Levensbehoeften Bi] Hoofdpijn Rechtszaken Ons Weekpraatje Al blijven we van meening, dat de boeren veel meer succes kunnen behalen door zoo groot moge lijken invloed uit te oefenen in de bestaande groote politieke partijen, dan door de formatie van een eigen partij rond de figuur van hun Zonnekoning Braat, waarmee andere partijen een verontschuldi ging krijgen voor een eventueel verminderde aan dacht ter zake van speciale boeren-belangen, tóch verdient onze boeren-deputé soms grooter be langstelling voor de door hem ontwikkelde gedach ten en overtuigingen, dan men doorgaans in de Kamer voor hem aan den dag legt. Zeker, men kan daarvoor een aannemelijk klinkend excuus laten gel den. Braat n.l. brengt zijn standpunt vaak op weinig geschoolde of elegante wijze naar voren en hij is wat boeren-bot, maar dan denke men maar aan het bekende spreekwoord omtrent den verschillenden zang der vogels van onderscheidene pluimage. Toen Braat onlangs bij de begrootingsdebatten opkwam tegen de opeenstapeling van salarissen en pensioenen, waarvan ambtenaren en politici profi teerden, verkondigde hij een meening, die behalve in boeren-kringen ook In andere lagen des volks ruim wordt gedeeld. Braat zei de dingen alleen een beetje ongelukkig en daarin vonden andere Kamerleden een dankbare aanleiding om zich met een gebaar van de zaak af te maken. Braat intus- schen, laat het er niet bij zitten; hij heeft zijn standpunt nog eens in een brochure vastgelegd. Noch de schrijver van die brochure, noch andere publicisten schijnen omtrent cumulatie van ambten en pensioenen volledige gegevens te kunnen ver krijgen. Wordt er in de Kamer over gesproken, dan zegt de minister telkens, dat de zaak heusch niet de proporties heeft, welke het publiek veronderstelt, naar nimmer wordt ons het juiste beeld door de publicatie van een onvolledige lijst der samenge stelde inkomsten uit openbare functies en pensioe nen voorgehouden. Velen verdragen dat moeilijk. In een tijd, dat de massa zich met sterk vermin derde inkomsten tevreden moet stellen en de re geering vóór behoort te gaan in bezuiniging, moet een maatschappelijke bestuursfunctie zeker behoor lijk worden gehonoreerd, maar ze mag geenszins een bron worden voor persoonlijke weelde, door de gemeenschap dus bekostigd. Toch zijn er voor beelden, die daarheen wijzen. Duys b.v. zit al zeer vele jarenin de Tweede Kamer, zoo lang bijna, als ons heugen kan. Hij deed zijn entrée als „Benjamin", hij was nau welijks 30 jaar oud. Nu is Duys grijs, maar toch incasseert hij nog jaarlijks een wachtgeld van f 1200.—, omdat hij eens, in een ver verleden, rijks ambtenaar was. Alles zou nog goed en wel zijn, als hij inderdaad noodig zou hebben om zijn verlaten ambtenaars- post weer in te nemen, als hij uit de Kamer ver dween, maar Duys prakklzeert daar niet over, omdat hij zich intusschen tot jurist opwerkte en nu een druk advocatenkantoor beheert, natuurlij ontvangt hij ook f 5000.— als Kamerlid en, minder natuurlijk maar even reëel, incasseert hij ook nog f 1000. pensioen, omdat hij eens twee jaar wethouder was van het berooide Zaandam, dat op die manier haar goud nog gauwer ziet verdwijnen dan Madame Syl via het kan opgraven. Wie nu meent, dat cumulatie van ambten en pen sioenen een socialistische ondeugd is, heeft het glad mis, want met politiek heeft deze aangelegen heid niets te maken. In bijna alle partijen profi- teeren afgevaardigden of vooraanstaande figuren van dat ongezonde stelsel. Drie Kamerleden van verschillende richtingen ontvangen naast hun scha deloosstelling van f 5000.elk, ook nog f 5200, tesamen als oud-onderwijzers. Twee Vrijz. Dem. Ka merleden ontvangen resp. f2000.