Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No 55 telefoon infercommdnjul ho, ss. DONDERDAG 19 MEI
1932
41e Jaargang
1 Gaat alles kwiek.
in de automatiek
Be Twee Kleinzoons.
st de moordeanras.
aten staat evenwel
klaring.
bouw
we in deze sterek I
regen, dat het ook
de gevaren, die in I
sen tamelijk geiso-
nog tamelijk lang
van die gevaren,
,ande toch wel zijn
Weken.
het tenminste mij
i verheugen, datbv.
de populaire naam
druiven aantroffen,
persoonlijk bezoek
ld, dat de meeste
in voor twee geldt,
men zijn druiven-
jtijds zijn maatre-
insect en wel een
iestand ongeveer l
grooter. Zoóals vele
^schilden, die diepe
ad ban die dekschil
adat er vele vlekjes
ehaardzijn is de
te zien. Men vindt
;el, dat men bij zoo
ze de kleur hebben
opvallen. Hetzelfde
ibldarand kever, die
hade doet aan boo-
if het druivenhaan-
is in den nacht en
enaamd niet. Over-
onder de aardklui-
bestaat in het afvre
ruiven, maar boven-
jker heeft ze de
een trosstengel half
ingt natuurlijk den
ten gronde. Alleen
It door het afvreten
;rijk genoeg worden.
1, kan dat het best
id na te zien. Vindt
in kan men er wel
in de kas heeft,
eze waarschuwingen
sing enz. Voldoende
larve in poptoestand
cht. Op het oogen-
n in verwarmde kas-
beeste door wegvan-
methode, die echter
gebruik maken van
i. daarmede de boo-
m groote kun st de
loopt men de kans,
de druiven er niet
en dus.
beste doen, door on-
te leggen of stukken
ol en deze stukken
ochtend nagekeken
milplaats in gezicht
ertje met petroleum
:r duizenden vangen,
iaar als de kas nog
ren in laten loopen.
>P-
VAN HERWIJNEN,
ktenkundigen Dienst
NIEU WE
ÜTGEDIJKER COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
A bonnmentsprlj s
per 3 maanden ƒ1.15.
igm: Fiuna I. H. KEIZER. - Bedacteur I. N. KEIZER. -
Bureel Noordscharwoude.
ADVERTENTIEN:
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
ontzegde, welke, door
(gemeten. denk je
i, ik heb hem terug-
kelijk?"
en, hier in het slot.
zich als een gewone
voorspraak zoo spoe-
en."
0, dat kan men hem
mheid flitsen uit zijn
tijgt steeds hooger in
daardoor nog nader,
uld aan hem te ver-
elijke, Albert, wat mü
irukkende gevoel van
iediende van ons huw
Elk oogenblik als
et meer voor als zijn
als zijn dienares. I».
wongen mij met een
1, van zoo nederige ai
lande, op min of meet
en. Ik zal het uit net
izwijgend moeten dui-
grens der beleefdheid
door zijn houding ®e
verontachtzaamd. Pa'
voor het hoogste hou-
beloonen maar i»
,n ik niet verdragen
et, Albert, onsla he»
lt uur, opdat het Wj
nmaal te ontmoeten,
een eigenaardigen
is waarlijk alsof men
anten, aristocratische»
iet werkelijk mijn he'I
gespróken? De redd;:l
'aagde, om je van ee»|
iden, en waarlijk,
ou je niet meer tot JI
den wij, die voorts °T
omen, mij in mijn an I
men, onmiddellijk
et huis moeten jage»;l
sch bent, je verpW"!
er een ondergescW I
Wordt vervolg4!
