Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
DINSDAG 22 MAART 1932
41e Jaargang
Weekagenda
M. ile Koningin bezoekt de veiling
ie Broek op Langendijk
De Twee Kleinzoons.
No 32 telefoon INTERCOMMUNAAL NO. 52.
NIEUWE
L4MUKE1 COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
A bonnmen tsprlj s
per 3 maanden ƒ1.15.
llitgiii: firma 1. H. KEIZER. Redacteur I. H, KEIZER. Bareel Noordscharwoude.
ADYERTENTIEN:
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent.
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
22 Maart: Jaarvergadering „De Eendracht" te Oud
karspel bij Vis. Aanvang 7 uur n.m.
22 Maart: 1.30 uur Café „Halfweg" Heerhugowaard
Algem. Vergadering Langedijker Groentencen-
trale.
23 Maart: Nam. 2 uur. Vlsschersvereeniging „Geest-
mer-Ambacht" bij K. de Hart Oudkarspel.
24 Maart: 7.30 uur Hotel „Concordia" 14e Algem.
Vergadering Bond van Begrafenisvereenigin-
gen.
Per abuis was ook 17 Maart vermeld, deze datum
vervalt.
27 Maart: N.m. 7.30 uur Hotel de Brederode, Oud
karspel. Operetteclub „Caecilia", Kinder
operette.
28 Maart: N.m. 7.30 uur Tooneelzaal J. de Bakker,
Noordscharwoude, Gymnastiekvereen. „Hercu
les en Hygiéa", Gymnastiekuitvoering.
2 April: voor Donateurs.
28 Maart: Chr. Gem, Zangvereenlging „Looft den
Heer" te St. Pancras. Uitvoering in de Ned.
Herv. Kerk. Aanvang half acht.
Gistermorgen genoot de gemeente Broek op Lan
gendijk inzonderheid de Broeker veiling de
hooge eer, dat H. M. de Koningin een niet-offi-
cieel bezoek bracht.
Ofschoon wij geen enkel bericht hieromtrent
mochten ontvangen, werd ons omstreeks half tien
het groote nieuws medegedeeld, en spoedden wij ons
derwaarts om bij dit bezoek tegenwoordig te kunnen
zfjn. Ondanks geen ruchtbaarheid aan dit buiten
gewone bezoek was gegeven, was de geheele bevol
king opgetrokken, om Hare Majesteit te verwelkomen
Een dichte menigte had zich voor den ingang
van de veiling opgesteld, en toen de Koninklijke
auto's arriveerden, werklonken luid de toejuichingen
die door Hare Majesteit vriendelijk in ontvangst
werden genomen.
Aan den ingang werd Hare Majesteit ontvangen
door den Burgemeester, den heer P. Slot A.Pz., als
mede door de leden van het Marktbestuur, den vei
lingleider, den heer S. de Boer Kz., leden van het
Dagelijksch Bestuur der gemeente, de heeren C.
Wagenaar Kz. en J. Hoogland, als leden van de
Groente-Groothandelaren-Vereeniging „de Koop
handel', alsmede de heeren W. Muller en H. Glas
als vertegenwoordigers der tuinders.
Hare Majesteit liet zich genoemde heeren voor
stellen.
De Koningin was vergezeld van Baronesse Schim-
melpenninck van der Oye, Hofdame, alsmede van
Baron van Geen, Part. Secretaris van H. M„ en Lui
tenant-Kolonel, Jhr. Storm van 's-Gravenzande, ad
judant van H. M.
Door het hooge gezelschap werd de in vollen
gang zijnde veiling in oogenschouw genomen, waar
bij H. M. werd voorgelicht door den Burgemeester,
terwijl de heer S. de Boer zich belastte met het
geven van inlichtingen aan het gevolg.
Nauwelijks was de laatste schuit de klok gepas
seerd, of de aanwezigen hieven het Wilhelmus aan,
waarna de Landsvrouwe een daverende ovatie werd
gebracht.
Hierna werd een randwandeling gemaakt door de
overkapping.
Bij het verlaten van het veilingsgebouw komt
aan de toejuichingen schier gèen einde en uit volle
borst wordt wederom het Wilhelmus gezongen.
Tijdens dit bezoek onderhielden de hooge gasten
zich op innemende wijze zoowel met handelaars als
met kweekers, tuinders en schippers, en een ieder
was verrukt over de vriendelijke wijze waarop H.
