Stillen de hoest Maken los Moeders en Kinderen beter tot het bouwen van een nieuwen winkel over te gaan. J heer Eiuishand vindt, gezien den omzet, den Jïieuwbouw niet, gemotiveerd. De heer J. Keoman wil het voorstel nog een jaar aanhouden. Eerêt het oude wegwerken, mis schien verandert de toestand en wordt ook de omzet grooter, dan is toch een en ander gerecht 'alaardigd. 5JI De heer Stoop is voor nieuwbouw en stelt in de ze in het bestuur vertrouwen. 'M De heer van den Aboele zegt, dat het voorstel door het bestuur wordt gedaan, niet zooals be sloten is. ("onstante propaganda moet gevoerd worden om den omzet te vergrooten. Nu staat, het op losse schroeven. Op de agenda had moeten staan dat eerst een kostprijsbereke ning moest gemaakt worden. I v,'°rz. De bedoeling is toch hetzelfde. Wij zouden machtiging vragen en dat geschiedt toch. Als wij 15000 gulden aanstonds noodig hebben, dan toch moeten we weer een ledenvergadering hebben. Hij bepleit verder op andere zakelijke JjÉronden de noodzakelijkheid van nieuwbouw. >;M De winkelhouder P. Wit geeft nu een resumé hoe of het in werkelijkheid met den toestand van den winkel gesteld is, De heer Mammen vindt nog gelegenheid den hr. ."W i' te complimenteeren voor zijn nauwgezetheid plichtsbetrachting en accuratesse. 'heer van der Wal zegt o.m. dat de winkel weliswaar te wenschen overlaat, doch een paar jaar kunnen er nog wel bij en adviseert ook niet tot nieuwbouw over te gaan. (Tusschen genoemden heer en den heer Mam men ontstond nog een discussie over de opvat- van laatstgenoemde inzake den brief van heer PZeeman. Wij laten dit rusten.) ,W De heer van den Abeele zegt, als men hier de machtiging verleent dan heeft men ook de 15000 gulden te pakken. Deze zienswijze wordt door den heer Nouwen onderstreept. Tenslotte deed de heer Mulder van Koedijk een «isschenvoorstel. Een commissie te benoemen die den toestand van den winkel onderzoekt. Het be stuur volmacht te geven om nadere plannen uit te ;®erken. Op een volgende vergadering kan dan rapport uitgebracht worden. ^■Elj acclamatie werd dit voorstel aangenomen, ■hi De heer H. Biakhuijs werd bij enkele candidaat- stflling als bestuurslid herkozen. SHDe heer T. Kliffen en P. Kist werden, eveneens bij enkele candidaatstelling als commissarissen ^•Punten 11 en 12 werden na bespreking van de ;|Kcnda afgevoerd. ^BPunt 13. Het bestuur vraagt machtiging om met do op te richten coöperatie te Alkmaar een overeenkomst aan te gaan inzake het leveren van brood en kruidenierswaren. ^Klve voorzitter licht dit punt nader toe en zegt o.m. dat de overeenkomst voor vijf jaar geldt en in hoofdzaak betreft de bakkerij-artikelen. Alk- u-laar heeft hier echter niets te zeggen. Wil Alk maar over vijf jaar zelf een coöperatie stichten, dan moet ze ook de door ons voor hun gemaakte onkosten vergoeden. Verder geniet Alkmaar de médewerking van „Kofibe." ine storting is f 1.— lidmaatschap 10 gld. Bij acclamatie aangenomen. f®! v°lgende balanscommissie bestaat weer uit dei Leeren Nouwen, Bakker en Zeeman. ^Be0' commissie die den toestand van den winkel zal onderzoeken bestaat uit de heeren Bi. van der Wal, H. Stins en J. Zeeman. 'voorzitter zegt, dat afgevaardigden aanwe zig zijn geweest bij de herdenking van het twaalf en: een half jarig raadslidmaatschap van de heeren {ïart en Mulder te Koedijk. JwEen lid van de afdeeling S.D:.A.P. te Koedijk betuigde voor de attentie namens die afdeeling hair et lijk. dank. ;Tnmidde]s is het middernacht geworden en sluit voorz. met dank deze samenkomst. ®ekfind Is dan ook, de z.g.n. kali- en stik- Gods volk heeft macht noodig, macht om zich te a™ VaiL?ep!f £e cldtuurgewaassen. ontdoen van dien Nazerener die zijn volk de mar- voedingstoffen heeft nu de tulpen be- meren wet ontnam, en het zoo zijn grondslagen ont boette? Ook dat heeft men