Prof. Dr. Abert Schweitzer
Tweede Kamer
Hoe brengen wij de jeugd door deze
tijden heen
Hoewel hij, wiens naam hierboven staat, geen
lndgenoot is en de belangrijkste laatste jaren van
zijn leven zelfs aan de andere zijde der aaarde in
Midden-Afrika doorbrcht, wordt zijn bezoek aan
ons land terecht als eene gebeurtenis geacht, dat
ieders aandacht verdient, omdat* wij in dezen
wensch een algemeen erkend Christen van den daad
hebben, wien te zien en te hooren, als een voor
recht is te beschouwen. Een man van buitengewone
gaven van verstand, gemoed en wily. Predikant,
geneesheer, muzikus, geleerde en als zoodanig met
de belangrijkste betrekkingen in zijn vaderland
Elzas vereerd, en ook elders daartoe nog uitgenoo-
digd, doch dit allesprijsgegevenhebbende.omzich
digd, doch dit alles prijs gegeven hebbende, om
zich als zendelingarts te wijden aan de primitieve
negervolken in het heete Aequatoriaal-Afrikadezer
vele ziekten en kwalen te bestrijden en talloozen
genezing of verzachting van lijden te brengen.
Ook deze rondreis door ons vaderland met zoo
vele beroemde kerkorgels, waar hij dan zijn ge
liefde Bach-werken kan ten gehoöre brengen, ge
bruikt hij weer geheel om de noodzakelijke gelden
tot onderhoud en uitbreiding van zijn geneeskun
digen arbeid in Lambarencce bijeen te verzamelen.
Zaterdag 21 Mei a.s. zal genoemre Dr. Schweitzer
ook te Alkmaar komen, om bij uitzondering zoowel
te spreken over zijn zendingswerk, als om een aantal
orgelwerken te doen hooren op het beroemde orgel
in de Groote Kerk aldaar. Bovendien zal dan door
een speciaal voor deze gelegenheid gevormd koor
van toegewijde zangers uit de stad en omgeving
enkele koralen daarbij ten gehoore brengen.
Al weten wij dat de tijden zwaar zijn, steeds
blijkt behalve voor het allernoodigste levensonder
houd bij alle mogelijke menschen toch ook nog wel
wat geld beschikbaar voor ontspanning of andere
extra uitgaven.
Ziehier dan nu ongetwijfeld een gelegenheid die
een extra uitgave rechtvaardigt en behalve een
avond van kunstgenot ook van onvergetelijke lee
ring belooft.
Kaarten verkrijgbaar bij Bouwman's Boekhandel
te Zuid-scharwoude.
Wij laten hier onverkort volgen de radiorede
die hedenmiddag 2 uur door den heer Gronds-
ma, lid van de Kamer van goophandel en Fa
brieken, voor den microfoon is uitgesproken.
RADIOREDE.
Waarde luisteraars,
Het is ons een groot voorrecht door welwillende
medewerking van de verschillende radio-centrales
hier ter stede en den Radioraad, waarvoor wij
gaarne onzen dank uitspreken, namens het plaat
selijk Schweitzer-Comité enkele oogenblikken uw
aandacht te mogen vragen voor een belangrijke
gebeurtenis, die hier weldra zal plaats hebben.
Prof. Dr. Albert Schweitzer komt, 21 Mei a.s. des
avonds 8 uur in de Groote Kerk een orgelconcert
geven en een rede houden over zijn werk, waarbij
een Bach-koor, samengesteld uit dames en heeren
uit Alkmaar en omgeving zijn medewerking zal
verleenen.
Nu zullen velen van U wellicht vragen: Wat is
dat voor bijzonders en is daarvoor zelfs een radio
toespraak noodig? Er worden zoovele concerten ge
geven en redevoeringen gehouden door meer of
minder bekende persoonlijkheden. Het programma
in onze kleine stad is dikwijls overladen en men kan
van het goede ook te veel krijgen.
Wij moeten toestemmen, dat deze tegenwerping
in haar algemeenheid ook inderdaad juist is. En
toch durven wij met nadruk te verklaren: Er zal
in Alkmaar iets bijzonders gebeuren! hetgeen, naar
wij hopen, U uit het navolgende duidelijk zal wor
den.
