Hiks Breijer's
Vakkundigs bediening
Speciaal Corsetten - Magazijn
West-Friesche
in het West-Friesch dialect
meentefondsbelastmg aanmerkelijk moeten verhoo-
gen om de strop van Weisz te kunnen bekostigen
Het besluit komt dus daar op neer, dat de niet
ambtelijke Amsterdammers, die hun inkomen met
10 of veel meer procenten zagen teruggebracht nu
extra-belasting moeten gaan betalen om de ion
nen van het gemeentepersoneel ongekort te kunnen
toten. Het verluidt intusschen, dat van de Kroon
vernietiging van het raadsbesluit is te verwach
ten. De niet-politieke Neutrale middenstandsorea
nisaties uit de hoofdstad hebben zich aaSds
scherp tegen de „politieke piasserij" van het zich
noemende Neutralen Middenstandsblok uitgespro
ken.
Mijnha^dt's
Laxeeriabletten
regelen zonder Kramp of Pijn.
Doos 60 ct. bij Apoth. en Drogisten
Mien! 17 Alkmaar Tei. 526
Vertrouwd adres voor:
goedpassende
Buikbanden
Elastieken Kousen
Rechthouders en Rechthouder-
Corsetten
Burgerlijke Stand
Gemeente Sint Puneras,
Geboren: geene.
Gehuwd: Mattheus i ctrus Nicolaas Meijer oud
27 jaren en Maria reruijer, oud twee cn dertig
jaren. Willem Burger, oud 23 jaren, en Elisa
beth Ééns, oud 22 jaren.
Overleden: tnpkje Uiterdijk, oud 71 jaren, on
gehuwd^
(Nadruk verboden.)
Van de week stond ek te wachten boi de spoor-
boome, want er kwam een spoor an, en toen kon
ek er niet deur vanzelf. En toen hew ek deer
zeker staan de prakkezeeren, want Soimenbuur,
die krek met z'n kartje d'r ok was, zoide dat ek
lullekendal een stoive koik had. Nou, dat ken best
weest hewwe, want ek had m'n invulpepiere voor
de belasting in m'n diesek. Das altoid met ien Mol
een heele ommenenweerom. Nou, ja, we benne alle
gaar eerlijke mense, as 't beneden de golden bloift
ei, maar cie belastingkirrels denke altoid, dat je
veul meer verdiend hewwe. Maar moin vange ze
niet en jolle ok wel niet van 't jaar denk. Ek was
er gauw mee klaar. Jolle magge gerust wete wat
DE ONTMOETING.
Door VLADIMIR.
Iwan Goulakoff daalde langzaam de marmeren
trap af, naar de balzaal van het Victoria-Hotel,
waar de Russische Kolonie haar jaarlijksch bal gaf
en waar één enkele avond in het jaar de aristocra
tie zich vereenigt, welke in den vreemde in balling
schap vertoeft. Dan draagt iedere uitgewekene zijn
titels, pronken oude generaals en jonge garde
officieren met de verworven ridderorden.
Een generaal der oude keizerlijke garde, de
borst bedekt met talrijke kruisen en linten, ont
ving de gasten en waakte er voor, dat geen onge-
wenschte gast binnensloop.
U bent laat, kapitein, begroette hij den kapi
tein.
Pardon, excellentie en Iwan slaat de hakken
tegen elkaar en staat in de houding, ik had eenig
oponthoud en
•Goed, goed, m'n jongen, zegt de oude generaal.
Kom, vanavond ik heb een kleine verrassing voor
je, oude vrienden van ginds.
Vrienden van St. Petersburg? verrast kijkt
Iwan den generaal aan.
Ja, van St. Petersburg en vooral vrienden
van u, kapitein.
Wie dan, excellentie? roept de kapitein m ge
spannen verwachting en met een trilling in zijn
stem uit.
Prinses Totouloff, kapitein, antwoordde de
°ude generaal, den jongeman aandachtig beschou
wend.
Alexandra, fluistert deze.
