Prof. Dr. Abert Schweitzer Tweede Kamer Hoe brengen wij de jeugd door deze tijden heen Hoewel hij, wiens naam hierboven staat, geen lndgenoot is en de belangrijkste laatste jaren van zijn leven zelfs aan de andere zijde der aaarde in Midden-Afrika doorbrcht, wordt zijn bezoek aan ons land terecht als eene gebeurtenis geacht, dat ieders aandacht verdient, omdat* wij in dezen wensch een algemeen erkend Christen van den daad hebben, wien te zien en te hooren, als een voor recht is te beschouwen. Een man van buitengewone gaven van verstand, gemoed en wily. Predikant, geneesheer, muzikus, geleerde en als zoodanig met de belangrijkste betrekkingen in zijn vaderland Elzas vereerd, en ook elders daartoe nog uitgenoo- digd, doch dit allesprijsgegevenhebbende.omzich digd, doch dit alles prijs gegeven hebbende, om zich als zendelingarts te wijden aan de primitieve negervolken in het heete Aequatoriaal-Afrikadezer vele ziekten en kwalen te bestrijden en talloozen genezing of verzachting van lijden te brengen. Ook deze rondreis door ons vaderland met zoo vele beroemde kerkorgels, waar hij dan zijn ge liefde Bach-werken kan ten gehoöre brengen, ge bruikt hij weer geheel om de noodzakelijke gelden tot onderhoud en uitbreiding van zijn geneeskun digen arbeid in Lambarencce bijeen te verzamelen. Zaterdag 21 Mei a.s. zal genoemre Dr. Schweitzer ook te Alkmaar komen, om bij uitzondering zoowel te spreken over zijn zendingswerk, als om een aantal orgelwerken te doen hooren op het beroemde orgel in de Groote Kerk aldaar. Bovendien zal dan door een speciaal voor deze gelegenheid gevormd koor van toegewijde zangers uit de stad en omgeving enkele koralen daarbij ten gehoore brengen. Al weten wij dat de tijden zwaar zijn, steeds blijkt behalve voor het allernoodigste levensonder houd bij alle mogelijke menschen toch ook nog wel wat geld beschikbaar voor ontspanning of andere extra uitgaven. Ziehier dan nu ongetwijfeld een gelegenheid die een extra uitgave rechtvaardigt en behalve een avond van kunstgenot ook van onvergetelijke lee ring belooft. Kaarten verkrijgbaar bij Bouwman's Boekhandel te Zuid-scharwoude. Wij laten hier onverkort volgen de radiorede die hedenmiddag 2 uur door den heer Gronds- ma, lid van de Kamer van goophandel en Fa brieken, voor den microfoon is uitgesproken. RADIOREDE. Waarde luisteraars, Het is ons een groot voorrecht door welwillende medewerking van de verschillende radio-centrales hier ter stede en den Radioraad, waarvoor wij gaarne onzen dank uitspreken, namens het plaat selijk Schweitzer-Comité enkele oogenblikken uw aandacht te mogen vragen voor een belangrijke gebeurtenis, die hier weldra zal plaats hebben. Prof. Dr. Albert Schweitzer komt, 21 Mei a.s. des avonds 8 uur in de Groote Kerk een orgelconcert geven en een rede houden over zijn werk, waarbij een Bach-koor, samengesteld uit dames en heeren uit Alkmaar en omgeving zijn medewerking zal verleenen. Nu zullen velen van U wellicht vragen: Wat is dat voor bijzonders en is daarvoor zelfs een radio toespraak noodig? Er worden zoovele concerten ge geven en redevoeringen gehouden door meer of minder bekende persoonlijkheden. Het programma in onze kleine stad is dikwijls overladen en men kan van het goede ook te veel krijgen. Wij moeten toestemmen, dat deze tegenwerping in haar algemeenheid ook inderdaad juist is. En toch durven wij met nadruk te verklaren: Er zal in Alkmaar iets bijzonders gebeuren! hetgeen, naar wij hopen, U uit het navolgende duidelijk zal wor den. Albert Schweitzer behoort tot de grootste figuren en meest universeele geesten van onze tijd. En als wij dit hier uitspreken, zijn we ons bewust, dat de de man in kwestie, als hij het