Voor onze Lezeressen
Voor Verstrooiing en Verpoozing
Be voorzitter merkte nog op, dat menf moet
trachten voor tuinbouwproducten de volle 100
procent in eigen land af te zetten.
Cloiitrole van kwaliteit.
Eveneens werd aangenomen een bestuursvoor-
stle, waarin wordt gezegd, dat, waar de Neder-
landsch etuinbouw op export van zijn producten
is aangewezen, groote schade wordt toegebracht
aan den geheelen Nederlandschen tuinbouw en
deai exporthandel, wanneer onze producten niet
voldoen aan behoorlijke eischen van kwaliteit,
sorteering of verpakking, aan het bestuur vrijheid
wordt gegeven' ten spoedigste die maatregelen
te bevorderen die den export van dergelijke pro
ducten kunnen voorkomen.
Andere voorstellen.
Verder werd een voorstel van het bestuur aan
vaard om voor dé verschillende producten mini
mumprijzen vast te stellen en een ander waarin
het bestuur voorstelde nnet het oog op de wen-
schelijkheid dat alle veilingen bij het gebruik
van eenmalig fust eenzelfden prijs aan de koo-
pers in rekening brengen, het groepsbestuur te
machtigen ook voor 1932 tot vaststelling dier
prijzen over te gaan.
Nadat nog eenige afdeelingsvoorstellen waren
behandeld, werd de vergadering gesloten.
ONZE KEUKEN.
WAT ETEN WE DEZE WEEK?
ZONDAG:
Crème soep. Kalfs nierstuk, spinazie. Aardappelen
Ananastaart.
MAANDAG:
Koud vleesch. Worteltjes, aardappelen. Rozijnen
pudding.
DINSDAG:
Karbonade Knolraap, aardappelen. Pruimen met
vanillesaus.
WOENSDAG:
Zuurkool met aardappelen. Puree, spek en worst.
Watergruwel.
DONDERDAG:
Kalfslever. Appelmoes, aardappelen. Griesmeel-
schotel.
VRIJDAG I.
Magere tomatensoep. -- Gestoofde kabeljauw.
Sla, aardappelen.
VRIJDAG n.
Spaghetti met harde eieren en tomatensaus. Sla
met gebakken aardappelen.
ZATERDAG:
Runderlapjes. Savoyekool, aardappelen. Haver
mout.
CRêMESOEP MET MACARONI.
400 gram kalfspoulet, anderhalve liter water, 50
gram macaroni, 25 gram geraspte kaas, 2 eierdooiers
1 d L. room, zout en peper.
De kalfspoulet wordt met koud water en zout
opgezet en moet een goed uur trekken, daarna
wordt de bouillon gezeefd en laten wij de in stuk
jes gebroken macaroni er in gaar kóken.
De eierdooiers kloppen wij met de room in de
soepterrine, voegen de kaas erbij en tenslotte de
soep; met het oog op het schiften der eieren zullen
wij de heete soep slechts bij zeer kleine scheutjes
tegelijk bij de eieren moeten voegen en wel onder
voortdurend roeren.
De overgebleven poulet zullen we gebruiken voor
de koffietafel van den volgenden dag en vullen er
bijv. schelpen mede of dienen het op als ragout
met rijst.
ANANASTAART.
100 gram boter, 100 gram suiker, 2 eieren, 2 d.L.
melk, 1 pakje vanillesuiker, 250 gram zelfr. bak
meel
Vulling1 blik ananas, 50 gram suiker, 20 gram
bloem, 1 ei, citroensap, 20 gram boter, 2 d.L. slag
room. X
Wij roeren de boter en suiker tot een zalfachtig
geheel (het meest aan te bevelen is om basterd
suiker te gebruiken), voegen daarna één voor één
de eierdooiers erbij en tenslotte lepel voor lepe! de
gezeefde bloem, afwisselend me een weinig melk en
de vanillesuiker; het laatst komt het zeer stijf
geklopte eiwit door het deeg, dat wij er voorzich
tig door moeten scheppen.