M. Haar volk tegemoet trad.
Vervolgens begaf de Koningin zich naar het Be-
taalkantoor en werd Haar bij den ingang een bloe
menhulde gebracht door een 5-jarig kleinzoontje
van den Burgemeester. Daar werd Zij ontvangen
door den Betaalmeester, den heer W. Dirkmaat Jz.
Nadat de verschillende lokaliteiten in oogenschouw
waren genomen en H. M. Hare bewondering had ge
uit over de keurige, maar nietemin eenvoudige in
richting, begaf men zich naar de vergaderzaal.
In tegenwoordigheid van de hierboven genoemde
heeren, waarbij tevens aanwezig waren Mevr. N.
SlotWagenaar en Mevr. G. Wagenaarde Boer,
werd door Burgemeester Slot in het kort het ont
staan der vei&ng alsmede, de uitbreiding in den loop
der jaren gememoreerd," en schilderde Z.E.A. de
laatste drie jaren in welgekozen woorden af.
Inmiddels werden door Mevr. M. Pasterkamp
Slot ververschingen aangeboden..
Met groote aandacht volgde H. M. de uiteenzet
tingen, waarvan aan het slot H. M. op zichtbaar
aangedane wijze dankte.
Een treffend bewijs van Haar diep medeleven
met de nooden der tuinbouwende bevolking.
H. M. vroeg nog zeer belangstellend om inlich
tingen over het tuinderscrediet, waarvoor het was
bestemd, en naar de prijzen van de kunstmest.
Nadat H. M. zich nog eenige oogenblikken met
de aanwezigen had onderhouden, waarbij ook de
vertegenwoordiger van de „Nieuwe Langedijker Cou
rant" deze hooge eer genoot, werd ons nog door
H. M. de vraag gesteld, of wij misschien den jour
nalist waren, die H. M. op Haar verderen tocht zou
den vergezellen, waarop wij zeer tot onzen spijt
moesten antwoorden, door omstandigheden verhin
derd te zijn.
Begrijpelijkerwijze hadden wij zeer gaarne aan
deze uitnoodiging van de Koningin gevolg gegeven.
Dan werd van een ieder persoonlijk afscheid ge
nomen en begaf H. M. zich weder naar Haar auto,
gevolgd door hen die Haar vergezelden.
Op ondubbelzinnige wijze gaf de bevolkinug haar
vreugde te kennen over dit onverwachte bezoek van
onze Vorstin, en werd als blijk van groote dank
baarheid wederom het Wilhelmus gezongen.
Onder luide en hartelijke toejuichingen reden de
auto's weg, en werd de reis voortgezet naar De
Streek, speciaal met het doel om een bezoek te bren
gen aan de markt te Bovenkarspel-Grootebroek
Verder op den dag werd de tocht voortgezet naar
Friesland.
Vermelden wij nog, dat H. M. Haar hartelijken
dank aan den Burgemeester betuigde voor de bui
tengewoon hartelijke ontvangst Haar door de be
volking bereid.
Waar dit bezoek geen officieel karakter droeg,
waren dit oogenblikken, waarop H. M. een blik kon
slaan op het leven en werken van de bewoners van
de tuinbouwstreek.
Het was een bezoek dat zeker in dankbare her
innering zal blijven voortleven.
PlaatseSijk ieuws
Taboe.
Zij, die den film afgeloopen Zondag gegeven
door de jNoordhollandsche Cinema in ;,de Lidode
Léuw' hebben gezien, zullen verklaren, dat wij
in |onze aanbeveling niets te veel hebben geschre
ven over de onvergelijkelijk mooie film.
Deze rolprent bevat een schat van de meest
exotische natuuropnamen, en wordt muzikaal ge-
xillustreerd op een wijze, die de aanwezigen in
stille aandacht het gehee] doet volgen.
Wij willen hier nog de inhoudsbeschrijving la
ten volgen, die een beeld zal geven van het le
ven der bewoners van de Paradijs-eilanden.
Sluimerend in de koesterende warmte van de
Stlilo Zuidzee ligt het kleine eilandje Bora Bora
een stukje van het Paradijsnog on
bezoedeld door de geldzucht en de zonden van
wat, wij beschaving noemen. Geen plekje op Aar-
|ioijiv aar het Geluk zoo onder de menschen woont
de primitieve zorgelooze menschen
Te midden van dit aardsche paradijs leven
Reri en (MatahiReri is een maagd van vor
stelijk bloed in de adren een ivoren beeld
van wondere liefelijkheid. Matahi is een forsche
jongeling niemand evenaart hem in zwem
men, visschen en duiken. Reri en Matahi ge
voelen zich gelukkig met elkanders liefde
Hun geluk wordt plotseling verstoord. Hitu,
een strenge oude priester brengt een boodschap
van het opperhoofd der stammen: Reri is ge
kozen als de Heilige Maagd van Bora Bora, en
moet haar leven wijden aan de Goden in den tem
pel op het grootste eiland van de groep. Ren
wordt „taboe' verklaard eigendom der Goden
Geen stereflijke hand mag haar nog aanraken
geen sterveling haar liefhebben op straffe
des doods.