We hebben onlangs in alle bladen kunnen lezen
van een handigen Goudschen zakenman, die ook
in „verboden tijd" voor zijn gezin wilde verdienen en
deswege een z.g. automaat voor zijn zaak had op
gesteld. Het bedrijf liep goed; velen offerden hun
dubbeltje of kwartje en kregen prompt, wat ze be
geerden. Een dienaar des H. Hermandads wilde het
nieuwtje óók eens beproeven. In een bepaald
gleufje stak hij een kwartje en inderdaad ver
scheen in het daarvoor bestemde laadje het artikel,
dat hij bedoeld had te koopen. Onze politiedienaren
echter zijn altijd en overal op hun qui vive. De
gewapende kooper zag niet alleen het begeerde ar
tikel verschijnen, maar hij zag óók, door een nau
welijks merkbare kier in het apparaat, een hand,
eenmenschenhand, welke de begeerde waar aan
hem leverde. Dat was eenmisdrijf. Een echte
automatiek, waarvoor in verboden tijd niet gear
beid behoeft te worden, zoo'n dood ding dus, mag
in functie worden gesteld, maar een mensch, die
voor vrouw en kinderen heeft te zorgen, die mag
niet arbeiden, als hij dat wil of noodig acht; zoo'n
mensch is „in overtreding", als hij tracht om iets
te verdienen. Dies kwam de handige Goudsche za
kenman op den bon en alleen aan de zeer groote
inschikkelijkheid van een inspecteur van politie
had hij het te danken, dat hij er dezen keer nog
met een berisping van af kwam.
Men weet waarempel niet, of men om zoo'n ge
val moet lachen of huilen. Het is inderdaad treurig
dat een mensch niet op allen -tijd voor het onder
houd van zijn gezin mag werken, als dat noodig is,
omdat de Overheid hem met geweld wil „bescher
men". En het lijkt onrechtvaardig, dat men het
middels zoo'n stom ding, een automaat, in sommige
gevallen wél mag. Dat lijkt onrechtvaardig, omdat
de zaak neerkomt op een 'kwestie van geld. Wie
daarvan genoeg heeft, kan zich een automaat aan
schaffen; wie nauwelijks het onderhoud voor zich
en zijn gezin verdient, kan het niet.
Daar staat tegenover, dat de winkelier het noodig
heeft om tegen zich zeiven te worden beschermd,
omdat een ongebreidelde cconcurrentie hem anders
zou dwingen tot een arbeid, welke onmenschelijk
mag worden geheeten.
Intusschen blijkt uit een en ander, hoe moeilijk
of het is om tegen sociale misstanden afdoende
maatregelen te nemen. Meestal worden er nieuwe
onbillijkheden mee geschapen; soms blijkt, in de
practijk het middel nog erger dan de kwaal. Auto- j
maten, „automatieken" geheeten, rijzen op het
oogenblik als paaddestoelen uit den grond en gelijk j
de machines allengs den handenarbeid hebben ver-
vangen en overbodig gemaakt, met werkloosheid
als gevolg, zoo maken op het moment de automa
tieken de bediening' van personeel meer en meer
onnoodig en ongewenscht. Dinsdag j.l. vonden we
in een der groote dagbladen een advertentie van
een Amsterdamsche automatiek. „Waarom" zoo
werd daarin aan het publiek gevraagd waarom
zoudt ge u nog ergeren aan slechte bediening, dure
prijzen en hooge fooien? Gaat liever naar automa
tiek."
Welk een verlokkend beeld! Men bedient zichvlug
en behoeft geen fooien te geven; kellners en be-
FEUILLETON
27)
„Het is mij ernst, volle ernst! Noem het zoo je
wilt, beschouw het als een der ondeugden der Brei-
tenbach's, ik heb die geërfd, ik bezit nu eenmaal
die trotsch; de aanwezigheid van dien man belee-
digt mij, is mij hinderlijk; ik kan niet, ik wil met
telkens en weer opnieuw als ik hem zie, gedwongen
zijn, omdat ik hem dankbaar moet zijn voor mijn
redding, consideratie of toegevendheid in acht ne
men, die ik tegen het andere personeel niet noodig
heb te betrachten. Deze noodzakelijkheid is mij
onverdraaglijk! Ik verzoek je nog eenmaal, ontsla
hem weder!"
Mij verwondert het alleen," antwoordde Albert
ironisch, „dat je niet te trotsch waart, je van een
onbekende, die zoo onbeleefd was zich niet aan je
voor te stellen, uit doodsgevaar- te laten redden!
