Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier No 55 telefoon infercommdnjul ho, ss. DONDERDAG 19 MEI 1932 41e Jaargang 1 Gaat alles kwiek. in de automatiek Be Twee Kleinzoons. st de moordeanras. aten staat evenwel klaring. bouw we in deze sterek I regen, dat het ook de gevaren, die in I sen tamelijk geiso- nog tamelijk lang van die gevaren, ,ande toch wel zijn Weken. het tenminste mij i verheugen, datbv. de populaire naam druiven aantroffen, persoonlijk bezoek ld, dat de meeste in voor twee geldt, men zijn druiven- jtijds zijn maatre- insect en wel een iestand ongeveer l grooter. Zoóals vele ^schilden, die diepe ad ban die dekschil adat er vele vlekjes ehaardzijn is de te zien. Men vindt ;el, dat men bij zoo ze de kleur hebben opvallen. Hetzelfde ibldarand kever, die hade doet aan boo- if het druivenhaan- is in den nacht en enaamd niet. Over- onder de aardklui- bestaat in het afvre ruiven, maar boven- jker heeft ze de een trosstengel half ingt natuurlijk den ten gronde. Alleen It door het afvreten ;rijk genoeg worden. 1, kan dat het best id na te zien. Vindt in kan men er wel in de kas heeft, eze waarschuwingen sing enz. Voldoende larve in poptoestand cht. Op het oogen- n in verwarmde kas- beeste door wegvan- methode, die echter gebruik maken van i. daarmede de boo- m groote kun st de loopt men de kans, de druiven er niet en dus. beste doen, door on- te leggen of stukken ol en deze stukken ochtend nagekeken milplaats in gezicht ertje met petroleum :r duizenden vangen, iaar als de kas nog ren in laten loopen. >P- VAN HERWIJNEN, ktenkundigen Dienst NIEU WE ÜTGEDIJKER COURANT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. A bonnmentsprlj s per 3 maanden ƒ1.15. igm: Fiuna I. H. KEIZER. - Bedacteur I. N. KEIZER. - Bureel Noordscharwoude. ADVERTENTIEN: Van 1—5 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. ontzegde, welke, door (gemeten. denk je i, ik heb hem terug- kelijk?" en, hier in het slot. zich als een gewone voorspraak zoo spoe- en." 0, dat kan men hem mheid flitsen uit zijn tijgt steeds hooger in daardoor nog nader, uld aan hem te ver- elijke, Albert, wat mü irukkende gevoel van iediende van ons huw Elk oogenblik als et meer voor als zijn als zijn dienares. I». wongen mij met een 1, van zoo nederige ai lande, op min of meet en. Ik zal het uit net izwijgend moeten dui- grens der beleefdheid door zijn houding ®e verontachtzaamd. Pa' voor het hoogste hou- beloonen maar i» ,n ik niet verdragen et, Albert, onsla he» lt uur, opdat het Wj nmaal te ontmoeten, een eigenaardigen is waarlijk alsof men anten, aristocratische» iet werkelijk mijn he'I gespróken? De redd;:l 'aagde, om je van ee»| iden, en waarlijk, ou je niet meer tot JI den wij, die voorts °T omen, mij in mijn an I men, onmiddellijk et huis moeten jage»;l sch bent, je verpW"! er een ondergescW I Wordt vervolg4! We hebben onlangs in alle bladen kunnen lezen van een handigen Goudschen zakenman, die ook in „verboden tijd" voor zijn gezin wilde verdienen en deswege een z.g. automaat voor zijn zaak had op gesteld. Het bedrijf liep goed; velen offerden hun dubbeltje of kwartje en kregen prompt, wat ze be geerden. Een dienaar des H. Hermandads wilde het nieuwtje óók eens beproeven. In een bepaald gleufje stak hij een kwartje en inderdaad ver scheen in het daarvoor bestemde laadje het artikel, dat hij bedoeld had te koopen. Onze politiedienaren