hoorde, allerlei be denkingen zou maken en misschen zou protesteeren tegen een dergelijke kwalificatie van zijn persoon. Want een van zijn meest karakteristieke eigen schappenis: eenvoud, bescheidenheid, die hem wars doen zijn van alle uiterlijk vertoon. Het is wellicht mede hierdoor, dat hij in onzen tijd van schreeu- wige reclame en luidruchtige propaganda bij velen een onbekende is en zelfs onttwikkelde menschen nooit iets van zijn persoon en werk hebben gehoord. Het gaat er mede zooals het zoo schoon wordt ge schetst in Felix Timmermans' „Het Kindeke Jezus in Vlaanderen", als Josef en Maria met een scha mel karretje door de straten van Gent trekken: En op de ure van het noen, als alle klokken lui den, reed het huifkarretje over de korenmarkt. Het stramme ezelke was even geduldig als altijd. Josef ging leidend voorop, en onder de grijze huif zat de blauwgemantelde, jonge moeedr, met veel verdriet in haar oogen, en de borst gevend aan haar i rustig kind. j En als een lied van zegen, roerden de klokken hunne klanken, 't waren er verre en dichte, en er was gehuppel van ronkend brons, en klingelend i zilver, ernst van dikke zware klokken met spe- lende stemmekens daartusschen. Het wa afwisselend en heerlijk als 't geklets en 't gedrup van den dooi. De lucht zinderde ervan, de ruiten rinkelden, de steenen torens gonsden: Gent zong! Maar één klok zweeg. En dat was Roeland, de tong, het hart van Vlaanderen, die sedert het Vlaamsche volk verworden en verbasterd was, ge scheurd daar in de hoogte hing, en zijn stemme niet meer roerde. Maar plotseling als het karretje aan den zwaren voet van 't geweldig Belfortsteen passeerde, ging er daarboven in de lucht een bronzen geril, en als de jubeling van den hemel, dommelde Roeland ineens met volle galmen zijn zegen overhetland. Het Belfort beefde, en de menschen als van de hand Gods geslagen, huiverden en ontroerden, voel den het gehamer door hun herten gaan, en staar den verbijsterd naar boven in de lucht, maar nie mand zag naar beneen, waar een povere familie met een piepend huifkarretje onopgemerkt door de straten ging." Geachte luisteraars, zooals Timmermans het daar schertst van het kindeke Jezus, zoo gaat het telkens in de wereld. De menschen kijken veelal op naar 't luidruch tige en massale, maar het nederige en stille, doch waarachtige gaat onopgemerkt voorbij. Er wordt verhaald van een Griekschen wijze uit de grijze oudheid, die met een lampje uitging om naar een mensch, een waarachtig mensch te zoeken. Wijlen Minister de Visser zou zeggen „een com pleet mensch" die wel altijd schaarsch zijn geweest, maar in onze dagen bijzinder schaarsch zijn. Als deze wijze thans uitging, met een van onze moderne hulpmiddelen een zoeklicht, dan zou de wereld verbaasd staan, als het bleef schijnen op de donkere binnenlanden van West-aquatoriaal Afri ka, waar onder de grootste moeite en gevaren een man bezig is met zijn heerlijk barmhartigheids- werk aan arme, lijdende negermenschen, een man. gedreven door de zuivere liefde tot den naaste, of zooals hij het zelf in zijn werken noemt, „den eer bied voor het leven", geschapen als het is door God. Men doet in onzen tijd veel aan heldenvereering, meest helden van het groene veld, het witte doek of van den ring, maar de waarachtige held is de held van den geest, die gedreven door een hoog ideaal ergens in een vergeten hoekje van den wereld in alle stilte zijn 'groote gaven van hoofd en hait stelt in dienst der lijdende menschheid. Zoo'n held is Albert Schweitzer! Albert Schweitzer, geboren den 14den Januari 1875 in Kaijsersberg in den Elzas, zoon van een hulp-prediker, studeerde aan de Uni versiteit te Straatsburg tegelijk Theologie en Phil