Stillen de hoest
Maken los
Moeders en Kinderen
beter tot het bouwen van een nieuwen winkel
over te gaan.
J heer Eiuishand vindt, gezien den omzet, den
Jïieuwbouw niet, gemotiveerd.
De heer J. Keoman wil het voorstel nog een
jaar aanhouden. Eerêt het oude wegwerken, mis
schien verandert de toestand en wordt ook de
omzet grooter, dan is toch een en ander gerecht
'alaardigd.
5JI De heer Stoop is voor nieuwbouw en stelt in de
ze in het bestuur vertrouwen.
'M De heer van den Aboele zegt, dat het voorstel
door het bestuur wordt gedaan, niet zooals be
sloten is. ("onstante propaganda moet gevoerd
worden om den omzet te vergrooten.
Nu staat, het op losse schroeven. Op de agenda
had moeten staan dat eerst een kostprijsbereke
ning moest gemaakt worden.
I v,'°rz. De bedoeling is toch hetzelfde. Wij
zouden machtiging vragen en dat geschiedt toch.
Als wij 15000 gulden aanstonds noodig hebben,
dan toch moeten we weer een ledenvergadering
hebben. Hij bepleit verder op andere zakelijke
JjÉronden de noodzakelijkheid van nieuwbouw.
>;M De winkelhouder P. Wit geeft nu een resumé
hoe of het in werkelijkheid met den toestand van
den winkel gesteld is,
De heer Mammen vindt nog gelegenheid den hr.
."W i' te complimenteeren voor zijn nauwgezetheid
plichtsbetrachting en accuratesse.
'heer van der Wal zegt o.m. dat de winkel
weliswaar te wenschen overlaat, doch een paar
jaar kunnen er nog wel bij en adviseert ook niet
tot nieuwbouw over te gaan.
(Tusschen genoemden heer en den heer Mam
men ontstond nog een discussie over de opvat-
van laatstgenoemde inzake den brief van
heer PZeeman. Wij laten dit rusten.)
,W De heer van den Abeele zegt, als men hier de
machtiging verleent dan heeft men ook de 15000
gulden te pakken. Deze zienswijze wordt door
den heer Nouwen onderstreept.
Tenslotte deed de heer Mulder van Koedijk een
«isschenvoorstel. Een commissie te benoemen die
den toestand van den winkel onderzoekt. Het be
stuur volmacht te geven om nadere plannen uit te
;®erken. Op een volgende vergadering kan dan
rapport uitgebracht worden.
^■Elj acclamatie werd dit voorstel aangenomen,
■hi De heer H. Biakhuijs werd bij enkele candidaat-
stflling als bestuurslid herkozen.
SHDe heer T. Kliffen en P. Kist werden, eveneens
bij enkele candidaatstelling als commissarissen
^•Punten 11 en 12 werden na bespreking van de
;|Kcnda afgevoerd.
^BPunt 13. Het bestuur vraagt machtiging om
met do op te richten coöperatie te Alkmaar een
overeenkomst aan te gaan inzake het leveren van
brood en kruidenierswaren.
^Klve voorzitter licht dit punt nader toe en zegt
o.m. dat de overeenkomst voor vijf jaar geldt en
in hoofdzaak betreft de bakkerij-artikelen. Alk-
u-laar heeft hier echter niets te zeggen. Wil Alk
maar over vijf jaar zelf een coöperatie stichten,
dan moet ze ook de door ons voor hun gemaakte
onkosten vergoeden. Verder geniet Alkmaar de
médewerking van „Kofibe." ine storting is f 1.—
lidmaatschap 10 gld. Bij acclamatie aangenomen.
f®! v°lgende balanscommissie bestaat weer uit
dei Leeren Nouwen, Bakker en Zeeman.
^Be0' commissie die den toestand van den winkel
zal onderzoeken bestaat uit de heeren Bi. van der
Wal, H. Stins en J. Zeeman.