echter zijn altijd en overal op hun qui vive. De gewapende kooper zag niet alleen het begeerde ar tikel verschijnen, maar hij zag óók, door een nau welijks merkbare kier in het apparaat, een hand, eenmenschenhand, welke de begeerde waar aan hem leverde. Dat was eenmisdrijf. Een echte automatiek, waarvoor in verboden tijd niet gear beid behoeft te worden, zoo'n dood ding dus, mag in functie worden gesteld, maar een mensch, die voor vrouw en kinderen heeft te zorgen, die mag niet arbeiden, als hij dat wil of noodig acht; zoo'n mensch is „in overtreding", als hij tracht om iets te verdienen. Dies kwam de handige Goudsche za kenman op den bon en alleen aan de zeer groote inschikkelijkheid van een inspecteur van politie had hij het te danken, dat hij er dezen keer nog met een berisping van af kwam. Men weet waarempel niet, of men om zoo'n ge val moet lachen of huilen. Het is inderdaad treurig dat een mensch niet op allen -tijd voor het onder houd van zijn gezin mag werken, als dat noodig is, omdat de Overheid hem met geweld wil „bescher men". En het lijkt onrechtvaardig, dat men het middels zoo'n stom ding, een automaat, in sommige gevallen wél mag. Dat lijkt onrechtvaardig, omdat de zaak neerkomt op een 'kwestie van geld. Wie daarvan genoeg heeft, kan zich een automaat aan schaffen; wie nauwelijks het onderhoud voor zich en zijn gezin verdient, kan het niet. Daar staat tegenover, dat de winkelier het noodig heeft om tegen zich zeiven te worden beschermd, omdat een ongebreidelde cconcurrentie hem anders zou dwingen tot een arbeid, welke onmenschelijk mag worden geheeten. Intusschen blijkt uit een en ander, hoe moeilijk of het is om tegen sociale misstanden afdoende maatregelen te nemen. Meestal worden er nieuwe onbillijkheden mee geschapen; soms blijkt, in de practijk het middel nog erger dan de kwaal. Auto- j maten, „automatieken" geheeten, rijzen op het oogenblik als paaddestoelen uit den grond en gelijk j de machines allengs den handenarbeid hebben ver- vangen en overbodig gemaakt, met werkloosheid als gevolg, zoo maken op het moment de automa tieken de bediening' van personeel meer en meer onnoodig en ongewenscht. Dinsdag j.l. vonden we in een der groote dagbladen een advertentie van een Amsterdamsche automatiek. „Waarom" zoo werd daarin aan het publiek gevraagd waarom zoudt ge u nog ergeren aan slechte bediening, dure prijzen en hooge fooien? Gaat liever naar automa tiek." Welk een verlokkend beeld! Men bedient zichvlug en behoeft geen fooien te geven; kellners en be- FEUILLETON 27) „Het is mij ernst, volle ernst! Noem het zoo je wilt, beschouw het als een der ondeugden der Brei- tenbach's, ik heb die geërfd, ik bezit nu eenmaal die trotsch; de aanwezigheid van dien man belee- digt mij, is mij hinderlijk; ik kan niet, ik wil met telkens en weer opnieuw als ik hem zie, gedwongen zijn, omdat ik hem dankbaar moet zijn voor mijn redding, consideratie of toegevendheid in acht ne men, die ik tegen het andere personeel niet noodig heb te betrachten. Deze noodzakelijkheid is mij onverdraaglijk! Ik verzoek je nog eenmaal, ontsla hem weder!" Mij verwondert het alleen," antwoordde Albert ironisch, „dat je niet te trotsch waart, je van een onbekende, die zoo onbeleefd was zich niet aan je voor te stellen, uit doodsgevaar- te laten redden! Ja, waarlijk, dat kon hij niet, j'e waart buiten be wustzijn. Hij had moeten wachten, tot je weer