— en f2024.— als wachtgeld. Eenige vooraanstaande figuren in het politieke leven, die zich Excellentie mogen heeten, „beuren" per jaar aan salarissen, schadeloosstelling en pensioenen resp. f 31.600.—, f 16.600.— en f 18.000 Een Kamerlid krijgt behalve zijn f 5000.als zoo danig, ook f 10.000.— uit Indisch pensioen en f 4500 als burgemeester. Dat zijn maar enkele voorbeelden. Zulke verhou dingen zijn een begin van politiek bedref, waar tegen tijdig maatregelen moeten worden getroffen, omdat ze de politiek tot een jachtveld naar baantjes zou hebben verlaagd, maar dat is niet geheel juist. De grootste inkomsten door cumulatie worden ver kregen door menschen met klinkende namen, van wie men vroeger onvoorwaardelijk zou hebben aan genomen, dat ze alleen om de epre het politieke ge stoelte bezette. Onze parlementsleden hebben mooi praten met hun: vóór alles dient de gulden veilig gesteld. WinteHezingen te Broek op Langeneiijk „DE WANDELENDE JOOD" i (Vervolg) In het jaar 1C02 verscheen er een merkwaardig boekje dat tot titel droeg: „Nieuwe tijding van een Jood, Ahasverus genaamd, die den dood van Jezus heeft bijgewoond." Dit boekje is geweldig veel gelezen en in zeer vele talen uitgegeven. In Duitschland is het niet minder dan 40 maal herdrukt. Op de eerste blad zijde stond het bekende woord uit Math. 16. „Ik zeg u dat sommigen die hier staan den dood niet zien zullen, enz." Wat er in dat boekje stond? Dat een zekere Paulus von Aitzen, doctor in de theologie preekte in de kerk te Hamburg, toen zijn aandacht getrokken werd door een zonderling persoon achter in de kerk. De man had lange grijze haren en liep barrevoets, al was het ook Drie Koningen. Een lange gescheurde mantel is hij ingehuld. Telkens als r'.e naam Jezus genoemd wordt slaat hij zich op de borst en buigt het hoofd. De prediker, wiens aan dacht door dezen man getrokken werd, deed later navraag naar hem en kwam te weten dat hij een Jood was uit Jeruzalem. Hij, had Jezus nog gekend en wist het geheele verloop van den lijdensweg. Van Gethsemané en Judas' verraad, van Pilatus, van Golgotha. Zijn huis stond aan den weg dien Jezus langs moest komen. Hij was in de deur gaan staan, en zag de droeve stoet er langs gaan. Jezus dragende zijn kruis. Bij zijn huis gekomen leunde Jezus doo- delijk vermoeid even tegen den muur, maar Ahas verus staat dat hem niet toe en jaagt hem weg. En toen is dat woord gekomen dat hem de rust ont nam en hem steeds weer achtervolgde. Alles had hij gezien op den kruisheuvel en toen de donkerheid kwam over de aarde werd het ook nacht in zijn ziel. Hij kon niet meer blijven. Voortgejaagd werd hij door die onrust in zijn hart. Hij trok door alle landen en toen hij weer in Jerusalem terug keerde was het verwoest. Dan verstaat hij het dat hij de rust niet meer zal smaken totdat Jezus wederkomen zal. De dood zal verre van hem blijven en hij zal het de menschen moeten gaan welke straf er rust op zijn zonde. Het boekje is verbazend veel gelezen en heeft zoo in zeer vele landen en streken bekendheid gegeven aan deze zonderlinge historie. En overal duiken ge ruchten op dat de „wandelende Jood" gezien is. In Madrid en in Moskou, in Weenen en Dantzig en op vele plaatsen meer is Ahasverus gezien. Toch zijn de verhalen over dezen man steeds weer wat