32
De crisis voor en na
Hike Breijer's
Langs den weg
lening
Speciaal Corsetten - Magazijn
West-Friesche gedachten
in het West-Friesch dialect
Een crisis is een keerpunt.. Eien keerpunt in
de ontwikkeling of het verloop van een verschijn-
Wjaameer de crisis is ingetreden, gaat het erop
of er onder, het is een zeer tijdelijke spannings
toestand, een hoogtepunt, san gevaar, dat alleen
dit voor heeft, dat wij tenminste binnen zeer
korten tijd zullen weten, waar wij aan toe zijn
dood of leven, harsten of buigen. Bij het woord
crisis denken wij onmiddellijk aan het tijdelijke,
aan den omslag ten kwade otf ten goedde en aan
het op zichzelf onhoudbare, maar als keerpunt,
te gedoogen toppunt van alle leed. Nu( zal het
blijken of de kwaal ten doode voert of uitgewoed
heeft. Nu o? nooit.
I)te wantoestand op economisch gebied, die. wi;
sinds eenige jaren meemaken, heeft noch het tij
delijke, noch het spannende van een crisis. Er is
geen kwestie van, dat op éen dag' alle leed ge
leden zal zijn én niemand gelooft, dat onze maat
schappij na deze periode definitief ten onder zal
gaan of nog maar 'met ee:n vertrokken, of mis
maakt gelaat en éen verwoest gestel uit de ramp
jaren tevoorschijn zal komen. Dte patient zal mis
schien wat soberder 'leven en wat harder wer
ken en later nog dikwijls terug denken .aan de
onmogelijke toestanden, die als normaal werden
beschouwd en aanvaard, voordat de z.g. crisis
intrad.
Waarmede alleen gezegd wil zijn, dat elke an
dere benaming voor de moeilijkheden, die wij
thans doormaken, heter is, en dat wijf daarom
zoo gauw mogelijk van het woord crisis .afstand
moeten doen, omdat deze benaming nog illusies
wekt van een 'terugkeer haar het oude,, terwijl
wij allen weten, dat het oude nimmer terugkeert
in het leven niet en in de maatschappij1 niet. Het
woord crisis wekt 'nog gedachten op aan jets ab
normaals, iets levensgevaarlijks, 'terwijl de toe
standen, waarvan wij op het oogenblik de dupe
zijn, volkomen voortvloeien uit de normale ont
wikkeling en bovendien niet levensgevaarlijk zijn.
omdat de kwaal, waaraan wij lijden, niet uit een
verval van krachten, ma-ar uit een teveel aan
werkzaamheden voortkwam.
Overigens, laten wij 'terloops evep vaststellen
dat er nog crisis ën crisis zijln. ,Een crisis van (de
gezondheid bv„ een inval van onbekende bacte
riën, waarbij de beangstigende vraag zou oprijzen
of het menschelijk lichaam dien aanval zou door
staan, of wel een crisis van den geest, waarbij
moord en doodslag als gewettigd worden aan
vaard; waarbij de luiheid gehuldigd en de onzin
geprezen zou worden; wat bleef er dam van het
menschengeslacht over? Of slechts een meteoro-
?logische crisis, een kleine zwenking van den
golfstroom door een of andere bodemverheffing
in den ooeaan, een daling van de gemiddelde tem
peratuur met enkele graden, waardoor slechts
de allersterksten in onze streken het leven kon
den behouden. Het moge dan een magere troost
zijn, pnaar het. is toch een troostende gedachte,
dat de z.g. crisis, die wij thans .allen doormaken
tenslotte alleen het materieele leven betreft, en
dat de meerderheid van de getroffenen in vroe
gere jaren van welstand of nood allang genoeg
wijsheid heeft verworven om te beseffen, dat het
materieele niet het eenige is.