tot bezinning waart gekomen, en wanneer je dan hadt ervaren, dat hij „zoo diep onder je stond hadt je misschien de voorkeur gegeven aan je te laten ver- br!spotnmaar, doch ik kan het niet van m« afzet ten. Ik moet mijn verzoek opnieuw herhalen op gevaar af een ondankbare te schijnen. „Schijnen? Je bent het in werkelijkheid en dat vervult mij met groot leedwezen! Maar watdan Is dan bij ons Breitenbach's de adel, waarop wij ons beroemen en waarop wij trotsch zijn, uitsluitend uiterlijk vertoon? Wat beteekent deze, wanneer hu niet gesteund wordt door innerlijken zieleadel? En is ondankbaarheid een adel des gemoeds? Neen, hij is een ondeugd, die alleen bij geyoellooze menschen kan bestaan. Dankbaarheid is het heerlijkste gevoel, dat God ons in de harten heeft gelegd. Een beest is nog dankbaar voor een weldaad en jij zou dankbaarheid 'willen loochenen „Je denkt wel gering over mij, Albert maar nog nimmer heeft men mij van de genngste ondank baarheid kunnen beschuldigen; hoe dankbaar ben ik niet voor de geringste kleinigheid, voor een vrien delijk woord maar in dit geval is het wat anders. Het is ook geen ondankbaarheid, die er mij toe dreef het verzoek tot ontslag te doen, het is heel wat anders voor zoover het in mijn vermogen ligt wil ik alles doen, alles wil ik hem geven, als ik hem maar niet eiken dag moet zien en ontmoeten. dienmeisjes worden overbodig. De machines hebben de menschelijke werkkrachten uit fabrieken en werkplaatsen verdreven, de automatieken zullen straks een leger van bedienend personeelop de straat jagen. Men vindt de ingenieuze apparaten nu nog slechts in lunchrooms en des avonds, als de winkels zijn gesloten, langs de straat, maar als het publiek er eenmaal aan gewend is, hét gemak en „voordeel" er van heeft leeren waardeeren, waarom zou het dan ook op den dag en overal geen auto matieken gaan begeeren? Waarom zou een patroon zich nog de besognes van bedienend personeel op den hals halen, als een automatiek hpt goedkoo- per en vlugger en voordeeliger doet? „Het gaat alles kwiek in de automatiek" het het slagwoord. Inderdaad, het personeel vliegt straks vlug de straat op en het leger van werkloozen zal worden uitgebreid, 't Gaat alles reuze-kwiek, maar wie zullen straks nog kunnen kóópen in de automatiek, als de maatschappij zich tot den chaos toe heeft gerationaliseerd? De middenstander wordt beschermd, maar zijn bestaan wordt ondermijnd. Wat wij dan zouden willen? Van een journalist verwacht men, dat hij in een artikel niet -uitsluitend misstanden zal weten bloot te leggen, maar ook een remedie zal weten aan te geven. We kunnen in dit geval echter slechts erkennen: we weten niet, hoe het zou moeten. Bij de behandeling van de Winkelsluitingswet las mi nister Verschuur een brief voor van een winkelier, vader van acht kinderen, die den minister smeekte om spoedige invoering van de wet, opdat hij ten minste des avond'na 8 uur nog iets aan de opvoe ding van zijn kinderen zou kunnen doen en zijn vrouw tijd zou hebben om wat kleeren te verstellen. We verstaan den nood der winkeliers, die elkaar door een begrijpelijke, maar noodlottige concur rentie uitbuiten. We zouden ze zoo graag geholpen zien, maar met de automatiek, als die geduld wordt, zal het bestaan van vele duizenden heel kwiek erg ziek worden. Edoch, het is wel overduidelijk gebleken, dat de overgroote meerderheid van den Bond de leiding, tot