Ja, waarlijk, dat kon hij niet, j'e waart buiten be
wustzijn. Hij had moeten wachten, tot je weer tot
bezinning waart gekomen, en wanneer je dan hadt
ervaren, dat hij „zoo diep onder je stond hadt je
misschien de voorkeur gegeven aan je te laten ver-
br!spotnmaar, doch ik kan het niet van m« afzet
ten. Ik moet mijn verzoek opnieuw herhalen op
gevaar af een ondankbare te schijnen.
„Schijnen? Je bent het in werkelijkheid en dat
vervult mij met groot leedwezen! Maar watdan
Is dan bij ons Breitenbach's de adel, waarop wij
ons beroemen en waarop wij trotsch zijn, uitsluitend
uiterlijk vertoon? Wat beteekent deze, wanneer hu
niet gesteund wordt door innerlijken zieleadel? En
is ondankbaarheid een adel des gemoeds? Neen, hij
is een ondeugd, die alleen bij geyoellooze menschen
kan bestaan. Dankbaarheid is het heerlijkste gevoel,
dat God ons in de harten heeft gelegd. Een beest
is nog dankbaar voor een weldaad en jij zou
dankbaarheid 'willen loochenen
„Je denkt wel gering over mij, Albert maar nog
nimmer heeft men mij van de genngste ondank
baarheid kunnen beschuldigen; hoe dankbaar ben
ik niet voor de geringste kleinigheid, voor een vrien
delijk woord maar in dit geval is het wat anders.
Het is ook geen ondankbaarheid, die er mij toe
dreef het verzoek tot ontslag te doen, het is heel
wat anders voor zoover het in mijn vermogen
ligt wil ik alles doen, alles wil ik hem geven, als ik
hem maar niet eiken dag moet zien en ontmoeten.
dienmeisjes worden overbodig. De machines hebben
de menschelijke werkkrachten uit fabrieken en
werkplaatsen verdreven, de automatieken zullen
straks een leger van bedienend personeelop de
straat jagen. Men vindt de ingenieuze apparaten nu
nog slechts in lunchrooms en des avonds, als de
winkels zijn gesloten, langs de straat, maar als het
publiek er eenmaal aan gewend is, hét gemak en
„voordeel" er van heeft leeren waardeeren, waarom
zou het dan ook op den dag en overal geen auto
matieken gaan begeeren? Waarom zou een patroon
zich nog de besognes van bedienend personeel op
den hals halen, als een automatiek hpt goedkoo-
per en vlugger en voordeeliger doet?
„Het gaat alles kwiek in de automatiek" het het
slagwoord. Inderdaad, het personeel vliegt straks
vlug de straat op en het leger van werkloozen
zal worden uitgebreid, 't Gaat alles reuze-kwiek,
maar wie zullen straks nog kunnen kóópen in de
automatiek, als de maatschappij zich tot den chaos
toe heeft gerationaliseerd?
De middenstander wordt beschermd, maar zijn
bestaan wordt ondermijnd. Wat wij dan zouden
willen? Van een journalist verwacht men, dat hij
in een artikel niet -uitsluitend misstanden zal weten
bloot te leggen, maar ook een remedie zal weten
aan te geven. We kunnen in dit geval echter slechts
erkennen: we weten niet, hoe het zou moeten. Bij
de behandeling van de Winkelsluitingswet las mi
nister Verschuur een brief voor van een winkelier,
vader van acht kinderen, die den minister smeekte
om spoedige invoering van de wet, opdat hij ten
minste des avond'na 8 uur nog iets aan de opvoe
ding van zijn kinderen zou kunnen doen en zijn
vrouw tijd zou hebben om wat kleeren te verstellen.
We verstaan den nood der winkeliers, die elkaar
door een begrijpelijke, maar noodlottige concur
rentie uitbuiten. We zouden ze zoo graag geholpen
zien, maar met de automatiek, als die geduld wordt,
zal het bestaan van vele duizenden heel kwiek erg
ziek worden.
Edoch, het is wel overduidelijk gebleken, dat de
overgroote meerderheid van den Bond de leiding,
tot dusver gegeven, volkomen bereid is te volgen.