Reri is verpletterd door de tijding, doch hul
peloos. Zij wordt naar Hitu's schip gebracht om
met zonsopgang voor immer te vertrekken. Doch
Matahi's liefde is sterker dan zijn vrees voor het
taboe. Voor den morgenstond doet de tijding de
ronde dat Reri geschaakt is. Het taboe is ge
schonden. Als Reri niet ongedeerd terug komt,
zal zij worden gezocht en geofferd evenals haar
verleider. i
De wraak van het taboe vreezend, vluchten de
gelieven in een cano, waarin zij dagenlang ronjd-
drijven, om eindelijk door den storm op de kust
van een groot eiland te worden geworpen, waar
de parelvisscherij beoefend wordt. Op het eiland
vinden zij met elkaar het hoogste geluk. Matahi
overtreft alle anderen in het parelduiken. Op een
dag vindt hij de grootste parel die ooit van
den oceaanbodem omhoog gebracht is, en in een
overmoedige stemming tracteert hij alle dorpe
lingen op champagne.
Op dit moment van triomf nadert een "schip.
Het is Hitu, die nog steeds de zondigende gelie
ven zoekt. Bevreesd gaan zij naar hun hut, waar
zij door een van'Hitu's dienaren .gevonden worden
Matahi koopt zijn stilzwijgen met de kostbare
parel. lm den nacht, als Matahi slaapt, komt Hitu
naar de hut en laat een boodschap Voor Reri ach
ter Drie dagen geef ik u om vrijwillig terug
te keeren, of Matahi zal gedood worden.
Doodelijk bevreesd verbergt zij de boodschap
in het zand. Den volgenden dag smeekt zij Ma
tahi om passage voor een ander eiland te koopen
doch wanneer Matahi zich aan het kantoor van
den blanken ondernemer vertoont wacht hem de
rekening jv an de champagne. TSlu hij zijn parel
kwijt is, kan hij niet betalen. Het geld voor de
„passage wojedt hem afgenomen.
Matahi tracht Reri om den tuin te leiden, doch
wanneer hij slaapt ontdekt zij dat hij geen bil
jetten, voor de boot heeft. Hitu verschijnt in
de deuropening en heft een speer omhoog. Blik
semsnel werpt Reri zich voor den slapenden Ma
tahi met gebaren beduidt zij Hitu dat zij
met hem komen zal.
Matahi droomt van een geweldigen parel door
de haaien in de lagune bewaakt. Hij wordt wak
ker, sluipt de hut uit, en duikt in de gevaarlijke
wateren. Zijn dapperheid wordt beloond met een
reusachtige parel. Dolgelukkig keert hij naar de
hut, terug, doch vindt Reri niet meer. Slechts
een afscheidswoord heeft zij achtergelaten
Aan het strand ziet hij Hitu's nietige scheepje
dat langzaam koers zet naar "Bora Bora. Gedreven
door wanhoop en passie springt hij in zee
zwemt met al zijn. krachten haalt de boot
in. Pjij grijpt een touw, doch Hitu hakt het door
FEUILLETON
hoenders, die mij voor eene ontdekking hebben
De nieuwe bediende van den jongen Graaf Albert
stond als een levend standbeeld aan den grond
genageld toen hij het gesprek had afgeluisterd. Hij
had geen woord gemist en eerst nadat de beide
heeren zich hadden verwijderd, drong 't tot hem
door hoe uitermate onaangenaam het voor hem had
kunnen zijn wanneer hij als luisteraar door een der
leden van de grafelijke familie ontdekt was gewor
den; of wanneer de waardin de aanwezigheid dei-
beide heeren had bemerkt, indien zij de kamer had
betreden, in welk geval zij ook hem zou hebben
gezien, eene omstandigheid, die hem reeds als een
vijand op het slot had moeten doen kenmerken.