Hoe dit ook zij', wij voelen in ieder geval de
inzinking in het bedrijfsleven, die zich thans
voordoet, als iets onbehoorlijks, als een soort
ziekteverschijnsel in het organisme, dat tot nu
toe vrij geschikt in ons 'levensonderhoud voorzag
iMen ging naar zijn werk en vond daar een
taak en vroeg eigenlijk niet eens, wie die taak
gegeven had en waarom zij verricht moest' wor
den. De materialen kwamen van de opslagplaat
sen en de gelden kwamen van een bank en ten
slotte kwam het loon of de winst automatisch
tevoorschijn. Een tramconducteur bekommerde
zich niet om de bedrijfsresultaten van zijn maat
schappij, evenmin om den welstand van zijn pas
sagiers of de kosten van electriciteit of] smeer
olie. Hij wist dat, wanneer hij maar op tijd bij
zijn wagen stond en gedurende een vasten tijd
dien wagen bediende er dan ook op, gezette tij-
?n een loon zou worden uitgekeerd.
Het organisme werkte feitelijk zoo goed, dat
men niet eens bemerkte ,dat het, bestond, zoo
als kerngezonde menschen eigenlijk nooit iets
van hun gezondheid en zeker niet van) hun li
chaam bemerken. Het, is alles zoo vanzelfspre
kend.
Wanneer de vrouw van den tramconducteur bo
rengenoemd een kwartje op de toonbank legt
voor een pakje thee, denkt zij niet aan de hon
derden koelies, die zij in de theeplantages blijk
baar tot haar beschikking heeft en aan de stoom
schepen, die zich over de oceanen voortschroeven,
ie prachtige dokken en hijschkramen, die in de
havens klaarstaan om dat onnoozele pakje thee m
ontvangst te nemen, alles in ruil voor dat zielige
zilveren schijfje. En juist omdat het apparaat
iltijd klaar staat, of het nu de mijnwerkers aan
le Rio Tinto of de pakhuizen in, Brazilië zijn,
merken wij er niets van, weten wij- het bestaan
liet -eens en worden wij dus des te meer opge
schrikt, wanneer er iets met dat apparaat) aan
le hand is en dat is nu het geval. Het apparaat
leeft zoo naarstig gedaan wat wij er van ver
wachtten, dat alle pakhuizen vol zijn en de
gebruikers totaal verstopt zijn, zoodat allen, die
net het, transport te maken hebben, werkloos
noeten rondloopen. Wanneer dit nu maar een
gevolg was van een vergissing of misrekening.
die een of ander overmoedig ondernemer had ge
maakt, dan behoefden wij ons tenslotte niet be
zorgd te maken, het kwaad zou wel uitzieken en
den volgenden keer werd er wel oj| gelet, dat
die evrgissing niet meer voorkwam. Maar er is
in het geheel geen vergissing gemaakt, de hijsch
kranen e nde koelies en de stoombooten, de tur
bines en do dynamo's hebben precies gedaan
wat zij moesten en wanneer er een fout gemaakt
is, zijn wij het geweest, die haar maakten, om
dat wij ons nooit afvroegen, hoe groot die appa
ratuur eigenlijk maximaal moest zijn. I
Toen er nog geen stoommachines waren en de
mechanische productie nog slechts met wind
ei waterkracht te bewerkstelligen was, konden 1
er slechts daar bedrijven bestaan, waar die
krachten te betrekken waren. Met de toepassing
van de stoommachine maakte men zich los en
overal konden fabrieken gesticht worden, iwaar
kolen en arbeidskrachten samen te brengen wa-
j ren. Door de mogelijkheid van .overbrenging van
clectrische energie op groote afstanden zijn de
laatste belemmeringen weggevallen en kan men
practisch gesproken op elke plaats een bedrijf
stichten, terwijl de ver doorgevoerde mechani