losophie, behaalde in beide wetenschappen den doctorstitel, werd professor in de Theologie, be kwaamde zich in dien tusschentijd in het orgelspel, schreef een groot werk over Bach, en zag als predi kant en academisch docent nog kans de studie in de geneeskunde te volgen en als docttor in de me dicijnen in 1913 te promoveeren. Middelerwijl hield hij zich bezig met orgelbouw en ontwierp een leid draad, waardoor het thans mogelijk is de schoon heid van klank der oude orgels te vereenigen met de technische voordeelen der nieuwere. In 1912 trad hij in het huwelijk met Helene Bresz- lau, een dochter van een bekend professor in de geschiedenis en reisde omstreeks Paschen 1913 met haar man naar Lambarene, een zendingsstation aan den oever van de rivier de Ogowe, op een afstand van 300 K.M. van de.Westkust van Afrika, iets ten zuiden van den evenaar, om daar een ziekenhuis te stichten. De ons toegemeten tijd laat-niet toe uitvoerig te schetsen, met welke moeilijkheden hij te kampen heeft gehad, trouw gesteund door zijn vrouw in die primitieve en ongezonde landstreek met gebrek kige hulpmiddelen en drukkende geldzorgen. Maar gedreven door zijn groote liefde, gesterkt door zijn geloof en vertrouwen, heeft hij met bijna boven- menschelijke inspanning schitterende ïesultaten be reikt en zijn werk gestadig uitgebreid. Schweitzer had de roepstem van God verstaan en wilde in een een leven van toewijding, en opoffering aan het zwarte ras, jarenlang door de blanke overheer- schers uitgebuit en geëxploiteerd goed maken, wat de laatste daaraan misdreven hadden. Hij beschouwde dit als het lossen van een eere schuld. Daarvoor heeft hij een schitterende car rière opgegeven, zoodat familie en vrienden het een dwaasheid vonden. Zijn leermeester Widor, bekend organist en com ponist te Parijs, noemde hem „een generaal, die met een geweer in de loopgraaf ging liggen.' Ondanks alle verkeerd begrip van menschen volg de hij zijn roeping op den weg der dienende liefde, in het vertrouweh, dat het verborgen idealisme, dat er sluimert in de menschen door die daad gewekt en zichtbaar zal worden. Geachte luisteraars! Moge het vertrouwen van Schweitzer niet beschaamd wordpn, maar draagt allen, al is het „het penningske der weduwe", *ets bij om de schuld te delgen, die Schweitzer ook uit onzen naam betaalt aan de lijdende broeders en zusters in het donkere oerwoud van Afrika. Alleen de geest, die Schweitzer bezielt, dat is de geest der waarachtige humaniteit, kon onze geslagen wereld redden! Toen door den oorlog ook het geheele moeizame werk van Schweitzer was verwoest, begon hij met nieuwen moed den wederopbouw en schreef in een zijner werken: „De ellende, die ik gezien heb, geeft me er de kracht toe en het geloof aan de menschen houdt mijn vertrouwen in de toekomst staande. Ik blijf gelooven, dat ik genoeg menschen vinden zal, zelf gered uit lichamelijk lijden zich tot een offer van dankbaaarheid zullen lten verbidden ten bate van hen, die thans in gelijken nood verkeeren Ik hoop, dat er spoedig meerdere artsen,benevens mijzelf, uitgezonden zullen worden naar alle dee- len der wereld door de broederschap dergenen, die door de smart geteekend zijn." Vrienden, laat ons deze roepstem verstaan en deze gelegenheid niet verzuimen om met dezen waarachtigen mensch kennis te maken! Steunt zijn arbeid, door in grooten getale op te gaan naar de Groote Kerk op Zaterdagavond 21 Mei a.s., ten 8 ure, allen met een speldje op de borst, gekocht bij den straatverkoop op dien zelfden dag. Ons Weekpraatje De mensen is cn blijft een kudde....schepsel. Dat was onze conclusie, toen we op het zonne- stralend x inksterfeest liepen te dwalen iu een der schoonste bosschen, welke ons land kent. 