verschil lend en is het door oververtellen geregeld verdraaid maar altijd wordt dezelfde bedoeld. Maar, zult gij onwillekeurig vragen, „als alles toch verzinsel is, is het dan nog de moeite waard om er naar te luisteren, doen we dan niet beter om maar weg te gaan." Doch niet zoo haastig mijn hoorders want zooals ik al gezegd heb is er een fluistering in de legende die goed beluisterd moet worden. En de monniken van het St. Albansklooster had den geluisterd, geluisterd met hun hart. Zij wacht ten op den terugkomst van de dapperen die waren uitgetrokken op den roep van Peter van Amiëns. Zij leefden mee met de dapperen en in hun hart brande ook het verlangen om het Heilige Land te zien vrijgemaakt van den ongeloovigen Turk. Zij stad van Jezus' leven en lijden in handen van dien gevloekten barbaar. En ook voelden zij hier de straffende hand Gods die Zijn eigen volk had ver jaagd uit hun land. De kruisridders zijn ten deele weergekeerd uit het Heilige Land. Velen zijn ge sneuveld, maar de overgeblevenen hebben verteld van dat volk dat bij klein plukjes bij elkaar woon den den op het land, dat verjaagd was uit de steden en verdrongen uit het openbare leven. Een volk dat je schoppen kon van verachting en dat dan toch nog zou grijnzen als het maar een geldstuk aan je ver dienen kon. En als de eerwaarde bisschop vertelde van dien eenzamen zwerveling die geen rust kon vinden, waar hij ook heenging, dan zien de monni ken in hem dat volk dat als volk Jezus had geslagen en geschopt en dat nu als volk de rust ontzegd is en moet zwerven overal heen en nergens thuis. Elke honderd jaar verjongd de zwerver weer. Hij kon 1 niet sterven. Cartafilis had zich in den slag gestort maar komt er ongedeerd weer uit. Is er een volk op de wereld dat zoo vele malen voor den dood ge- j staan heeft en dat toch nog steeds leven blijft, dat niet sterven kan waar andere volkeren reeds lang vergaan zijn. Denk slechts aan de jodenmoorden in Duitschland en Spanje. Zooveel haat en verguising en vijandschap, zooveel verachting en druk heeft geen enkel volk te verduren gehad. Zoo hebben de diepere geesten de legende wel verstaan. Wij gewone menschen die zooveel later leven, wij vragen of het wel waar gebeurd zou zijn. Onze tijd is zoo zonder poëzie, zoo vol van nuchter heid. Wij leven zoo vluchtig voort in de dreunende wereldzee dat we niet meer luisteren kunnen naar wat de fluisterstem van de legende ons te vertellen heeft. Wij hooren echter die beide verhalen. Wat die kruisridders vertelden over dat volk dat zoo zwaar was gestraft door de roede Gods en naar het verhaal van dien eenzamen doler die geen rust kon vinden omdat hij Jezus de rust misgunde. En als wij de le gende goed verstaan zullen we dicht bij ons zelve blijven. Gunnen we Hem de rust niet, Hij die de rust zelve is. Dan zal steeds de onrust ons voortja gen. Gunnen we Hem het leven niet, Hij die het le ven van alle leven is. Ons leven zal erger wezen dan de dood. Gunnen we Hem het licht niet, Hij die de bron van het licht is, Eeuwige duisternis zal ons deel zfjn. Allemaal totdat Hij wederkomt. Zalig dat Hij komen wil, dat Hij komen gaat. Deze legende, waar zulk een diepen zin in ligt, heeft vele schrijvers en dichters geïnspireerd om haar volgens eigen visie met eigen omkleeding onder woorden te brengen. De dichters die behoo- ren tot die groep menschen wier zieleleven buiten gewoon scherp kan waarnemen, hebben de innerlijke ritseling verstaan van het diepste dat de legende