Hiks Breijer's Vakkundigs bediening Speciaal Corsetten - Magazijn West-Friesche in het West-Friesch dialect meentefondsbelastmg aanmerkelijk moeten verhoo- gen om de strop van Weisz te kunnen bekostigen Het besluit komt dus daar op neer, dat de niet ambtelijke Amsterdammers, die hun inkomen met 10 of veel meer procenten zagen teruggebracht nu extra-belasting moeten gaan betalen om de ion nen van het gemeentepersoneel ongekort te kunnen toten. Het verluidt intusschen, dat van de Kroon vernietiging van het raadsbesluit is te verwach ten. De niet-politieke Neutrale middenstandsorea nisaties uit de hoofdstad hebben zich aaSds scherp tegen de „politieke piasserij" van het zich noemende Neutralen Middenstandsblok uitgespro ken. Mijnha^dt's Laxeeriabletten regelen zonder Kramp of Pijn. Doos 60 ct. bij Apoth. en Drogisten Mien! 17 Alkmaar Tei. 526 Vertrouwd adres voor: goedpassende Buikbanden Elastieken Kousen Rechthouders en Rechthouder- Corsetten Burgerlijke Stand Gemeente Sint Puneras, Geboren: geene. Gehuwd: Mattheus i ctrus Nicolaas Meijer oud 27 jaren en Maria reruijer, oud twee cn dertig jaren. Willem Burger, oud 23 jaren, en Elisa beth Ééns, oud 22 jaren. Overleden: tnpkje Uiterdijk, oud 71 jaren, on gehuwd^ (Nadruk verboden.) Van de week stond ek te wachten boi de spoor- boome, want er kwam een spoor an, en toen kon ek er niet deur vanzelf. En toen hew ek deer zeker staan de prakkezeeren, want Soimenbuur, die krek met z'n kartje d'r ok was, zoide dat ek lullekendal een stoive koik had. Nou, dat ken best weest hewwe, want ek had m'n invulpepiere voor de belasting in m'n diesek. Das altoid met ien Mol een heele ommenenweerom. Nou, ja, we benne alle gaar eerlijke mense, as 't beneden de golden bloift ei, maar cie belastingkirrels denke altoid, dat je veul meer verdiend hewwe. Maar moin vange ze niet en jolle ok wel niet van 't jaar denk. Ek was er gauw mee klaar. Jolle magge gerust wete wat DE ONTMOETING. Door VLADIMIR. Iwan Goulakoff daalde langzaam de marmeren trap af, naar de balzaal van het Victoria-Hotel, waar de Russische Kolonie haar jaarlijksch bal gaf en waar één enkele avond in het jaar de aristocra tie zich vereenigt, welke in den vreemde in balling schap vertoeft. Dan draagt iedere uitgewekene zijn titels, pronken oude generaals en jonge garde officieren met de verworven ridderorden. Een generaal der oude keizerlijke garde, de borst bedekt met talrijke kruisen en linten, ont ving de gasten en waakte er voor, dat geen onge- wenschte gast binnensloop. U bent laat, kapitein, begroette hij den kapi tein. Pardon, excellentie en Iwan slaat de hakken tegen elkaar en staat in de houding, ik had eenig oponthoud en •Goed, goed, m'n jongen, zegt de oude generaal. Kom, vanavond ik heb een kleine verrassing voor je, oude vrienden van ginds. Vrienden van St. Petersburg? verrast kijkt Iwan den generaal aan. Ja, van St. Petersburg en vooral vrienden van u, kapitein. Wie dan, excellentie? roept de kapitein m ge spannen verwachting en met een trilling in zijn stem uit. Prinses Totouloff, kapitein, antwoordde de °ude generaal, den jongeman aandachtig beschou wend. Alexandra, fluistert deze. Iwan wil glimlachen, zijn bleeke lippen vertrek- ek skreven heb hoor, want 't zei boi jolle wel met veul aars weze. En aars zei 't wel komme. We ben der nag niet, dat hew ek al meer zoid. Aafoin, nou hew ek 't dut jaar in dichtvorm dein, en dat orocht men metien op een idee. As we deer nou een woisie op maakte, van a-b-c-d-e-f-g, meister de joens neme knikkers mee" of zok of zoin, en we gonge den met z'n allen nei