'Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier DINSDAG 29 MAART 1932 41e Jaargang Mum: firma I. II. I1IZ1R. lidactem I. KEIZER. jLBureel Heordscherwoude. Weekagenda De Twee Kleinzoons. No 35 telefoon INTERCOMMUNAAL NO. 52. NIEUWE LANGEDIJKER COURANT DSZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAC en ZATERDAG. Abonnmentsprijs: per 3 maanden ƒ1.15. ADVERTENTIEN: Van 15 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. 2 April. Neutrale Bond van Boeren., Land en Tuinbouwers. Pro test vergadering ,in „de Unie" te Alkmaar. 2 April. -- Gymnastiekverenigingen „Hercules' en „Hygiea" in hotel „het Bonte Paard' te Noordseharwoude. Uitvoering voor dona teurs. j 10 April. Operettevereeniging „Ciamlia" Oud karspel. Lokaal O. Vis. des avonds half 8. Opera „Oavaleria R.usticana.' 21 April. Kinderzangklasse der zangvereen. „Zanglust" te Sint Pancras. Lokaal Bouw- stra. Opvoering der kinderoperette „Een dag 24 en 26 April: Tooneeluitvoering „Jong Leven" in de tooneelzaal van den heer Corn, Vis te Oud karspel. PlaatseSijk Nieuws - 0uilkarspel. Zondagavond op den eersten Paaschdag, werd door het kinderkoorvan de operettevereeniging „Ciaecilia" de kinderoperette opgevoerd, getiteld ,E>en dag Khalif" onder leiding van den direc teur, den heer H. J. Zaal. Een geheel gevulde zaal, ouders en belang stellenden vormden het auditorium voor de zen avond, en onwillekeurig ging er in ons om, toen wij dit zagen„het vereenigingsleven "bloeit wel in Oudkarspel." Wij' weten nog best, dat er steeds gezegd werd „in Oudkarspel kan geen vereeniging blijven be staan" maar de tijden leeren ons tegenwoordig anders. i Ein wanneer wij dan nu, „Qaecilia" zien op treden, dan mogen we gerust zeggen, dat deze vereeniging „een van de oudste pp kunstgebied, zich met moed en volharding door de moeilijke jaren heeft heengeslagen en op het oogenblik haar welverdient leven leeft. Die heer J ansen uit Sc hagen was, als wij ons niet vergissen, de eerste directeur der vereeniging en heeft als zoodanig vele jaren aan het hoofd gestaan. Maar zijn taak werd overgenomen door jongere krachten, en de tegenwoordige di recteur, de heer H. J. Zaal, vervult zijn taak met ernst niet alleen, maar met lust en opge wektheid, omldat hij de vereeniging onder zijn leiding op een hooger niveau zag geplaatst. Voor dit werk mag hem zeker alle eer en hulde worden gebracht. Reeds eerder mochten wij schrijven, dat er een groote vooruitgang viel t;e constateeren in den zang, waarvan de beschaving en het klank gehalte op een hooger peil werden gebracht. Maar tegelijkertijd viel meerdere beschaving en geschooldheid van de stemmen te constateeren, En dat is het werk van den heer Z,aal. Ein zoo bleek ook weder Zondagavond. Ook nu weer viel vooruitgang te constateeren en een ieder zal het met ons eens zijn, dat door hem een groot werk verricht is, waar door hem alles alleen is gedaan, om deze kinderoperette te maken tot wat zij Zondagavond is geworden. Een beschrijving van den inhoud zullen wij niet geven, maar met genoegen mochten alle aanwezigen constateeren, dat er strekking zat in het gegeven, dat er opvoedende waarde uitging van het, gegeven. Want in het kort kwam het hier toch op heer: dat liefde en trouw altijd wor<kn beloond. Memg aandoenlijk tooneeltje kwam er in voor, en het was juist de ongekunstelde vertolking der kinderen, die deze tooneeltjes deden leven, en het gemoed der aanwezigen met warmte