Twee ronde bakblikken worden met boter inge
smeerd en met bloem bestoven en gevuld met het
deeg, dat ongeveer 20 minuten In den oven moet
bakken.
Voor het vulsel vermengen wij boter, bloem, sui
ker, ananas, citroensap en de eierdooier met elkan
der en maken er een sausje van, dat even door moet
koken, waarna de gehakte ananas er door geroerd
wordt en de vulling op een der taarthelften wordt
uitgelegd de andere helft komt er bovenop en wordt
evenals de zijkanten bestreken met de stijfgeklopte
room, terwijl eenige stukjes ananas als versiering
dienen.
WATERGRUWEL.
200 gram parelgort, 2 d.L water, 100 gram rozij
nen, 100 gram abrikozen, zóut, citroenschil, 150 gr.
lichte basterdsuiker, halve fl. bessensap.
De goed gewasschen parelgort moet gedurende
twee uur zachtjes koken met het water en wat zout,
daarna worden rozijnen en abrikozen erbij gevoegd
en laten we de gort nog een half uurtje zachtjes
nakoken. Even vóór het opdoen roeren wij de bas
terdsuiker en de bessensap door de brij, die we
warm opdienen.
HET MOEILIJKE KIND.
Inzicht in het karakter noodig.
Door Dr. Fr. Paulsen.
Moeilijkheden bij de opvoeding van kinderen zijn
in vele gevallen terug te brengen tot invloeden van
buitenaf, maar vinden dikwijls ook hun oorzaak in
den lichamelijken toestand.
Het is In bepaalde gevallen van groot belang, dat
men zich een duidelijk beeld- kan vormen van de
omstandigheden, waaronder het kind leeft en of
de moeilijke karaktereigenschappen te wijten zijn
aan innerlijke oorzaken, dan wel aan andere.
In vele gevallen is het gemakkelijk om op de
hoogte te komen van hun uiterlijke levensomstan
digheden, zooals bijv. bij eenige kinderen, bij de
nakomelingetj es, eenige zoons of dochters of wel
ook ouderlooze kinderen.
Moeilijker wordt het, indien het bewuste kind uit
een groot gezin komt en niettegenstaande hij of
zij in een meer of minder rustige omgeving' is op
gegroeid, en in een aangename familiesfeer, zich
toch niet ontwikkeld heeft, zooals men zich dat
gedacht en gewenscht heeft.
Hier gaat het er (met uitzondering van ernstige
geesteskranken of bij zwakzinnigen) meestal om,
In den kern der persoonlijkheid vastgelegde bijzon
derheden, die van minder belang zijn en waarvan
de oorsprong bij nader onderzoek dikwijls ouders
of grootouders is, terug te vinden.
Bij een bespreking van de opvoeding der kmderen
zonder inzicht van het karakter, moet men zich er
steeds van bewust blijven, dat zij zich niet aan
passen aan de veelzijdigheid van het leven en er
dikwijls heel moeilijk tegenover staan.
Duidelijke spreekt het type der kinderen, dat ge
wend is altijd hun zin door te drijven, zonder zich
ook maar in eekel opzicht te beperken. Lichame
lijk robust, ongevoelig voor onvriendelijkheden, vaak
schrokkig, heerschzuchtig, brutaal en ruw voor
zwakkeren en dieren, die vaak neiging hebben tot
jokken en snoepen, ja zelfs tot vagebondeeren over
man dit type is het indolente trage kind min of
meer verwant, eveneens egoistisch en met gelijk
soortige neigingen, maar veel zwakker van wil.
Geheel verschillend van voorgaande typen is de
groep der gevoelige, de z.g. „nerveuze" kinderen.