'voorzitter zegt, dat afgevaardigden aanwe
zig zijn geweest bij de herdenking van het twaalf
en: een half jarig raadslidmaatschap van de heeren
{ïart en Mulder te Koedijk.
JwEen lid van de afdeeling S.D:.A.P. te Koedijk
betuigde voor de attentie namens die afdeeling
hair et lijk. dank.
;Tnmidde]s is het middernacht geworden en
sluit voorz. met dank deze samenkomst.
®ekfind Is dan ook, de z.g.n. kali- en stik- Gods volk heeft macht noodig, macht om zich te
a™ VaiL?ep!f £e cldtuurgewaassen. ontdoen van dien Nazerener die zijn volk de mar-
voedingstoffen heeft nu de tulpen be- meren wet ontnam, en het zoo zijn grondslagen ont
boette? Ook dat heeft men nauwkeurig onderzocht rukte. Johannes gaat en met hem Meronika en als
Men is daardoor echter te weten gekomen, dat het zij terugkeeren kunneA^h^raderSet serucht
f^r 6 kan' op welke 8r°n<fsoort de bol- bevestigen, maar inplaats van de overwinning voor
le" ziin gd' Ahasverus is het de nederiaag want Jeziïï heeft
°P d€ ecnei grondsoort groeide bollen, hevatte hem van zijn kinderen beroofd. Zij hebben Hem
de bollen^ veel minder stikstof dan op de andere zien veroordeelen, den onschuldige, die niemand iets
nieuwstijdingen
IN 'T KORT.
louders der Geldcrsche Credietvereen. zijn ba
lans en winst- en verliesrekening over het boekjaar
goedgekeurd. Mr. D. Crena de long werd herbe
noemd als commissaris.
BENZINE ONTPLOFFING.
In de behuizing van de familie De Vries te Totte-
valle, gemeente Surhuisterveen (Gr.). De vrouw des
huizes wilde de kachel aanmaken en gebruikte daar
bij benzine in plaats van petroleum. Toen zij een
lucifer aanstak, ontplofte de benzinebus en in een
ommezien stond het huis in brand. De vrouw, die
met brandwonden overdekt was, wist nog haar beide
kirjderen, een jongen van 14 en een meisje van 7
jaar uit de bedsteden te halen en hiermede de
straat op te vluchten. Alle drie zijn met zware brand
wonden naar het Academisch Ziekenhuis te Gro
ningen overgebracht. De toestand van de vróuw is
redelijk wel, die van de beide kinderen echter zorg
wekkend. Men vreest voor hen leven.
grondsoort. Zoo was het ook ten opzichte van kali,
phosphorzuur en kalk. Zelf ook wat andere stoffen
betrof, zooals zetmeel, eiwitstoffen, vetten, enz.
Voor hen die hierin belangstellen, zullen wij dan
ook het resultaat vermelden die nu juist niet alge
meen bekend zijn, van dit onderzoek.
Onderzocht werden de tulpensoorten Murillo en
Clara Butt.
Tulp: MURILLO.
Grondsoort
licht zand
zavel
klei
Stikstof
0.42
0.65
0.60
Kali
0.50
0.39
0.43
Phosphorzuur
0.20
0.20
0.22
Kalk
0.05
0.07
0.04
Eiwitten
2.9
4.4
4.1
Vetten
0.1
0.2
0.2
Zetmeel
30.8
33,9
35.6
Celstof
1.5
1.4
1.5
Water
58.7
59.2
57.7
Tulp:
CLARA BUTT.
Grondsoort
licht zand
zavel
klei
Stikstof
0.51
0.68
0.61
Kali
0.51
0.53
0.67
Phosphorzuur
0.22
0.25
0.21
Kalk
0.06
0.06
0.08
Eiwitten
3.2
4.3
4.8
Vetten
0.3
0.3
0.2
Zetmeel
30.-
31.2
35.9
Celstof
1.9
1.5
1.7
Water
60.0
61.6
57.3
Duidelijk blijkt uit dit staatje de verschillen van
de cijfers der bollen geteeld op de verschillende
grondsoorten. Het geeft veel te zien, veel te leeren,
veel conclusies te trekken.