vervulde. Hoo hebben zij zich geweerd, vervult van hun taak, die zij op de meest losse wijze hebben ver richt. Nu mag het waar zijn, dat kinderspel al tijd bekoort, er moet toch ook „spel'-' in zitten en dat deed het. Zuivere kinderstemmetjes vulden de zaal, waarvan het timbre aangaf de gemoeds gesteldheid, waarmede de kleinen het gebeuren doorleefden. Wie van ons heeft niet de boeiende verhalen uit „Duizend en een Nacht" gelezen, alle omge ven door het Oostersche waas van sprookjesach tigheid. Ein nu heeft men een van die sprookjes door kinderen vertolkt gezien, op onnavolgbare wijze voor het voetlicht gebracht. Wij gelooven niet, dat het alleen om de kin deren was, dat er soms H|j open doek werd geap- filaudiseerd, maar dat hieruit sprak een hulde aan directeur en leerlingen, een waardeering voor de kostelijke vertolking. Zooals alleen kinderen dat kunnen, werden de kleurige Oostersche costumes gedragen, en wij gelooven dat het ook voor hen een korte droom is geweest, waarin zij vertoefden in het paleis van den Khalif en zijn omgeving. Allerliefst deden de kinderen hun werk, en het mag dan ook geen wonder heeten, dat aan het slot zoo hartelijk en welgemeend werd geapplau- diseerd, dat het slotkoor gebiseerd werd. Wij houden er niet van om bij kinderen onder scheid te maken, maar Hassan had het naar voren brengen door den directeur zeker verdiend Hij toch vervulde geen gemakkelijke rol, maar de kinderlijke losheid hielp ook hier alle moeilijk heden overwinnen. Waarlijk het bijzonder applaus en de onderscheiding van den directeur kwa men hem toe. Van harte wenschen'wij dat met het kinder koor op den ingeslagen weg wordt voortgegaan en ons nog vele malen de gelegenheid wordt ge boden te mogen geniéten van hun optraden. Alle hulde en eer aan directeur en kinderen voor het groote werk door hem verricht en voor het zoo kostelijk opvoeren van het sprookje „Eien dag Khalif." moet leiden, terwijl de waardeering voor het goe de dat geboden wordt, algemeen moet én zal worden. Het seizoen begint zoo langzamerhand weer ten einde te loopen, maar van harte hopen wij, dat wij voor het komende seizoen weer mogen genieten van mooie, beschavende films, zooals de Noordhollandsche Cinema die steeds op haar programma heeft gehad. jD it mocht heusch wei eens gezegd worden, cere wie eere toekomt. FEUILLETON 7) Voor de deur van dit huis stonden twee mannen, van welke de jongste hij kon een zestig jaren tellen, met zijn gebruind gelaat, vol rimpels, den krijgshaftigen knevel, de groenen jas en den groe nen hoed, de bewoner van het huis kon zijn. De oudere daarentegen was klein, tenger gebouwd en zag er des te kleiner uit nu hij naast een groote rechte gestalte stond. De ouderdom van uezen kleinen man was moeilijk te schatten; hij had sneeuwwit haar, dat onder de muts nog een weinig uitstak. In tegenstelling echter hiermee, schenen zijn vlugge bewegingen, zijn, hoewel eenigszins inge vallen, nog roode ongerimpelde wangen en bovenal zijn kleine, levendige listig rondziende oogen, die, als zij zich ergens op gevestigd hadden, er uitzagen als de loerenue oogen van een lynx. Zijn dunne hals, naar voren gebogen, boog zich nog verder naar voren, wanneer hij sprak. Deze man was in het zwart gekleed, droeg een witte das en hield een wandelstok met een ronde haak in de hand. Nog vóór Heinrich Schwarz tegenover de beide mannen stond, hoorde hij met een lichte, eenigs zins hooge stem: „Het