Goed ontwikkeld, vaak uit de gegoede kringen
voortgekomen, fijn gebouwd, bleek, afwisselend rood
wordend (blozen), overgevoelig voor harde gelui
den en schel licht, gauw overwerkt, soms lijdende
aan nerveuze constipatie. In ernstige gevallen sla-
pen zij slecht en onrustig en hebben last van bed-
WHunnstemming is zeer ongelijkmatig, het eene
oogenblik spelen zij vroolijk, terwijl zij kort daarna
nergens meer lust in hebben. Hun geheele wezen
maakt een buitengewoon slappen indruk, die vaak
tot mislukken in den levensstrijd leidt. Niet zelden
gebeurt het echter ook, dat deze typen door een
voortdurenden strijd met hun lichamelijken aanleg
nog zeer veel gaan presteeren
Wat is in deze gevallen de plicht der opvoeders
en wel in de eerste plaats der ouders?
De moeilijkheden, die zich vaak bij de opvoeding
van eenige kinderen voordoen, zijn voor een groot
deel het gevolg van het feit, dat de ouders een te
groote bezorgdheid aan den dag leggen en te
toegevend zijn.
Hetzelfde is het geval met het nakomertje en is
het tijdstip, waarop dit kind naar school gaat en
het echte schoolleven mee moet leven, voor hem
een zegen. Hier toch wordt het kleine menschje
zelfstandiger, moet zich zelf weten te verdedigen
tegen mede scholieren, die elkaar soms harde waar
heden weten te zeggen.
Moeilijk is de opvoeding van z.g. doordrijverige en
egoistische kinderen; veel liefde en geduld is noo
dig en meermalen komt er bij deze kinderen na de
puberteitsjaren nog wel eens een verandering ten
goede. Straffen falen bij deze lichamelijk en gees
telijk overgevoelige kinderen meestal.
-Beter is het samenzijn met andere kinderen,
vooral ook met anderen die hen de baas zijn en zich
niet zullen ontzien hen op hun gebreken te wijzen.
Zeer vruchtbaar kan de opvoeding van het ner
veuze kind zijn en is het in de eerste plaats noodig
hem zelfvertrouwen te doen krijgen, opdat vooral
zijn minderwaardigheidsgevoel verbannen wordt.
Geen strenge straffen geven, maar een zacht aan
sporen en prijzen is voor deze kinderen noodig om
zelfvertrouwen te krijgen. Laat deze kinderen niet
leenzelvig worden, geef hun vriendjes, doch houd
toezicht op hun spel.
De ergste fout, die men bij deze overgevoelige
kinderen kan maken is, om ze als 't ware in een
glazen kastje te zetten.
Bij al deze min of meer psychopatische kinderen
zou men falen, indien men trachtte een fundamen-
teele verandering hunner constitutie te verkrijgen.
Dit is vrijwel altijd onmogelijk.
Het gevoelige kind blijft gevoelig, de sterke zal
in normale gevallen sterk blijven.
De mogelijkheid bestaat echter, dat de aanleg m
goede banen geleid wordt en de goede kiemen tot
ontwikkeling gebracht worden, waardoor het kind
tot een zeer bruikbaar mensch kan opgroeien.
In dezen zin opgevat kan de opvoeding van het
moeilijke kind een vruchtbare taak worden voor
ouders en opvoeders.
AAN DEN DOOD ONTSNAPT!
Oom Charles vertelt van Transvaal.
Door MART.
„Hè toe, Oom," riepen de neefjes in koor, „vertelt
U nu weer eens over Transvaal en den boeren
oorlog!" En met gezichtjes vol spanning keken zij
hun oom aan, die al zooveel had meegemaakt en
die precies wist te vertellen, hoe het in dien tijd
was toegegaan
„Neen jongens," zei oom, „laat ik dat nou niet
doen; wij hebben daar in Afrika ons grodgebied,
onze woning, onze gezinnen en vooral onze vrij
heid en rechten verdedigd, zooals iedereen dat doen
zou. En waarachtig hetEn gelsche leger was veel
grooter, maar met hun samenraapsel van slecht
gedrilde recruten, waarvan sommigen nog niet eens
hadden leeren schieten, hebben zij een zwaren dob
ber gehad tegenover onze Mausergeweren, waaruit
elk schot raak was. En waarom zouden wij die oude
oorlogsherinneringen ophalenaan ieder daar
van is een treurige geschiedenis, een treurige dag
verbonden. Elke victorie kostte stroomen menschen-
bloed, zoowel van de roodrokken als van ons. En
daar spreek je niet zoo graag over. Het was nood
zakelijk. dat voelde iedere rechtgeaarde boer,
iedere fiere Vrij stater maar van harte ging het
ons geen van allen, dat kan ik je verzekeren. Maar
jongens, ik weet wat veel beters. Ik zal jullie eens
vertellen, hoe mijn vader aan den dood is ontsnapt.