Alkmaar. Nei de ontvanger op de streitweg. De raaslede met de ourregervaders voorop. En den gezamelijk zinge met begeloiding van de fanfare. De iene portoi onder loiding van bakker Kok de vrage, en de are j pertoi onder loiding van Keizer, de keis- en but- j' terman, de antwoorde. En den weer aarsom met de wiele, Keizer de vrage en Kok de antwoorde. As we een beetje langzaam an doene, en in de kloine terts den zei je ders zien. Nou, moet je hoore. INVULKLAAGZANG VOOR DE BELASTING. (Op een schoone en treurige wijze.) VRAAG. De voornaam en de naam precies, ANTW.: Jasper van Suntbankeris. VRAAG: Beroep of nering, ambt of stand, ANTW.: Armoedzoier an alle kant. VRAAG: Welke zaak door u gedreven? ANTW.: De kunst om toch te bloive leven. VRAAG: Is tuw huis uw eigendom, ANTW.: Mense vraag toch niet zoo stom. VRAAG: Kinderen thuis? Nag voif van de tien, ANTW.: Allegaar moidjes. Is 't wat meskien? VRAAG: Is U gehuwd of vrijgezel? ANTW.: En die kindren den? Wat denk je wel? VRAAG: Vul in of uw vrouw vermogend was, ANTW.: Ze brocht in ien bed en een beddekwas. VRAAG: Uw inkomen (zuiver gespecificeerd), ANTW.: Dat begroip ek niet, dae moin ts geleerd. Maar wat ek heb verdiend, nou dat wete secuur, 't CRISISCGMITE en het ARMBESTUUR. Nou ek hoop, dat dut skone gedicht z'n uitwerking hewwe zei. Ze zegge wel ders, as je een roimpie make moet je inspiratie ('k heb neikeken of 'k 't goe d skreven heb hoor), hewwe, en den moet et heel stil om je heen weze. Ze hewwe moin ok zoid, dat de dichter van de sluis 's nachts in de boet op een olievat hillegaar alliendig zit te roimen, aars gong et niet, en dat wul ek wel gelouve. Ik most vanzelf net op kloine Janje passe, want Trointje uit de Haag is de warskip, en die had 't jo'entjé meenemen moeten, watn Lodewoik heb er niet veul roio op. Nou ja, 's is de eerst, hoi zei 't wel leere. En Meroitje en Trointje wazze efkes 't durrep in, en de are moidjes wazze ok in gien strikke te nagne vangen. Loit nou dat koind net beginne te guiten, as ek an die belasting pepiere beginne zei. 'k Heb er alles an dein, maar hoi begon hoe langer hoe harder. Skreeuwe verlegen, hoi gierde 't uit, oplesten. Moin mense, wat een geweld Nou, ek heb maar een paar stieke met zuiker geven, en toe is ie weer an sleip gaan. Zoo'n deel teute wul ok nag wel ders geve. Wat ok geven heb, dat skroi- ven van piet van de Butterhuize over de bezuini ging en de ambtnaresalarisse. Jolle hewwe 't wel le zen zeker, van de winter, dertig en voiftig percent most er of. M'n neef de ketoorskroiver héb een oomzegger, en die z'n snaartje der broer is zooveul as sikkere- taris van de voifde klerk, van de derde commies van de onderchef van de menister. Nagal puur hougig skoint et wel. En die heb hoord, dat de me nister zoide: Ware ik niet minister van Binnen- landsche zaken, ik wenschte Piet van de Botterhui zen te zijn, watn die weet het. En toe zat ie met een blauwanstreept artikel voor hem. En dat heb de menister op het idee brocht, o mte bezuinigen op de post. Alle plase beneden de 5000 inwoners ien bestelling minder vanzelf, allereerst de Butter- huizen 's eivends gien krant meer. Maar dat het Piet er as warm vaderlander graag voor over. Afoin m'n jo'en troost je maar, de post komt 's middes an de heele Langedoik niet meer. Van Kampen keek lang niet gland en Boskamp was er stil van. En den moet er puur an de hand weze. We zakke al meer of, deimi gaan we weer met de trekschuit. Ik zien der nag van kommen, dat ze alle postkan tore opdoeke zelle, die an de Langedoik te vinden benne. 