Albert Schweitzer behoort tot de grootste figuren
en meest universeele geesten van onze tijd. En als
wij dit hier uitspreken, zijn we ons bewust, dat de
de man in kwestie, als hij het hoorde, allerlei be
denkingen zou maken en misschen zou protesteeren
tegen een dergelijke kwalificatie van zijn persoon.
Want een van zijn meest karakteristieke eigen
schappenis: eenvoud, bescheidenheid, die hem wars
doen zijn van alle uiterlijk vertoon. Het is wellicht
mede hierdoor, dat hij in onzen tijd van schreeu-
wige reclame en luidruchtige propaganda bij velen
een onbekende is en zelfs onttwikkelde menschen
nooit iets van zijn persoon en werk hebben gehoord.
Het gaat er mede zooals het zoo schoon wordt ge
schetst in Felix Timmermans' „Het Kindeke Jezus
in Vlaanderen", als Josef en Maria met een scha
mel karretje door de straten van Gent trekken:
En op de ure van het noen, als alle klokken lui
den, reed het huifkarretje over de korenmarkt.
Het stramme ezelke was even geduldig als altijd.
Josef ging leidend voorop, en onder de grijze huif
zat de blauwgemantelde, jonge moeedr, met veel
verdriet in haar oogen, en de borst gevend aan haar i
rustig kind. j
En als een lied van zegen, roerden de klokken
hunne klanken, 't waren er verre en dichte, en er
was gehuppel van ronkend brons, en klingelend i
zilver, ernst van dikke zware klokken met spe-
lende stemmekens daartusschen.
Het wa afwisselend en heerlijk als 't geklets en
't gedrup van den dooi.
De lucht zinderde ervan, de ruiten rinkelden, de
steenen torens gonsden: Gent zong!
Maar één klok zweeg. En dat was Roeland, de
tong, het hart van Vlaanderen, die sedert het
Vlaamsche volk verworden en verbasterd was, ge
scheurd daar in de hoogte hing, en zijn stemme niet
meer roerde.
Maar plotseling als het karretje aan den zwaren
voet van 't geweldig Belfortsteen passeerde, ging er
daarboven in de lucht een bronzen geril, en als de
jubeling van den hemel, dommelde Roeland ineens
met volle galmen zijn zegen overhetland.
Het Belfort beefde, en de menschen als van de
hand Gods geslagen, huiverden en ontroerden, voel
den het gehamer door hun herten gaan, en staar
den verbijsterd naar boven in de lucht, maar nie
mand zag naar beneen, waar een povere familie
met een piepend huifkarretje onopgemerkt door de
straten ging."
Geachte luisteraars, zooals Timmermans het daar
schertst van het kindeke Jezus, zoo gaat het telkens
in de wereld.
De menschen kijken veelal op naar 't luidruch
tige en massale, maar het nederige en stille, doch
waarachtige gaat onopgemerkt voorbij.
Er wordt verhaald van een Griekschen wijze uit
de grijze oudheid, die met een lampje uitging om
naar een mensch, een waarachtig mensch te zoeken.
Wijlen Minister de Visser zou zeggen „een com
pleet mensch" die wel altijd schaarsch zijn geweest,
maar in onze dagen bijzinder schaarsch zijn.
Als deze wijze thans uitging, met een van onze
moderne hulpmiddelen een zoeklicht, dan zou de
wereld verbaasd staan, als het bleef schijnen op de
donkere binnenlanden van West-aquatoriaal Afri
ka, waar onder de grootste moeite en gevaren een
man bezig is met zijn heerlijk barmhartigheids-
werk aan arme, lijdende negermenschen, een man.
gedreven door de zuivere liefde tot den naaste, of
zooals hij het zelf in zijn werken noemt, „den eer
bied voor het leven", geschapen als het is door
God.
Men doet in onzen tijd veel aan heldenvereering,
meest helden van het groene veld, het witte doek
of van den ring, maar de waarachtige held is de
held van den geest, die gedreven door een hoog
ideaal ergens in een vergeten hoekje van den wereld
in alle stilte zijn 'groote gaven van hoofd en hait
stelt in dienst der lijdende menschheid. Zoo'n held
is Albert Schweitzer! Albert Schweitzer, geboren
den 14den Januari 1875 in Kaijsersberg in den Elzas,
zoon van een hulp-prediker, studeerde aan de Uni
versiteit te Straatsburg tegelijk Theologie en Phil
losophie, behaalde in beide wetenschappen den
doctorstitel, werd professor in de Theologie, be
kwaamde zich in dien tusschentijd in het orgelspel,
schreef een groot werk over Bach, en zag als predi
kant en academisch docent nog kans de studie in
de geneeskunde te volgen en als docttor in de me
dicijnen in 1913 te promoveeren. Middelerwijl hield
hij zich bezig met orgelbouw en ontwierp een leid
draad, waardoor het thans mogelijk is de schoon
heid van klank der oude orgels te vereenigen met
de technische voordeelen der nieuwere.