Wat in den Veilingsbond niet thuis hoort, wordt
geweerd. Er is goed werk verricht op de jaarver
gadering En wie verstaat niet de uiting van waar
deering en dank, door den voorzitter op 't eind
geuit: 't is me meegevallen, ge hebt het mij niet
moeilijk gemaakt. Dat hield een compliment in voor
de' vergadering en dat was verdiend.
Het bestuur heeft met vaste hand en verstandig
overleg gehandeld. En 't is nu duidelijk gebleken,
dat er hard gewerkt wordt, om de benarde bedrijven
te helpen.
Er gebeurt in dat opzicht veel meer, dan de men-
schen wel te weten komen. Men kan nu eenmaal
niet alles vertellen, niet alles is voor publicatie ge
schikt. En dat wordt nu blijkbaar meer ingezien
ook.
De noodzakelijke eenheid is gébleken, en dat geeft
moed.
Er bleek vertrouwen aanwezig en dat vertrouwen
is onmisbaar. Vertrouwen in de leiding is óók noo
dig, zelfs dan bijzonder, als het gewenschte resul
taat wat uitblijft.
Daaruit concludeeren dan heetgebakerdener ge
beurt immer niets! 't Is anders gebleken.
't Schort waarlijk niet aan de activiteit van onze
voormenschen, als sommige wenschen lang onver
vuld blijven.
Vaak moet daarvoor, ja bijna als regel kan men
zeggen, aanhoudend gewerkt worden. En dat wordt
Het uitvoerig verslag van de gehouden jaarver
gadering van den Noordermarktbond las ik met
groote belangstelling.
't Is mij blijkbaar precies vergaan als de Voor
zitter, die op 't eind van de samenkomst gewaagde
van het feit, min of meer tegen de vergadering te
hebben opgezien. Er is heel wat in de bladen ge
schreven, veel gebeurd, dat daartoe aanleiding gaf.
Menigeen greep in arren gemoede naar de pen, om
het opgekropte gemoed wat lucht te geven. Meer
dere malen werden personen, die in de tuinbouw
organisatie leiding hebben te geven, aangevallen,
zelfs beschuldigd van passiviteit.
Er is wat gepraat, geschreven, vergaderd in de
laatste maanden. Het resultaat van al die ontwik
kelde activiteit och laten we daarover maar niet
uitweiden. Ik vermag er tot op heden maar weinig
van te zien.
Zou de vergadering van den grooten Veilings
bond 't beeld van Babels torenbouw in spraak
verwarring dus vertoonen?
De agenda gaf voor zulk een vermoeden eenige
aanleiding. Er waren een paar voorstellen ingediend
pensioen en sociale lasten die daartoe zich
uitstekend zouden leenen.
„Je wilt je dankbaarheid bewijzen naar jou in
zicht, voor zoover dit voor jou het gemakkelijkst
is en je overweegt niet, dat deze vorm van dank
baarheid je zelf het meest beleedigt. Maar het moet
hem wel pijnlijk aandoen, onze dankbaarheid te
betoonen, door hem, nadat hij nauwelijks hier is,
weder te ontslaan. Neen, neen, denk daarover zoo
je wilt, ik zal zoo mogelijk eiken schijn van on-
dankbaaraheid trchten te vermijden, in de eerste
plaats tegenover hem, die mijn zuster heeft gered.
Jou heeft hij het leven gered, hoe dankbaar zou ik
zijn, waanneer hij door zijn verpleging mijn leed
en mijn smart kon verlichten, mijn verlamming zou
wegnemen. Ik ontsla hem niet!"
„Albert, ik bid je daartoe!"
„Neen, neen, onder geen enkel beding!"
„Albert," riep Rosamunde opgewonden uit, terwijl
haar de tranen uit haar oogen welden, „Albert, wan
neer je van mij houdt, doe het dan!"
Zij greep zijn hand en knielde voor den zieken
wagen neder.
„Albert, ik bezweer je," zoo ging zij verder,
blijft hij hier, dan zal ik van schaamte ondergaan."
