Voor Verstrooiing en Verpoozing
voor onze Lezeressen
DE WANDELAAR.
Zooeven verscheen bij den Uitgever A. G. Schoon-
derbeek te Laren de Febr. aflevering van „de Wan
delaar" maandblad gewijd aan natuurstudie, na
tuurbescherming, heemschut, geologie, folklore, bui
tenleven en toerisme.
S. Hoekstra vertelt hoe mooi de wereld wordt, wan
neer sneeuw haar todekt., terwijl C. A. Kruis, aller
lei interessante bijzonderheden mededeelt over den
lichaamsbouw der kevers. Met Friedrich Schnack
reizen wij opnieuw naar Madagascar, een land van
bijna ongelooflijke vlinderpracht. A. C. de COCK
weidt onder meer uit over nevelvlekken en sterre
hoopen en J. H. de Boer beteurtr het, dat er in
Drente zooveel moois gaat verdwijnen.
A. L. C. A, van Nljnanten uit Zijn opgetogenheid
over de schoonheid van Breda's omgeeving, terwijl
het schaatsenrijden in Friesland een geestdriftig
vond in U. G. Dorhout.
Ernst Groenevelt voert het probleem aan, of wij
de schoonheid binnen of buiten onze landsgrenzen
moeten zoeken. G. H. J. H. Veldkamp geeft een nieu
we causerie over het wondere bijenleven ten beste
en G. D. Duusma begint een serie artikelen over de
cactusllefhebberij.
Er is weer een uitgebreide rubriek „van een voor
den lezer" (natuurhistorisch allerlei) waaruit o. a.
de redacteur Rinke Tolman, een winterimpressie
publiceert en mededeelingen doet omtrent twee merk
waardige vlindervangsten in 1931.
Een zeer groot aantal fraai uitgevoerde illustraties
wisselt op aangename wijze den prettigen tekst af.
Die sm.aak van vla wordt aanntérkelijk ver
hoogd indien men aan de melk een tikje zout
toevoegt.
Onze Blaby.
Bij het baden onzer kleintjes zullen wij steeds
zorgen voor een zeer goede, reuklooze toiletzeep,
terwijl men het gezichtje niet geregeld met zeep
moet wasschen. Men moet oppassen, dat de zeep
niet in de oogjes der kleine komt, want dan volgt
gewoonlijk een drama, waarvan het gevolg is, dat
zij de volgende maal al een keel opzetten alleen
bij het zien van het badje. Na het baden zorgt
men, dat de kleine in een goed verwarmd bedji
komt en zelve ook warm gekleed is, vooral geen
korte mouwtjes, hoe heerlijk die kleine mollig*
armpjes er ook uitzien, maar 'trekke desnoods nog
een wollen jakje aan, vooral wanneer de kamer
niet verwarmd is. Noodig is, dat men vooral geen
te aansluitende kleertjes laat dragen, waardoor
zij in hun bewegingsvrijheid belemmerd worden
Japansehe groene thee.
Wij kennen de verschillende Indische en Ghi-
neesche theesoorten doordat wij deze geregeld ge
bruiken, doch weten minder af van de Japanscho
groene thee, waarvan de export niet anders plaats
heeft dan naar Amerika en dan alleen nog ten
behoeve van de daar wonende Japanners.
Be oogst dezer groene thee wordt in groote
hoeveelheid in het land zelve verbruikt en bij of-
ifcieele gelegenheden wordt den gasten een klein
kopje hiervan aangeboden, hetgeen door hen al
tijd uitgedronken wordt, willen zij niet als wei
nig vormelijk wortlen beschouwd.
De Japanner zelve drinkt minstens drie of vier
kopjes van zijn geliefde drank achter elkander uit
De gedeelten van Japan, waar zich de beste
theeplantages bevinden, liggen bij Oeji in de
buurt van Kioto en bij de stad Shisoeoka, on
geveer vijf uur sporens van Tokio.
Het zaad moet op flink bemesten grond ge
zaaid worden en de struiken groeien snel.
Het voorjaar treedt in Japan zeer laat in, vaak
niet voor midden April, en zelfs tot einde Mei
heeft men er véél regen en koude, sombere da
gen, waardoor men in de gunstigste gevallen pas
de laatste dagen van Mei of in Juni met den eer
sten pluk kan beginnen.
Deze eerste theepluk is in zeker opzicht een
feest. De meisjes, die hiervoor naar de theevel
den gaan, behooren niet tot de arbeidende klasse,
maar tot den kleinen middenstand en kiezen de
ze bezigheid, omdat zij dan op ongedwongen wij
ze in de gelegenheid zijn met de plantagebezit-
ters of zijn employe's kennis te maken, waar
menig huwelijk reeds het gevolg van -werd.