't Broeker spoortje gaat ok al niet zoo best meer. Bezuinige maar, net zoolang tot we ons kool en piepers hillegaar niet meer kwoit kenne. Volle- gende week uitbetaling van het crediet van roik en gemeente. Ik heb er ok van, maar niet te veul van zelf. Ik most er goed op passé, hewwe ze zoid. Ik weet niet hoe, maar afoin. Wat bedoele de heere van de raad nou? Op passé? Lk ken der hillegaar niet op passe, want ik moet nag landhuur beale, kunstmis en al zok meer. En betale zei je, aars gaan je der an. Ik heb er ommers nag veul te kort an? Are week is er weer raasvergadering, 'k Gaan maar ders heen denk. Ik ben niet bang. Deimi hew we weer verkoop van bloempies voor het Witte Kruis. Een bloempie koupe hoor! Dat iene dubbel tje is goed besteed. We kenne wel ders lache, maar teugen de groote volksvoiand de tuberculose, de tering, zooas woi 't noeme, moete we skouwer an skouwer staan. Ik zou 't een mooie daad van 't cri siscomité vinde, azze ze de pobrengst van de bussies van ien week er ok an gavve. Meskien is er van detmnen bulleft van de direkteur van de Sunte- bankeresser gasmeters ok nag wel wat over ble ven. Deer ben ek niet weest, en dat spoit men, want 't moet mooi weest hewwe. Gert zat boi Duif zoide ze en veerder mochte ze allegaar naast een aar z'n vrouw zitte. Nou, dat was ver trouwd hoor, want boi zooveul ofgezante van de Lichtbedroive hoef je niet bang te wezen dat 't licht uit gaat. De grote ok van Meroitje, Ons Weekpraatje In het leven krijgt men soms allerlei werkjes op ta knappen, welke heel nuttig kunnen wezen, maar toch niet aantrekkelijk zijn. In zoo'n geval kan men er met wat tact nog wel wat van maken, maar men kan er met wat tact nog wel wat van maken, maar men kan ook door een zekere lompheid, bot- of ongevoeligheid veel bedreven. Als een hen in ons kippenhok een bepaalden leeftijd heeft bereikt, waarop ze niet meer productief is, dan voelen we er niet veel voor om ze op non-actief te stellen met behoud van haar tractement aan gemengd I graan. Integendeel, op zoo'n moment krijgen we allen, vegtariers ten spijt, een hevigen trek in kip- I pensoep. De eerste toebereidselen verrichten we I waarlijk niet met een blij gemoed. We vinden het geval werkelijk diep treurig en bedenken daarom I met veel ernst, hoe we het beest op de meest snelle en minst pijnlijke wijze uit dit aardsche tranendal kunnen wegnemen. We weten, dat er menschen zijn, die anders over zoo'n akkefietje denken. Voor hen is het slachten van een kip een interessante ge beurtenis, naar de heele familie naar moet komen kijken, en sommigen kunnen met het plukken van de veeren nauwelijke wachten, tot het beest dood is Jagen is eveneens een gewilde, maar op zichzelf geen blijde bezigheid. We kennen jagers, die van het naar ons gevoelen min of meer lugubere werk een opwindende sport kunnen maken van een fair spel van kansen. Een verrast stuk wild geven ze gelegenheid om te ontsnappen, voor ze schieten. Daartegenover lazen we wel eens va'n Nimrodskin deren die op herte joch ten minnegeluidje imiteeren om begeerige wijfjes te loken en ze dan op korten afstand neer te schieten. Dat vinden we een schun nig bedrijf. Er zijn ook beroepen, die op zichzelf weinig aan trekkelijk zijn, doch waarvn de wijze van uitoefening veel kan goedmaken of bederven. De ge schiedenis heeft veldheeren om hun ridderlijkheid geëerd, maar ze heeft andere om hun bruutheid en onmenschelijkheid gevonnist. Het vak van politieman lijkt ons ook moeilijk, tot iets verhevens op te voeren. Het jagen op men schen, zij het kwade of slechte menschen, is geen begeerenswaardige bezigheid. Toch zijn er