't Was er stil, als op een willekaurigen midweek- schen zomermorgen hetgeen we natuurlijk aller minst betreurden. In een bosch hoort het stil te zijn, anders kan men het geheimzinnig rui- schen der hoornen niet verstaan, noch het hame rend kloppen van den specht beluisteren, of het zacht sjielpen der blije vogeltjes, door zorgzame ouders gevoederd op jonge groene twijgen. De moderne stadsjeugd verbeeldt gich met te overtuiging, dat ook zij de natuur mint. In kleeding en manieren manifesteert ze haar lust tot vrijheid en als het maar even kan, trekt ze in drommen naar buiten om er zoo nemen ze zich misschien voor te dwalen en bosch en hei de geheimen van flora en fauna te gaan ontraad selen, het bonte leven van boom en plant en dier in alle schakeering en stadio van ontwikkeling te volgen, overweldigende beelden van natuur schoon in zich op te nemen. Alleem de oudere stadsmensch blijft thuis. Het is daar buiten nieets meer, meent hij, want auto, motor en fiets hebben de wegen veroverd, waar de vo gelen verjaagd zijn en de planten onder stof worden bedolven. Er is in de moderne wereld geen plaats meer voor patuur. En toch beweren we, dat men zelfs op de al lerdrukste zomerdagen nog heerlijk rustig kan wandelen in de schoonste bosschen, op een stille heide, door ervlaten duinen, Tienduizenden trek ken des zomers op een mooien Zaterdag of Zon dag naar buiten slechts weinigen vinden er de natuur. 3 Alles blijft hangen aan en om de heirwegen, welke ons land doorkruisen. Hebben de men schen hun doel bereikt, dan vormen ze ware klit ten, die niet uiteen te rafelen schijnen. Wie de natuur zoo echt mogelijk zoeken, gaan kampee ren in bosch of hei, maar zijn dan alweer niet uiteen te krijgen. De kampeerplaats, waar tien tallen gezelschappen gelegerd zijn, blijft hun centrum en de tochten daar vandaan strekken zich als regel slechts uit tot de naastbij gele gen gemeentekom met het bekende hotel, waar een terras is en men de verkeersdrukte kan ga deslaan. De schoonste plekken natuur blijven stil en verlaten. De enkelen, die er zich vermeien, hooren er uit de verte het gegonsi van bijen..., Dat zijn de medemenschen, die over asfaltwe gen naar buiten kwamen en over betonwegen te- rugkeeren zonder ook maar iets tot de natuur te zijn benaderd. Wat, de menschen op zulke ondernemingen ei genlijk zoeken en vinden, dat is vermaak en ont spanning, dingen, die in ons overigens vrïj mo notoon bestaan zeker heel wat waard zijn. De uitgaande mensch trekt het liefst daarheen, waar een massaal bezoek mag worden verwacht In Scheveningen en Zandvoort dromden met 1- ink sferen vele tienduizenden in een brandende zon tezamen. Rortterdam heeft even'buiten haar grenzen een grootsch zwembad met Lunapark gekregen en het werd een succes. Die Amster dammers stroomen op alle mooie zomerdagen naar de permanente kermisvermaken in Diemen, Muziekconcoursen zijn met Hemelvaartsdag en Pinksteren overal buitengewoon .geslaagd gehee- ten. De Graal trok drommen naar "een gloeiend stadion. De massa wist, dat de massa er zijn zou. Er wordt toch wat geld stuk .geslagen in zulke dagen, gromt Nurks. Och, wat zou dat Dan wordt er tenminste wat verdiend en dat geld zou anders misschien aan meer onnutte dingen zijn besteed. De ontwikkeling der tech niek autobussen, goedkoope auto's, rijwie len heeft het mogelijk gemaakt, dat de mensch zich gemakkelijker verplaatst dan vroeger cn van die mogelijkheden wordt nu geprofiteerd. De mensch heeft het uitgaan heden tens dage bo vendien beter geleerd dan men het weleer deed; het is veel economischer ingericht. Etenswaren gorden meegevoerd en het hoogste doel der uit gaanders is niet langer om ergens