De meisjes dragen groote flatteuse doeken om
het hoofd, die zij ter bescherming van het haar
altijd omknoopen als zij werken en roode ge
kruiste banden, die de kimonomouwen bij elkan
der moeten vatten. Verder vroolijk gekleurde
schorten en handschoenen, die wel den rug der
hand bedekken, maar het binnenste geheel vrij
laten.
Deze handschoenen dienen om het verbranden
dei* huid 'te voorkomen, want in dit opzicht zijn
de Oostersche en Westersche vrouwen volkomen
gelijk, teioo niet de baas, daar de Japanners op
bijna belachelijke wijze bang zijn „om in het zon
netje gezet te worden."
Wijf zien nu hoe de theepluksters uiterst zorg
vuldig te werk gaan, opdat zij de takjes der hees
ters niet, beschadigen, heele teere twijgen mogen
zelfs niét aangeraakt worden. De geplukte blaad
jes worden nu in luchtige bamboemandjes gedaan
en geleidelijk aangevuld met de eerste en beste
Ryokuro of Japansche groene thee, waarvan de
blaadjes zeer zacht en sappig zijn.
Hebben de theepluksters alle blaadjes verza
meld, dan worden deze op breede koperdraadrek-
ken gelegd, waardoorheen gedurende 15 secon
den lang heete stoom gedreven wordt en tenslotte
worden de blaadjes snel gedroogd, waarvoor men
er flink over heen en weer waait, hetgeen noo
dig is om de groene kleur te bewaren en eerst
dan worden zij opgerold en verder gedroogd.
Heel vaak gebeurt het, dat de thee nog na
moet drogen, hetgeen dan niet door middel van
stoort), maar door heete asch geschiedt. De hitte
mag dan niet zoo groot zijn als bij de eerste be
handeling.
Die thee is nu geheel en al droog en nu begint
het zee ven. De dikbladige, die het goedkoopste is
wordt slechts een of tweemaal, de fijne echter
zeven, acht of meermalen gezeefd.
Gil deze laatste fijne jonge thee wordt ook de
poederthee gemaakt die uitsluitend bij de een
of andere ceremonie gebruikt wordt en die in
een kleinen houten molen, die van binnen van
steen is, langzaam zoo lang gewreven wordt, tot
dat ze geheel en al poeder is en die, wannéér ze
geserveerd wordt, meer aan een ctikke brei doet
denken dan aan de thee zooals men die in den re
gel drinkt.
Deze poèderthee verliest gauw haar aroma en
moei daarom zeer zorgvuldig behandeld en al-
lijd in luchtdichte kussens zeer droog bewaard
worden, terwijl de gewone thee zich het beste
houdt in poreuze aardewerk potten.
De poederthee wordt ook in de keuken als
smaakje voor een of ander gerecht en soms zelfs
bij het bereiden van ijs gebruikt.
Einde Juni, dus slechts eenige weken na den
eersten kan men reeds met dén tweeden pluk be
ginnen, daar het dan vaak al zeer warm kan zijn,
en ook de regentijd zijn hoogtepunt bereikt heeft
een regentijd zoo hevig vaak, dat het ijzer vaak:
roest, leder beschimmelt, papier uit elkander valt
hetgeen er allemaal toe meewerkt om het dro
gen der blaadjes tegen te houden. Ditmaal zijn
de blaadjes dan ook niet zoo zacht en is de prijs
van dezen pluk lager, terwijl men van den twee
den pluk ook slechts zelden poederthee maakt.
Midden of einde Augstus begint de derde pluk
en deze is ook de laatste der goede oogsten, of
schoon men in het begin van October vaak nog
maals kan plukken.
De blaadjep «ijn nu dik geworden én dp steel
tjes stevig, maar het aroma doet ons weer aan
de Indische thee denken en de kleur van dezen
napluk is niet bladgroen, zooals de eerste of
Ryokucha thee, maar lichtgeel, zooals bij de
OCeylon thee, wanneer zij nog niet getrokken
heeft. Deze laatste thee wordt gekookt, dat wil
zeggen, de ©enigszins opgerolde blaadjes worden
in kokend water gedaan, waarin zij vaak vijf mi
nuten blijven koken. Het op deze manier ver
kregen aftreksel smaakt heel goed en is veel ge
zonder dan de groene thee, die zonder melk of
suiker gedronken wordt en de maagzuren vaak
Hoishoodelijke wenken.