wekt in de ziel, en hebben dat wondere tweegesprek gevoerd dat de ziel met zichzelf kan houden. En zij hebben vertolkt in hun werk de groote wanhoop dier onrustige ziel die steeds door den vloek Gods voortgejaagd werd. Het zou onmogelijk zijn de werken te bespreken die handelen over de legende van den wandelende Jood. Voor zoover Ik weet zijn het er met elkaar een 300. En alleen de bekende werken halen al een getal van 60. Ik moet me dus wel zeer beperken, maar toch zal ik er enkele van noemen. In de eerste plaats wil ik dan noemen het vijfdeelige boek „De Joodsche Wandelaar" dat misschien de ouderen onder ons nog wel kennen. De jongeren zou ik echter niet aanraden om er aan te beginnen want het is wel zoo wanhopig ouderwetsch dat menschen van dezen tijd er niet meer in genieten kunnen. Maar toch is er in te vinden de groote tragiek die ieder mensch moet voelen en die door den schrijver op zoo bijzondere wijze is levend gemaakt. Een boek dat echter meer aanbevolen kan worden, en waarin meesterlijk de legende het geheele werk doorge vlochten is, is wel het boek van den schrijver van „Ben Hur" onder den titel „De vorst van Indië". Zelf heb ik genoten in het boek en wie gevoeld niet de wonderlijke bekoring en geheimzinnigheid als hij leest van den tocht naar den schatgrot en de man om wien het gaat het zwaard van Salomo ziet bewonderen. Meesterlijk is er in beschreven de val van Constantinopel en hoe de vorst van Indië die zelfde is als de wandelende Jood, liefde opvat voor dat meisje, dat hij rijk wil maken door zijn groote macht en invloed. Dan komt de overrompeling, de zwaardslag, hij zinkt weg in een verdooving, hij denkt, de dood. Maar dan ontwaakt hij weer, frisch en krachtig. Hij is weer jong. De dood ontvlucht hem altoos weer. Alles heeft zijn tijd, maar voor hem is de tijd van allen. Die trek van de legende is er meesterlijk in verwerkt. En de lezer verstaat mee de eeuwige eenzaamheid van dien eenzamen zwerveling Ook Goethe, de groote dichter, heeft zich even gezet tot het uitbeelden van dit grootsche drama. Maar hij heeft het nooit aangedurfd om den dool tocht te beschrijven. Hij en meerderen met hem komen tot aan het begin van het zwerven, maar verder komen ze niet. Robert Hamerling beschrijft hem alleen gedu rende zijn verblijf in Rome. Hij dicht de legende om maar toch zoo dat de diepe zin er van duidelijk uit komt. Hamerling geeft een zeer scherpe tegenstel ling. Ahasverus is de groote verlanger naar den dood en Nero is de groote verlanger naar het leven. Aangrijpende tegenstelling, feestverlangen en doods- begeerte. Rome is rijp voor den ondergang en snelt naar zijn einde, zijn vernietiging. Daarom trok Ahas verus er heen. Als straks Rome in den vuurgloed dreigt onder te gaan is die vlammenbrand voor Nero een feest en voor Ahasverus te rust. Maar de ontgoocheling komt voor beiden. Het bracht geen feest en geen dood, en Nero zoekt straks den dood en slaat de hand aan zichzelf en Ahasverus zwerft weer weg en gaat het leven weer in. Maar de zoeker naar den dood is ouder dan Ahasverus, het is Kain die den dood in de wereld bracht. Het is een beeld van de menschheid die geen rust vindt en doolt, steeds maar doolt over de aarde die hem geen rust geven kan. Hierna werd gezongen Gez. 22 1 en 3. Rust mijn ziel, uw God is koning, Heel de wereld zijn gebied. Alles wisselt op zijn wenken, maar Hij zelf verandert niet. Rust mijn ziel, uw God is Koning, Wees tevreden met uw lot; Zie hoe alles hier