nauwkeurig onderzocht rukte. Johannes gaat en met hem Meronika en als Men is daardoor echter te weten gekomen, dat het zij terugkeeren kunneA^h^raderSet serucht f^r 6 kan' op welke 8r°n<fsoort de bol- bevestigen, maar inplaats van de overwinning voor le" ziin gd' Ahasverus is het de nederiaag want Jeziïï heeft °P d€ ecnei grondsoort groeide bollen, hevatte hem van zijn kinderen beroofd. Zij hebben Hem de bollen^ veel minder stikstof dan op de andere zien veroordeelen, den onschuldige, die niemand iets nieuwstijdingen IN 'T KORT. louders der Geldcrsche Credietvereen. zijn ba lans en winst- en verliesrekening over het boekjaar goedgekeurd. Mr. D. Crena de long werd herbe noemd als commissaris. BENZINE ONTPLOFFING. In de behuizing van de familie De Vries te Totte- valle, gemeente Surhuisterveen (Gr.). De vrouw des huizes wilde de kachel aanmaken en gebruikte daar bij benzine in plaats van petroleum. Toen zij een lucifer aanstak, ontplofte de benzinebus en in een ommezien stond het huis in brand. De vrouw, die met brandwonden overdekt was, wist nog haar beide kirjderen, een jongen van 14 en een meisje van 7 jaar uit de bedsteden te halen en hiermede de straat op te vluchten. Alle drie zijn met zware brand wonden naar het Academisch Ziekenhuis te Gro ningen overgebracht. De toestand van de vróuw is redelijk wel, die van de beide kinderen echter zorg wekkend. Men vreest voor hen leven. grondsoort. Zoo was het ook ten opzichte van kali, phosphorzuur en kalk. Zelf ook wat andere stoffen betrof, zooals zetmeel, eiwitstoffen, vetten, enz. Voor hen die hierin belangstellen, zullen wij dan ook het resultaat vermelden die nu juist niet alge meen bekend zijn, van dit onderzoek. Onderzocht werden de tulpensoorten Murillo en Clara Butt. Tulp: MURILLO. Grondsoort licht zand zavel klei Stikstof 0.42 0.65 0.60 Kali 0.50 0.39 0.43 Phosphorzuur 0.20 0.20 0.22 Kalk 0.05 0.07 0.04 Eiwitten 2.9 4.4 4.1 Vetten 0.1 0.2 0.2 Zetmeel 30.8 33,9 35.6 Celstof 1.5 1.4 1.5 Water 58.7 59.2 57.7 Tulp: CLARA BUTT. Grondsoort licht zand zavel klei Stikstof 0.51 0.68 0.61 Kali 0.51 0.53 0.67 Phosphorzuur 0.22 0.25 0.21 Kalk 0.06 0.06 0.08 Eiwitten 3.2 4.3 4.8 Vetten 0.3 0.3 0.2 Zetmeel 30.- 31.2 35.9 Celstof 1.9 1.5 1.7 Water 60.0 61.6 57.3 Duidelijk blijkt uit dit staatje de verschillen van de cijfers der bollen geteeld op de verschillende grondsoorten. Het geeft veel te zien, veel te leeren, veel conclusies te trekken. Wij merken hierbij op, dat door deze cijfers de gedachte opgewekt kan worden, of het mogelijk is dat tulpen geteeld op kleigrond om de eene of ander cijfer daardoor zoo geschikt zijn voor den broei, of daardoor zoo begeerd zijn door de kweekers die op de zaandgrond teelen. Zijn onze tulpen van de zavel- en kleigrond van wege hun hooger zetmeelgehalte als van licht zand, daardoor harder, steviger, en rijker aan reservestof, voor verdere voortkweek en goede broei? Of zit het, omdat zij rijker zijn aan minerale bestanddeelen, zooals stikstof, kali, enz.? Of van al deze stoffen tesamen? Wij stellen deze vragen, niet om ze te beantwoorden, maar om de gedachte hier eens op te vestigen, en de belangrijkheid van dergelijke onderzoekingen in het licht te stellen. De bemes- tingsproeven, die dan ook in verband hiermede zijn verricht, veroorlooven ons wel eenig verband hierin te brengen. Op een proeftuin werden proeven genomen, van welke invloed de bemesting kon zijn ten opzichte van voortkweek en broeien. Plaatsruimte veroorlooft ons niet ook deze ver kregen cijfers allen te geven, zoodat wij ons alleen bepalen tot het vermelden van deze conclusie, dat een flinke bemesting van kali en stikstof, het zwaar ste gewas verkregen werd, en de beste bollen ople verde voor den broei. Men maakte de gevolgtrek king, dat door de sterke bladontwikkeling, zeer veel zetmeel kon