Indien men het tranen der oogen bij het schoon
maken van uien wil voorkomen, neme men een
kurk tusschen de tanden. Een andere manier is,
om het buitenste velletje der ui van onder tot
bovenaf te trekken en niet heen en weer, zooals
men dit gewoonlijk doet.
Peterselie kan men wel een week frisch hou
den. a Is men het op een koele plaats bewaard in
een glas of jampot met water, waarin wat dub-
belkoolzure soda is opgelost.
Jonge voorjaarsgroertten, die men tot den vol
genden dag wil bewaren, zette men op een koe
le plaats in een emaille pan weg met een deksel
erop.
HET NEDERIGE KRUIZEMUNT JE.
Een bloemen-verhaaltje.
Door TINE.
„De feeën-koningin heeft mij nog het meest lief!"
zei de Roos, „en ik weet ook wel waarom. Dat komt,
omdat ie zoo kleurig en geurig ben, omdat mijn
fluweelige bloemblaadjes zulke schoone, teere tin
ten hebben, omdat
Houdt op! Houdt op, jou verwaande Roos," zei de
Klaproos, „Van mij houdt ze het meest. Wat zijn
nu jouw bladeren, vergeleken bij de mijne? En hoe
mooi staan die niet, temidden van het wuivende
korenveld? Hoe dikwijls hebben schilders mij al niet
geschilderd? En.
Allemaal praatjes! Allemaal onzin!" „plaagde de
Kamperfoelie, maar ze meende het ook wel, „van
mij houdt de Koningin het meest. Ik ben zoo zoet
van geur en mijn kampertjes wiegelen zoo schoon in
het lentewindje."
„Ook al niet waar!" riep Viooltje, „ik ben haar
lieveling, ik met mijn onschuldig, driekleurig
gezichtje!"
„Je bent veel te laag bij den grond, vriendlief,
„riep de lange Ridderspoor," de koningin loopt je
voorbij zonder je aanwezigheid te bemerken. Ik
schaam me niet haar recht in het gelaat te kijken.
Bovendien blauw is een zeldzame kleur en dat
weet Hare Majesteit gelukkig ook wel. Het is de
kleur des hemels en als er één blooem is, die zij
graag mag lijden, dan ben ik het wel!"
„Jullie hebt het allemaal mis," zei het Veldvioool-
tje, „ik ben nog van het diepste blauw en ik zag
dit zonder eenige verwaandheid, want ik weet heel
goed, dat ik mij zelve niet gemaakt heb. De feeën
koningin houdt niet van zulke trotsche, aanmati
gende bloemen. Ik weet, dat ik er goed uitzie: ik
twijfel er niet aan, of ik zal in haar smaak vallen!"
„En ik dan?" riep de Anemoon, op wie de laatste
woorden schijnbaar niet den minsten indruk had
den gemaakt, „de feeënkoningin houdt niet van
zulke trotsche, aanmatigende bloemen, zegt het
Veldviooltje, maar is het dan aanmatigend, als je
weet, dat je mooi bent ben ik soms niet boven be
schrijving schoon en mag ik daar niet over spre
ken?"
„Och, jij rekent heelemaal niet mee!" riep de
Begonia verontwaardigd. „Jij bent zoo licht en
teer, dat de kleinste windvlaag je naar willekeur met
zich voert. Neen, onze Koningin heeft heel wat
flinkers noodig. Zooiets als ik bijvoorbeeld!"
„Wat kracht, stoerheid en helderheid van kleur
betreft, heb ik mijns gelijke niet, „beweerde de
Roode Geranium stoutweg.
hiertegen konden de andere bloemen niet veel
„Hoe eerder de Koningin komt, des te beter, want
er staan donkere wolken aan den hemel en ze zal
ergens moeten schuilen".
„Ik zal haar wel beschutten!" riep de Roos.
„Ze zal zich anders wel tot mij wenden," zei de
Klaproos minachtend.
„Neen, tot mij!" verbeterde de Kamperfoelie.
Mag ik jullie er even aan herinneren, dat ik er
ook nog ben!" zeide het Veldviooltje.
„Ik zal wel zorgen, dat ze mij het eerst in het
oog krijgt," zei de Ridderspoor, zich zoo hoog moge
lijk op zijn stengel verheffende.
In een ommezien was het gekrakeel in vollen
gang en het werd steeds heftiger!
Alleen de Kruizemunt hield zich er buiten. Hoe
zou ze ook recht hebben zich in het gesprek te
mengen? Ze was immers een doodgewoon plantje?