buiten, waar een „gezellig zitje" is, enorme hoeveelheden bier te gaan verzwelgen, al wordt een frissche drönk door geen moeden toerist versmaad. Handige lieden weten van den modernen trek lust der massa te profiteered, door op bijzondere zomcrsche dagen iets te organiseer en,- dat een bezoek waard is. Zóó actief moest men op meer plaatsen wezen. want.... trein en autobussen voe ren de menschen vlug en- goedkoop naar gezelli ger oorden. Als we het geld, in eigen gemeente verdiend, ook in eigen gemeente willen laten rollen, dan dienen we te zorgen, dat er op speciale uitgaansdagen in vacantietijd ook wat te doen is ter plaatse. Evengoed zullen dan toch nog velen zvoor de afwisseling eens naar elders trekken, maar uit den vreemde krijgen we dan tenminste óók ons deel. In een slechten tijd bij de pakken gaan neerzitten, helpt geen zier. We moeten wat leven brengen in het leven en actief genoeg wezen om ons voordeelen te scheppen. De toepassing van de Ongevallenwet. Tweede contingenteeringsdebat. Minister Verschuur bleef ook na de behan deling van zijn ontwerp Economische raad, de Tweede Kamer bezighouden. Allereerst met 'n gereserveerde verdediging van de praktijk der on gevallenwet tegen de heeren Drop s.d. en Kuiper r.k. De eerste had een motie ingediend om herzie ningen van de ongevallenwet te bewerken, betref fende den omvang van schadeloosstellingen en de berekeningen daarvan, omdat de uitvoering cler wet' nu vaak te verzekerings technisch zou zijn. te wemïg met de werkelijk geleden schade rekening zou honden. De heer Kuiper wilde zelfs nog meer. Hij vroeg een commissie tot onderzoek cn voorbereiding van een grondige herziening. De wet, zoo meenden beiden, is voor den tegen- woordigen tijd niet meer bij. De toegekende rente behoort de werkelijke schade te dekken en niet alleen de door medici geconstateerde technische schade. Kuiper redeneerde aldus, een medicus kan uitmaken laten we het eens veronderstel len dat iemand als gevolg van een ongeluk nog maar voor 50 procent valide is. Hij krijgt dan de helft van zijn inkomen vergoéd terwijl zijn schacle in de huidige tijdsomstandigheden '100 procent zal bedragen, omdat bij de heersehende werkloosheid de niet geheel validen niet aan den arbeid kunnen komen. Natuurlijk werden bij deze gelegenheid ook tal van klachten over vermeende onbillijkheden geuit. De heer Snoek Henkemans c.h. waarschuw de tegen het colportaeren daarvan en herinnerde dat toen een. commissie Duijs in 1916 klagers op riep, geen enkele ontevredene zich vertoonde, of schoon vergoeding van reis- en verletkosten was toegezegd. De minister meende, dat de zaak zich moeilijk voor mondelinge behandeling leen de. Op onze sociale wetgeving is nooit veel cri- tiek uitgeoefend geworden, gelijk bv. wel in Duitschland. dD'aarom blijft er natuurlijk wel wat te verbeteren. Er is echter meer grond voor een betrekkelijke tevredenheid dan voor een overdrij ving, waaraan naar des ministers meening de hr. Drop zich had schuldig gemaakt. De heer Ver schuur verdedigde tenslotte den medischen staf der rijksverzekeringsbank en adviseerde vrien delijk om de moties maar in te trekken, waaraan de beide afgevaardigden voldeden, nadat de mi nister nog had toegezegd-, dat hij een ambtelijke commissie zou instellen om na te gaan wat aan de uitvoering van de Ongevallenwet nog zou kunnen worden verbeterd. Omdat alle contingenteeringsmaatrégelen ach teraf nog de goedkeuring van de Kamers behoe ven, waren nu weer vier wetsontwerpen aan de de orde, ter goedkeuring van ten eerste de con tingenteering van schoeisel tot 1 October '32, 2c tricot, 3e wollen en halfwollen stoffen, 4e, bovenkleeding, de laatste drie alle tot 1 Feb. '33. De