Iwan wil glimlachen, zijn bleeke lippen vertrek-
ek skreven heb hoor, want 't zei boi jolle wel
met veul aars weze. En aars zei 't wel komme. We
ben der nag niet, dat hew ek al meer zoid. Aafoin,
nou hew ek 't dut jaar in dichtvorm dein, en dat
orocht men metien op een idee. As we deer nou
een woisie op maakte, van a-b-c-d-e-f-g, meister
de joens neme knikkers mee" of zok of zoin, en
we gonge den met z'n allen nei Alkmaar. Nei de
ontvanger op de streitweg. De raaslede met de
ourregervaders voorop. En den gezamelijk zinge
met begeloiding van de fanfare. De iene portoi
onder loiding van bakker Kok de vrage, en de are j
pertoi onder loiding van Keizer, de keis- en but- j'
terman, de antwoorde. En den weer aarsom met de
wiele, Keizer de vrage en Kok de antwoorde. As we
een beetje langzaam an doene, en in de kloine terts
den zei je ders zien. Nou, moet je hoore.
INVULKLAAGZANG
VOOR DE BELASTING.
(Op een schoone en treurige wijze.)
VRAAG. De voornaam en de naam precies,
ANTW.: Jasper van Suntbankeris.
VRAAG: Beroep of nering, ambt of stand,
ANTW.: Armoedzoier an alle kant.
VRAAG: Welke zaak door u gedreven?
ANTW.: De kunst om toch te bloive leven.
VRAAG: Is tuw huis uw eigendom,
ANTW.: Mense vraag toch niet zoo stom.
VRAAG: Kinderen thuis? Nag voif van de tien,
ANTW.: Allegaar moidjes. Is 't wat meskien?
VRAAG: Is U gehuwd of vrijgezel?
ANTW.: En die kindren den? Wat denk je wel?
VRAAG: Vul in of uw vrouw vermogend was,
ANTW.: Ze brocht in ien bed en een beddekwas.
VRAAG: Uw inkomen (zuiver gespecificeerd),
ANTW.: Dat begroip ek niet, dae moin ts geleerd.
Maar wat ek heb verdiend, nou dat wete
secuur,
't CRISISCGMITE en het ARMBESTUUR.
Nou ek hoop, dat dut skone gedicht z'n uitwerking
hewwe zei. Ze zegge wel ders, as je een roimpie
make moet je inspiratie ('k heb neikeken of 'k 't
goe d skreven heb hoor), hewwe, en den moet et
heel stil om je heen weze. Ze hewwe moin ok zoid,
dat de dichter van de sluis 's nachts in de boet
op een olievat hillegaar alliendig zit te roimen, aars
gong et niet, en dat wul ek wel gelouve. Ik most
vanzelf net op kloine Janje passe, want Trointje
uit de Haag is de warskip, en die had 't jo'entjé
meenemen moeten, watn Lodewoik heb er niet
veul roio op. Nou ja, 's is de eerst, hoi zei 't wel
leere. En Meroitje en Trointje wazze efkes 't durrep
in, en de are moidjes wazze ok in gien strikke te
nagne vangen. Loit nou dat koind net beginne
te guiten, as ek an die belasting pepiere beginne
zei. 'k Heb er alles an dein, maar hoi begon hoe
langer hoe harder. Skreeuwe verlegen, hoi gierde
't uit, oplesten. Moin mense, wat een geweld Nou,
ek heb maar een paar stieke met zuiker geven, en
toe is ie weer an sleip gaan. Zoo'n deel teute wul
ok nag wel ders geve. Wat ok geven heb, dat skroi-
ven van piet van de Butterhuize over de bezuini
ging en de ambtnaresalarisse. Jolle hewwe 't wel le
zen zeker, van de winter, dertig en voiftig percent
most er of.
M'n neef de ketoorskroiver héb een oomzegger,
en die z'n snaartje der broer is zooveul as sikkere-
taris van de voifde klerk, van de derde commies
van de onderchef van de menister. Nagal puur
hougig skoint et wel. En die heb hoord, dat de me
nister zoide: Ware ik niet minister van Binnen-
landsche zaken, ik wenschte Piet van de Botterhui
zen te zijn, watn die weet het. En toe zat ie met
een blauwanstreept artikel voor hem. En dat heb
de menister op het idee brocht, o mte bezuinigen
op de post. Alle plase beneden de 5000 inwoners
ien bestelling minder vanzelf, allereerst de Butter-
huizen 's eivends gien krant meer. Maar dat het
Piet er as warm vaderlander graag voor over. Afoin
m'n jo'en troost je maar, de post komt 's middes
an de heele Langedoik niet meer. Van Kampen keek
lang niet gland en Boskamp was er stil van. En
den moet er puur an de hand weze. We zakke al
meer of, deimi gaan we weer met de trekschuit.