In zichzelve sprak het, heel nederig en verlangend:
„He, als de Koningin mij eens uitkoos! Ik zou wel
trouw over haar waken!"
Daar volgde een zacht geruisch van feeënvleugels
en de lieflijke vorstinne daalde temidden der bloe
men en planten neer. Ze droeg een kroon van
dauwdroppels, die schitterden als diamanten en
een ceintuur van glimwormpjes. Haar vleugels
schitterden als parelmoer. In de hand droeg zij een
tooverstaf. Alle bloemen zwegen doodstil, toen zij
wenkte. „Ik kom hier een schuilplaats zoeken tegen
den regen", zei zij.
En alle bloemen beijverden zich om haar uit te
noodigen. Maar zij schudde het hoofd en antwoord
de: „Neen, neen, Kruizemunt zal wel zoo vriendelijk
zijn mij een schuilplaats aan te bieden onder haar
altijd zoo hulpvaardige blaadjes."
Alle bloemen begonnen hard te lachen, want zij
konden zich toch heusch niet voorstellen, dat de
feeënkoningin dit werkelijk zou meenen. Maar het
Kruimuntje trilde van geluk en wist niet, wat het
zou zeggen.
„Schoonheid," zei de Vorstinne eindelijk, vrien
delijk vermanend, „is maar een uiterlijk iets. De
Kruizemunt is zóó leelijk, meenen jullie?Wat
zou dat er tenslotte op aan komen? Er is onder
jullie geen plant of bloem, die zóó nuttig is als dit
Kruizemuntje! Kruizemunt helpt de menschen om
door haar sterken geur de lastige muizen weg te
houden, als ze maar een enkel plantje in hun kamer
zetten. En menig arm kindje, dat vreeselijk pijn
in het lijf had, heeft in de Kruizemunt een heer
lijk middel gevonden. Het aftreksel van de blaadjes
is een uitstekend geneesmiddel tegen pijn in het
lijf! Neen onder U alleen verkies ik de hulp van
het nederige, hulpvaardige Kruizemuntje."
Een victoria heet naar koningin Victoria.
Een Landauer naar Landau, een stad in Duitsch-
land.
Tram is een verkorting van Outram-way (Outram
was de uitvinder van dat vervoermiddel).
Lommerd heette eerst Lombard. Naar de beruchte
Lombardische geldschieters uit vroegere tijden.
Koper heet naar Cyprus, een eiland.
Arduin heet naar de Ardennen.
Het Oude Testament bevat 8000 verschillende
woorden.
Een onontwikkeld mensch gebruikt ongeveer
woorden en een beschaafd mensch tusschen de een
en tweeduizend.
Zeg eens tien maal snel achtereen: Popokatte
pettel. Een raar woord, hè? En toch is het de dood
gewone naam van een reusachtigen vulkaan in
Mexico (Amerika).
Over de Sint Laurens in Canada (Amerika), die
in den winter dicht vriest laat men treinen rijden.
Of dat Ijs ook sterk moet zijn!
OVER PADVINDERIJ.
In de laatste jaren heeft de padvinderij, speciaal
hier in Nederland in een kwaden reuk gestaan.
Inderdaad was daar dan ook reden voor. De vele
„ilde" troepen, die er buiten het groote verband
werden opgericht, de tallooze minder fraaie dingen,
die er binnen de gelederen van de georganiseerde
troepen plaats vonden, dat alles droeg er niet toe
bij de ouders der jongens een goeden dunk te geven
van het doen en laten van de padvinderij, zoodat
hun kinderen hieraan niet wenschen toe te vertrou
wen.
Nu kan men echter wel zeggen, dat uit de geor
ganiseerde troepen de verkeerde elementen vrijwel
geheel verdwenen zijn en kan men zich gerust weer
bij deze troepen aansluiten. Natuurlijk is het van
zeisprekend, dat padvinderstroepen, als de „vrij
buiters" en andere fraaie clubs, niet gerekend kun
nen worden tot de „goede" troepen. Deze troep
wildemannen, die onder geen of anders heel slechte
leiding staan, heeft met het woord „padvinder" niets
uit te staan! In plaats van goede daden beijveren zij
zich alles wat goed is, te vernielen of af te breken
Onder de georganiseerden zijn er echter geen troe
pen meer, die in eenigerlei opzicht kwaad stichten
en kan men tegenwoordig weer gerust zijn kinderen
aan de leiding van de hoplieden en vaandrigs hier
van over laten. Hoe is de padvinderij eigenlijk ont
staan?