was mij hoogst aangenaam, waarde houtvester, dat U van uw beroemde thee nog een kleine hoeveelheid had. Zooals gezegd, ik houd die eeuwigdurende slapeloosheid niet lang meer uit; wat de dokter mij voorschrijft helpt mij ook al niet, en opium neem ik nu eenmaal niet, het is mij een gruwel! U zoekt de bladeren zelf?" „Ja," klonk het thans met diepe basstem uit den mond van den houtvester; „boven op de bergen, m den herfst; zij hebben een kalmeerende werking en reeds meenigeen heb ik er mede geholpen. Ik wil hopen, dat ze ook u zullen helpen, mijnheer do kamerdienaar." „Dat. wenschen we beiden." Onze wandelaar hoorde verwonderd op, toen hij het woord „kamerdienaar" vernam -- hij was thans zoo dichtbij gekomen, dat hij de beide mannen duidelijk kon zien en zij ook hem moesten opmer ken. Snel besloten trad hij op hen toe, lichtte beleefd zijn hoed en zeide: „Ik vraag wel excuus, mijne heeren; mag ik u verzoeken mij te willen mededeelen of deze weg naar het slot leidt?" „U wil naar het slot?" vroeg de kleine heer en trad een schrede nader op den jongen man toe. „Ik moet mij daar om twaalf uur bij mijnheer den kamerdienaar aanmeldden," gaf Heinrich tot antwoord. „Zoo, zoo, ei, ei!" zeide de kleine grijsaard en kwam nog een schrede nader. Hij rekte de hals nog meer naar voren, om zoo mogelijk den bezoeker beter te kunnen opnemen. De kleine slimme oogen zagen den nieuw aangekomene van onder tot boven aan en terwijl een bevredigend lachje om zijn lip pen speelde, zeide hij: „U is vermoedelijk de nieuwe bediende van den jongen Graaf?" „Om u te dienen, ja Heinrich Schwarz." „Zoo zoo, ei ei! Dan kunt ge u tegelijk hier aan melden, ik ben de kamerdienaar Lühneburg." „O, zeer aangenaam met u kennis te maken," verklaarde de toekomstige ondergeschikte van het hoofd der bedienden, daarbij eene buiging makende, die zeker het respect uitdrukte voor de waarheid van den kamerdienaar. De kamerdienaar knikte een paar malen met het hoofd, als bewijs van den goeden indruk, die den nieuwen bediende op hem had gemaakt en zeide daarop: „Wij kunnen den weg naar het slot tezamen gaan. Hij wendde het hoofd om en zeide tot den hout vester: „Adieu, Bergfeld nogmaals mijn dank!" en sloeg daarop den weg naar het slot in. Een kennismaking met Heinrich en den houtves ter vond niet plaats. De eerste groette welke groet de houtvester beantwoordde en schreed daarop aan de linkerzijde van den kamerdienaar voort. Deze bemerkte die goede gemanierdheid met groote bevrediging en vroeg bij het voortgaan: „Is u lang in de residentie geweest?" „Meerdere jaren." Daar kent men de beleefdheidsvormen." "ik wil u vriendelijk verzoeken, mijnheer de ka merdienaar, voorloopig nog wat geduld met mij te hebben, ik heb nog nooit een dergelijke belangrijke betrekking bekleed; er zijn mij nog zoo vele dingen 0I1^Dat leert spooedig de hoofdzaak is, dat u Graaf Albert bevalt, en „hij wendde het hoofd om en zag hem weder van boven tot onder aan dat wil ik vast gelooven." Dit ,vast gelooven" waren voor den nieuwen be diende" aangenaam klinkende woorden, want slechts daarvan alleen hing zijn langer of korter verblijf af of de zieke Graaf tevreden over hem was. Ik zal mij alle moeite geven om naar de wenschen van den jongen Graaf te handelen en hem tevreden te stellen, alleen in het bedienen aan tafel heb ik mij nog nimmer geoefend." Zuid schar woude. Door de Noordhollandsche Cinema werd in „de Roode Leeuw' te Zuidseharwoude