Dat is een heel interessant verhaal! Kees, ga jij
nu eenshier zitten en Jan, jij daar! Goed zoo, en
nu zal moeder de vrouw eens een fijn glas limonade
inschenken, (met een rietje, moeder) en een koekje
voor de hongerige magen en dan ga ik vertellen
Ziezooluister maar!"
„Ik zal maar bij het begin beginnenMijn
vader was een stille, sombere man, met spierwit
haar en zenuwachtige, smalle handen. Hij sprak
heel weinig over het verleden en was erg gesloten
tegen iedereen. Mijn moeder was vroeg gestorven
en zoo leefden wij beiden op onze grooteboerderij
in Transvaal, waar wij geholpen door een groote
schare kafferbedienden, door middel van de vee
teelt een bestaan vonden. Mijn vader was een
goede veekooper en zijn stallen waren dan ook
iberoemd. Op zekeren dag kwam een onzer kaffer
bedienden onthutst vertellen, dat hij had zitten
slapen bij de omheining en vergeten had het hek
te sluiten. Zoodoende waren er van de tien ossen
(vier weggeloopen. Hij had overal gezocht, doch
durfde zich niet te ver verwijderen, uit vrees, dat
er een tijger in de kraal zou komen en de andere
ossen gewond zouden worden: want dat gebeurde
ieder oogenblik. Alle kaffers waren goed gewapend
en hielden zoo de wacht. Gelukkig had men over
dag weinig last van roofdieren, maar tegen het
vallen van het donker, dat in Afrika vrij plotseling
plaats heeft komen zij uit hun schuilplaatsen en
gaanu op roof uit. Hij had de overblijvende zes
ossen weer naar de boerderij teruggebracht en had
daar bevel ontvangen den valgenden dag wéér te
gaan zoeken Mijn vader was woedend en had hem
nogal opgewonden te kennen gegeven, dat hij op
een dergelijk plichtsverzuim allerminst gesteld was
De kaffer, die overigens een beste, trouwe kerel
was, kwam mopperend bij het vuur zitten en wreef
zijn voeten, die hij bij zijn tochtje door de wilder
nis, op zoek naar de weggeloopen ossen, aan dorens
en takken nogal erg had gewond. Hij klaagde dat
hij den volgenden dag weer door de bosschen moest
en leunde mopperend tegen een boomstam. Had
die krokodil hom liewers opgevreet, in pleks van
amper, bromde hij nijdig in het Zuid-Afrikaansch.
Ik was toen al net als jullieik hoorde ook
graag interessante verhalen en natuurlijk moest en
zou hij vetellen, wie bijna door een krokodil was
opgevreten en waar. Eerst wilde de kaffer niet
spreken, maar tenslotte begon hij toch. Luiter
maar naar wat hij mij zeide!"