worden geproduceerd door de planten, welke stof ten gunste moest zijn voor de blad- en bloemontwikkeling tijdens den broei. Echter keeren wij thans terug naar het bemes- tings-vraagstuk, waar het in eerste instantie om ging. Hoewel de cijfers wat klei en stikstof, enz. verschil opleverd, al naar de grondsoort, kunnen wij toch hieruit de gemiddelde getallen nemen als basis voor de berekening hoeveel tulpen van stik stof, kali en phosphorzuur per bepaalde oppervlakte, zeg per snees, noodig heeft. Dit in ons slotartikel. MIJN HARDT'S SALMIAK-TABLETTEN Doozen 20 en 30 ct. Bij Apoth. en Drogiiten WinteHezingesi te Breek op Lang en el ijk „DE WANDELENDE JOOD." Ook is er nog een zeer interessante bewerking van de legende door den Duitschen schrijver Fritz Lienhart. Dit is wel een zeldzaam fijn geschreven boek, echter met een zeer vrije opvatting van de geschiedenis van den wandelenden Jood. Lienhart plaatst twee wereldbeschouwingen lijn recht tegenover elkaar. De materieele en de geestelijke wereldbeschou wing. De aarde trots, de vreugd van het hebben, het egoisme, en het droomende uitzien naar de lichtende verten, het geestelijke perspectief. Ahasverus is de materialist, de machtswellusteling, de man die al zijn zinnen gezet heeft op grootheid en kracht. Er zijn kinderen (ziehier de vrije opvat ting der legende door den schrijver), Johannes en Meronika zien in de toekomst de dageraad der liefde gloren. Zij verlangen niet naar macht en grootheid in dit leven maar hopen op een betere toekomst. misdeed en zijn Zijne discipelen geworden En op den lijdensweg heeft Meronika, als liefdedienst aan haar Meester, Hem bloed en stof uit het gelaat ge- ^CH'nen „heeft als dank daarvoor de trekken van den Heiland in haar doek ontvangen. Ahasverus heeft het verloren. Hij heeft niet op- gekund tegen den Profeet der liefde die in zijn opofferende nederlaag toch de overwinning behaal- i de. Ahasverus vlucht uit Jeruzalem. Hij zal zich i zoeken een plaats op den Libanon. Hij is een demon i geworden, die in de spelonken woont. Daar droomt hij nog uit in wilden waanzin zijn honger naar macht. Y tweede deel beschrijft Lienhart Ahasverus in den tegenwoordigen tijd. Hij is een vertegenwoor- diger van de materialistische maatschappij. Hij woont in zijn villa aan den Rijn. Zijn hoop is gevestigd op zijn zoon Erich, die een reldreis is gaan maken van drie jaren om zijn studie te vol tooien. Kennis is macht, is de lijfspreuk van den vader. Maar als zijn zoon terugkeert blijkt deze heel andere idealen te koesteren dan zijn vader. Liefde is macht heelt deze als motto voor zijn leven gekozen Op zijn reis is hij in kennis gekomen met het gezin van een zendeling en heeft liefde opgevat voor diens dochter, Hildegard, die ook zijn vrouw is geworden. De zoon blijkt de tegenstander van den vader te zijn, want heeft deze steeds God geloochend en uit zijn leven getracht weg te bannen, zijn zoon wil God dienen in stille overgave en zijn leven Hem wijden, We herkennen in Erich en Hildegarde, Johannes en Meronika uit het eerste bedrijf en evenzoo als daar moet ook hier Ahasverus het ver- liezen. Lienhart geeft een teekening van den strijd tus- schen de stof, het aardsche, het koude materieele eenerzijds, en de liefde als hoogste geestelijke waarde anderzijds. Maar zijn er geen Hollandsche schrijvers die de legende van den wandelenden Jood hebben be schreven, zult gij misschien vragen. O, zeker, maar niet zoovele. Ik noem b.v. August Vermeden, hoewel een Vlaming, en Ten Kate. Over Vermeden zal ik niet veel zeggen, maar zeer bijzonder ben ik getroffen door het ontroerende vertelvermogen van hem. „De zachte vlam van Jezus oogen blijft hem bij en zijn hart verbrand en de passie lijdt hij mee." Toch heeft Vermeden een geheel andere strekking aan de legende gegeven. Het is bij hem geen vloek