„Je bent mij een groot raadsel, Rosamunde, „ik
herken je niet meer; maar sta op, ik wil je nog wat
anders zegen."
Rosamunde ging weder*op haar stoel zitten en
luisterde.
Zie eens naar buiten, Rosamunde, de Lente heeft
haar intocht gedaan, een zee van licht, van geuren
en kleuren heeft zij over het geheele aardrijk uitge
strooid. In de gouden stralen der zon groeit en
bloeit alles, de witte bloesems licht bewogen door
de zachte voorjaarswind, dansen aan de takken.
Gods schoone natuur wekt weder nieuw leven,
nieuwe kracht, en het jonge leven openbaart zich
in zijn bekorende pracht en heerlijkheid. Slechts
één is van al die heerlijkheid uitgesloten en ziet
van uit zijn kerker slechts een klein stukje van die
weelde, die Goddelijke wonderen der verjongde na
tuur. Alles moet hij ontberen, wat een jeugdig hart
kan verheugen, met een brandend verlangen In het
hart ook van al die schoonheid nog eenmaal te
kunnen genieten. En alles wil hij ontberen, alles,
wanneer hij slechts het vooruitzicht mag hebben,
dat ook voor hem eenmaal weder die vreugde des
levens zijn deel mag worden. Daar verschijnt hem
een jonge man, vol geestegaven en warme sympa
thie voor den armen kranke, die met alle toewijding,
plichtsgetrouw hem steunt en helpt, zijn lijden en
leed tracht te verzachten en door zijn kennis op het
gebied der heelknude alle nieuwe middelen aan
wendt om hem te genezen. Een band van vertrou
wen en vriendschap is er tusschen die twee men-
schen ontstaan, door het vertrouwen in zijn kennis,
door zijn liefde voor de taak, die hij vrijwillig op
zich heeft genomen, te vervullen met een nauw-
we geen cent voor sociale lasten betalen, dan helpt
zulks weinig- of niets.
Op het totaal bedrag der exploitatiekosten speelt
de post sociale lasten een zeer ondergeschikt rol.
De klacht klemt en het argument is beslist juist.
Er is hier inderdaad een zeer moeilijk geval, waar
voor niet zoo gemakkelijk remedie is aan te geven.
De aanbevolen methode in de Tweede Kamer bij
monde van Dr. Colijn was deze: waar de sociale
wetgeving een zegen voor ons land moet worden
geacht en niet dan in uiterste noodzaak kan gemist
daar zal de Staat de bedrijven, die de lasten dei-
sociale wetgeving niet kunnen dragen, zoo dienen
te steunen, dat de bedrijven daartoe in staat wor
den gesteld.
Merkwaardig is wel, dat men zich juist stoot aan
deze categorie van bedrijfsuitgaven. Het 'telkens
weerkeeren van het geldelijk offer, gevolg van de
wet, houdt de tegenzin in stand. Veel gemakkelijker
schijnt men de indirecte lasten te kunnen dragen;
wie denkt 's morgens bij het ontbijt aan de tarwe-
wet? Als men zijn pijp opsteekt aan den fiscus,
waaraan dan een penningske wordt geofferd? En
als men zich des middags aan tafel zet, zijn stukje
vleesch verobbert, wie is er zich dan van bewust,
dat hij weer offert aan vader Staat? Zoo gaat het,
als ge in uw thee een schepje suiker u ziet toebe
deeld, als ge gebruikt maakt van auto, autobus of
rijwiel. Schier geen handeling kunt ge verrichten,
of ge komt met de belstirig in aanraking.
Waarom nu alleen gefulmineerd tegen de sociale
EEN GOED WOORD.
Aan onze wenschen dienen we kracht bij te zet
ten, we moeten eischen wordt gezegd.
Laat ons gaan demonstreeren, werd geadviseerd.
Dan zal de regeering wel inbinden en geeft ze
stellig toe.
De Voorzitter van den Noordermarktbond diende
zakelijk, kort en scherp van goede repliek.
Ik zou mij schamen voor onze regeering als zij
daarvoor zwichtte zei de voorzitter.
Een woord naar mijn hart.