Wij merken hierbij op, dat door deze cijfers de
gedachte opgewekt kan worden, of het mogelijk is
dat tulpen geteeld op kleigrond om de eene of
ander cijfer daardoor zoo geschikt zijn voor den
broei, of daardoor zoo begeerd zijn door de kweekers
die op de zaandgrond teelen.
Zijn onze tulpen van de zavel- en kleigrond van
wege hun hooger zetmeelgehalte als van licht zand,
daardoor harder, steviger, en rijker aan reservestof,
voor verdere voortkweek en goede broei? Of zit het,
omdat zij rijker zijn aan minerale bestanddeelen,
zooals stikstof, kali, enz.? Of van al deze stoffen
tesamen? Wij stellen deze vragen, niet om ze te
beantwoorden, maar om de gedachte hier eens op
te vestigen, en de belangrijkheid van dergelijke
onderzoekingen in het licht te stellen. De bemes-
tingsproeven, die dan ook in verband hiermede zijn
verricht, veroorlooven ons wel eenig verband hierin
te brengen.
Op een proeftuin werden proeven genomen, van
welke invloed de bemesting kon zijn ten opzichte
van voortkweek en broeien.
Plaatsruimte veroorlooft ons niet ook deze ver
kregen cijfers allen te geven, zoodat wij ons alleen
bepalen tot het vermelden van deze conclusie, dat
een flinke bemesting van kali en stikstof, het zwaar
ste gewas verkregen werd, en de beste bollen ople
verde voor den broei. Men maakte de gevolgtrek
king, dat door de sterke bladontwikkeling, zeer veel
zetmeel kon worden geproduceerd door de planten,
welke stof ten gunste moest zijn voor de blad- en
bloemontwikkeling tijdens den broei.
Echter keeren wij thans terug naar het bemes-
tings-vraagstuk, waar het in eerste instantie om
ging. Hoewel de cijfers wat klei en stikstof, enz.
verschil opleverd, al naar de grondsoort, kunnen
wij toch hieruit de gemiddelde getallen nemen als
basis voor de berekening hoeveel tulpen van stik
stof, kali en phosphorzuur per bepaalde oppervlakte,
zeg per snees, noodig heeft.
Dit in ons slotartikel.
MIJN HARDT'S
SALMIAK-TABLETTEN
Doozen 20 en 30 ct. Bij Apoth. en Drogiiten
WinteHezingesi
te Breek op Lang en el ijk
„DE WANDELENDE JOOD."
Ook is er nog een zeer interessante bewerking
van de legende door den Duitschen schrijver Fritz
Lienhart. Dit is wel een zeldzaam fijn geschreven
boek, echter met een zeer vrije opvatting van de
geschiedenis van den wandelenden Jood.
Lienhart plaatst twee wereldbeschouwingen lijn
recht tegenover elkaar.
De materieele en de geestelijke wereldbeschou
wing. De aarde trots, de vreugd van het hebben,
het egoisme, en het droomende uitzien naar de
lichtende verten, het geestelijke perspectief.
Ahasverus is de materialist, de machtswellusteling,
de man die al zijn zinnen gezet heeft op grootheid
en kracht. Er zijn kinderen (ziehier de vrije opvat
ting der legende door den schrijver), Johannes en
Meronika zien in de toekomst de dageraad der
liefde gloren. Zij verlangen niet naar macht en
grootheid in dit leven maar hopen op een betere
toekomst.
misdeed en zijn Zijne discipelen geworden En op
den lijdensweg heeft Meronika, als liefdedienst aan
haar Meester, Hem bloed en stof uit het gelaat ge-
^CH'nen „heeft als dank daarvoor de trekken van
den Heiland in haar doek ontvangen.