In 1912 trad hij in het huwelijk met Helene Bresz-
lau, een dochter van een bekend professor in de
geschiedenis en reisde omstreeks Paschen 1913 met
haar man naar Lambarene, een zendingsstation aan
den oever van de rivier de Ogowe, op een afstand
van 300 K.M. van de.Westkust van Afrika, iets ten
zuiden van den evenaar, om daar een ziekenhuis
te stichten.
De ons toegemeten tijd laat-niet toe uitvoerig te
schetsen, met welke moeilijkheden hij te kampen
heeft gehad, trouw gesteund door zijn vrouw in die
primitieve en ongezonde landstreek met gebrek
kige hulpmiddelen en drukkende geldzorgen. Maar
gedreven door zijn groote liefde, gesterkt door zijn
geloof en vertrouwen, heeft hij met bijna boven-
menschelijke inspanning schitterende ïesultaten be
reikt en zijn werk gestadig uitgebreid. Schweitzer
had de roepstem van God verstaan en wilde in een
een leven van toewijding, en opoffering aan het
zwarte ras, jarenlang door de blanke overheer-
schers uitgebuit en geëxploiteerd goed maken, wat
de laatste daaraan misdreven hadden.
Hij beschouwde dit als het lossen van een eere
schuld. Daarvoor heeft hij een schitterende car
rière opgegeven, zoodat familie en vrienden het een
dwaasheid vonden.
Zijn leermeester Widor, bekend organist en com
ponist te Parijs, noemde hem „een generaal, die met
een geweer in de loopgraaf ging liggen.'
Ondanks alle verkeerd begrip van menschen volg
de hij zijn roeping op den weg der dienende liefde,
in het vertrouweh, dat het verborgen idealisme, dat
er sluimert in de menschen door die daad gewekt
en zichtbaar zal worden.
Geachte luisteraars! Moge het vertrouwen van
Schweitzer niet beschaamd wordpn, maar draagt
allen, al is het „het penningske der weduwe", *ets
bij om de schuld te delgen, die Schweitzer ook uit
onzen naam betaalt aan de lijdende broeders en
zusters in het donkere oerwoud van Afrika.
Alleen de geest, die Schweitzer bezielt, dat is de
geest der waarachtige humaniteit, kon onze geslagen
wereld redden!
Toen door den oorlog ook het geheele moeizame
werk van Schweitzer was verwoest, begon hij met
nieuwen moed den wederopbouw en schreef in een
zijner werken:
„De ellende, die ik gezien heb, geeft me er de
kracht toe en het geloof aan de menschen houdt
mijn vertrouwen in de toekomst staande. Ik blijf
gelooven, dat ik genoeg menschen vinden zal, zelf
gered uit lichamelijk lijden zich tot een offer van
dankbaaarheid zullen lten verbidden ten bate van
hen, die thans in gelijken nood verkeeren
Ik hoop, dat er spoedig meerdere artsen,benevens
mijzelf, uitgezonden zullen worden naar alle dee-
len der wereld door de broederschap dergenen, die
door de smart geteekend zijn."
Vrienden, laat ons deze roepstem verstaan en
deze gelegenheid niet verzuimen om met dezen
waarachtigen mensch kennis te maken! Steunt zijn
arbeid, door in grooten getale op te gaan naar de
Groote Kerk op Zaterdagavond 21 Mei a.s., ten
8 ure, allen met een speldje op de borst, gekocht
bij den straatverkoop op dien zelfden dag.
Ons Weekpraatje
De mensen is cn blijft een kudde....schepsel.