dusver gegeven, volkomen bereid is te volgen. Wat in den Veilingsbond niet thuis hoort, wordt geweerd. Er is goed werk verricht op de jaarver gadering En wie verstaat niet de uiting van waar deering en dank, door den voorzitter op 't eind geuit: 't is me meegevallen, ge hebt het mij niet moeilijk gemaakt. Dat hield een compliment in voor de' vergadering en dat was verdiend. Het bestuur heeft met vaste hand en verstandig overleg gehandeld. En 't is nu duidelijk gebleken, dat er hard gewerkt wordt, om de benarde bedrijven te helpen. Er gebeurt in dat opzicht veel meer, dan de men- schen wel te weten komen. Men kan nu eenmaal niet alles vertellen, niet alles is voor publicatie ge schikt. En dat wordt nu blijkbaar meer ingezien ook. De noodzakelijke eenheid is gébleken, en dat geeft moed. Er bleek vertrouwen aanwezig en dat vertrouwen is onmisbaar. Vertrouwen in de leiding is óók noo dig, zelfs dan bijzonder, als het gewenschte resul taat wat uitblijft. Daaruit concludeeren dan heetgebakerdener ge beurt immer niets! 't Is anders gebleken. 't Schort waarlijk niet aan de activiteit van onze voormenschen, als sommige wenschen lang onver vuld blijven. Vaak moet daarvoor, ja bijna als regel kan men zeggen, aanhoudend gewerkt worden. En dat wordt Het uitvoerig verslag van de gehouden jaarver gadering van den Noordermarktbond las ik met groote belangstelling. 't Is mij blijkbaar precies vergaan als de Voor zitter, die op 't eind van de samenkomst gewaagde van het feit, min of meer tegen de vergadering te hebben opgezien. Er is heel wat in de bladen ge schreven, veel gebeurd, dat daartoe aanleiding gaf. Menigeen greep in arren gemoede naar de pen, om het opgekropte gemoed wat lucht te geven. Meer dere malen werden personen, die in de tuinbouw organisatie leiding hebben te geven, aangevallen, zelfs beschuldigd van passiviteit. Er is wat gepraat, geschreven, vergaderd in de laatste maanden. Het resultaat van al die ontwik kelde activiteit och laten we daarover maar niet uitweiden. Ik vermag er tot op heden maar weinig van te zien. Zou de vergadering van den grooten Veilings bond 't beeld van Babels torenbouw in spraak verwarring dus vertoonen? De agenda gaf voor zulk een vermoeden eenige aanleiding. Er waren een paar voorstellen ingediend pensioen en sociale lasten die daartoe zich uitstekend zouden leenen. „Je wilt je dankbaarheid bewijzen naar jou in zicht, voor zoover dit voor jou het gemakkelijkst is en je overweegt niet, dat deze vorm van dank baarheid je zelf het meest beleedigt. Maar het moet hem wel pijnlijk aandoen, onze dankbaarheid te betoonen, door hem, nadat hij nauwelijks hier is, weder te ontslaan. Neen, neen, denk daarover zoo je wilt, ik zal zoo mogelijk eiken schijn van on- dankbaaraheid trchten te vermijden, in de eerste plaats tegenover hem, die mijn zuster heeft gered. Jou heeft hij het leven gered, hoe dankbaar zou ik zijn, waanneer hij door zijn verpleging mijn leed en mijn smart kon verlichten, mijn verlamming zou wegnemen. Ik ontsla hem niet!" „Albert, ik bid je daartoe!" „Neen, neen, onder geen enkel beding!" „Albert," riep Rosamunde opgewonden uit, terwijl haar de tranen uit haar oogen welden, „Albert, wan neer je van mij houdt, doe het dan!" Zij greep zijn hand en knielde voor den zieken wagen neder. „Albert, ik bezweer je," zoo ging zij verder, blijft hij hier, dan zal ik van schaamte ondergaan." „Je bent