alge meen gerespecteerde politiedienaren, die aan de maatschappij groote diensten bewezen door gevaar lijke misdadigers onschadelijk te maken. Een goede politieman doet dat op sportieve wijze, soms zoo dat de gevatte boosdoener haast glimlacht als hij zich eindelijk gewonnen moet geven. Het moeten al vreeselijke misdadigers zijn, wil men elk middel om ze in den val te laten loopen toelaatbaar achten. Niet alle politiemannen zijn daarvan doordrongen. Voor het kantongerecht te Lemmer stond onlangs een verlofhouder terecht wegens ovtrtreding van de Drankwet. De veldwachter van een Friesch dorpje had den verlofhouder niet kunnen snappen en des wege de hulp ingeroepen van een tweetal rijksveld wachters van elders. Die mannen hadden zich ver momd als visschers. Gestoken in oliejos en met een zuidwester op het hoofd, waren ze in bar weer het verloflokaal binnengegaan, waar ze een borrel vroe gen. Eerst weigerde de vrouw van den verlofhouder, maar toen ze eindelijk voor den aandrang van de beide mannen was gezwicht, hadden dezen zich bekend gemaakt en gedaan van pik ik heb je. De ambtenaar van het O. M. alsmede de kantonrechter spraken beiden hun afkeuring over het optreden der veldwachters uit, al moest de laatste, geleid door de wet een veroordeeling uitspreken. Van de week lazen we een ander staaltje van buitengewone handigheid van een politieman, Het si de,gemeente Mijnsheerenland in de buurt van Ridderkerk, die over een Nederlandschen Sherlock Holmes beschikt. In Mijnsheerenland trad dezer dagen een paartje in het huwelijk. Nauwelijks was de plechtigheid achter den rug, of de veldwachter arresteerde den bruidegom, die verdacht werd van oplichting. Het bruidje moest zonder echtgenoot naar huis, zoo luidde het slot van het bericht des Ons gevoel voor recht is ontwikkeld genoeg om te wenschen, dat geen oplichter aan de handen der Justitie moge ontkomen, ook niet eein oplichter, in Mijnsheerenland, en zelfs niet een, die daar nog slechts van oplichting wordt verdacht. Als we ech ter ooit eens een aanstelling bij de politiemacht in ken krampachtig, hij staart doelloos voor zich uit, terugblikkend in het verleden. En prins Potouloff? vraagt hij fluisterend. De prins is dood, reeds 14 jaar geleden, bij het begin der revolutie, zoo just heeft de prinses het mij zelf medegedeeld. Hij was geen held, hij zag het front nooit, mompelde de kapitein bitter. Hij was een burger, antwoordde de oudere man, zijn einde was vreeselijker dan het aan het front zou zijn geweest. Waar is de prinses? Iwan heeft zijn zelfbe- heersching teruggekregen. Zijn oogen schitterden vol verwachting. Kijk, zij wandelt juist den tuin in. Met moeite baant Iwan zich een weg door de menigte, zooveel mogelijk iedere bekende ontwij kend. Aan de deur gekomen kijkt hij onderzoekend den tuin in en ziet dat zij zich op een bank bij den kleinen vijver heeft neergezet, de oogen droomend op het donkere water gericht. Zijn hart klopt ontstuimig. In zijn oogen wellen tranen op, tranen van diep en hevig ontroeren. Een onbedwingbaar verlangen, een hevige begeerte naar geluk, vervult zijn ziel. Aan den hemel bewegen en trillen tallooze ster ren, zachtjes fluistert de wind in de blaren, kalm en 'stil klotst het water in den vijver tegen den kant In de boomen zingt een nachtegaal. Geruischloos treedt hij op de stille gestalte toe, stile nauwelijks hoorbaar, fluistert in ontroering zijn stem haar naam. Alexandra Als een verschrikt vogeltje draait zij het hoofd om. Verrast kijkt zij hem aan. Iwan Goulakoff! roept zij herkennend uit. Alexandra Potoukoff, fluistert