Dat was onze conclusie, toen we op het zonne-
stralend x inksterfeest liepen te dwalen iu een
der schoonste bosschen, welke ons land kent. 't
Was er stil, als op een willekaurigen midweek-
schen zomermorgen hetgeen we natuurlijk aller
minst betreurden. In een bosch hoort het stil
te zijn, anders kan men het geheimzinnig rui-
schen der hoornen niet verstaan, noch het hame
rend kloppen van den specht beluisteren, of het
zacht sjielpen der blije vogeltjes, door zorgzame
ouders gevoederd op jonge groene twijgen.
De moderne stadsjeugd verbeeldt gich met
te overtuiging, dat ook zij de natuur mint. In
kleeding en manieren manifesteert ze haar lust
tot vrijheid en als het maar even kan, trekt ze
in drommen naar buiten om er zoo nemen ze
zich misschien voor te dwalen en bosch en hei
de geheimen van flora en fauna te gaan ontraad
selen, het bonte leven van boom en plant en dier
in alle schakeering en stadio van ontwikkeling
te volgen, overweldigende beelden van natuur
schoon in zich op te nemen. Alleem de oudere
stadsmensch blijft thuis. Het is daar buiten
nieets meer, meent hij, want auto, motor en
fiets hebben de wegen veroverd, waar de vo
gelen verjaagd zijn en de planten onder stof
worden bedolven. Er is in de moderne wereld
geen plaats meer voor patuur.
En toch beweren we, dat men zelfs op de al
lerdrukste zomerdagen nog heerlijk rustig kan
wandelen in de schoonste bosschen, op een stille
heide, door ervlaten duinen, Tienduizenden trek
ken des zomers op een mooien Zaterdag of Zon
dag naar buiten slechts weinigen vinden er
de natuur. 3
Alles blijft hangen aan en om de heirwegen,
welke ons land doorkruisen. Hebben de men
schen hun doel bereikt, dan vormen ze ware klit
ten, die niet uiteen te rafelen schijnen. Wie de
natuur zoo echt mogelijk zoeken, gaan kampee
ren in bosch of hei, maar zijn dan alweer niet
uiteen te krijgen. De kampeerplaats, waar tien
tallen gezelschappen gelegerd zijn, blijft hun
centrum en de tochten daar vandaan strekken
zich als regel slechts uit tot de naastbij gele
gen gemeentekom met het bekende hotel, waar
een terras is en men de verkeersdrukte kan ga
deslaan. De schoonste plekken natuur blijven
stil en verlaten. De enkelen, die er zich vermeien,
hooren er uit de verte het gegonsi van bijen...,
Dat zijn de medemenschen, die over asfaltwe
gen naar buiten kwamen en over betonwegen te-
rugkeeren zonder ook maar iets tot de natuur
te zijn benaderd.
Wat, de menschen op zulke ondernemingen ei
genlijk zoeken en vinden, dat is vermaak en ont
spanning, dingen, die in ons overigens vrïj mo
notoon bestaan zeker heel wat waard zijn. De
uitgaande mensch trekt het liefst daarheen,
waar een massaal bezoek mag worden verwacht
In Scheveningen en Zandvoort dromden met 1- ink
sferen vele tienduizenden in een brandende zon
tezamen. Rortterdam heeft even'buiten haar
grenzen een grootsch zwembad met Lunapark
gekregen en het werd een succes. Die Amster
dammers stroomen op alle mooie zomerdagen
naar de permanente kermisvermaken in Diemen,
Muziekconcoursen zijn met Hemelvaartsdag en
Pinksteren overal buitengewoon .geslaagd gehee-
ten. De Graal trok drommen naar "een gloeiend
stadion. De massa wist, dat de massa er zijn zou.
Er wordt toch wat geld stuk .geslagen in
zulke dagen, gromt Nurks. Och, wat zou dat
Dan wordt er tenminste wat verdiend en dat
geld zou anders misschien aan meer onnutte
dingen zijn besteed. De ontwikkeling der tech
niek autobussen, goedkoope auto's, rijwie
len heeft het mogelijk gemaakt, dat de mensch
zich gemakkelijker verplaatst dan vroeger cn
van die mogelijkheden wordt nu geprofiteerd. De
mensch heeft het uitgaan heden tens dage bo
vendien beter geleerd dan men het weleer deed;
het is veel economischer ingericht. Etenswaren
gorden meegevoerd en het hoogste doel der uit
gaanders is niet langer om ergens buiten, waar
een „gezellig zitje" is, enorme hoeveelheden bier
te gaan verzwelgen, al wordt een frissche drönk
door geen moeden toerist versmaad.