Ik zien der nag van kommen, dat ze alle postkan
tore opdoeke zelle, die an de Langedoik te vinden
benne. 't Broeker spoortje gaat ok al niet zoo best
meer. Bezuinige maar, net zoolang tot we ons kool
en piepers hillegaar niet meer kwoit kenne. Volle-
gende week uitbetaling van het crediet van roik en
gemeente. Ik heb er ok van, maar niet te veul
van zelf. Ik most er goed op passé, hewwe ze zoid.
Ik weet niet hoe, maar afoin. Wat bedoele de heere
van de raad nou? Op passé? Lk ken der hillegaar
niet op passe, want ik moet nag landhuur beale,
kunstmis en al zok meer. En betale zei je, aars
gaan je der an. Ik heb er ommers nag veul te kort
an? Are week is er weer raasvergadering, 'k Gaan
maar ders heen denk. Ik ben niet bang. Deimi hew
we weer verkoop van bloempies voor het Witte
Kruis. Een bloempie koupe hoor! Dat iene dubbel
tje is goed besteed. We kenne wel ders lache, maar
teugen de groote volksvoiand de tuberculose, de
tering, zooas woi 't noeme, moete we skouwer an
skouwer staan. Ik zou 't een mooie daad van 't cri
siscomité vinde, azze ze de pobrengst van de bussies
van ien week er ok an gavve. Meskien is er van
detmnen bulleft van de direkteur van de Sunte-
bankeresser gasmeters ok nag wel wat over ble
ven. Deer ben ek niet weest, en dat spoit men,
want 't moet mooi weest hewwe. Gert zat boi
Duif zoide ze en veerder mochte ze allegaar
naast een aar z'n vrouw zitte. Nou, dat was ver
trouwd hoor, want boi zooveul ofgezante van de
Lichtbedroive hoef je niet bang te wezen dat 't
licht uit gaat.
De grote ok van Meroitje,
Ons Weekpraatje
In het leven krijgt men soms allerlei werkjes op
ta knappen, welke heel nuttig kunnen wezen, maar
toch niet aantrekkelijk zijn. In zoo'n geval kan men
er met wat tact nog wel wat van maken, maar men
kan er met wat tact nog wel wat van maken,
maar men kan ook door een zekere lompheid, bot-
of ongevoeligheid veel bedreven. Als een hen in ons
kippenhok een bepaalden leeftijd heeft bereikt,
waarop ze niet meer productief is, dan voelen we
er niet veel voor om ze op non-actief te stellen
met behoud van haar tractement aan gemengd
I graan. Integendeel, op zoo'n moment krijgen we
allen, vegtariers ten spijt, een hevigen trek in kip-
I pensoep. De eerste toebereidselen verrichten we
I waarlijk niet met een blij gemoed. We vinden het
geval werkelijk diep treurig en bedenken daarom
I met veel ernst, hoe we het beest op de meest snelle
en minst pijnlijke wijze uit dit aardsche tranendal
kunnen wegnemen. We weten, dat er menschen
zijn, die anders over zoo'n akkefietje denken. Voor
hen is het slachten van een kip een interessante ge
beurtenis, naar de heele familie naar moet komen
kijken, en sommigen kunnen met het plukken van
de veeren nauwelijke wachten, tot het beest dood is
Jagen is eveneens een gewilde, maar op zichzelf
geen blijde bezigheid. We kennen jagers, die van
het naar ons gevoelen min of meer lugubere werk
een opwindende sport kunnen maken van een fair
spel van kansen. Een verrast stuk wild geven ze
gelegenheid om te ontsnappen, voor ze schieten.
Daartegenover lazen we wel eens va'n Nimrodskin
deren die op herte joch ten minnegeluidje imiteeren
om begeerige wijfjes te loken en ze dan op korten
afstand neer te schieten. Dat vinden we een schun
nig bedrijf.
Er zijn ook beroepen, die op zichzelf weinig aan
trekkelijk zijn, doch waarvn de wijze van uitoefening
veel kan goedmaken of bederven. De ge
schiedenis heeft veldheeren om hun ridderlijkheid
geëerd, maar ze heeft andere om hun bruutheid
en onmenschelijkheid gevonnist.