Ahasverus heeft het verloren. Hij heeft niet op-
gekund tegen den Profeet der liefde die in zijn
opofferende nederlaag toch de overwinning behaal- i
de. Ahasverus vlucht uit Jeruzalem. Hij zal zich i
zoeken een plaats op den Libanon. Hij is een demon i
geworden, die in de spelonken woont. Daar droomt
hij nog uit in wilden waanzin zijn honger naar
macht.
Y tweede deel beschrijft Lienhart Ahasverus
in den tegenwoordigen tijd. Hij is een vertegenwoor-
diger van de materialistische maatschappij. Hij
woont in zijn villa aan den Rijn. Zijn hoop is
gevestigd op zijn zoon Erich, die een reldreis is
gaan maken van drie jaren om zijn studie te vol
tooien.
Kennis is macht, is de lijfspreuk van den vader.
Maar als zijn zoon terugkeert blijkt deze heel andere
idealen te koesteren dan zijn vader. Liefde is macht
heelt deze als motto voor zijn leven gekozen Op
zijn reis is hij in kennis gekomen met het gezin van
een zendeling en heeft liefde opgevat voor diens
dochter, Hildegard, die ook zijn vrouw is geworden.
De zoon blijkt de tegenstander van den vader te
zijn, want heeft deze steeds God geloochend en uit
zijn leven getracht weg te bannen, zijn zoon wil
God dienen in stille overgave en zijn leven Hem
wijden, We herkennen in Erich en Hildegarde,
Johannes en Meronika uit het eerste bedrijf en
evenzoo als daar moet ook hier Ahasverus het ver-
liezen.
Lienhart geeft een teekening van den strijd tus-
schen de stof, het aardsche, het koude materieele
eenerzijds, en de liefde als hoogste geestelijke waarde
anderzijds.
Maar zijn er geen Hollandsche schrijvers die de
legende van den wandelenden Jood hebben be
schreven, zult gij misschien vragen. O, zeker, maar
niet zoovele. Ik noem b.v. August Vermeden, hoewel
een Vlaming, en Ten Kate.
Over Vermeden zal ik niet veel zeggen, maar zeer
bijzonder ben ik getroffen door het ontroerende
vertelvermogen van hem. „De zachte vlam van
Jezus oogen blijft hem bij en zijn hart verbrand en
de passie lijdt hij mee."
Toch heeft Vermeden een geheel andere strekking
aan de legende gegeven. Het is bij hem geen vloek
meer, het karakter is veranderd. De snerpende pijn
en de wroeging is er uit. „Een oogenblik nog hoorde
Ahasverus het donderend orge van Cherubijnen en
Serafijnen, maar eén druppel bloed van Christus
was in staat om zijn hart te openen, zooals een
bloemknop opengaat, wanneer de zonnestralen haar
raken."
Dan Ten Kate. Deze is wat ouderwetsch. Doch ook
Ten Kate heeft een geheel eigen strekking in de
legende gelegd en heeft haar zeer vrij in zijn dicht
werk gebezigd. Hij laat Ahasverus de Grimseltop
beklimmen. Het is nu voor de derde maal dat hij
er komt. De eerste keer speelden er nog kinderen
en hun heldere lacht vervulde de ijle lucht. De
tweede maal dat hij er kwam was er alleen nog
boemengroen, de kinderen waren weg, 't was alles
veel stiller en kouder. En nu hij er voor de derde
keer komt is alle leven weg, 't is een doodsche
plek vol sneeuw en ijs, kil en koud, zonder een spoor
van leven. De lezer voelt de strekking. Waar hij
komt die Christus haat daar verstolt alles. Waar die
geest triomfeert die Christus niet eert en de handen
niet vouwt, daar wijkt alle liefde en leven terug,
daar wordt het een dorre wildernis van doode kil
heid.