heer IJzerman s.d. voelde al heel weinig voor contingenteering, welke volgens hem op protectie neerkomt. Hij en de heer Oud v.d. be weerden dat de schoenindustrie hier te lande haar lot verdiend, omdat de bedrijven gebrekkig ge organiseerd en geoutilleerd zijn. Alleen de invoer beperking van tricot kon genade vinjden in des heeren IJzermans oogen. Van rechts o.a. via den heer Colijn a.r. en mej. Katz c.h. kwamen ook eenige bezwaren. De genoemden redeneerden zoo: contingenteerings- maatregelen steunen op de crisiswet, welke dui delijk vermeldt, dat maatregelen mogen en moe ten worden.genomen tegen „overmatigen invoer" het mag dus niet gaan om uitbreiding van werk gelegenheid. De heer Colijn wilde nog wel verder gaan dan de minister, maar dan niet steunende op de crisiswet. Neen, dan eerst een nieuwe beslis sing der Kamer ten principale. De Vrijheidsbonider dr. Vos verfoeide heel de wet en alle contingenteering. De heeren van der Meijs en Lockefeer beiden r.k., meenden, dat de minister ten opzichte van de beperking van in voer van tricotgoederen nog veel verder moest gaan. De heer Lockefeer is deskundig, want, hij is zelf fabrikant van tricotgoederen. Hij dacht echter ook anderen en bepleitte bv. con tingenteering van klompen, omdat onze arbeiders in de klompenindustrie moeten werken, op week loonen van zeven en tien gulden. Op Woensdag van deze week zat de Kamer nog druk in de dameseonfectie. door een Le.eraar. Wanneer wij de'omstandigheden zien, waaronder thans de jeugd opgroeit, dan beseffen wij eerst recht, hoe somber en verward deze tijd is. In .te- genstelling met de jeugd der vroegere generaties wordt de jeugd van onzen tijd gedrukt door zorgen waartegenover zij des te zwakker staat, daar zy geen innerlijke zekerheid heeft, haar stuur kwijt is De grootste zorg is, ook voor de jeugd, van finan- tieelen aard. Leerlingen van diverse scholen en' zelfs studenten aan de universiteiten staan voor de vraag „Wat zal er van ons worden, als wij onze opleiding beëindigd hebben? Hoe krijgen wij een werkkring, wat voor een werkkring zou dat zijn en welke waarborgen voor de toekomst zouden zij kunnen ge. ven?" Het spook van de werkloosheid grijnst ook de schooljeugd aan en er zijn er slechts weinigen die zonder zorgen de toekomst ook de verdere toekomst tegemoet kunnen zien. Toen wij jong waren behoet de een degrelijke vrees niet te drukken. Er is nog een andere reden, waarom wij met be zorgdheid de toekomst der jeugd tegemoet zien. Na den oorlog is er een steeds in kracht toenemende beweging gaande geweest, die naar wij hopen, thans haar culminatiepunt heeft bereikt, het uit eenrukken van het gezin. Het is te betreuren, doch wij kunnen het niet ontkennen, dat thans 'in zeer vele gevallen het gezin nog slechts een econo mische eenheid is, die haar opvoedende kracht en haar geestelijken inhoud reeds lang* verloren heeft Zoo is de toestaond. Het is duidelijk, dat hij verbe terd moet en ook kan worden. Hoe?Door te werken van binnen uit, door een veranderde ge moedsgesteldheid en een nieuw innerlijk leven, waar door met nieuwe kracht de zorgen kunnen worden gedragen, waar de enkeling dikwijls machteloos te genover staat. En in de tweede plaats moeten allen die daartoe in de gelegenheid zijn, doen wat zij kunnen, om onbillijkheden en economisch schadelij- ke toestanden uit de maatschappij weg te nemen. HOE WORDT DE ZONNEWARMTE IN STAND GEHOUDEN. De oppervlakte der zon straalt een warmte van 6 tot 8000 graden uit. De zonnewarmte die in den tijd van een jaar de aarde heeft bereikt, zou vol doende zijn om een ijspantser van 31 meter dikte dat de aarde zou omspannen, volkomen te doen smelten. Onze gemiddelde temperatuur op aarde