meer, het karakter is veranderd. De snerpende pijn en de wroeging is er uit. „Een oogenblik nog hoorde Ahasverus het donderend orge van Cherubijnen en Serafijnen, maar eén druppel bloed van Christus was in staat om zijn hart te openen, zooals een bloemknop opengaat, wanneer de zonnestralen haar raken." Dan Ten Kate. Deze is wat ouderwetsch. Doch ook Ten Kate heeft een geheel eigen strekking in de legende gelegd en heeft haar zeer vrij in zijn dicht werk gebezigd. Hij laat Ahasverus de Grimseltop beklimmen. Het is nu voor de derde maal dat hij er komt. De eerste keer speelden er nog kinderen en hun heldere lacht vervulde de ijle lucht. De tweede maal dat hij er kwam was er alleen nog boemengroen, de kinderen waren weg, 't was alles veel stiller en kouder. En nu hij er voor de derde keer komt is alle leven weg, 't is een doodsche plek vol sneeuw en ijs, kil en koud, zonder een spoor van leven. De lezer voelt de strekking. Waar hij komt die Christus haat daar verstolt alles. Waar die geest triomfeert die Christus niet eert en de handen niet vouwt, daar wijkt alle liefde en leven terug, daar wordt het een dorre wildernis van doode kil heid. Ahasverus vertelt zijn leven (let ook hier op de vrije bewerking). Zijn kind, waar hij alles van zijn leven voor gaf, waar hij voor leven kon en zijn leven voor geven wou was ziek geworden en hij had Maar Jezus deed het niet. Zijn gebed was te ver- geefsch. Toen is Ahasverus weggegaan met haat in zijn hart, en als Jezus lijden moet dan vloekt Ahas verus hem. Dan spreekt Jezus de straf uit dien hem een altijd durenden zwerftocht oplegt. En zoo zwerft Ahasverus over de aarde, hatende God en Christus, maar dan wordt het in zijn hart zooals bij dien derden Grimseltocht, dorre, doodsche kilheid, waar eerst warme liefde was. Sneeuw en ijs, waar eerst de vogels zongen ln zijn leven en de kinderen stoei den en speelden. Hij zoekt in zijn barre verlatenheid en wanhoop den dood, maar de dood ontvlucht hem, de rust van het graf kruipt voor hem weg. Doch Ten Kate veroorloofd de vrijheid om er bij te maken. Engelenreien vlecht hij tusschen zijn dichtwerk, die komen prediken van vergeving van schuld. En engel verteld dat God zijn kind had weg genomen, en dat het nu juicht in een liefde die veel grooter is dan de liefde van den vader. Ten Kate heeft er bijgedaan, ja, maar hij heeft gevoeld de smart van de wanhoop en heeft er de klank van het evangelie ingelegd. De figuur van Ahasverus is de ziel die zwerft door dit aardsche leven heen. Alleen zielen die zich schuldig weten voor het aangezicht des Almachtigen kunnen het begrijpen hoe machtig die genade is die schuld en zonde wegwerpt in zijn peillooze barmhartigheid. De wandelende Jood is dat volk dat zwerft omdat het de Christus die kwam om dat volk te verlossen, smadelijk verworpen heeft. Dat volk dat zwerven moet omdat het Hem de rust niet gunde. Dat volk dat nergens de dood kan vinden en moet blijven tot Christus wederkomt. De wandelende Jood is de heele menschheid die niet wil dat Christus Koning over haar zij en dat zoekend en tastend reikt naar het hoogere maar zich niet los kan maken van dit aardsche bestaan. De wandelende Joor is iedere ziel die niet ont vangen heeft die druppel bloed die het hart deed |and- en TMinboMw TULPENTEELT. De bemesting van Tulpen. Behalve de kennis van de geaardheid der mest stoffen, dient men ook te weten de behoefte aan de afschillende voedingsstoffen van onze gewassen. Ook daarvan is veel bekend, door de talrijke onder zoekingen, zoowel chemisch, als practisch. Begrij- Pïpjk is het dan ook, dat men in de practijk zoo vaak hoort, „dit is een beste akker voor dit gewas, want verleden jaar heeft er dat op gestaan". Daar ligt dus in, dat men weet, dat het eene gewas meer van de eene voedingstof achterlaat, ten gunste van hef volgend