hij innig. Meer kan hij niet uitbrengen. Zij blijft hem aan- aankijken, ook zij wil spreken, maar haar stem weigert. Zij zwijgen beiden, hand in hand, elkander aankijkend. Hij bijt zich op de lippen, om zijn ontroering te bedwingen. Haar oogen blijven strak op hem ge richt, oogen, waarin een vuur brandt, dat hem steekt als naalden. Zacht fluistert zij, nauwelijk hoorbaar: Ik verwachtte je, jaren heb ik op je gewacht. Lieveling! Hij vergeet nu alles, langzaam trekt hij haar naar zich toe. De jouwe voor altijd nu Het lijkt een zucht, die als in zachte trillingen wegglijdt. Dan barst hij los, hartstochtelijk kust hij haar, tot hij plotseling uitroept: Wat doen we! Gij een prinses en ik En gij? vraagt zij niet begrijpend. Minder dan vroeger ben ik je waardig, ik, eenvoudig chauffeur, die met hard werken zijn j brood verdient, terwijl gij nog steeds rijk zijt, prin ses en meer dan ooit de gevierde vrouw. Roerloos luisterde zij naar hem; als hij op de bank neervalt, het hoofd radeloos in de handen, legt zij den arm om zijn schouder en langzaam, op innigen toon spreekt zij tot hem: Jammert een kapitein voor de slag verloren is, Iwan Goulakoff? Jarenlang heb ik je gezocht, ik kon je niet opge ven. Kwam eenig gerucht over je tot mij, ik ging er op af, doch steeds tevergeefs. Tot eindelijk' ver leden week te Parijs een oude vriend van je, met wien ik over je sprak, mij mededeelde, dat ge hier woonde. Ik heb geen oogenblik aan de veranderde meergenoemde gemeente mochten krijgen en we zagen dan een van oplichting verdachten persoon met zijn bruid voor den ambtenaar van den burger lijken stand staan, dan zouden we toch alle in structies, opdrachten en reglementen ten spijt eeerst nog een oog dichtknijpen, en dan het andere om ze weer pas op te slaan, als we de voetstappen van bruid en bruidegom hadden hooren wegsterven. „Wat voor jou in het vat zit" zouden we denken, „dat zal op den dag na je trouwen nog wel niet verzuurd zijn." We weten niet of het een ernstige oplichting be treft, waarvan de bruidegom van Mijnsheerenland wordt verdacht, maar wel weten we, dat het weg nemen van den jongeman van zijn bruid, op het plechtigste en meest beteekenende moment uit bei der leven, zeker een heel tragisch en ernstig geval van oplichting is. Nieuwstijdingen OUDE VROUW VERBRAND. Zondagochtend is in haar woning aan de Halve Maanstraat de 90-jarige weduwe E. van de Arend Drielsma verbrand. De vrouw zat met haar voeten op een stoof, toen haar schort vlamvatte. De 88-jarige mejuffrouw J. Cohen—de Mets, die bij haar woont, kon haar niet helpen, doordat zij slecht te been is. Mejuffrouw Van de Arend was reeds verbrand toen er hulp kwam. Haar stoffelijk overschot is naar het ziekenhuis aan den Coolsingel overgebracht. Het in de kamer ontstane brandje is met emmers water gebluscht. (Handelsblad). EEN REEKS KLEINE DIFSTALLEN IN AMSTERDAM Uit een colbertjas, hangende in de kleedkamer van een sportterrein aan den Ouderkerkerdijk is een bedrag, groot f 160, ontvreemd. Uit een portemonnaie van iemand, die zich in een winkel in de Beurspassage bevond, zijn drie bankbiljetten a f 10.— ontvreemd. Uit een magazijn aan het Damrak is, ten nadeele van een bezoekster, haar taschje, inh. 3 bankbiljeten a f 10.