingswoord en
uitten hun beste wenschen. Slechts één delegatie
kwam reeds met complete voorstellen, een
Fransch parade-paard kwam fier steeigerend de
conferentiezaal biinnen. Nou heeft de heéle wereld
gedacht, zoo meenden de Franschen, dat van ons de
meeste tegenstand zou komen en nu zullen we die
wereld eens laten zien hoe mis ze was. Kant en
klaar, voor het gebruik gereed, zijn de Fransche
voorstellen.
Ze beoogen aan den Volkenbond uitvoerende