bedraagt 13 graden. Als de zon geen warmte zou uistralen, zouden wij een gemiddelde temperatouur hebben van -73 graden. En toch is het slechts het tweemilliardste deel der zonnewarmte, die de aarde bereikt Wilde men de zonnewarmte kunstmatig verkrij gen, dan moet men per uur op i,edere vierkante meter van den aardbodem 75000 kilogram kool ver branden. Nu zegt een groote natuurwet echter, dat geen enkel ichaam voortdurend energie kan afge ven, zonder dat er nieuwe krachten aan toege voerd worden, wil het niet aan eigen kracht ver liezen lijden. Hoe" wordt de zonnewarmte nu eigen lijk in stand gehouden. De groote natuurkundige Helmholtz meent, dat door de val der buitenste zonnedeeltjes naar hun middelpunt, steeds nieuwe warmte wordt gevormd De moderne natuurkindigen beweren, dat de warm tebron der zon geregeld afneemt, en dat er steeds meer atomen worden gevormd. In het middelpunt der zon, zoo rekent men, moet een druk heerschen van 8520 millioen atmosfeeren. De chemische oer- stoffen, die onder dezen druk naar de oppervlakte worden geslingerd, vallen in atomen uiteen, en ge ven daardoor enorme hoeveellheden energie vrij. Deze omzetting in atomen heeft plaats met geweldi ge ontploffingen, die de stoffen dikwijls met een snelheid van 900 kilometer per seconde voortdrijven Deze geregelde omzetting en de daarmede gepaard gaande atoomvorming is niet voldoende, om de zon newarmte langer dan enkele billioenen jaren in stand te houden, maar wij en onze kinderen zullen nog nergens last van ondervinden. Land- en Tuinbouw HOE VERKRIJGT MEN GELIJKMATIGE OOGSTEN Er wordt veel te weinig aan gedacht, dat het snoeien der vruchtboomen in nauw verband staat met den oogst, dien men ervan verkrijgt. Wanneer men dus gelijkmatiige oogsten verlangt, moeten de booipen behandeld worden volgens hun ndividueele eigenschappen en dient men er bij het snoeien op te letten, dat zoowel de kfoon als de vruchtbegin selen zich goed kunnen ontwikkelen. Het vast houden van een scherp omlijnd schema bij het snoei en is dus onjuist. Het kwaad, dat daardoor wordt aangericht, kan nog wel weer worden goedgemaakt doch dan moeten de boomen sterker worden bij ge snoeid, dan goed voor hen is. Het doel van het snoeien is, den groei van den boom en het vrucht- zetten gelijkmatig te late n verloopen, en wanneer men dit eenmaal heeft' bereikt, za lmen spoedig ondervinden, dat de zoo gewenschte gelijkmatig heid zich ook over de oogsten uitstrekt. Hoe oud een gewoonte ook is, wanneer het noodig is, moet men ermee weten te breken. Langen tijd is het als vanzelfsprekend beschouwd, dat men slechts jonge boomen snoeide wanneer ze begonnen te dragen. Van dat oogenblik af snoeide men nog slechts heel weinig en tenslotte in he geheel niet meer. De praktijk heeft echter geleerd, dat dit sy steem lang niet altijd bet beste is. Ook het zg. ver jongen d.w.z. zeer sterk snoeien met lange tusschen poozen, is niet aan te bevelen. Men zal veel betere resultaten berekien, wanneer men de tusschenpoo- zen korter neemt en dan niet zoo overdreven sterk snoeit. Een boom gaat aanmerkelijk meer dragen, wan neer men de oude takken die nog slechts weinig vruchten opleveren verwijdert. Doch ook dit werk dient met de noodige zorg en oplettendheid te ge- schieden. Men kan deze takken niet meer afsnijden wanneer de reservekracht van den boom reeds te zeer is uitgeput, zoodat dit de reden is dat hii weinig vruchten vormt. De oude twijgen mogen voorts alleen met de schaar verwijderd worden- Als men zaagt, belemmert men de ontwikkeling van den boom en oefent men op het vermogen van den boom, om vruchten te vormen, een na' deeligen invloed uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4