se ering de mogelijkheid geschapen heeft, vrijwel
eiken arbeider in dat bedrijf aan Tiet werk' te zet-
ten. De electrischo energie heeft ons vrijge- 1
maakt wat de plaats van vestiging, de mecnani-
I sec-ring heeft, ons vrijgemaakt van het aantal be-
schikbare arbeidskrachten. Dit heeft het voordeel
I dat wij thans tegen onwaarschijnlijk lage prij-
zen hier in Holland vrijwel alle producten kun-
nen koopen,'die maar in eenig deel' van de we
reld worden vervaardigd, maar het heeft het na-
deel, dat er geen enkele rem is bij het slichten
van die bedrijven. Do hinderlijke overvloed, dien
wij thans ondervinden, is dus opzichzeif geno-
men volkomen natuurlijk en een logisch gevolg
van dezelfde ontwikkeling van het mechanische
I stransport en de mechanische perfectie, die 011-
zen welstand in de afgeloopen tijden zoozeer ver-
hoogd heeft. Do inzinking in de prijzen is geen"
ziekteverschijnsel, maar een natuurlijk gevolg
van de werkzaamheid van het apparaat, waar
aan bij den uitbouw juist de eiscli van maximum
j productie bij minimumkosten werd gesteld. Zoo
lang wij dit apparaat niet stelselmatig vernie
tigen, zal het altijd klaar staan, den overvloed
te lveeren, die ons nu eenigszins beangst maakt,
i omdat wij er nog niet .aan gewoon/ zijn, maar
tot zoo een vernietiging zaleen .beschaafde maat- j
schappij toch niet gauw overgaan.
Wanneer wij* dan van een crisis willen spreken
moeten wij goed voor oogen houden, dat ook j
I na alfoop van de crisis de oorzaken, die tot de
malaise hebben geleid, onverminderd zijn blijven
I bestaan, zoodat de eenige opgave, die ons na het
herstel wacht, deze is: van het apparaat een be-
ter gebruik te maken dan wij totl nutoe deden.
I Overigens is alle leed zeer betrekkelijk. Een
van de rampen van onzen tijd, zoo niet ,,de-'
ramp, is de werkloosheid. Wanneer wij aanne
men, dat een vijfde van de arbeiders werkloos is,
en vier vijfde van de arbeiders bij een 5-urigen
arbeidsdag nog juist voldoende werk heeft, kan
men zeggen, dat ongeveer de gemiddelde arbeids'
duur zes uur is. Hadden allen zes uren per dag
werk, dan zou er van werkloosheid geen sprake
zijn. Een eeuw geleden echter, bij een, arbeids-
dag van ,2 uur, zou een werkgelegenheid van
sléchts acht uur per dag zeker als een onhoud-
i bare werkloosheid zijn beschouwd. Hiet is dus
slechts een vraag, of de mechaniseering van de
productie vanaf het winnen der delfstoffen en
deer landbouwproducten tot het vervaardigen van
onze gebruiksartikelen zij het kleeren, auto-
tomobielen, huizen, brooden of Rontgen-apparaf
ten zoo ver kan worden doorgevoerd, dat ten
slotte een arbeidsdag van enkele uren voldoende
is om het benoodigde bij den consument te bren-
gen. i I
I .De moderne techniek streeft nog voortdurend
naar een verhooging der productie per arbeider,
i wat dus wil zeggen, dat bij oenzelfde productie
het aantal arbeidsuren steeds vermindert. Het
is zeer waarschijnlijk, dat' de tijd, die nog nimmer
stil heeft gestaan, ons een productie-apparaat
brengt, waarvan het toezicht nog vrij wat min
der arbeidsuren vraagt dan nu in een periode.
van grootstee werkloosheid besteed worden. Zpo-
dat de wantoestand, waarvan wij thans allen het
slachtoffer zijn, minder als een storingsverschijn
sel moet worden beschouwd, dan wel als eeh
voorbode van oen nieuwen tijd, waarin de arbeids
dag wederom aanmerkelijk verkort, is.