verandert, En verlang alleen naar God. hoeften te voorzien en dan zou hem tijd en gele genheid genoeg overblijven om zich te wijden aaan zijn idealistische strevingen. Onderwijl hij doorkauwde op de schillen der pinda's bedacht bij bv. wel met een "tientje per week zou kunnen uitrichten. Een slaapkamertje kostte een paar gulden, spek was goedkoop en aan brood ging ook niet veel heen. Dan was er nog wat noo dig voor nu en dan een warm aardappeltje en een paar kwartjes per week voor kleeren. Ja, met een tientje in de week zou hij royaal kunnen leven niemand tot last zijn, zich zelf kunnen verzadigen en nog geld overhouden. Naarmate hij meer pin- daschillen kauwde, ontwikkelde zich deze nieu we zienswijze. Ein werkelijk, na een paar dagen vond hij een hem passende betrekking tegen on geveer het. gedachte honorarium. Laten we kort zijn e.n constateeren, dat deze jongeling na eenigen tijd tekort kwam aan zijn tientje om aan zijn allernoodzakelijkste levensbe hoeften te voldoen. Hij deed nieuwe concessies aan. zijn overtuigingen en verdiende meer. Toen het verhaal zou eentonig gaan worden. Daarom, de jongeling is een man geworden en een mensch van beteekenis in de maatschappij. Hij verdient vele tientjes in de week en behoeft dus niet. meer op de schillen van apennootjes te kau wen. Nu neemt hij in den namiddag ergens in een groote zaak zijn glaasje voor het eten en dan snoept hij gepofte pindanootjes, met zout be strooid, die in de goed doorvoede maag kunstma tig een .zeker gevoel van trek moeten wekken. Lie man 'is geenszins voldaan. Hij kauwt zijn maaltijden als eertijds de pindaschillen en hij overweegt daarbij, wat veel hem nog ontbreekt. Misschien zou hij ook die verlangens kunnen be vredigen, als hij maar meer verdiende. Misschien, door nieuwe concessies aan zijn overtuiging, wat hem trouewns steeds vlotter afgaat. Levensbehoeften zijn een fictief iets. Ze zijn bescheiden, naarmate onze middelen geringer zijn maar ze zijn altijd meer dan we met de beschik bare middelen kunnen bevredigen. De mensch liegt niet, als hij zegt, dat een verlaging van le vensstandaard een beperking van zijn levensbe hoeften met zich moet brengen. Hij liegt niet, al is zijn inkomen nog zoo groot. Maar dan is het toch ook duidelijk, dat we als levensbehoeften vele zaken aanzien, die het op zich zelf niet zijn maar die we als zoodanig moeten hebben ge vormd, omdat we wensch en gedachte tot nood druft verwrongen. Millioenen menschen op de wereld moeten zich gaan wennen aan een lager inkomen, hetzij ze be- hooren tot de rentetrekkers, tot. de zakenlieden of wel tot de loontrekkenden. En allen voelen zich ongelukkig, omdat ze meenen, dat ze moeten gaan derven, wat ze tot levensbehoeften rekenen. Vreezen we niet. Wat we kunstmatig tot be hoeften opvoerden langs wegen van materieele welvaart, zullen we als te missen overdaad leeren beschouwen, als we ons weer aan eenvoudiger levenswijze hebben gewend. En naarmate min der materieele verlangens bevredigd kunnen wor den, zullen we misschien ook weer grooter waar de leeren hechten aan ideëele zaken, die het be zit kunnen zijn van ieder, arm of rijk. De daling van het materieele welvaartspeil is niet in alle opzichten een verlies. De man, van wien we in den aanhef van dit artikel vertelden, zou noodig hebben om weer eens op de schillen van pinda's te moeten kauwen om den rijkdom van ideëel goed te kunnen waardeeren, en om weer dankbaar te kunnen zijn voor kleine levens genietingen. Wie