Nauwelijks was hij in de wachtkamer derde klasse
teruggekeerd, toen de kleine ronde vrouw met een
rood gelaat, buiten adem, de deur intrad.
„Ik moet u wel om verontschuldiging vragen,"
riep zij reeds op den drempel, „dat ik U zoolang
alleen heb gelaten, maar die afschuwelijke kippen
hebben mijn geheelen goententuin geruïneerd."
Zij kwam thans nader en terwijl zij het zweet van
haar voorhoofd wischte, ging zij vermoeid op een
stoel zitten.
„Mijn man en de meid zijn op het veld, zoo
praatte ze verder, „wij hebben ook een bouwerij,
de Graaf heeft ons twintig morgen in huur ge
geven vermoedelijk moet iemand de poort geopend
hebben en daar is de heele troep in den tuin ge-
loopen en wij hebben een massa-hoenders. Ik
schrikte geweldig toen ik 't van uit de keuken zag;
mijn tuin is mijn trotsch en mijn vreugde. Alle bo-
ven den grond komende erwten hebben zij afgepikt,
den grond losgewoeld en van de slaplantjes is er niet
één overgebleven!"
„Dat betreur ik werkelijk," zeide de jonge man,
maar hij dacht in stilte: „welk een prijzenswaardige
„Maar als de engel met het vurige zwaard ben ik
er op afgegaan, zoo dat zij uit elkander vlogen als
de zondaren op den dag des laatsten oordeels."
Om deze vergelijking lachte de gast buitengewoon
hartelijk, hetgeen de waardin echter niet kwalijk
nam, integendeel, zij lachte trots haar opgewonden
heid mede, omdat zijn lachen zoo aanstekelijk
werkte. Nadat zij den vreemde op zijn verlangen
een tweede glas bier had ingeschonken, hetgeen
haar blijkbaar weder in de stemming bracht, zeide
zij, zich opnieuw het zweet van het voorhoofd ve
gende:
„Apropos! U komt op het slot is U met den
toestand daar bekend?"
„Neen, ik ken alleen de Graaf, die mij heeft
aangenomen."
„Dan wil ik u een goeden raad geven, dien u niet
in den wind moet slaan. Mag ik dat?"
„O, heel graag, ik zal u daarvoor heel dankbaar-
zijn."
„U schijnt mij een zeer nette jonge man toe, en
't zou mij leed doen wanneer U 't minder goed zou
treffen. Wanneer U mijn raad wilt volgen dan kunt
ge 't U in uw dienst ongetwijfeld aangenamer
maken."
„Nu?"
„Natuurlijk moet ge u voor alle dingen de gunst
van uw jongen meester trachten te verwerven, en
hoe zwaar die taak ook is, onmogelijk zal 't toch niet
blijken te zijn. Het is waar, de jongen is totaal
bedorven en door zijn ziekte in een voortdurende
prikkelbare stemming, maar de menschen mogen
praten wat ze willen, van nature is hij niet kwaad.
Ik ken hem, ik woonde op het slot, mijn vader en
grootvader waren daar concierge en ik heb steeds
met hem op een goeden voet gestaan. Het is toch
ongetwijfeld een bewijs van goedhart a'.-.eid, dat bij
geregeld op den Kerstavond en op mijn verjaardag
aan mij denkt en mij aardige cadeaux 'geeft.
Maar behalve de gunst van Graaf, Albert moet U
trachten ook nog de achting van een ander op het
slot deelachtig te worden en wél vjm den ouden
kamerdienaar. Hij heeft een onbeprekte macht op
het slot en is de rechterhand van zijn meesteres.
De oude Gravin leidt daar alle aangelegenheden;
haar zoon, Graaf Stephan, de eigenlijke bezitter,
bemoeit zich alleen met zijn paarden, de jacht en
schenkt verder alle aandacht aan nu ja, aan zijn
wijnkelder."
Zij schoof haar stoel nog wat korter naai-haar
bezoeker toe en zeide met gedempte stem: „De ka
merdienaar Lünenburg heeft twee zwakheden, dis
ik u noemen wil. Wanneer U deze op handige wijze
weet te benutten, dan heeft U gewonnen spel. Hij
houdt veel van een glas wijn, zonder zelf er ooit
een cent voor uit te geven en Graaf Stephan houdt
de sleutels van zijn wijnkelder in zijn zak.