Ahasverus vertelt zijn leven (let ook hier op de
vrije bewerking). Zijn kind, waar hij alles van zijn
leven voor gaf, waar hij voor leven kon en zijn
leven voor geven wou was ziek geworden en hij had
Maar Jezus deed het niet. Zijn gebed was te ver-
geefsch. Toen is Ahasverus weggegaan met haat in
zijn hart, en als Jezus lijden moet dan vloekt Ahas
verus hem. Dan spreekt Jezus de straf uit dien hem
een altijd durenden zwerftocht oplegt. En zoo zwerft
Ahasverus over de aarde, hatende God en Christus,
maar dan wordt het in zijn hart zooals bij dien
derden Grimseltocht, dorre, doodsche kilheid, waar
eerst warme liefde was. Sneeuw en ijs, waar eerst
de vogels zongen ln zijn leven en de kinderen stoei
den en speelden. Hij zoekt in zijn barre verlatenheid
en wanhoop den dood, maar de dood ontvlucht hem,
de rust van het graf kruipt voor hem weg.
Doch Ten Kate veroorloofd de vrijheid om er bij
te maken. Engelenreien vlecht hij tusschen zijn
dichtwerk, die komen prediken van vergeving van
schuld. En engel verteld dat God zijn kind had weg
genomen, en dat het nu juicht in een liefde die veel
grooter is dan de liefde van den vader. Ten Kate
heeft er bijgedaan, ja, maar hij heeft gevoeld de
smart van de wanhoop en heeft er de klank van
het evangelie ingelegd.
De figuur van Ahasverus is de ziel die zwerft door
dit aardsche leven heen. Alleen zielen die zich
schuldig weten voor het aangezicht des Almachtigen
kunnen het begrijpen hoe machtig die genade is
die schuld en zonde wegwerpt in zijn peillooze
barmhartigheid.
De wandelende Jood is dat volk dat zwerft omdat
het de Christus die kwam om dat volk te verlossen,
smadelijk verworpen heeft. Dat volk dat zwerven
moet omdat het Hem de rust niet gunde. Dat volk
dat nergens de dood kan vinden en moet blijven tot
Christus wederkomt.
De wandelende Jood is de heele menschheid die
niet wil dat Christus Koning over haar zij en dat
zoekend en tastend reikt naar het hoogere maar
zich niet los kan maken van dit aardsche bestaan.
De wandelende Joor is iedere ziel die niet ont
vangen heeft die druppel bloed die het hart deed
|and- en TMinboMw
TULPENTEELT.
De bemesting van Tulpen.
Behalve de kennis van de geaardheid der mest
stoffen, dient men ook te weten de behoefte aan de
afschillende voedingsstoffen van onze gewassen.
Ook daarvan is veel bekend, door de talrijke onder
zoekingen, zoowel chemisch, als practisch. Begrij-
Pïpjk is het dan ook, dat men in de practijk zoo
vaak hoort, „dit is een beste akker voor dit gewas,
want verleden jaar heeft er dat op gestaan". Daar
ligt dus in, dat men weet, dat het eene gewas meer
van de eene voedingstof achterlaat, ten gunste van
hef volgend te telen gewas, dan de andere plan-
eüumso. openspringen om de warmte van zijn eeuwige liefde
En de personen uit het boek mogen sterven, de er in te doen dalen welke een einde maakt aan het
lezer voelt het, die honger naar macht en aanzien rusteloos zoeken naar vrede en rust die alleen bij
I in den mensch sterft niet, maar ook dat hopen van i Hem te vinden is.
de menschen op een betere toekomst, dat verlangen j In mijn vorige gemeente (ik weet niet of dat hier
1 om kinderen Gods te worden sterft niet. 1 ook zoo is) lagen bijna alle boerderijen in een krans
Lienhart verdeeld zijn werk in tweeën. Het eerste van boomen. En als je daar dan kwam en de wind
j bedrijf speelt in Jeruzalem. Ahasverus, de langge- waaide in die hooge kruinen dan hoorde je er steeds
baarde Jood, een der aanzienlijkheden van zijn volk weer iets anders in.