„Kijk, kleinbaas, uw vader had op een goeien
dag het plan opgevat om wat te gaan visschen in
de Krokodilrivier, die loopt langs de plek waar wij
vroeger, voordat de roodrokken hier binnentrok
ken, nog woonden. Klein baas kent die plek na
tuurlijk niet, want Oubaas was in die dagen zelf
nog maar een opgeschoten jongen, zooals klein-
gaas nu is. Zoo pakte Oubaas zijn vischhengel en
verdere benoodigdheden bij elkaar en wandelde,
vroolijk naar de Krokodilrivier toe. Hij ging heer
lijk tegen een boom zitten en wierp het aas in het
kabbelende water. Vlak bij hem was een wuivend
rietbosch en in de koelte daarvan is hij zeker
langzamerhand ingedut. Tenminste toen hij
wakker werd, was het te laat! Half uit het water
stook het lichaam van een geweldigen krokodil, die
met opengesperden bek naar hem hapte. En Oubaas
was zoo verschrikt, dat hij als lamgeslagen bleef
zitten en geen poging deed om te ontvluchten. Met
opengesperde oogen drukte hij zich tegen den
boomstam aanDaar greep de krokodil hem
bij den voet en sleurde hem, ondanks zijn hevig
gespartel in de rivier, hetgeen des te gemakkelij
ker was, daar de oever daar tamelijk stijl was en
Oubaas nergens houvast had. Trouwens als een
krokodil een voet van je te pakken heeft, dan is
het of meegaan of je voet achterlaten! Oubaas
vertelde later, hoe hij zijn tegenwoordigheid van
geest wist te behouden en zijn gedachten alle vol
komen bij elkaar had. De krokodil trok hem onder
water en sleepte hem door een soort kanaal naar
zijn hol, onder den grond. In het hol gekomen,
dat half onder water stond, liet het roofdier hem
los en verdween weer door het kanaal naar de
rivier, in afwachting zeker van het oogenblik, waar
op het lichaam van zijn slachtoffer was afgekoeld
en hij het kon verslinden, want krokodillen lusten
geen versch vleesch. Maar Obaas was niet dood.
Hij ademde eens flink, want hij had zijn adem lang
moeten inhouden bij den tocht door het kanaal
en keek rond. Zijn voet deed geweldig pijn en hij
voelde, dat uit verschillende wonden, door de kro-
kodillentanden veroorzaakt, bloed stroomde. Zien
kon hij overigens niets, daar het geheel donker was
in het hol Maar de krokodil was weg!.... Door
het kanaal 'terugzwemmen durfde hij niet, uit angst
te verdwalen en te verdrinken of tegen den kro
kodil op te zwemmen, terwijl bovendien zijn voet
erg veel pijn deed. Hij lag schijnbaar op de rust
plaats van den krokodil, want links van hem voelde
hij den ingang van het onderwater-kanaal enrechts
voelde hij den wand van het hol. Zoo tastte hij
eenige oogenblikken rond. Gehaast en zenuwachtig,
bang voor den terugkeer van het monster! Hij wist
op zijn knieën overeind te komen en voelde, dat het
gat zoo hoog niet was en dat hij de kluiten aarde
van boven los kon maken. Instinctmatig begreep
hij, dat hier een kleine kans op lijfsbehoud lag!
Als een mal begon hij te graven. Den lossen grond
trapte hij met de voeten weg in het kanaal, in de
hoop den krokodil daardoor nog even te kunnen
tegenhouden, als het dier soms al terugkeerde. Hij
moest voorzichtig staan, want steeds dreigde hij
weg te glibberen in het gat, maar hij wist zich
op de been te houden, Plotselingvoelde hij met
zijn handen, dat hij de wortels van rietplanten
raakte en nu herinnerde hij zich ook weer het riet-
boschje, waarbij hij had zitten visschen. Dan kon de
hebben maar korte wortels. Als een razende groef
hij verder, in doodsangst voor den krokodil, trillende
en bevende van gejaagdheid!Bij stukken viel
de grond naar beneden en weldra zag hij een
straaltje licht door het gat vallen. Het was een
strijd op leven en dood Totdat het gat groot
genoeg was om er door heen te kruipen Met een
blik van ontzettenden angst keek hij even naar