te telen gewas, dan de andere plan- eüumso. openspringen om de warmte van zijn eeuwige liefde En de personen uit het boek mogen sterven, de er in te doen dalen welke een einde maakt aan het lezer voelt het, die honger naar macht en aanzien rusteloos zoeken naar vrede en rust die alleen bij I in den mensch sterft niet, maar ook dat hopen van i Hem te vinden is. de menschen op een betere toekomst, dat verlangen j In mijn vorige gemeente (ik weet niet of dat hier 1 om kinderen Gods te worden sterft niet. 1 ook zoo is) lagen bijna alle boerderijen in een krans Lienhart verdeeld zijn werk in tweeën. Het eerste van boomen. En als je daar dan kwam en de wind j bedrijf speelt in Jeruzalem. Ahasverus, de langge- waaide in die hooge kruinen dan hoorde je er steeds baarde Jood, een der aanzienlijkheden van zijn volk weer iets anders in. roept Jehova aan, en begeert als hoogste goed op j Daar fluistert iets in een legende zooals de wind l deze aarde, macht, macht om zijn vijanden te ver- in een boomentop fluistert. Luisteren moeten we, pletteren, macht om zijn plaats in Israels samen- leving zoo indrukwekkend mogelijk te maken, i Johannes, zijn zeon, wordt door hem uitgezonden naar Kajafas om te vragen of zij Jezus al hebben gevangen genomen want Nicodemus is bij Ahas verus gekomen en had van geruchten dienaangaande geschroken. Ahasverus is blij en opgewekt want als dat toch eens waar was Johannes moet zich haasten door de straten van Jeruzalem naar het paleis van den Hoogepriester. O, als het waar is zal Ahasverus ter eere van die overwinning zijn huis met bloemen versieren. Dat zal een heerlijk Pascha worden. Ho sanna van Jehova. Hij breekt uit in vreugdegejubel. Weg met dien rabbi die niets dan liefde predikte. heeft het zeker iets tot ons te zeggen. Het is moeilijk om de legende te vertellen zoo, dat haar sprake verstaan wordt. De indruk van het altijd durende, het eeuwige is zoo moeilijk aan anderen mee te deelen. Wat geweest is kan verteld worden en wat is kan worden uitgebeeld, maar de eeuwigheid kan niet gebracht worden in de tastbaarheid van den tijd. Als de sluier van den tijd zal zijn weggenomen dan kan door hen die Christus hebben liefgehad de blik worden geslagen in de sferen welke geen ster felijk oog nog heeft waargenomen. Tot slot werd gezongen Ps. 89 7 en ginge spreker voor in dankgebed. Die moed tot het Geluk. door Maria Chrisanti. Seit es Menschen gibt, bat der Mensch sich so gefreut: das allein, meine Bin der, ist unsere Erbsünde. .Und lernen wir besser Freuen, so ver- lernen wir am besten, andren wehe zu tun und wehes aus zu denken. NIETZI3UHE (Also sprach Zara-Thustra.) Er is niets, dat wij, moeders, onzen kinderen zoc gaarne zouden willen geven, als geluk. Van daar dat wij altijd en overal klaar staan, om hun stoffelijke belangen zooveel mogelijk te ver dedigen en dat wij dikwijls ten koste van vele opofferingen -— door een zorgvuldige èn liefde volle opvoeding hun toekomst licht en zonder zorgen trachten te doen zijn. Op zichzelf is dit streven zeer zeker toe te juichen, mits wij maar nimmer vergeten, dat maatschappelijk welslagen alleen voor ons kind volstrekt nog niet geluk of zelfs maar tevreden heid behoeft te beteekenen. Hoe zwaar het ook valt, dit te erkennen, wij beschikken niet over de macht, gelukkig te ma ken, waar wij dat wenschen. Ons kind moet de kunst van „gelukkig zijn" zelf leeren - het moet zich bewust worden, dat het groote ge heim van het geluk het groote geheim van de liefde is. Slechts waar wij liefhebben, waar wij ons hart inzetten, zonder hoop op belooning, zonder vraag zonder klacht daar zijn wij waarlijk gelukkig. Menschen, die zich niet aan iets hechten kun nen, die niet weten wat beminnen, wat vereererf is en helaas, er zijn zulke! blijven eenzaam en zullen nooit ervaren, wat geluk is. Het valt