mij een groot raadsel, Rosamunde, „ik herken je niet meer; maar sta op, ik wil je nog wat anders zegen." Rosamunde ging weder*op haar stoel zitten en luisterde. Zie eens naar buiten, Rosamunde, de Lente heeft haar intocht gedaan, een zee van licht, van geuren en kleuren heeft zij over het geheele aardrijk uitge strooid. In de gouden stralen der zon groeit en bloeit alles, de witte bloesems licht bewogen door de zachte voorjaarswind, dansen aan de takken. Gods schoone natuur wekt weder nieuw leven, nieuwe kracht, en het jonge leven openbaart zich in zijn bekorende pracht en heerlijkheid. Slechts één is van al die heerlijkheid uitgesloten en ziet van uit zijn kerker slechts een klein stukje van die weelde, die Goddelijke wonderen der verjongde na tuur. Alles moet hij ontberen, wat een jeugdig hart kan verheugen, met een brandend verlangen In het hart ook van al die schoonheid nog eenmaal te kunnen genieten. En alles wil hij ontberen, alles, wanneer hij slechts het vooruitzicht mag hebben, dat ook voor hem eenmaal weder die vreugde des levens zijn deel mag worden. Daar verschijnt hem een jonge man, vol geestegaven en warme sympa thie voor den armen kranke, die met alle toewijding, plichtsgetrouw hem steunt en helpt, zijn lijden en leed tracht te verzachten en door zijn kennis op het gebied der heelknude alle nieuwe middelen aan wendt om hem te genezen. Een band van vertrou wen en vriendschap is er tusschen die twee men- schen ontstaan, door het vertrouwen in zijn kennis, door zijn liefde voor de taak, die hij vrijwillig op zich heeft genomen, te vervullen met een nauw- we geen cent voor sociale lasten betalen, dan helpt zulks weinig- of niets. Op het totaal bedrag der exploitatiekosten speelt de post sociale lasten een zeer ondergeschikt rol. De klacht klemt en het argument is beslist juist. Er is hier inderdaad een zeer moeilijk geval, waar voor niet zoo gemakkelijk remedie is aan te geven. De aanbevolen methode in de Tweede Kamer bij monde van Dr. Colijn was deze: waar de sociale wetgeving een zegen voor ons land moet worden geacht en niet dan in uiterste noodzaak kan gemist daar zal de Staat de bedrijven, die de lasten dei- sociale wetgeving niet kunnen dragen, zoo dienen te steunen, dat de bedrijven daartoe in staat wor den gesteld. Merkwaardig is wel, dat men zich juist stoot aan deze categorie van bedrijfsuitgaven. Het 'telkens weerkeeren van het geldelijk offer, gevolg van de wet, houdt de tegenzin in stand. Veel gemakkelijker schijnt men de indirecte lasten te kunnen dragen; wie denkt 's morgens bij het ontbijt aan de tarwe- wet? Als men zijn pijp opsteekt aan den fiscus, waaraan dan een penningske wordt geofferd? En als men zich des middags aan tafel zet, zijn stukje vleesch verobbert, wie is er zich dan van bewust, dat hij weer offert aan vader Staat? Zoo gaat het, als ge in uw thee een schepje suiker u ziet toebe deeld, als ge gebruikt maakt van auto, autobus of rijwiel. Schier geen handeling kunt ge verrichten, of ge komt met de belstirig in aanraking. Waarom nu alleen gefulmineerd tegen de sociale EEN GOED WOORD. Aan onze wenschen dienen we kracht bij te zet ten, we moeten eischen wordt gezegd. Laat ons gaan demonstreeren, werd geadviseerd. Dan zal de regeering wel inbinden en geeft ze stellig toe. De Voorzitter van den Noordermarktbond diende zakelijk, kort en scherp van goede repliek. Ik zou mij schamen voor