Waar zou het heengaan, als in dezen verwarden
tijd de Overheid gehoor gaf aan demonstratief, af
gedwongen verlangen.
Dan waren we aan de chaos toe.
Zulk een regeering zou de naam van regeering
niet waard zijn, zich zelf onmogelijk maken en den
weg bereiden voor de dictatuur.
Inderdaad zou de burgerij zich voor zoo'n Over
heid gaan schamen.
DE SOCIALE LASTEN.
Over dit onderwerp is in dezen tijd veel verschil
van gevoelen. Wie verstaat niet de klacht, die ook
ter vergadering van den Noordermarktbond is geuit:
menschen zonder inkomen, zelf niet verzekerd, en
niet in staat tot premie-betaling voor hun arbei
ders, worden door de wet daartoe gedwongen.
En daar tegenover weer het argument: al moeten
gezetheid, die niet genoeg is te bewonderen. En nu
vraag ik je, Rosamunde, wat is grooter, jou hoog
moed en trotsch of zijn liefde je broeder te dienen
met een ijver en toewijding, die alle hoop op be
terschap bij den armen zieke heeft doen ontwaken?
Zou je hem mij weder willen ontnemen door je
egoisme, dat zich openbaart in den tegenzin hem
dankbaar te zijn voor je redding, om hem te ont
moeten? Hem, die mij een troost is geworden in
mijn ongelukkig bestaan, die mij in mijn zwaar
moedige en droeve oogenblikken door zijn opge
wektheid en ernstige levensbeschouwing mijn lijden
tracht te verlichten, zou ik weder moeten ontslaan,
terwille van een meisjesgril? Zeg, Rosamunde, wan
neer je dit werkelijk meent, spreek je verlangen
dan nog eenmaal uit!"
„Albert," riep zijn zuster, en opnieuw stroomden
tranen over haar wangen, „voor welk een moeilijke
keuze plaatst je mij. Je weet, hoe zeer ik van je
houd, hoe mijn hart aan je hangt, welk een diep
medelijden ik met je heb, hoe mijn innige wensch
is, dat je weder beter moogt worden. Wanneer je
zoo tot mij spreekt, wanneer het zoo is gesteld,
zoo kan noch mag ik mijn verzoek herhalen, zoo
moet ik verdragen, wat het noodlot over mij heeft
beschikt! O, wanneer je wist, Albert, welk een offer
ik je breng, maar ik wil het brengen, zal het gaarne
doen beoordeel mij niet verkeerd en God zal
het mij helpen dragen!"
„Wat is daarbij dan zoo zwaar te dragen, Rosa
munde? Dit is mij niet recht duidelijk. Heeft je
verzoek wellicht een diepere beteekenis? Is tus
schen jou en je redder misschien wat bijzonders
voorgevallen?"
„Neen, stellig niet, geloof het niet, wat zou er dan
voorgevallen kunnen zijn?"
„Maar heb je dan misschien gedacht, dat hij met
andere bijoogmerken in mijn dienst is gekomen,
dan waarvoor hij zich heeft aangemeld?"
Als Rosamunde daarop zweeg, ging Albert voort:
„Geloof jij, dat hij heeft geweten, dat hij jou ge
red heeft?"
„Ik weet het niet."
„Ik betwijfel het. Ik ben overtuigd, wanneer dat
het geval was, dat hij hier geen betrekking zou ge
zocht hebben. En zou ik mij misschien op dit punt
vergissen, dan getuigt het toch ongetwijfeld van
groote bescheidenheid, dat hij mij niet onmiddellijk
als de redder mijner zuster heeft bekend gemaakt.
Ik zal dat stellig van hem vernemen."
„Wil je dan met hem daarover spreken?"
„Kunnen wij die zaak dan laten loopen? Ben je
niet zelfs verplicht aan hem je dank te betuigen?"
„Ik, ik zelf zou dat doen?"
„Kan je dan nog vragen? Zou hij je niet voor een
harteloos schepsel houden wanneer je het niet
deedt?"
Buitenlandsch
Overzicht
Een Pinksteren van dood en verderf.
Pen kabinetscrisis in Belgie. Het
Lindbergh-drama.