den eersten Paaschdag ©en reprise gegeven van de film „The Ö.howbaot" (het Komediantenschip) maar thans musiceerend, sprekend en zingend. Ook hier werd volop genoten van wat. deze Cinema met hoofdnummer en bijprogramma heeft geboden. En geen wonder. Want wat wordt ge geven was Zondag en is altijd geweest van goed en beschaafd gehalte, terwijl muziek en beelden van voortreffelijke zuiverheid en helderheid zijn Of men dit algemeen weet aan den Langendijk weten wij niet, maar wVH hebben wij voor ons de vaste overtuiging, dat d© ondernemers een weg bewandelen, die onherroepelijk tot succes Noord sc ha r wo ude. Den tweeden Paaschdag werd door onze gym nastiekvereenigingen „Hercules" en „Hygiea" in het lokaal „het Bonte Paard" een schitterend ge slaagde uitvoering gegeven. Niet alleen schitterend wat de prestaties van de beide vereenigingen betreft, maar ook door het bezoek, want de zaal was geheel gevuld. Welk een goede naam deze vereenigingen voor al in sportkringen hebben, moge blijken uit het feit, dat twee autobussen mét belangstellenden uit verre omgeving naar hier waren gekomen om te genieten van gymnastiek in de ware betee- kenis van het woord. En wij willen hier gaarne aan toevoegen, dat „Hercules" en „Hygiea' deze belangstelling ten volle verdienen, want wat de leden prestoeren mag gezien worden. Vooral het werk van de keur- ploeg, dat steeds weer opnieuw de bewondering van de liefhebbers der ygmnastiek trekt. Den 2den April wordt weder een uitvoering gegeven, maar dan voor donateurs, en tevens ho pen wij dan eens uitgebreider op een en ander in te gaan. 'f DRAISMAvanWKENBURG'S •iLEVtRTR -LEEUWARDEN „U heeft bij het diner alleen den zieke te bedie nen en dat is zeer eenvoudig, daar hij slechts wat watersoep mag gebruiken. Maar waar is u dan ge weest, dat u niet eenmaal „Ik was tot heden behulpzaam in een lazaret in een der grootste hospitalen van de residentie." „Zoo zoo, ei ei! Dat komt thans heel goed, dan weet u met zieken om te gaan, dat wist ik nog niet, daarvan had Graaf Stephan von Breitenbach mij niets gezegd." „De Graaf nam mij onmiddellijk aan, toen hij dit hoorde." „Is u daar langen tijd geweest?" „Over de drie jaren, zoowel op de operatiezaal als op de ziekenafdeeling. „Daar heeft u dan stellig wel veel kennis opge daan van allerlei ziekten?" „Dat leert men onwillekeurig; ik ben in staat de meeste ziekten zelf te kunnen behandelen, zooals ik dit dagelijks heb gezien." 1 „Zoo zoo, ei ei! Dat is mij aangenaam te hooren! Nu, er kan zich soms onverwacht wat voordoen, en dan is het aangenaam, wanneer u in zoo'n geval een goeden raad kan geven voordat de dokter hier is, hetgeen soms een paar uur kan duren." i „Hetgeen in mijn krachten staat ben ik elk oogen blik bereid te doen." „Ik heb ook allerlei kleine gebreken wij vinden wel gelegenheid daarover nog eens te spreken." De oude man zag den nieuwen bediende meer malen tersluiks aan. „Wonderlijk," dacht hij, een verrassende gelijkenis precies dezelfde oogen." Het scheen inderdaad, dat Heinrich Schwarz reeds de gunst had verworven van den man, die, zooals de kleine, ronde waardin zich uitdrukte, op het slot een onbeperkte macht bezat. Het was in elk geval een goed begin, en wat hij ook nog verder mocht ondervinden, met welke moeilijkheden hij ook nog te kampen zou hebben, de goede indruk, dien hij op den kamerdienaar had gemaakt, vervulde hem met blijde hoop. Het groote doel, dat hij