onze regeering als zij daarvoor zwichtte zei de voorzitter. Een woord naar mijn hart. Waar zou het heengaan, als in dezen verwarden tijd de Overheid gehoor gaf aan demonstratief, af gedwongen verlangen. Dan waren we aan de chaos toe. Zulk een regeering zou de naam van regeering niet waard zijn, zich zelf onmogelijk maken en den weg bereiden voor de dictatuur. Inderdaad zou de burgerij zich voor zoo'n Over heid gaan schamen. DE SOCIALE LASTEN. Over dit onderwerp is in dezen tijd veel verschil van gevoelen. Wie verstaat niet de klacht, die ook ter vergadering van den Noordermarktbond is geuit: menschen zonder inkomen, zelf niet verzekerd, en niet in staat tot premie-betaling voor hun arbei ders, worden door de wet daartoe gedwongen. En daar tegenover weer het argument: al moeten gezetheid, die niet genoeg is te bewonderen. En nu vraag ik je, Rosamunde, wat is grooter, jou hoog moed en trotsch of zijn liefde je broeder te dienen met een ijver en toewijding, die alle hoop op be terschap bij den armen zieke heeft doen ontwaken? Zou je hem mij weder willen ontnemen door je egoisme, dat zich openbaart in den tegenzin hem dankbaar te zijn voor je redding, om hem te ont moeten? Hem, die mij een troost is geworden in mijn ongelukkig bestaan, die mij in mijn zwaar moedige en droeve oogenblikken door zijn opge wektheid en ernstige levensbeschouwing mijn lijden tracht te verlichten, zou ik weder moeten ontslaan, terwille van een meisjesgril? Zeg, Rosamunde, wan neer je dit werkelijk meent, spreek je verlangen dan nog eenmaal uit!" „Albert," riep zijn zuster, en opnieuw stroomden tranen over haar wangen, „voor welk een moeilijke keuze plaatst je mij. Je weet, hoe zeer ik van je houd, hoe mijn hart aan je hangt, welk een diep medelijden ik met je heb, hoe mijn innige wensch is, dat je weder beter moogt worden. Wanneer je zoo tot mij spreekt, wanneer het zoo is gesteld, zoo kan noch mag ik mijn verzoek herhalen, zoo moet ik verdragen, wat het noodlot over mij heeft beschikt! O, wanneer je wist, Albert, welk een offer ik je breng, maar ik wil het brengen, zal het gaarne doen beoordeel mij niet verkeerd en God zal het mij helpen dragen!" „Wat is daarbij dan zoo zwaar te dragen, Rosa munde? Dit is mij niet recht duidelijk. Heeft je verzoek wellicht een diepere beteekenis? Is tus schen jou en je redder misschien wat bijzonders voorgevallen?" „Neen, stellig niet, geloof het niet, wat zou er dan voorgevallen kunnen zijn?" „Maar heb je dan misschien gedacht, dat hij met andere bijoogmerken in mijn dienst is gekomen, dan waarvoor hij zich heeft aangemeld?" Als Rosamunde daarop zweeg, ging Albert voort: „Geloof jij, dat hij heeft geweten, dat hij jou ge red heeft?" „Ik weet het niet." „Ik betwijfel het. Ik ben overtuigd, wanneer dat het geval was, dat hij hier geen betrekking zou ge zocht hebben. En zou ik mij misschien op dit punt vergissen, dan getuigt het toch ongetwijfeld van groote bescheidenheid, dat hij mij niet onmiddellijk als de redder mijner zuster heeft bekend gemaakt. Ik zal dat stellig van hem vernemen." „Wil je dan met hem daarover spreken?" „Kunnen wij die zaak dan laten loopen? Ben je niet zelfs verplicht aan hem je dank te betuigen?" „Ik, ik zelf zou dat doen?" „Kan je dan nog vragen? Zou hij je niet voor een harteloos schepsel houden wanneer je het niet deedt?" Buitenlandsch Overzicht Een Pinksteren van dood en verderf. Pen