Het vak van politieman lijkt ons ook moeilijk,
tot iets verhevens op te voeren. Het jagen op men
schen, zij het kwade of slechte menschen, is geen
begeerenswaardige bezigheid. Toch zijn er alge
meen gerespecteerde politiedienaren, die aan de
maatschappij groote diensten bewezen door gevaar
lijke misdadigers onschadelijk te maken. Een goede
politieman doet dat op sportieve wijze, soms zoo
dat de gevatte boosdoener haast glimlacht als hij
zich eindelijk gewonnen moet geven. Het moeten al
vreeselijke misdadigers zijn, wil men elk middel om
ze in den val te laten loopen toelaatbaar achten.
Niet alle politiemannen zijn daarvan doordrongen.
Voor het kantongerecht te Lemmer stond onlangs
een verlofhouder terecht wegens ovtrtreding van de
Drankwet. De veldwachter van een Friesch dorpje
had den verlofhouder niet kunnen snappen en des
wege de hulp ingeroepen van een tweetal rijksveld
wachters van elders. Die mannen hadden zich ver
momd als visschers. Gestoken in oliejos en met een
zuidwester op het hoofd, waren ze in bar weer het
verloflokaal binnengegaan, waar ze een borrel vroe
gen. Eerst weigerde de vrouw van den verlofhouder,
maar toen ze eindelijk voor den aandrang van
de beide mannen was gezwicht, hadden dezen zich
bekend gemaakt en gedaan van pik ik heb je. De
ambtenaar van het O. M. alsmede de kantonrechter
spraken beiden hun afkeuring over het optreden
der veldwachters uit, al moest de laatste, geleid
door de wet een veroordeeling uitspreken.
Van de week lazen we een ander staaltje van
buitengewone handigheid van een politieman, Het
si de,gemeente Mijnsheerenland in de buurt van
Ridderkerk, die over een Nederlandschen Sherlock
Holmes beschikt. In Mijnsheerenland trad dezer
dagen een paartje in het huwelijk. Nauwelijks was
de plechtigheid achter den rug, of de veldwachter
arresteerde den bruidegom, die verdacht werd van
oplichting. Het bruidje moest zonder echtgenoot
naar huis, zoo luidde het slot van het bericht des
Ons gevoel voor recht is ontwikkeld genoeg om
te wenschen, dat geen oplichter aan de handen
der Justitie moge ontkomen, ook niet eein oplichter,
in Mijnsheerenland, en zelfs niet een, die daar nog
slechts van oplichting wordt verdacht. Als we ech
ter ooit eens een aanstelling bij de politiemacht in
ken krampachtig, hij staart doelloos voor zich uit,
terugblikkend in het verleden.
En prins Potouloff? vraagt hij fluisterend.
De prins is dood, reeds 14 jaar geleden, bij het
begin der revolutie, zoo just heeft de prinses het
mij zelf medegedeeld.
Hij was geen held, hij zag het front nooit,
mompelde de kapitein bitter.
Hij was een burger, antwoordde de oudere
man, zijn einde was vreeselijker dan het aan het
front zou zijn geweest.
Waar is de prinses? Iwan heeft zijn zelfbe-
heersching teruggekregen. Zijn oogen schitterden
vol verwachting.
Kijk, zij wandelt juist den tuin in.
Met moeite baant Iwan zich een weg door de
menigte, zooveel mogelijk iedere bekende ontwij
kend. Aan de deur gekomen kijkt hij onderzoekend
den tuin in en ziet dat zij zich op een bank bij den
kleinen vijver heeft neergezet, de oogen droomend
op het donkere water gericht.
Zijn hart klopt ontstuimig. In zijn oogen wellen
tranen op, tranen van diep en hevig ontroeren.
Een onbedwingbaar verlangen, een hevige begeerte
naar geluk, vervult zijn ziel.
Aan den hemel bewegen en trillen tallooze ster
ren, zachtjes fluistert de wind in de blaren, kalm
en 'stil klotst het water in den vijver tegen den
kant In de boomen zingt een nachtegaal.
Geruischloos treedt hij op de stille gestalte toe,
stile nauwelijks hoorbaar, fluistert in ontroering
zijn stem haar naam.
Alexandra
Als een verschrikt vogeltje draait zij het hoofd
om. Verrast kijkt zij hem aan.
Iwan Goulakoff! roept zij herkennend uit.
Alexandra Potoukoff, fluistert hij innig.