Handige lieden weten van den modernen trek
lust der massa te profiteered, door op bijzondere
zomcrsche dagen iets te organiseer en,- dat een
bezoek waard is. Zóó actief moest men op meer
plaatsen wezen. want.... trein en autobussen voe
ren de menschen vlug en- goedkoop naar gezelli
ger oorden. Als we het geld, in eigen gemeente
verdiend, ook in eigen gemeente willen laten
rollen, dan dienen we te zorgen, dat er op speciale
uitgaansdagen in vacantietijd ook wat te doen is
ter plaatse. Evengoed zullen dan toch nog velen
zvoor de afwisseling eens naar elders trekken,
maar uit den vreemde krijgen we dan tenminste
óók ons deel. In een slechten tijd bij de pakken
gaan neerzitten, helpt geen zier. We moeten wat
leven brengen in het leven en actief genoeg
wezen om ons voordeelen te scheppen.
De toepassing van de Ongevallenwet.
Tweede contingenteeringsdebat.
Minister Verschuur bleef ook na de behan
deling van zijn ontwerp Economische raad, de
Tweede Kamer bezighouden. Allereerst met 'n
gereserveerde verdediging van de praktijk der on
gevallenwet tegen de heeren Drop s.d. en Kuiper
r.k. De eerste had een motie ingediend om herzie
ningen van de ongevallenwet te bewerken, betref
fende den omvang van schadeloosstellingen en
de berekeningen daarvan, omdat de uitvoering
cler wet' nu vaak te verzekerings technisch zou
zijn. te wemïg met de werkelijk geleden schade
rekening zou honden. De heer Kuiper wilde zelfs
nog meer. Hij vroeg een commissie tot onderzoek
cn voorbereiding van een grondige herziening.
De wet, zoo meenden beiden, is voor den tegen-
woordigen tijd niet meer bij. De toegekende rente
behoort de werkelijke schade te dekken en niet
alleen de door medici geconstateerde technische
schade. Kuiper redeneerde aldus, een medicus
kan uitmaken laten we het eens veronderstel
len dat iemand als gevolg van een ongeluk
nog maar voor 50 procent valide is. Hij krijgt dan
de helft van zijn inkomen vergoéd terwijl zijn
schacle in de huidige tijdsomstandigheden '100
procent zal bedragen, omdat bij de heersehende
werkloosheid de niet geheel validen niet aan den
arbeid kunnen komen.
Natuurlijk werden bij deze gelegenheid ook
tal van klachten over vermeende onbillijkheden
geuit. De heer Snoek Henkemans c.h. waarschuw
de tegen het colportaeren daarvan en herinnerde
dat toen een. commissie Duijs in 1916 klagers op
riep, geen enkele ontevredene zich vertoonde, of
schoon vergoeding van reis- en verletkosten was
toegezegd. De minister meende, dat de zaak
zich moeilijk voor mondelinge behandeling leen
de. Op onze sociale wetgeving is nooit veel cri-
tiek uitgeoefend geworden, gelijk bv. wel in
Duitschland. dD'aarom blijft er natuurlijk wel wat
te verbeteren. Er is echter meer grond voor een
betrekkelijke tevredenheid dan voor een overdrij
ving, waaraan naar des ministers meening de hr.
Drop zich had schuldig gemaakt. De heer Ver
schuur verdedigde tenslotte den medischen staf
der rijksverzekeringsbank en adviseerde vrien
delijk om de moties maar in te trekken, waaraan
de beide afgevaardigden voldeden, nadat de mi
nister nog had toegezegd-, dat hij een ambtelijke
commissie zou instellen om na te gaan wat aan
de uitvoering van de Ongevallenwet nog zou
kunnen worden verbeterd.
Omdat alle contingenteeringsmaatrégelen ach
teraf nog de goedkeuring van de Kamers behoe
ven, waren nu weer vier wetsontwerpen aan de
de orde, ter goedkeuring van ten eerste de con
tingenteering van schoeisel tot 1 October '32,
2c tricot, 3e wollen en halfwollen stoffen, 4e,
bovenkleeding, de laatste drie alle tot 1 Feb. '33.