Verder is zijn hebzucht zoo groot, dat zij werke
lijk belachelijk kan worden genoemd. Hebben! Heb
ben! Die zucht gaat zoo ver, dat hij zelfs
ledige flesschen aanneemt, als deze hem geschonken
worden. Wanneer U hem zoo af en toe eens iets
aanbiedt, en vooral wanneer 't eenige waarde heeft,
zoo houd ik mij overtuigd, dat u bij hem een wit
voetje zult krijgen en wanneer U hem een enkele
maal uitnoodigt een glas fijnen wijn met U te
drinken, dan staat u heelemaal bij hem in de
gunst. En u zult spoedig inzien van welk groot be
lang dit voor u zal zijn."
„Ik dank u recht hartelijk voor dezen wenk, die
ik zeker zal opvolgen," antwoordde de nieuwe be
diende op tamelijk koelen toon, maar in gedachten
voegde hij er aan toe: „Dat zijn onschatbare gege
vens!"
Hij dronk zijn glas leeg, betaalde en stond op.
Terwijl hij zijn handschoenen weder aantrok en zijn
reistasch over zijn schouder hing, vroeg hij:
„Zou ik u vriendelijk mogen verzoeken, mijn kof
fer zoo lang een plaats te geven, tot ik gelegenheid
heb dezen te laten halen?"
„Met genoegen," antwoordde de waardin, en hem
vragend aanziende, ging zij voort: „Hoe is uw
naam?"
„Heinrich Schwarz."
„Ah."
„En de uwe, beste vrouw?"
„Louise Kupfer, geboren Brahms."
„Uw vader en grootvader waren huisbewaarders
op het slot, zooals u reeds zeide?"
„Ja."
„Is Graaf Breitenbach, namelijk de gemaal der
oude Gravin, reeds lang dood?"
„Al zeer lang. Ik geloof, hij was slechts tien of
twaalf jaren met zijn tweede gemalin getrouwd."
„Met zijn tweede gemalin? Is de oude Gravin
zijn tweede vrouw?"
„Dat is een vreemde geschiedenis, waarover op het
slot nooit mag worden gesproken en ik wil u raden,
nimmer er naar te vragen. Het is een geheim, waarin
niemand nog een blik heeft kunnen werpen. De
oude Graaf Anselm was in zijn jonge jaren voort
durend op reis, alle werelddeelen zou hij hebben
doorkruist en tenslotte met een beeldschoone vrouw
en een kleinen zoon zijn teruggekeerd. Die vrouw
was een Amerikaansche en mijn grootvader had
meermalen tot mijn vader gezegd, dat zij een
engel moet zijn geweest! Doch zij stierf echter na
korten tijd, en enkele jaren later had de oude Graaf
zich met de tegenwoordige oude Gravin in den
echt begeven.
De zoon der Amerikaansche is tegelijkertijd naar
een instituut gezonden en toen de oude Graaf stierf
werd het huwelijk met die buitenlandsche dame
voor ongeldig verklaard, aangezien nergens een
huwelijkscontract of iets dergelijks aanwezig scheen
te zijn. De zoon uit het eerste huwelijk wera als een
onecht kind, dat niet tot de familie behoorde, een
voudig uit het huis verbannen en men heeft nim
mermeer iets van hem vernomen. Het groote erf
goed, op hetwelk de verstootene, wanneer alles in
orde was geweest, als eerstgeborene het meeste recht
had, ging over op Graaf Stephan Breitenbach, den
vader van Rosamunde en Albert."
Heinrich Schwarz boog nadenkend het hoofd
en de kleine praatzieke vrouw ging voort: „Zoo heeft
mijn grootvader het mij verteld, die de geheele
geschiedenis zelf heeft meegemaakt. Maar, zooals
gezegd, laat op het slot niets er van blijken, dat U
van een en ander op de hoogte is gebracht. Speel de
onwetende, want het is reeds eenmaal voorgekomen
dat een nieuwsgierige en onbescheiden bediende,
die naar deze familieaangelegenheden informeerde,
op staanden voet werd ontslagen."
De nieuwe bediende hief het hoofd weder op en
zeide, zijn vertelster lachend aanziende: „Ik ben zoo
nieuwsgierig niet aangelegd en zal mij niet om din
gen bekommeren, die mijn belangstelling niet heb
ben."
„Daarmede komt men ook 't verst, mijnheer
Schwarz.
„Ongetwijfeld, juffrouw Kupfer! Het verstan
digste, dat een bediende kan doen, is zwijgen.
„U is een verstandige, jonge man en u heeft stel
lig reeds gelegenheid gehad, deze deugd bij andere
voorname lieden toe te passen?
(Wordt vervolgd).