Oude relaties worden opgezocht, zoo mogelijk nieu
we aangeknoopt, hier is nog wat te vereffenen (naar
men beweert, moet dat „nog wat" ietwat ruim
worden genomen) of wel een misverstand of ander
akkevietje uit den weg worden geruimd.
Ieder hunner beweert, dat het een slechte tijd
is, dat er weinig te masselen valt. Nu. dat gelooft 'n
ieder, ook Mercurius maakt een zware tijd door.
De trasnortarbeiders hebben nu ook tijd voor een
gezellig onderonsje, er valt weinig voor hen tedoen
Men onthoudt er zich van, de landarbeiders het
brood uit den mond te neemn, er is ale werkloos
heid genoeg, meer dan genoeg.
De schippers kijken hun vaartuigen eens extra
na, die geven hun vaartuigen de groote voorjaars
beurt. Het is voor hen en ons allen te wenschen,
dat de komende oogst volop vervoer brengt, de
schippers hebben een zeer slecht seizoen achter
den rug.
Alles wijst op de stille tijd.
Dit stil is, gelijk het leven, al zeer betrekkelijk.
Fiets den Twuyverweg af en kijk naar de bollen-,
aardappelen-, kool- en uienakkers. Of wel, ga het
rijwielpad op van Sint Pancras naar Koedijk, rijdt
de Waard In, of waar ook, en ge merkt, dat er veel,
zeer veel te doen is.
Hier is men bezig de tulpen van haar sierlijke
bloemen te ontdoen, de voorbijgangers benemend
het verrukkelijk gezicht van een verblindende kleu
renpracht. Tulpen worden ook niet gezet om het
mooie gezicht, slechts kort mogen we van de heer
lijkheid genieten, het prozaïsche leven stelt zijn
harde eischen. Deze bloem valt niet eens af, men
laat haar daartoe niet eens den tijd.
Wat staan nu de vroege aardappelakkers er mooi
bij, een lust voor de oogen. Natuurlijk denken we
aan de kwetsbaarheid van dit zoo teere gewas,
en verheugen er ons in, dat de nachtvorsten tot
heden geen schade deden. Moge de schoone stand
een profetie zijn van een goeden oogst, die ook
goede plaatsing vinde.
In de uien, een product, dat zoo op het oog heel
wat meer land bezet, dat het vorige jaar, komt hier
en daar veel werk. De stand lijkt over het alge-
mee nheel goed, vrij dik zelfs.
De bouwers hebben inplaats van een stillen een
extra drukken tijd. Zoo op het oog zou je zeggen,
'daar in de uien kon nog wel een extra mannetje
bij, daar is volop werk voor. Edoch, we weten wel,
waar het aan schort. Men probeert algemeen, nood-
gewdongen, de exploitatie kosten te drukken. Als
het maar even mogelijk is, zoo weinig mogelijk uiti-
geven, in de allereerste plaats al, wijl de centen
schaarsch zijn en in de tweede plaats, omdat het
vooruitzicht op loonende producten prijzen zoo som
ber zijn. Had men slechts eenig vooruitzicht, het
uitgegeven loon in den vorm van producten-prs plus
eenige winst terug te krijgen, er zouden m.i. weinig
arbeiders zonder werk loopen.
Deze toestanden ontnemen de menschen alle on-
dernemerslust, men durft niets wagen. Men heeft
al zooveel leergeld betaald.
De natuur trekt zich gelukkig van ons. aarde-ge-
tob en toekomstvreezen niets aan. Het is alles weelde
wat het oog nu ziet. Het teere groen der jonge
bladen aan boom en plant ze wekken in ons de
hoop. Zonder hoop valt het leven zoo zwaar.
Heerlijk is de lente, schoon, anzegbaar schoon is
de natuur.
Ons somber leven wordt er door verkwikt, we
halen nu ruim adem, en we scheppen weer moed.
Kient 17 Alkmaar Tel. 526
Vertrouwd adres voor:
goedpassende
Buikbanden
Elastieken Kousen
Rechthouders en Rechthouder-
Corsetten
Het is weer stille tijd.