roept Jehova aan, en begeert als hoogste goed op j Daar fluistert iets in een legende zooals de wind
l deze aarde, macht, macht om zijn vijanden te ver- in een boomentop fluistert. Luisteren moeten we,
pletteren, macht om zijn plaats in Israels samen-
leving zoo indrukwekkend mogelijk te maken,
i Johannes, zijn zeon, wordt door hem uitgezonden
naar Kajafas om te vragen of zij Jezus al hebben
gevangen genomen want Nicodemus is bij Ahas
verus gekomen en had van geruchten dienaangaande
geschroken. Ahasverus is blij en opgewekt want als
dat toch eens waar was Johannes moet zich haasten
door de straten van Jeruzalem naar het paleis van
den Hoogepriester. O, als het waar is zal Ahasverus
ter eere van die overwinning zijn huis met bloemen
versieren. Dat zal een heerlijk Pascha worden. Ho
sanna van Jehova. Hij breekt uit in vreugdegejubel.
Weg met dien rabbi die niets dan liefde predikte.
heeft het zeker iets tot ons te zeggen. Het is moeilijk
om de legende te vertellen zoo, dat haar sprake
verstaan wordt. De indruk van het altijd durende,
het eeuwige is zoo moeilijk aan anderen mee te
deelen. Wat geweest is kan verteld worden en wat
is kan worden uitgebeeld, maar de eeuwigheid kan
niet gebracht worden in de tastbaarheid van den
tijd. Als de sluier van den tijd zal zijn weggenomen
dan kan door hen die Christus hebben liefgehad de
blik worden geslagen in de sferen welke geen ster
felijk oog nog heeft waargenomen.
Tot slot werd gezongen Ps. 89 7 en ginge spreker
voor in dankgebed.
Die moed tot het Geluk.
door Maria Chrisanti.
Seit es Menschen gibt, bat der Mensch
sich so gefreut: das allein, meine Bin
der, ist unsere Erbsünde.
.Und lernen wir besser Freuen, so ver-
lernen wir am besten, andren wehe zu
tun und wehes aus zu denken.
NIETZI3UHE
(Also sprach Zara-Thustra.)
Er is niets, dat wij, moeders, onzen kinderen
zoc gaarne zouden willen geven, als geluk. Van
daar dat wij altijd en overal klaar staan, om
hun stoffelijke belangen zooveel mogelijk te ver
dedigen en dat wij dikwijls ten koste van vele
opofferingen -— door een zorgvuldige èn liefde
volle opvoeding hun toekomst licht en zonder
zorgen trachten te doen zijn.
Op zichzelf is dit streven zeer zeker toe te
juichen, mits wij maar nimmer vergeten, dat
maatschappelijk welslagen alleen voor ons kind
volstrekt nog niet geluk of zelfs maar tevreden
heid behoeft te beteekenen.
Hoe zwaar het ook valt, dit te erkennen, wij
beschikken niet over de macht, gelukkig te ma
ken, waar wij dat wenschen. Ons kind moet de
kunst van „gelukkig zijn" zelf leeren - het
moet zich bewust worden, dat het groote ge
heim van het geluk het groote geheim van de
liefde is.
Slechts waar wij liefhebben, waar wij ons hart
inzetten, zonder hoop op belooning, zonder vraag
zonder klacht daar zijn wij waarlijk gelukkig.
Menschen, die zich niet aan iets hechten kun
nen, die niet weten wat beminnen, wat vereererf
is en helaas, er zijn zulke! blijven eenzaam
en zullen nooit ervaren, wat geluk is.
Het valt niet te ontkennen, dat er stoffelijke
nooden zijn, zoo groot, dat de ziel vertwijfelt en
bezwijkt dat er armoede is, zoo grauw en
wreed, dat ieder streven-naar-hooger-inenschzijn
onder haar ijskouden adem verdorren en sterven
moet maar ook rijkdom kan een vijand van de
vreugde zijn en menig eenvoudig man, tot wel
stand gekomen door een ijzeren wil en een sterk
geloof-in-zich'zelf, betreurt in zijn fraai huis
de dagen van strijd en ontbering, die achter hem
liggen, omdat de realiteit van het bezit volstrekt
niet beantwoordt aan het droombeeld der weelde,
dat hem steeds met begeerte vervulde.