De heer IJzerman s.d. voelde al heel weinig
voor contingenteering, welke volgens hem op
protectie neerkomt. Hij en de heer Oud v.d. be
weerden dat de schoenindustrie hier te lande haar
lot verdiend, omdat de bedrijven gebrekkig ge
organiseerd en geoutilleerd zijn. Alleen de invoer
beperking van tricot kon genade vinjden in des
heeren IJzermans oogen.
Van rechts o.a. via den heer Colijn a.r. en
mej. Katz c.h. kwamen ook eenige bezwaren. De
genoemden redeneerden zoo: contingenteerings-
maatregelen steunen op de crisiswet, welke dui
delijk vermeldt, dat maatregelen mogen en moe
ten worden.genomen tegen „overmatigen invoer"
het mag dus niet gaan om uitbreiding van werk
gelegenheid. De heer Colijn wilde nog wel verder
gaan dan de minister, maar dan niet steunende op
de crisiswet. Neen, dan eerst een nieuwe beslis
sing der Kamer ten principale.
De Vrijheidsbonider dr. Vos verfoeide heel de
wet en alle contingenteering. De heeren van der
Meijs en Lockefeer beiden r.k., meenden, dat de
minister ten opzichte van de beperking van in
voer van tricotgoederen nog veel verder moest
gaan. De heer Lockefeer is deskundig, want,
hij is zelf fabrikant van tricotgoederen. Hij
dacht echter ook anderen en bepleitte bv. con
tingenteering van klompen, omdat onze arbeiders
in de klompenindustrie moeten werken, op week
loonen van zeven en tien gulden.
Op Woensdag van deze week zat de Kamer
nog druk in de dameseonfectie.
door een Le.eraar.
Wanneer wij de'omstandigheden zien, waaronder
thans de jeugd opgroeit, dan beseffen wij eerst
recht, hoe somber en verward deze tijd is. In .te-
genstelling met de jeugd der vroegere generaties
wordt de jeugd van onzen tijd gedrukt door zorgen
waartegenover zij des te zwakker staat, daar zy
geen innerlijke zekerheid heeft, haar stuur kwijt is
De grootste zorg is, ook voor de jeugd, van finan-
tieelen aard. Leerlingen van diverse scholen en' zelfs
studenten aan de universiteiten staan voor de vraag
„Wat zal er van ons worden, als wij onze opleiding
beëindigd hebben? Hoe krijgen wij een werkkring,
wat voor een werkkring zou dat zijn en welke
waarborgen voor de toekomst zouden zij kunnen ge.
ven?" Het spook van de werkloosheid grijnst ook de
schooljeugd aan en er zijn er slechts weinigen die
zonder zorgen de toekomst ook de verdere toekomst
tegemoet kunnen zien. Toen wij jong waren behoet
de een degrelijke vrees niet te drukken.
Er is nog een andere reden, waarom wij met be
zorgdheid de toekomst der jeugd tegemoet zien. Na
den oorlog is er een steeds in kracht toenemende
beweging gaande geweest, die naar wij hopen,
thans haar culminatiepunt heeft bereikt, het uit
eenrukken van het gezin. Het is te betreuren, doch
wij kunnen het niet ontkennen, dat thans 'in zeer
vele gevallen het gezin nog slechts een econo
mische eenheid is, die haar opvoedende kracht en
haar geestelijken inhoud reeds lang* verloren heeft
Zoo is de toestaond. Het is duidelijk, dat hij verbe
terd moet en ook kan worden. Hoe?Door te
werken van binnen uit, door een veranderde ge
moedsgesteldheid en een nieuw innerlijk leven, waar
door met nieuwe kracht de zorgen kunnen worden
gedragen, waar de enkeling dikwijls machteloos te
genover staat. En in de tweede plaats moeten allen
die daartoe in de gelegenheid zijn, doen wat zij
kunnen, om onbillijkheden en economisch schadelij-
ke toestanden uit de maatschappij weg te nemen.
HOE WORDT DE ZONNEWARMTE IN STAND
GEHOUDEN.