Meer kan hij niet uitbrengen. Zij blijft hem aan-
aankijken, ook zij wil spreken, maar haar stem
weigert. Zij zwijgen beiden, hand in hand, elkander
aankijkend.
Hij bijt zich op de lippen, om zijn ontroering te
bedwingen. Haar oogen blijven strak op hem ge
richt, oogen, waarin een vuur brandt, dat hem
steekt als naalden.
Zacht fluistert zij, nauwelijk hoorbaar:
Ik verwachtte je, jaren heb ik op je gewacht.
Lieveling! Hij vergeet nu alles, langzaam trekt
hij haar naar zich toe.
De jouwe voor altijd nu
Het lijkt een zucht, die als in zachte trillingen
wegglijdt.
Dan barst hij los, hartstochtelijk kust hij haar,
tot hij plotseling uitroept:
Wat doen we! Gij een prinses en ik
En gij? vraagt zij niet begrijpend.
Minder dan vroeger ben ik je waardig, ik,
eenvoudig chauffeur, die met hard werken zijn
j brood verdient, terwijl gij nog steeds rijk zijt, prin
ses en meer dan ooit de gevierde vrouw.
Roerloos luisterde zij naar hem; als hij op de
bank neervalt, het hoofd radeloos in de handen,
legt zij den arm om zijn schouder en langzaam,
op innigen toon spreekt zij tot hem:
Jammert een kapitein voor de slag verloren
is, Iwan Goulakoff?
Jarenlang heb ik je gezocht, ik kon je niet opge
ven. Kwam eenig gerucht over je tot mij, ik ging
er op af, doch steeds tevergeefs. Tot eindelijk' ver
leden week te Parijs een oude vriend van je, met
wien ik over je sprak, mij mededeelde, dat ge hier
woonde. Ik heb geen oogenblik aan de veranderde
meergenoemde gemeente mochten krijgen en we
zagen dan een van oplichting verdachten persoon
met zijn bruid voor den ambtenaar van den burger
lijken stand staan, dan zouden we toch alle in
structies, opdrachten en reglementen ten spijt
eeerst nog een oog dichtknijpen, en dan het andere
om ze weer pas op te slaan, als we de voetstappen
van bruid en bruidegom hadden hooren wegsterven.
„Wat voor jou in het vat zit" zouden we denken,
„dat zal op den dag na je trouwen nog wel niet
verzuurd zijn."
We weten niet of het een ernstige oplichting be
treft, waarvan de bruidegom van Mijnsheerenland
wordt verdacht, maar wel weten we, dat het weg
nemen van den jongeman van zijn bruid, op het
plechtigste en meest beteekenende moment uit bei
der leven, zeker een heel tragisch en ernstig geval
van oplichting is.
Nieuwstijdingen
OUDE VROUW VERBRAND.
Zondagochtend is in haar woning aan de Halve
Maanstraat de 90-jarige weduwe E. van de Arend
Drielsma verbrand. De vrouw zat met haar
voeten op een stoof, toen haar schort vlamvatte.
De 88-jarige mejuffrouw J. Cohen—de Mets, die bij
haar woont, kon haar niet helpen, doordat zij
slecht te been is. Mejuffrouw Van de Arend was
reeds verbrand toen er hulp kwam. Haar stoffelijk
overschot is naar het ziekenhuis aan den Coolsingel
overgebracht.
Het in de kamer ontstane brandje is met emmers
water gebluscht.
(Handelsblad).
EEN REEKS KLEINE DIFSTALLEN IN
AMSTERDAM
Uit een colbertjas, hangende in de kleedkamer
van een sportterrein aan den Ouderkerkerdijk is
een bedrag, groot f 160, ontvreemd. Uit een
portemonnaie van iemand, die zich in een winkel
in de Beurspassage bevond, zijn drie bankbiljetten
a f 10.— ontvreemd. Uit een magazijn aan het
Damrak is, ten nadeele van een bezoekster, haar
taschje, inh. 3 bankbiljeten a f 10.— en 2 porte-
monnaies met f2.60 ontvreemd. Uit een winkel
aan de Sumatrastraat zijn 2 bankbiljetten a f 10
ontvreemd. Uit een woning aan de J. Obrechtstraat
is een bedrag, groot f23.05 ontvreemd.
„Handelsblad".
INGEZONDEN
(Buiten verantwoording der Redactie).