Aan de veilingen is weinig aanvoer meer, de kool
tjes, nog aanwezig, kup je bij wijze van spreken,
zoo ongeveer tellen. Deze extra taaie overhouder
heeft nog een stuitje rooien, gene wat denen. Vraag
je den bouwer, of er nog wat zit, dan krijgt ge i>»
elk dorp ongeveer gelijkluidende antwoorden. Meh
noemt u een naam of drie van koolbezitters.
Het is op een oor na derhalve gevild, het seizoen
kennen we, als voorbij beschouwen. We zien al
weer de eerstelingen van de nieuwe oogst, de to
maten rabarber, zelfs aardbeien en op de groente
wagens reeds een bonte verscheidenheid nieuwe
groenten Dit zijn altemaal aanwijzingen, dat de
stille tijd is aangebroken. Ge ziet het op straat;
kooDlui hebben tijd voor een babbeltje, straks gaan
ze hun klanten na, en trekken de grenzen over.
Zonder dat zij dit wisten, is enkele weken geleden
een tweegesprek tusschen Jasper en de vrouw,
opgenomen op een zgn. dictafoon of dicteermachine,
toen zij zich voor een zakenboodschap op éen druk
exporteurskantoor bevonden. Een dictafoon wordt
op vele moderne kantoren tegenwoordig gebruikt,
en is te vergelijken met een gramofoonplaatopnemer
In het apparaat kan gesproken worden en deze
klanken later, als bij een gramofoonplaat weer
worden tevoorschijn geroepen. De exporteur, was
niet weinig verwonderd, toen hij ontdekte, dat de
machine door een verzuim niet was afgezet, en hij
Jasper's en Meroitjes onderhoud en wederwaardig
heden door de machine zag of liever hoorde ver
klappen. Hij zond ons een afschrift van de rol.
Daar Jasper deze week verhinderd was te schrijven
meenen wij goed te doen, ook voor u deze plaat te
laten draaien. Jasper en Meroitje zullen er wel niet
boos om zijn. We hebben het hier en daar toegelicht
en beginnen als het wachten Jasper en Meroitje
begint te vervelen; wachten veroorzaakt omdat de
exporteur even was weggeroepen.
RED. „N. L. CRT."
J. Och, men waif, taid is géld, dat gaat niet altaid
opIk heb taid zat, maar geld, ho maar.
M. 'k Wou dat ie maar weer opwerdan kwam
'k Kraig pain in men stuut, van 't lange zittn
't Weer is ok nag zoo onwaisWe kenne
nag wel dik op regen kraige.
J. Der zit teminste een lilleke skuit met zure ap
pels om de NoordKalk 't begint al
M. 'k Heb men plu gieniensen meenomenAfain
't mot hard regene as ek staande drinke ken.
J. 't Meist valtons bezaien.
M. Wè ja, main mense. Wat duurt et toch lang.
(De telefoon gaat) Vanzelf, nou gaat net die
tillefoon, azze wai hier alliendig benne. Kalk
ers buiten, of je die man niet ziene. Hai heb
ons hier ok zoo maar zitte leiten, wat weerlicht
die klerke ben der ok gien meer.
eerWai moete
Ik heb gien ver-
J. Ek heb 't wel ders zien, bai de Notaris, maar
(de telefoon gaat dringender.)
M. Toe den, dat bel jankt deur vanzelf.
J. Hallo (onwennig sprekend), jawel(tot Me-
raitje) 't Broeker Postkantooris dut. Ze Zegge
dat Amsterdam komt.
M. Amsterdam.?
J. Vanzelf, nou staat an 't are end in Amsterdam
ok ien an de tillefoon en die gaat nou praate
ze zelle een boskip hewweWat tutert dat
onwais in je oore. No uhoor ek weer een are
vrouw.Wat zegt u? (tot Mer.) Das er ok ien
van de tillefoonze zoit of het hier zeuvenen
zeuventig is„Spreken maar" zeit ze
't Is vast een maidje hier vandaan, want ze
zaide zeuven, aars zou ze wel zeven zegge.