zich op dit blad abonneert, ontvangt de volgende nummers - tot April GRATIS (Wordt vervolgd). In welk werk het was, herinneren we ons niet precies meer misschien hebben we het ook maar gedroomd maar het verhaal ging over j een jongeling, die van allerlei zuivere idealen j was vervuld en meende daarmee de wereld te j kunnen veroveren. Een dus, zooals er duizenden j zijn. Voor niemand en niet wilde hij het hoofd buigen, geen eischen van praktijk konden hem tot eenige concessie terzake van eigen overtuiging bewegenmet het gevolg, dat hij met velen in j botsing kwam, het nergens kon uithouden en tenslotte een hoogst fatsoenlijke, maar zeer nij- pende armoede leed. Hij kwam zoover, dat hij zich na een volstrekt j vasten gedurende 24 uur eindelijk trachtte te verzadigen aan de schalen van pinda's oftewel apennootjes, waaruit hij twee dagen tevoren de 1 vruchten had geconsumeerd. Onder dat maal j werd hij iets zachter gestemd jegens zijn ver- j meende vijanden en hij besloot, dat het toch niet zoo heel erg zou zijn, als hij zich een klein beetje aanpaste aan anderer gevoelens en overtuiging. Tenslotte behoefde hij toch maar een kleinigheid I te verdienen om in zijn noodzakelijkste levensbe- en bij Kiespijn Mijnhardt's Poeders DoO; 45ct. Bij Uw Drogist. ARRONDISSEMENTS RECHTBANK TE ALKMAAR. MEERVOUDIGE STRAFKAMER Zitting van Dinsdag 8 Maart. Uitspraken vorige zittingen. Immetje B., huisvrouw Jan B„ Bergen, thans ge detineerd. Poging tot moord op haar echtgenoot 6 jaar gev. maximum 13l/2 jaar. Hendrik E., koopman, Alkmaar, gedetineerd. Me deplichtigheid aan bovengemelde poging 6 jaar maximum 8 jaar. Theoretisch heeft deze veroordeel de dus de zwaarste straf. David W., Leeuwarden, voorheen te Helder, ver duistering van f 50.—. Vrijgesproken. Klaas R. Graft. Toebrengen van zwaar lichamelijk letsel f 50.— boete of 50 dagen. Bern. Wilh. B„ Alkmaar, hooger beroep veroor deeling ovetr. IJkwet. Vrijgesproken. Adr. Anth. G., Uitgeest. Hooge beroep vonnis over treding polderregelement. Vonnis bevestigd. Hendr. Petr. V., Alkmaar. Hooge beroep overtre ding ijkwet. Vonnis bevestigd 2 maal f 0.50 boete of 2 maal 1 dag. Bastiaan K., Helder, thans in voorarrest, diefstal met braak, meermalen gepleegd. 3 maanden gev. voorw. met 3 proefjaren. Simon Jan R., Helder, thans gedetineerd, als vo ren, 10 maanden gev. voorw. met 3 proefjaren. Een strafzaak niet geschikt voor pers of Tribune. Een 26-jarige boerenknecht te Wognum, thans gedetineerd, stond 16 Febr. met gesloten deuren terecht ter zake landloopen, Strafbaar gesteld bij art. 247 Wetb. v. Strafrecht, welke zaak ook nu met gesloten deuren werd voortgezet met het hooren van den heer J. H. Wiggers als adviseur van het ge nootschap. Mr. Winkel verleende den verdachte juridischen bijstand. Een bijzondere zwijntjesjager. De losarbeider, Wilh. Sw., thans in rijkspension te Haarlem, stond terecht ter zake verschillende rij wieldiefstallen door hem op verschillende tijdstip pen in N.H.