— en 2 porte- monnaies met f2.60 ontvreemd. Uit een winkel aan de Sumatrastraat zijn 2 bankbiljetten a f 10 ontvreemd. Uit een woning aan de J. Obrechtstraat is een bedrag, groot f23.05 ontvreemd. „Handelsblad". INGEZONDEN (Buiten verantwoording der Redactie). Redacteur, Zou u dit antwoord willen plaatsen? Zoo ja, dan mijn dank. Een klein antwoord ben ik, naar mijn bescheiden meening schuldig aan den inzender van Crisis en kein Ende. De inhoud als zoodanig vind ik zeer naief. In de eerste plaats kon de schrijver zich inden ken in datgene wat ik heb geschreven in het blda van 19 £pril, dat dat volkomen waar was, en was het daar dan ook volkomen mee eens. Toch m. i. maar eenerzijds, want in het laatste van zijn schrijven zegt hij heel iets anders. Dan blijkt duidelijk dat hij het er niet mee eens is. Want daar spreekt hij over concerns. B.v. zouden concerns zooals Philips, de Koninklijke, Amsterdam sche H.V.A., zouden die dan op zeker onherstelbaar verlies, en eigen ondergang bedacht moeten zijn. Nu, ik zou den schrijver willen vragen: zouden al die concerns dat dan niet in de gaten hebben.? Welaan kameraad, informeer dan eens bij de Phi lips hoeveel arbeiders daar gedaan hebben gekre gen, informeer bij de textielbaronnen, hoeveel ar beiders daar hebben gedaan gekregen, op straffe van ondergang. Zou al die taktiek niet berusten op zelfbehoud.? Kortom wanneer de schrijver zegt, dat het toch niet opgaat, om daar de regeeringen de schuld van te geven, welaan vriend, is het dan een natuur ramp.? En dan'in de laatste instantie, wil ik er even op wijzen, dat de schrijver iets heeft vergeten om te beantwoorden, nl. den actieven strijd, die laat hij buiten beschouwing. Om welke reden weet ik niet, misschien kan hij daarvan geen oplossing geven. Nu dan zal ik het maar domweg zeggen. Mis schien is het wel te dom om los te loopen. Maar de taak der werkers is het, om georganiseerd op te tre den. Internationaal saam te werken, en ons aan te sluiten bij Duitschland, Frankrijk en België enz. waar men onder dezelfde ellende lijdt als wij hier. Want kameraad, alle lapmiddelen, die hier aan de hand gedaan worden, zullen den ondergang niet verhinderen. 3 Mei. omstandigheden gedacht. Ik kende je adres niet en moest daarom wachten tot vandaag, want ik wist dat ge hier ook komen zoudt, waar alles ons aan Rusland herinnert. Hoort ge de balalaika? Kom laat ons dansen, als vroeger. Zacht legt zij haar hand op zijn arm; hij volgt haar en eenige oogenblikken later glijden beden door de schitterend verlichte balzaal op de vroo- lijke klanken van een heerlijken wals. Krachtig omstrengelt zijn arm haar slanke leest. Uit haar donkere, bijna gesloten oogen in het bleeke gelaat, omgeven door zwarte lokken, straalt een teedere gloed hem tegen. Alexandra, fluistert hij en weer is het de vrouw die hem te hulp komt. Kom, laat ons wat wandelen, de drukte ver moeit mij. Hij legt haar sjaal om haar blanke schouders, dankbaar ziet zij hem aan. Ach, wat voel ik mij gelukkig nu ik je gevonden heb, zoo lang heb ik je gemist. Je ging weg en ik moest met een ander trouwen. Pas was ik getrouwd, of de revolutie brak uit. Zij doodden mijn man en met veel moeite gelukte het mij te vluchten en de grens te bereiken. Te Parijs vond ik het fortuin mijner moeder, die immers een Francaise was, ongeschon den. Ik was onafhankelijk. Steeds heb ik naar je gezocht. En nuheb ik je gevonden en laat je niet meer gaan. Voor mij zijt ge alles. Smachtend keken de donkere oogen hem aan. Ik heb je lief, Alexandra. Zijn stem klinkt plechtig en eerbiedig kust hij haar. Uit de balzaal dringen, onafgebroken eentonige klanken tot hem door. Een koor heft zacht een weemoedige melodie aan. Beiden hou den stil, de ontroering overmeestert hen. Droomend luisteren zij, verzonken in het verleden, naar dien zang van het verre vaderland, van Rusland.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 5