beneden, naar den ingang van het kanaal
Daarbegon de wateroppervlakte heftig te bor
relen en te bewegen. En Oubaas begreep, dat de
krokodil in aantocht was om zijn maal te veror
beren! Met een gil van angst sprong hij omhoog
maar de grond gleed onder zijn voeten weg en hij
glibberde terug, regelrecht naar den ingang van
het kanaal, waar ieder oogenblik de opengesperde
muil van het ondier te voorschijn kon komen. Als
een wanhopige klom hij weer terug, sprong, greep
de wortels der rietbosschen, heesch zich op, trillende
van angst, dat de wortels zouden breken of meege
ven, en wist in de vrije lucht te komen. Achter hem
ook de kop van den krokodil uit het gat op. Maat
Oubaas liet zich geen tweede maal vangen! Hij
liep zoo hard hij kon en vergat heelemaal zijn ge
wonden voet. Zoo ontkwam hij aan den dood, aan
een vreeselijken dood, tusschen de tanden van een
krokodil. Meer dood dan levend kwam hij bij zijn
woning aan. Zijn haren, die voor diefl mooi zwart
waren geweest, waren spierwit geworden en nooit
zal hij de vreeselijke oogenblikken vergeten, die hij
toen doormaakte. Hij spreekt niet graag er over,
kleinbaas, daarom hebt U er nog nooit iets van
gehoord Maar nooit heeft hij zijn zenuwen geheel
meesterkunnen worden. En sinds dien tijd heeft
hij weinig meer gesprokenen aan een rivier
kant komt hij slechts bij uitzondering. Zoo'n avon
tuur ondergaat men niet, zonder nadeelige gevolgen
Zijn voet is weer goed genezen, hoewel door het
vuile slib, dat in de wonden was gekomen, een
leelijke verzwering is ontstaan en hij langen tijd te
bed heeft moeten liggen. En dit is het verhaal
Kleinbaas. Spreek er niet over tegen Oubaas, want
hij wordt er niet graag aan herinnerd. Wat ik daar
straks mompelde, meendeik niet, want Oubaas is
dikwijls zenuwachtig en dat zouden wij ook zijn,
als wij in ons leven zooiets hadden meegemaakt.
Morgen ga ik de ossen zoeken. Misschien gaat
Kleinbaas mee met groot geweer, dan gaat het vlug
ger!"
„Zoo",zei Oom, „dat was nu het verhaal, dat
Kawa Oeta, zooals de kaffer heette, van mijn vader
vertelde. Toen begreep ik alles en sindsdien heb
ik hem veel vergeven want een zenuwachtig mensch
moet men veel vergeven. En neem nu eens een
groote slok limonade, want die heb jullie heelemaal
vergeten en het stukje ijs er in is heelemaal koud
geworden! En dan is het voor vandaag genoeg en
gaan jullie maar eens fijn in den tuin spelen, want
ik heb nog het een en ander te doen. Morgen zal
ik verder vertellen!"
EEN REDENEERING ZONDER EIND.
Een inwoner van Creta hield een toespraak tot
een groote menigte menschen. In zijn toespraak
zei hij o.a. ongeveer het volgende: „Alle Creten-
sers zijn leugenaars!"
Nauwelijks had hij dit gezegd, of een luid ge
schreeuw brak los, dat hem belette verder te spre
ken. Verontwaardigde blikken van alle kanten. Een
dreigende houding zelfs. Na veel moeite lukte het
hem eindelijk weer aan het woord te komen. Hij had
tijd gehad om na te denken en zei nu rustig: „Lieve
menschen, wind je niet zoo op. Weet toch, wie het
gezegd heeft! Het was zelf een Cretenser! Of ben
ik dat soms niet? Nu, wat een leugenaar zegt dat
is niet waar Dus jullie zijn géén leugenaars!"
Het aandachtig gehoor juiste hem nu toe. Men
was tevreden en voldaan en vond het wel eens
plezierig op die manier bij den neus genomen te
zijn. Maar hij had nog meer te zeggen en wenkte
om stilte: „Ik toonde aan, dat Cretensers geen leu
genaars zjjn, dus ben i'k ook geen leugenaar. Was
ik wel een leugenaar, dan was het dus niet waar,
dat het niet waar is, dat alle Cretensers leugenaars
zijn. En ben ik géén leugenaar, dan zijn alle Cre
tensers leugenaars, hoewel dat natuurlijk weer niet
waar kan zijn!"