Redacteur,
Zou u dit antwoord willen plaatsen? Zoo ja, dan
mijn dank.
Een klein antwoord ben ik, naar mijn bescheiden
meening schuldig aan den inzender van Crisis en
kein Ende.
De inhoud als zoodanig vind ik zeer naief.
In de eerste plaats kon de schrijver zich inden
ken in datgene wat ik heb geschreven in het blda
van 19 £pril, dat dat volkomen waar was, en was
het daar dan ook volkomen mee eens.
Toch m. i. maar eenerzijds, want in het laatste
van zijn schrijven zegt hij heel iets anders. Dan
blijkt duidelijk dat hij het er niet mee eens is.
Want daar spreekt hij over concerns. B.v. zouden
concerns zooals Philips, de Koninklijke, Amsterdam
sche H.V.A., zouden die dan op zeker onherstelbaar
verlies, en eigen ondergang bedacht moeten zijn.
Nu, ik zou den schrijver willen vragen: zouden
al die concerns dat dan niet in de gaten hebben.?
Welaan kameraad, informeer dan eens bij de Phi
lips hoeveel arbeiders daar gedaan hebben gekre
gen, informeer bij de textielbaronnen, hoeveel ar
beiders daar hebben gedaan gekregen, op straffe
van ondergang. Zou al die taktiek niet berusten op
zelfbehoud.?
Kortom wanneer de schrijver zegt, dat het toch
niet opgaat, om daar de regeeringen de schuld van
te geven, welaan vriend, is het dan een natuur
ramp.?
En dan'in de laatste instantie, wil ik er even op
wijzen, dat de schrijver iets heeft vergeten om te
beantwoorden, nl. den actieven strijd, die laat hij
buiten beschouwing. Om welke reden weet ik niet,
misschien kan hij daarvan geen oplossing geven.
Nu dan zal ik het maar domweg zeggen. Mis
schien is het wel te dom om los te loopen. Maar de
taak der werkers is het, om georganiseerd op te tre
den. Internationaal saam te werken, en ons aan
te sluiten bij Duitschland, Frankrijk en België enz.
waar men onder dezelfde ellende lijdt als wij hier.
Want kameraad, alle lapmiddelen, die hier aan
de hand gedaan worden, zullen den ondergang niet
verhinderen.
3 Mei.
omstandigheden gedacht. Ik kende je adres niet
en moest daarom wachten tot vandaag, want ik
wist dat ge hier ook komen zoudt, waar alles ons
aan Rusland herinnert. Hoort ge de balalaika? Kom
laat ons dansen, als vroeger.
Zacht legt zij haar hand op zijn arm; hij volgt
haar en eenige oogenblikken later glijden beden
door de schitterend verlichte balzaal op de vroo-
lijke klanken van een heerlijken wals. Krachtig
omstrengelt zijn arm haar slanke leest. Uit haar
donkere, bijna gesloten oogen in het bleeke gelaat,
omgeven door zwarte lokken, straalt een teedere
gloed hem tegen.
Alexandra, fluistert hij en weer is het de
vrouw die hem te hulp komt.
Kom, laat ons wat wandelen, de drukte ver
moeit mij. Hij legt haar sjaal om haar blanke
schouders, dankbaar ziet zij hem aan. Ach, wat
voel ik mij gelukkig nu ik je gevonden heb, zoo
lang heb ik je gemist. Je ging weg en ik moest met
een ander trouwen. Pas was ik getrouwd, of de
revolutie brak uit. Zij doodden mijn man en met
veel moeite gelukte het mij te vluchten en de grens
te bereiken. Te Parijs vond ik het fortuin mijner
moeder, die immers een Francaise was, ongeschon
den. Ik was onafhankelijk. Steeds heb ik naar je
gezocht. En nuheb ik je gevonden en laat je
niet meer gaan. Voor mij zijt ge alles. Smachtend
keken de donkere oogen hem aan. Ik heb je lief,
Alexandra. Zijn stem klinkt plechtig en eerbiedig
kust hij haar. Uit de balzaal dringen, onafgebroken
eentonige klanken tot hem door. Een koor heft
zacht een weemoedige melodie aan. Beiden hou
den stil, de ontroering overmeestert hen. Droomend
luisteren zij, verzonken in het verleden, naar dien
zang van het verre vaderland, van Rusland.