Neen, de uiterlijke omstandigheden hebben voor
zeker veel minder invloed op het geluk van den
mensch dan men gewoonlijk erkent en het is
een zeer algemeene, maar daarom niet minder gro
ve dwaling, het begrip „geluk" te vereenzelvigen
met het begrip „bevredigende begeerte". Ieder,
die weet, wat overvloed en verzadiging beduidt,
kent de ontgoocheling van het bezit.
Het geluk is niet voor goud te koop. Maar hier
mede is allerminst gezegid, dat wij het niet zou
den kunnen veroveren en dat wij onze kinderen
niet zouden kunnen veroveren en dat wij onze
kinderen niet zouden kunnen leeren gelukkig te
zijn. Slechts dit moeten wij goed voor oogen hou
den- in eigen ziel sluimert voor ieder mensch de
moed tot het geluk, de drang tot de vreugde,
die sterk, rijk en edelmoedig maakt.
Wie gelukkig is. is goed.
Ui geef gaarne t oe, dat onze tijd die de ont
plooiing der individualiteit egenlijk net wenscht
het geluk als zoodanig niet gunstig gezind is.
De vreugde, die het oude Griekenland kende
hel geluk, dat ook alweer naieve liefde tot het
schoone, voor het leven in al zijn uitingen was,
zullen wij in onze maatschappij tevergeefs zoe
ken. Het Christendom, in wezen niets anders
dan de overwinning van het beginsel der liefde,
die geen liefde vraagt en die dus het hoogste
menschelijk geluk beteekent is twintig eeu
wen lang allerdroevigst miskend in velerlei op
zicht, want niets is eigenlijk de teedere, onbe
vangen Paulinische vreugde uit het Nieuwe Tes
tament ozo vreemd als de dorre levensontkenning
de pessimistische wereldbeschouwing, die eigen is
aan de geestelijke structuur der west-iEjuropee-
sche beschaving.
Gelukkig zijn beteekent geheel en volledig zich
zelf zijn. Een bloem, die bloeit, vrucht draagt
en verwelkt, vervult onbewust de taak, haar
door het leven opgelegd -- wij, menschen, hebben
evenzeer een roeping, ook onze hoogste plicht is
het: op onze wijze te zijn in harmonie met het
oneindige. Eerst dan zijn wij waarlijk mensch,
zijn wij meer dan de boom in het woud, de leeuw
in de woestijn, de vogel in de lucht. Als wij lief
hebben met heel ons hart, als wij ons zelf ver
liezen kunnen in een mensch, een ideaal, in de
liefelijkheid der natuur of de verheven pracht
van den sterrenhemel, in de aandoenlijke hulpe
loosheid van een schreiend kind of in de groot
heid van het genie, dat ons het eeuwigheids-mys
terie. openbaart.
Geluk is veel meer een vermogen dan wel een
bezit evenwel is het noodzakelijk, dat wij
trachten het te veroveren, omdat het doel van
ons menschzijn ongetwijfeld „streven" is. De
glimlachende aandacht van den dichter en het
kind, de prachtige bewogen belangstelling in het
leven, vorschend, o-ntleedend en beminnend, sluit
in zich een liefde, die tegelijk groei en geluk is.
Als ons kind die aandacht, die belangstelling
in het wezen der dingen bewaart, ook voor later
jaren, zal het nooit zonder liefde en dus ook
nooit zonder geluk zijn.
Onze gecompliceerde samenleving stelt zware
eischen aan onze innerlijke krachten. Er behoort
moed toe lief te hebben in een tijd, waarin het
pessimisme bijna een philosophic geworden is.
Ja, zeker, er behoort moed toe gelukkig te
durven zijn!
(Nadruk verboden.)