Sir Baden Powell is de stichter geweest van de
Padvinderij, die in zèer korten tijd over de geheele
wereld ingeburgerd is. Ook hier in Nederland is deze
beweging oinder de jongens natuurlijk over bekend
bijna alle jongens zijn óf zelf padvinder, óf ze heb
ben een vriendje, die het is. En niet alleen in Ne
derland, maar zelfs in alle landen van Europa, over
de geheele wereld is de padvinderij een goed-geor-
ganiseerde beweging. In Amerika heeft de beweging
een ongekend grooten bloei bereikt. Sir Baden Powell
dèelde onlangs mede, dat er op het oogenblik over
de geheele wereld 1.800.000 jongens padvinder zijn.
Dat is geen kleinigheidje! Als iedere jongen slechts
een plaatsje zou innemen van 40 c.M., dan zouden
zij in aantal een rij vormen van 720 Kilometer
lengte, d.i. bijna den omtrek van Nederland.
In Engeland opende Sir Baden Powell onlangs de
tentoonstelling voor de schooljeugd. Inzendingen
kwamen uit alle landen, ook uit Holland en heston
den uit nationale kostuums, spelen, leermiddelen,
schoolinrichtingen, methoden van onderwijs, enz.
Door middel van kleine modelhuisjes zagen de jon
gens, hoe men in andere landen woont. Sir Baden
Powell raadde de jeugd aan om het voorbeeld te
volgen van de groote uitvinders van het verleden
en te werken voor de menschheld.
Hij zei: „Help op je eigen manier om welvaart
en vrede in de wereld te brengen en als je je werk
goed doet, dan zal je er van gaan houden, dan zal
het je gelukkig maken. Hier zien jullie een prachtige
tentoonstelling, door handenarbeid van jongens ver
kregen, bestudeer deze voorbeelden en zie dan o:
je ze niet verbeteren kunt. Misschien kan je wel op
een heel goed denkbeeld komen. Denk er aan, dat
de menschen over heel de wereld hoe langer hoe
gemakkelijker met elkaar in contact zullen komen
en als je wat uitvindt, dan zal het in andere landen
gauw bekend zijn." Verder zei hij, dat de Ameri-
kaansche prijs gewonnen was door een padvinder,
die een brug gemaakt had, welke een aantal nieuwe
ideeën in ingenieurs-opzicht bevatte; een Duitsche
jongen vond een heel groot en toch heel klein
ding uit, n.l. de mondharmonica." Ik zelf, „aldus Sir
Powell," bespeel de mondharmonica en vind het een
mooi instrument; de vader van den uitvinder oor
deelde er echter anders over en stuurde de jongen
het huis uit, als hij speelde. Hij ging naar een dui
ventil, waar hij zijn eerste mondharmonica in elkaar
zette. Nu worden er elk jaar over de geheele wereld
50 millioen mondharmonica's verkocht.
Elk van jullie jongens heeft de gelegenheid om iets
goeds uit te vinden, iets dat nog beter is dan een
mondharmonica.
HET WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN:
Lieve kinderen:
Dezen keer zal ik eens nagaan of jullie goed je
hersentjes gebruiken kunnen. Inplaats van een vier
tal raadsels, geef ik één, vrij moeilijke puzzle op
Degen die deze puzzle vindt, krijgt een extra mooien
prijs. Doe allemaal je best eens. Oulossing en prijs
uitreiking (zooals we den vorigen keer afspraken)
over 2 weken. Dus ook de oplossingen van den
vorigen komen pas de volgende week. Let maar eens
op:
PUZZLE (LETTER BC).
Een heer, die in Rotterdam woonde, moest op reis
naar Berlijn. Voordat hij wegging, zei hij tot zijn
huishoudster: „Ik verwacht een expresse-brief uit
Londen. Als die aankomt hier, zendt hem dan door
naar Berlijn!" De huishoudster beloofde hieraan te
zullen denken de heer ging op reis naar Berlijn. Den
volgenden dag kwam inderdaad in Rotterdam de
verwachte expressebrief uit Londen aan, maar de
huishoudster ontdekte, dat het sleuteltje van de
brievenbus-kast door haar meneer was meegeno
men. Daarom telegrafeerde zij: „Zendt mij sleutel
brievenbus toe" naar Berlijn en de heer zond haar
inderdaad onmiddellijk den sleutel toe. En toen
was het de huishoudster onmogelijk om den expres
sebrief van Londen naar Berlijn door te sturen.
Waarom?
Veel succes hoor! Doe je best! En nu neem i»
weer afscheid, want er zijn nog een heele stapej
briefjes te beantwoorden. Tot den volgenden keer
Gegroet door Mies en door
OOM MAARTEN.