kabinetscrisis in Belgie. Het Lindbergh-drama. Zoo rustig en zonnig als Pinksteren ten onzent was, zoo tragisch verliep het feest elders. In Japan werd de 77-jarige minister-president vermoord. -'Te Bombay in Britsch Indie raak- yten de religieuse partijen, Hindoes en Moham- ymedaiien, met elkander slaags, waarbij meer ydan 80 dooden vielen een kleine duizend men schen werden gedood. In de golf van Aden raakte een Fransch passagierschip in brand en vermoedelijk zijn daarbij 150 van de circa 900 opvarenden omgekomen. Het Moezeldal in het Huitsche rijk werd door een wolkbreuk geteis terd, waarbij ten minste zes personen het leven lieeten en vele huizen werden verwoest. Op Ce lebes in Ned. Indie had een aardbeving plaats in de buurt van het nijvere Menado. Honderden woningen stortten in, 14 menschen kwamen om, In Chili stortte daags na Pinksteren een gas ge- „Ook dat nog? O, Albert!" „Je aarzelt nog?" Hier is iets geheimzinnigs, dacht Albert, wellicht, dat hij het mij openbaart. „Nog heden," zoo sprak hij luid, „moet jij, jij zelf, papa, ook grootmama mededeelen, dat mijn secre taris het was, die jou heeft gered, en hun verzoeken ernstig er over na te denken, op welke waardige wijze hij is te beloonen. Wil je dit doen?" „Ik zal het doen!" „Ga dan nu, Rosamunde, hoewel ik mijnheer Schwarz om vijf uur heb besteld, zoo is het niet onmogelijk, dat hij eerder komt, en ik wilde niet gaarne, dat hij jou zoo opgewonden zag." „Je hebt gelijk, ik ga heen! O, vergeef mij, Albert ik wil voor jou alles doen, alles verdragen ,denk slechts niet, dat ik harteloos ben, dat ik slecht denk!" Het schoone meisje drukte den zakdoek tegen haar oogen en haastte zich de kamer uit te gaan. Haar broeder zag haar met een bijzonderen blik na en boog nadenkend het hoofd. „Bij die reddingspogingen moet toch wellicht iets bijzonders zijn voorgevallen", zoo meende hij, „wer kelijk iets bijzonders, waardoor, de onbegrijpelijke verandering in Rosamundes houding is te verklaren. Maar het is mij nog niet duidelijk, van welken aard Hij werd in zijn half overluid uitgesproken ge dachten gestoord door het kloppen op de deur. „Binnen!" riep hij. „Het verheugt mij, dat u komt, mijnheer Schwarz," riep hij den binnentredende toe, „ik ver neem zooeven juist de verrassende mededeeling, dat wij aan u de redding van mijn zuster hebben te danken. Waarom, heeft u mij dat verzwegen?" „Ik wist niet, mijnheer de Graaf," antwoordde Heinrich, „dat die jonge dame, die ik bewusteloos uit het brandende gebouw droeg, Gravin Breiten- bach was." „En u heeft het ook later niet ervaren?" „Tot op het oogenblik, dat ik de Gravin voor en kele uren terug zag, was haar naam mij onbekend." „Heeft u dan niet de aankondiging van mijn vader in de courant gelezen, waarin werd verzocht, dat de redder zijner dochter zich zou aanmelden, opdat hij op waardige wijze zou beloond worden?" „Neen! Is dat dan gebeurd?" „Een week lang, dagelijks stond het in verschil lende bladen. Heeft u dan toevallig dien tijd geen kranten gelezen?' „Ik werd tegelijk met den brand ongesteld en heb gedurende een maand lang geen bladen mogen lezen." „Dan is het te verklaren. En nu verzoek ik u, mijnheer Schwarz, vertel mij nu ook alle bijzonder heden omtrent die reddingsgeschiedenis, en wan neer u mij een dienst wilt bewijzen, met alle bij zonderheden er aan verbonden," (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1