Zoo rustig en zonnig als Pinksteren ten onzent
was, zoo tragisch verliep het feest elders.
In Japan werd de 77-jarige minister-president
vermoord. -'Te Bombay in Britsch Indie raak-
yten de religieuse partijen, Hindoes en Moham-
ymedaiien, met elkander slaags, waarbij meer
ydan 80 dooden vielen een kleine duizend men
schen werden gedood. In de golf van Aden
raakte een Fransch passagierschip in brand en
vermoedelijk zijn daarbij 150 van de circa 900
opvarenden omgekomen. Het Moezeldal in het
Huitsche rijk werd door een wolkbreuk geteis
terd, waarbij ten minste zes personen het leven
lieeten en vele huizen werden verwoest. Op Ce
lebes in Ned. Indie had een aardbeving plaats in
de buurt van het nijvere Menado. Honderden
woningen stortten in, 14 menschen kwamen om,
In Chili stortte daags na Pinksteren een gas ge-
„Ook dat nog? O, Albert!"
„Je aarzelt nog?"
Hier is iets geheimzinnigs, dacht Albert, wellicht,
dat hij het mij openbaart.
„Nog heden," zoo sprak hij luid, „moet jij, jij zelf,
papa, ook grootmama mededeelen, dat mijn secre
taris het was, die jou heeft gered, en hun verzoeken
ernstig er over na te denken, op welke waardige
wijze hij is te beloonen. Wil je dit doen?"
„Ik zal het doen!"
„Ga dan nu, Rosamunde, hoewel ik mijnheer
Schwarz om vijf uur heb besteld, zoo is het niet
onmogelijk, dat hij eerder komt, en ik wilde niet
gaarne, dat hij jou zoo opgewonden zag."
„Je hebt gelijk, ik ga heen! O, vergeef mij, Albert
ik wil voor jou alles doen, alles verdragen ,denk
slechts niet, dat ik harteloos ben, dat ik slecht
denk!"
Het schoone meisje drukte den zakdoek tegen
haar oogen en haastte zich de kamer uit te gaan.
Haar broeder zag haar met een bijzonderen blik
na en boog nadenkend het hoofd.
„Bij die reddingspogingen moet toch wellicht iets
bijzonders zijn voorgevallen", zoo meende hij, „wer
kelijk iets bijzonders, waardoor, de onbegrijpelijke
verandering in Rosamundes houding is te verklaren.
Maar het is mij nog niet duidelijk, van welken
aard
Hij werd in zijn half overluid uitgesproken ge
dachten gestoord door het kloppen op de deur.
„Binnen!" riep hij.
„Het verheugt mij, dat u komt, mijnheer
Schwarz," riep hij den binnentredende toe, „ik ver
neem zooeven juist de verrassende mededeeling, dat
wij aan u de redding van mijn zuster hebben te
danken. Waarom, heeft u mij dat verzwegen?"
„Ik wist niet, mijnheer de Graaf," antwoordde
Heinrich, „dat die jonge dame, die ik bewusteloos
uit het brandende gebouw droeg, Gravin Breiten-
bach was."
„En u heeft het ook later niet ervaren?"
„Tot op het oogenblik, dat ik de Gravin voor en
kele uren terug zag, was haar naam mij onbekend."
„Heeft u dan niet de aankondiging van mijn vader
in de courant gelezen, waarin werd verzocht, dat de
redder zijner dochter zich zou aanmelden, opdat hij
op waardige wijze zou beloond worden?"
„Neen! Is dat dan gebeurd?"
„Een week lang, dagelijks stond het in verschil
lende bladen. Heeft u dan toevallig dien tijd geen
kranten gelezen?'
„Ik werd tegelijk met den brand ongesteld en heb
gedurende een maand lang geen bladen mogen
lezen."
„Dan is het te verklaren. En nu verzoek ik u,
mijnheer Schwarz, vertel mij nu ook alle bijzonder
heden omtrent die reddingsgeschiedenis, en wan
neer u mij een dienst wilt bewijzen, met alle bij
zonderheden er aan verbonden,"
(Wordt vervolgd).