-platteland gepleegd. Verschillende per sonen werden er zeer door gedupeerd. De officier had ten opzichte van dezen onver schilligen verdachte, die over een welgevuld straf register beschikte, niet veel goeds mede te deelen en vorderde Z.Ed. 1 jaar gevangenisstraf. Verdachte had nog 2 a 3 dergelijke zaken op te knappen. De kruk van een handwagen tegen zijn buik. Een 40-jarig rijwielhandelaar te Helder, de heer Eelco Nicolaas H. te Heider had zich te verantwoor den ter zake een hem telaste gelegde aanrijding op den Brakkeveldweg aldaar, welk feit was ge pleegd op 10 Dec. 1931. Dien dag motregende het en was het zicht slecht door de beslagen raampjes van den auto. De bestuurder reed toen een handkar aan die door getuige H. Wienja geheel recht was neergezet, met gevolg dat Wienja de kruik tegen zijn buik kreeg, dit was zoo ernstig dat genoemde heer een maan in een ziekenhuis moest vertoeven, voor hij geheel was opgeknapt. De rijwielhandelaar werd verdedigd door mr. Wynne, Welke verdediger een omstandige verklaring gaf van het ongeval, ten doel j hebbende aan te toonen dat hier plaats had gevon den een samenloop van omstandigheden en hij aan het gebeurde geen schud had. Getuige erkende dat zijn kar niet verlicht was omdat het nog niet geheel duister was. De auto reed met 'n flinken gang de handkar aan met het ge melde gevolg en was getuige sinds en week of 7 tot werken in staat. Voorts zeide getuige op een vraag van den ver dediger dat hij volkomen was schadeloos gesteld. Hierna werden getuigen a charge gehoorc'. w. o. agent van politie. Hierop volgde ge gebruikelijke „show" van de on misbare situatie teekening. De remmen waren in orde en chauffeur stond gun stig bekend. Vervolgens kwam de officier aan het om te be- toogen dat verdachte de noodige voorzichtigheid had betracht, ook in verband met het ongunstige weer en de verdachte voorts schuldig achtende, te requireeren f40.— boete of 40 dagen Voort becritiseerde ook nog de ongunstige houding van de handkar, die ontegenzeggelijk te veel naar links stond. Verdediger bepleitte vrijspraak, subsidair slechts tct een meer geringe boete veroordeeld. De hoofdschuldige in deze strafzaak was reeds lang dood en begraven. Bij de artikelen 69 en 75 van het wetboek van strafrecht wordt bepaald dat het recht van straf vordering en uitvoering der opgelegde straf vervalt door den door van den verdachte of veroordeelde. En in dit geval moeten wij u evenwel een hooger beroepzaak voorleggen, waarin de schuldige al vóór ettelijke maanden zijn leven had gelaten in het beruchte gaskastje, dat in Alkmaar maar al te dikwerf wordt gebezigd tot finale opruiming van ongewenschte huisdieren. Ook de herdershond, die in Februari 1931 het eigendom was van den heer R. K. W. M., koopman te Bergen, bleek, toen de eigenaar op 13 November 1931 voor den kanton rechter werd gedaagd omdat zijn huishond op 18 Febr. een kostbaar schaap van den heer J. Hartog zonder eenig voorafgaand meeningsverschil te lijf was gegaan en hevig met zijn scherpe tanden had gewond, op dien datum te zijn opgegaan den weg, waarop geen ter dood veroordeelde hond ooit terug keert. Maar de heer M. werd door den eigenaar van het schaap aansprakelijk gesteld en verlangde een vergoeding, omdat ook 5 lammeren door het schaap na de ondergane schrik, en wreede behan deling, geworpen, niet veer bijzonders was terecht gekomen. De heer M. had door bemiddeling der veldwachter schadevergoeding aangeboden, doch deze onderhan deling had niet tot goed reusltaat geleid. De heer ambtenaar van het O. M. was bij hooge uitzondering nu eens op de hand van den verdachte en requireerde vrijspraak, doch de heer kanton rechter stelde daarbij te leur door een geheel andere meening te verkondigen en bij schriftelijk vonnis van 27 November den heer M. te veroordeelen tot f 8.00 boete of 8 dagen, benevens schadebetaling van f 50 aan den eigenaar van het schaap. De veroordeelde nam met deze veroordeeling geen genoegen en werd deze