beoogde, had zich plotseling op den grijsaard gericht, die naast hem voortschreed; en diens gunst te verwerven, ja, zoo mogelijk diens volle welwillendheid en vertrou wen deelachtig te worden, dat zou zijn eerste streven zijn." „Nu geen overhaasting kalme bezonnenheid!" waren de woorden, die hij zacht voor zich zelf fluisterde, terwijl hij langzaam naast den kleinen kamerdienaar voortwandelde. Het einde van het woud had men bereikt en men was een zeer net onderhouden park genaderd. De hoogte was bestegen, men bevond zich thans op een plateau. De weg splitste zich hier in twee ge deelten, die als twee armen een met olmen be groeide vijver omsloten, waarin een aantal zwanen trotsch haar rijk rondzwommen, achter dezen vijver I zag men een groot, kolossaal gebouw boven de boomen verrijzen, i Het slot Breitenbach bestond uit een oud onbe woond deel, terwijl het andere, nieuw gebouwd, in i Noorschen stijl was gehouden, met middeneeuwsche daken, een hoogen toren en meerdere kleine torens. Beide deelen stonden met elkander in verbinding. Van het oudere ging de sage, dat het van den i Thüringer Landgraaf Ludwig den Springer in de 11de eeuw gebouw was. Zijn dikke muren hadden alle stormen getrotseerd, het eenige belangwekkende en bezienswaardige was de familiezaal. De geheele steenmassa gaf van binnen en van buiten een som beren indruk. Des te vriendelijker aanblik bood het nieuw ge bouwde gedeelte; het had eenige overeenkomst met het slot Babelsberg, en wat de inwendige inrich ting betrof, het was niet alleen licht, vriendelijk, luchtig, modern, maar ook, overeenkomstig den rijk- dóm van den eigenaar, met vorstelijke praal inge richt. Graaf Anselm, de gemaal van de oude Gravin en de grootvader van Rosamunde en Albert, had dit nieuwe gedeelte laten bouwen. De aan de Zuidzijde liggende kamers werden be woond door Graaf Albert, zijn leeraars en bedien- denpersoneel; de beletage door Graaf Stephan en de tweede verdieping door de oude Gravin. Met het oog op den zieke, die slechts met groote moeite langs de trappen naar boven kon worden vervoerd, had het gemeenschappelijk dejeuner en diner beneden plaats, terwijl ook des avonds daar de sa menkomst der familieleden en gezelschapsdames, gouvernantes en leeraars plaats vond. In een der zijkamers, vriendelijk door de zon be schenen, van welke een geopende deur toegang tot den tuin gaf, lag in een tot bed ingerichte wagen een jongmensch, of eigenlijk nog een knaap van zestien jaren oud. Om zijn bovenlichaam in rechte houding te kunnen houden werd zijn rug gesteund door een aantal kussens terwijl zijn recht uitge strekte beenen, die als 't ware totaal verlamd sche nen, met zijden dekens waren bedekt. Z'n fijnbesne- den, aristocratisch gelaat, vol uitdrukking, was, niet tegenstaande de opvallende bleekheid en de inge vallen wangen, van een meisjesachtige schoonheid; zijn groote, bruine oogen, spraken van een leven- digen geest en leven, en een helder verstand, en hadden somtijds eene weemoedige of ook wel een toornige uitdrukking en zijn volle, donker blonde haar voltooide als 't ware de schrandere geest die uit zijn geheele wezen sprak. Aan den wagen was een kleine tafel aangebracht op welke eenige boeken lagen, waaronder een schrift voor latijnsch huiswerk. Het was tegen twaalf uur des middags; een der boeken lag voor den zieke opengeslagen, waaruit hij zooven had vertaald. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1