Het verhaal gaat, dat de Eerste Hulpdienst bij
Ongelukken met dwangbuizen en ijscompressen
moest verschijnen om de ongelukkige luisteraar weer
bij te brengen
GEHEIMSCHRIFT!
Als jullie eens een briefje wilt schrijven in ge
heimschrift, neem dan een schoon velletje papier,
een schotelte melk, en een penhouder met een
nieuwe pen er in.
Voor je begint zet je met een potlood op den
kant waarop je schrijft een kruisje, zoodat je altijd
weet, welke kant beschreven is. Nu doop je je pen
in de melk en schrijf je gewoon het briefje. Het pa
pier ook maar aan dien kant beschrijven en niet
krassen, anders kan je het toch lezen! Is de melk
goed gedroogd, dan is het briefje absoluut onlees
baar en is het net een velletje blanco papier. De
gene, die het briefje ontvangt, moet het geheim
natuurlijk óók kennen. Hij houdt het velletje met
den kant, waarop het kruisje staat naar zich toe
en met de rugzijde tegen den kachel aan, zoodat het
papier niet brandt, maar schroeit Maar voorzichtig
voor brand! Laat vader of moeder het liever doen.
Vooral vaders doen zulke dingen nogal eens graag.
Je kunt dan heel duidelijk in bruine letters lezen,
wat er op geschreven staat.
HET WEEKPRAATJE VAN OOM MAARTEN.
Beste neefjes en nichtjes.
Ik ben weer heelhuids in mijn woning terugge
keerd. Mies, mijn dochter, haalde mij van den trein,
want zij had zoolang gelogeerd bij een zuster van
mij. En het eerste wat ik deed, was natuurlijk de
oplossingene, die ik den vorigen keer niet had ge
geven, opzoeken en klaar leggen. De winnares van
de vorige raadsels was „kattetongetje", een nieuw
nichtje. Wel gefeliciteerd, lieve kind! Den prijs kan
je op het bureau van de krant halen De oplossin
gen van de laatste raadsels volgen hier.
OPLOSSINGEN LETTERS BF.
1. Staart taart.
2. Als de nood het hoogst is, is de redding nabij.
3. Pees.
Eelt.
Elba
Star.'
De winnaar van den prijs is ons neefje „caesar
die bovendien een eervolle vermelding krijgt voor
het meer dan schitterende gedichtje waarmede hij
zijn oplossingen instuurde. Je bent een dichter in
den dop, hoor. En nu de nieuwe raadsels:
LETTERS BG.
1 Hoe langer men eraan trekt, hoe korter hei
wordt. Wat ben ik?
2. Mijn eerste zit op iedere fiets of auto; mijn
tweede berokkent de menschen soms veel schade;
mijn geheel is een beroemd Nederlandsch schil
der.
3. Wie heeft een mond en toch geen hoofd.
4. Met welken boog kan men geen pijlen weg
schieten?
5. Welke stoel is geen meubelstuk.
6. Ik ben een stuk eetgerei; draai mij om en ik
ben precies hetzelfde! Wat ben ik?
Deze week bij uitzondering zes raadsels omdat ze
zoo geweldig gemakkelijk zijn! Doe je best eens
erop. Ik loof een extra mooien prijs ervoor uit. Maar
tijdig insturen, hoor! Niet op het laatste nippertje.
zooals velen van jullie nog doen. En nu allemaal
gegroet door Mies en door haar vader
Nu rest mij nog de oplossingen te geven van de
voor vorige raadsels van Letters BE.
1. Jurk, Uren, Land, Orma, Amok, Nest, Aard,
Juliana.
2. Melk, Kelk, Kerk, Kers, Pers, Pees, Mees.
3. Leonora; oor, lor, anna, el.
4. Som mos.
OOM MAARTEN.