De oppervlakte der zon straalt een warmte van
6 tot 8000 graden uit. De zonnewarmte die in den
tijd van een jaar de aarde heeft bereikt, zou vol
doende zijn om een ijspantser van 31 meter dikte
dat de aarde zou omspannen, volkomen te doen
smelten. Onze gemiddelde temperatuur op aarde
bedraagt 13 graden. Als de zon geen warmte zou
uistralen, zouden wij een gemiddelde temperatouur
hebben van -73 graden. En toch is het slechts het
tweemilliardste deel der zonnewarmte, die de aarde
bereikt
Wilde men de zonnewarmte kunstmatig verkrij
gen, dan moet men per uur op i,edere vierkante
meter van den aardbodem 75000 kilogram kool ver
branden. Nu zegt een groote natuurwet echter, dat
geen enkel ichaam voortdurend energie kan afge
ven, zonder dat er nieuwe krachten aan toege
voerd worden, wil het niet aan eigen kracht ver
liezen lijden. Hoe" wordt de zonnewarmte nu eigen
lijk in stand gehouden.
De groote natuurkundige Helmholtz meent, dat
door de val der buitenste zonnedeeltjes naar hun
middelpunt, steeds nieuwe warmte wordt gevormd
De moderne natuurkindigen beweren, dat de warm
tebron der zon geregeld afneemt, en dat er steeds
meer atomen worden gevormd. In het middelpunt
der zon, zoo rekent men, moet een druk heerschen
van 8520 millioen atmosfeeren. De chemische oer-
stoffen, die onder dezen druk naar de oppervlakte
worden geslingerd, vallen in atomen uiteen, en ge
ven daardoor enorme hoeveellheden energie vrij.
Deze omzetting in atomen heeft plaats met geweldi
ge ontploffingen, die de stoffen dikwijls met een
snelheid van 900 kilometer per seconde voortdrijven
Deze geregelde omzetting en de daarmede gepaard
gaande atoomvorming is niet voldoende, om de zon
newarmte langer dan enkele billioenen jaren in
stand te houden, maar wij en onze kinderen zullen
nog nergens last van ondervinden.
Land- en Tuinbouw
HOE VERKRIJGT MEN GELIJKMATIGE OOGSTEN
Er wordt veel te weinig aan gedacht, dat het
snoeien der vruchtboomen in nauw verband staat
met den oogst, dien men ervan verkrijgt. Wanneer
men dus gelijkmatiige oogsten verlangt, moeten de
booipen behandeld worden volgens hun ndividueele
eigenschappen en dient men er bij het snoeien op
te letten, dat zoowel de kfoon als de vruchtbegin
selen zich goed kunnen ontwikkelen. Het vast
houden van een scherp omlijnd schema bij het snoei
en is dus onjuist. Het kwaad, dat daardoor wordt
aangericht, kan nog wel weer worden goedgemaakt
doch dan moeten de boomen sterker worden bij ge
snoeid, dan goed voor hen is. Het doel van het
snoeien is, den groei van den boom en het vrucht-
zetten gelijkmatig te late n verloopen, en wanneer
men dit eenmaal heeft' bereikt, za lmen spoedig
ondervinden, dat de zoo gewenschte gelijkmatig
heid zich ook over de oogsten uitstrekt.
Hoe oud een gewoonte ook is, wanneer het noodig
is, moet men ermee weten te breken. Langen tijd
is het als vanzelfsprekend beschouwd, dat men
slechts jonge boomen snoeide wanneer ze begonnen
te dragen. Van dat oogenblik af snoeide men nog
slechts heel weinig en tenslotte in he geheel niet
meer. De praktijk heeft echter geleerd, dat dit sy
steem lang niet altijd bet beste is. Ook het zg. ver
jongen d.w.z. zeer sterk snoeien met lange tusschen
poozen, is niet aan te bevelen. Men zal veel betere
resultaten berekien, wanneer men de tusschenpoo-
zen korter neemt en dan niet zoo overdreven sterk
snoeit.
Een boom gaat aanmerkelijk meer dragen, wan
neer men de oude takken die nog slechts weinig
vruchten opleveren verwijdert. Doch ook dit werk
dient met de noodige zorg en oplettendheid te ge-
schieden. Men kan deze takken niet meer afsnijden
wanneer de reservekracht van den boom reeds te
zeer is uitgeput, zoodat dit de reden is dat hii
weinig vruchten vormt. De oude twijgen mogen
voorts alleen met de schaar verwijderd worden-
Als men zaagt, belemmert men de ontwikkeling
van den boom en oefent men op het vermogen
van den boom, om vruchten te vormen, een na'
deeligen invloed uit.