zaak heden in de meer voudige strafkamer minutieus werd behandeld. Behalve de getuigen in eerste instantie gehoord was nu ook nog gedagvaard de heer J. Stroet. De heer M. die niet beschikte over een verdediger, had zijnerzij dsch 6 getuigen a decharge mede ge bracht. De officier deelde mede te willen afzien van het hooren zijner getuigen, waarop de heer M. eveneens afzag van het hooren van zijn getuigen. Voorts bleek de officier zich niet te kunnen ver eenigen met het vonnis van den kantonrechter, zoo als nader door hem werd aangetoond en requireer- de het O. M. tenslotte vernietiging van het vonnis en vrijspraak van den appéllant. De heer M. hield tot afscheid een langdurige speech, die geduldig werd aangehoord doch gemist had kunnen worden. Een (juridisch misschien) belangwekkend drankproces. De heer Dirk de H., oud 29 jaar en wijnhandelaar te Hoorn, stond in hooger beroep terecht ter zake overtreding van de drankwet en wel dat hij in de eerste helft van 1931 zou hebben verkocht aan L. de Kok aldaar 5 liter Cognac en 5 liter schillen, zonder dat hij in het bezit was van de vereischte vergunning. Appellant was in hooger beroep ge- komen van een vonnis uitgesproken door den kan tonrechter te Hoorn en werd juridisch bijgestaan door mr. Beltman uit Amsterdam. De scheikundige Dr. D. Moll, directeur van den warendienst werd ge hoord als getulge-deskundige en gaf een definitie I over de vloeistof, die als sterken drank beschouwd kan worden. Dr. Moll noemde het In casu een grens geval, doch was persoonlijk overtuigd dat de des betreffende vloeistof en de nieuwe drankwet stelt als maximum sterkte slechts 15 pet. De technische bespreking in het proces was heel wat droger dan het vocht in kwestie, dat in een mandenflesch aanwezig was. De heer officier releveerde het spitsvondige ver weer van verdachte die de 2 maal 5 liter bijeen had verkocht, terwijl de drankwet den verkoop in het klein op ten minste 10 liter had vastgesteld. Vóór echter deze zaak werd voortgezet, wenschte de offi cier onderzoek van de cognac, ter zitting aanwe- Zlffierop werd het woord verleend aan verdediger mr. Beltman, deze bestreed de opvatting dat hier, niet 10 liter sterken drank aanwezig zou zijn, zooais hij nader stipuleerde. De officier vroeg naar juriprudentie, die de ver- j dediger hem niet kon leveren. Uitspraak volgende week. Een litterarisch aangelegd boertje. De 53-jarige hardhoorende landbouwer Dirk B uit Aartswoud werd verdacht in het tweede halt jaar van 1931 aan verschillende ingezetenen, ondei anderen aan A. J. v. d. Wege, W. Koorn en mej. J Hemke per post anonieme brieven te hebben toe gestuurd die van hoogst beleedigenden aard waren Bovendien had hij palen en staldeuren gesierd mei opschriften, dewelke voor enkelen zijner dorpsge- nooten eveneens ver van vleiend genoemd konden worden. De landbouwer hierboven gemeld stond he- den voor die feiten terecht. Mr. v. d. Loos had zich belast met zijn verdediging terwijl de heer J. Ott, onderwijzer en schriftkundige te Alkmaar was gedagvaard als deskundige. Iedereen was natuurlijk verbazend nieuwsgier^ naar dit miniatuur-schandaaltje, doch helaas were de belangstelling direct gecoupeerd, aangezien op verzoek van den officier, waarbij de verdediger zien gaarne aansloot, de sluiting der deuren werd gela»1 op grond van het zedekwetsende van deze zaak. Natuurlijk werd door deze beslissing ook onz® taak voor heden beëindigd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4