Hallo
M. Weerom zeg je nou zoo mannig „hallo."?
J. Dat hoort zoo, dat zaide de notaris ok
Stil, nou zei je 't hewweJawel(tot
Meraitje) Nou hoor ek weer gien donder
J. Zoo mot je em houwe
M. Nou, dat doen ek toch?'k Hoor ok niks
alliengetuut in men ooreHè, 'k verskiet
ervan, nou begint dat bel ieniensen te pra
teWatblief (Ze praat steeds in de micro
foon, ook als ze tegen Jasper praat, zoodat
„Amsterdam" alles hoort.)
M. Wacht efkes, elkes men oor jeuke't doet
er zeer vanWat piept dat waif'k Ken
niks niet verstaan'k Hoor niks as piep-piep
piep 't kneert maar wat Jasper.
J. Geef main maar weerHallowatblief..
Nei, die is efkes leden weggaanheb maar
niet zoo'n kippedriftHai most neiei?
Ken je dat niks skelenou, ok goed, maar
wat is er den? Dat wie komt? HelmHolm;
wat zegt u?Hendrik, Anna, Lotje, Marinus,
wie ben dat allegaar? Die weune hier niet
hoorO, nou begraip ek etNetAs
de pelisie berichte van de radiode H van
Hendrik, de A van Annadenet, das
dus H-A-L-M halm, halmjewel,
net as van de garst, dat ben ok halleme, maar
are den vanzelf.... Nou, ek zei de boskip
overbrengedat meneer Halm dus murregen
komtWatbliefuitlacheWel neinik
men goeie mens, dat was men vrouw, maar die
heb gien rooi op tillefoneeren
M. Nou, jai wel zeker, 't houdt nagal wat
J. Stil derswat zegt u?Ieder in zen bedraif
juffie, azze we jouw met een paar leerze an
te baggeren zette, weet je ok van voren niet
wat je van achteren anpakke zelleEn an
een keistobbend ken ek jou ok niet gebrulke
en men waif welWeet u alles? Zoo,
wat is den een portelbuk? Niet? Nou wai wel,
dag juffrouw, 't besteZoo ofbelle, dat deid
meneer ok.
M. 't Is aardig zuk tillefoneerenMaar wat
wat zaide ze nou allegaar, Jasper?
J. Nou, dat je der uitskolden hadde voor waif en
zok, dat had ze ok hoort, en datte wai van toe
ten nag bleizen wiste, en datte we gien opvoe
ding genoten haddemeer niet, mien ek wel
M. Watte (loopt naar de telefoon) Geef dat ding
nag ers hier, den zei ek er wel aarts troeve
J. Nei, nou is ze der niet meer vanzelf
M. Gien opvoeding genoten toch
J. Nou, afain, 't is maar goed dat ze ons alliendig
maar hoore kon, en niet zienDat zei aars
ok zoo lang niet meer dureder ben weer nu-
we uitvindings as dat nou hier was, had je dat
maidje in Amsterdam zien keunen ok, net as
in de kinemategraafEn zai In Amsterdam
okAllegaar dreidloos
M. 't Is zonde, den mag 't ok wel nooit een troep
bai je wezeen je magge zellef ok wel niet
in je onderkleere staanMoet je verbeelde
J. Kwan, 'k wul ders rouke
M. 't Is weer droug okNou, deer komt ie ain-
deluk.je kenne an de man zien dat ie louf
is't Zei met hem ok wel veul koeie, veul
moeie weze
J. Hai liet em aars niet op zen vessie kwatte
Maar met main wul ie toch twei regknokkels
uit ien verreken snaie'k Zei 't em wel
ders gnap zegge
M. Zoo is 't net,doen dat men knecht.
(Nadruk verboden.)