niet te ontkennen, dat er stoffelijke nooden zijn, zoo groot, dat de ziel vertwijfelt en bezwijkt dat er armoede is, zoo grauw en wreed, dat ieder streven-naar-hooger-inenschzijn onder haar ijskouden adem verdorren en sterven moet maar ook rijkdom kan een vijand van de vreugde zijn en menig eenvoudig man, tot wel stand gekomen door een ijzeren wil en een sterk geloof-in-zich'zelf, betreurt in zijn fraai huis de dagen van strijd en ontbering, die achter hem liggen, omdat de realiteit van het bezit volstrekt niet beantwoordt aan het droombeeld der weelde, dat hem steeds met begeerte vervulde. Neen, de uiterlijke omstandigheden hebben voor zeker veel minder invloed op het geluk van den mensch dan men gewoonlijk erkent en het is een zeer algemeene, maar daarom niet minder gro ve dwaling, het begrip „geluk" te vereenzelvigen met het begrip „bevredigende begeerte". Ieder, die weet, wat overvloed en verzadiging beduidt, kent de ontgoocheling van het bezit. Het geluk is niet voor goud te koop. Maar hier mede is allerminst gezegid, dat wij het niet zou den kunnen veroveren en dat wij onze kinderen niet zouden kunnen veroveren en dat wij onze kinderen niet zouden kunnen leeren gelukkig te zijn. Slechts dit moeten wij goed voor oogen hou den- in eigen ziel sluimert voor ieder mensch de moed tot het geluk, de drang tot de vreugde, die sterk, rijk en edelmoedig maakt. Wie gelukkig is. is goed. Ui geef gaarne t oe, dat onze tijd die de ont plooiing der individualiteit egenlijk net wenscht het geluk als zoodanig niet gunstig gezind is. De vreugde, die het oude Griekenland kende hel geluk, dat ook alweer naieve liefde tot het schoone, voor het leven in al zijn uitingen was, zullen wij in onze maatschappij tevergeefs zoe ken. Het Christendom, in wezen niets anders dan de overwinning van het beginsel der liefde, die geen liefde vraagt en die dus het hoogste menschelijk geluk beteekent is twintig eeu wen lang allerdroevigst miskend in velerlei op zicht, want niets is eigenlijk de teedere, onbe vangen Paulinische vreugde uit het Nieuwe Tes tament ozo vreemd als de dorre levensontkenning de pessimistische wereldbeschouwing, die eigen is aan de geestelijke structuur der west-iEjuropee- sche beschaving. Gelukkig zijn beteekent geheel en volledig zich zelf zijn. Een bloem, die bloeit, vrucht draagt en verwelkt, vervult onbewust de taak, haar door het leven opgelegd -- wij, menschen, hebben evenzeer een roeping, ook onze hoogste plicht is het: op onze wijze te zijn in harmonie met het oneindige. Eerst dan zijn wij waarlijk mensch, zijn wij meer dan de boom in het woud, de leeuw in de woestijn, de vogel in de lucht. Als wij lief hebben met heel ons hart, als wij ons zelf ver liezen kunnen in een mensch, een ideaal, in de liefelijkheid der natuur of de verheven pracht van den sterrenhemel, in de aandoenlijke hulpe loosheid van een schreiend kind of in de groot heid van het genie, dat ons het eeuwigheids-mys terie. openbaart. Geluk is veel meer een vermogen dan wel een bezit evenwel is het noodzakelijk, dat wij trachten het te veroveren, omdat het doel van ons menschzijn ongetwijfeld „streven" is. De glimlachende aandacht van den dichter en het kind, de prachtige bewogen belangstelling in het leven, vorschend, o-ntleedend en beminnend, sluit in zich een liefde, die tegelijk groei en geluk is. Als ons kind die aandacht, die belangstelling in het wezen der dingen bewaart, ook voor later jaren, zal het nooit zonder liefde en dus ook nooit zonder geluk zijn. Onze gecompliceerde samenleving stelt zware eischen aan onze innerlijke krachten. Er behoort moed toe lief te hebben in een tijd, waarin het pessimisme bijna een philosophic geworden is. Ja, zeker, er behoort moed toe gelukkig te durven zijn! (Nadruk verboden.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 5