Productieregeling in de Steenindustrie Buitenland De Twee Kleinzoons. Zooals men weet. bestaat er een overeenkomst in de baksteenindustrie, tot regeling der pro ductie, aangeduid onder den naam Extra Rood contract. Dit contract heeft ten doel het „hard' harde metaalsteen te verminderen met een zekere hoeveelheid en daarvoor in de plaatst te stellen een te fabriceeren even groot kwantum „'zacht" zachte metselsteen o.a. voor binnen muren. Bekend is ook, dat uit de overeen komst voortgekomen is het feit, dat de georgani seerde arbeiders niet zouden werken bij werk gevers in de steenindustrie, die niet aangesloten zijn bij het contract. In zijn uiteenzettingen, betreffende het Extra Rood Contract, heeft in dertijd dc- lieer M. J. van Loben Seis, voorzitter van „De Nederlandsche Baksteenindustrie" o.a. het volgende verklaard: Be arbeidersorganisaties hebben zich niet te genover het E.R.C. verbonden hun leiden alleen bij leden van het E.R.C. te doen, arbeiden. De arbeidersorganisaties hebben geheel uit vrije be weging geweigerd een O.A.O. te sluiten met aatrpoons, di eniet lid waren van het E.R-O. Als zij zulk een patroon, niet lid van het E.R.C. met staking bedreigden deden zij dat onverplicht en op grond van overwegingen aan haar eigen be lang ontleend, omdat zij de houding van zulke patroons voor den bloei van het bedrijf en daar om voor de arbeidsvoorwaarden gevaarlijk /ach ten. Niemand is verplicht te contracteeren met een wederpartij met welke hij niet in contact wenscht te treden. D© arbeidersorganisaties han delden dus volkomen rechtmatig toen zij wei gerden te oontracteerèn met patroons met wie zij om redenen aan haar belangen ontleend geen verbintenis wilden aangaan. D© arbitragecommissie inzake het Extra. Rood Contract, ingesteld bij beschikking van den Rijks bemiddelaar ir. H. A. van IJsselstein de z.g. commsisie 3 u ij ling besliste o.m. het volgende: „de door het bestuur van het E.R.C. gebezigde middelen om de buitenstaande fabrikanten tot aansluiting te brengen, zijn, gezien de verhou dingen in de stee.nindustrie verdedigbaar, d.i. niet onrechtmatig of afkeurenswaardig." Thans wordt, een verklaring gepubliceerd, ge- teekend door bijna 250 werkgevers en directeu ren van bedrijven voor ©en zeer groot deel indus- trieelen uit alle deelen des lands, waarin, het op treden inzake het Extra Rood Contract veroor deeld wordt. v In de mededeeling wordt het. volgende ver- eklaardd „De onderteekenaars hoezeer overtuigd van de wenschelijkheid en noodzakelijkheid van een goe de verstandhouding en samenwerking tusschen de ^v'erkers in hetproductieproces werkgevers en werknemers achten niettemin, evenals het bestuur van het Verbond van Ned. Werkge vers, nicollegiaal moreel onverantwoord en daar om onverdedigbaar en afkeurenswaardig het op treden van de werkgeversorganisatie in de bak steenindustrie, genaamd ,,Het Extra Rood Con tract." Deze combinatie wildé collega's baksteen fabrikanten, die niet genegen waren tot voor meld commercieel contract toe te treden, hiertoe niettemin dwingen onder toepassing van het machtsmiddel van arbeidersstaking, waartoe de medewerking van een aantal arbeidersorganisaties werd gevraagd en verkregen. Daarbij werd door voormelde combinatie toegezegd, dat door haar een dergelijk© staking ten deele zou worden ge financierd door de stakingsuitkeering voor haar FEUILLETON rekening aan te vullen tot het volle loonbedrag en verder door onder bepaalde voorwaarden nog een bijslag op de stakingsuitkeeringen- te waar- worgen. D© inmiddels verschenen uitspraak van de arbitragecommissie Suijling heeft ten deze geen wijziging gebracht in bovenstaande ziens wijze." Officieel rapport over de „Phillippard" Het eerste officicele rapport vanden gezagvoer der van de „Georges Phillippard" ontvangen, wijst op de bliksemachtige snelheid, waarme de de brand zich uitbreidde, di© begon in een caoine. Het draadlooze station, het hulpstation i op het. opperdek en de brug werden schier ter zelfder tijd door het vuur aangetast, ofschoon ze verwijderd lagen van het dek, waar zich de haard van den brand bevond. De passagiers van dit dek hadden geen gelegenheid hun hutten Ie verlaten en kwamen door verstikking om het leven. Eenigen, di© zich in zee hadden gestort, konden worden gered. D|e ontruiming van het schip had in volmaakte orde plaats. Indien niet. reeds bij het begin het vuur doordat; het zich met ontzettende snelheid verbreidde, slachtof fers had gemaakt, had de gezagvoerder alle op varenden kunnen redden. De gezagvoerder was de, laatste die het schip verliet. D© iMessaergies Maritimes deelen mede dat van de 7G7 officieel ingeschreven passagiers en leden der bemanning van het s.s. „Georges Phil lippar'7j 18 werden gered. Er ontbreken dus 49 personen o.a. de Fran sche journalist Albert Londres en naar men weet, de beide kinderen en de gouvernante der familie van Tricht uit Batavia. De Reuter-correspondent te Aden heeft, een onderhoud gehad met dr. van Tricht, den arts uit Batavia, wien sbeide kinderen bij den brand van het Fransche schip „Georges Philippar" in de Golf van Aden zijn omgekomen. Dr. van Tricht vertelde dat hij in den rrood- löttigen nacht ontwaakte, doordat hij rook waar nam. Hij keek om zich heen en zag overal rook. Onmiddellijk wekte hij zijn echtgenoot© die zich naar het dek begaif. Die dokter zelf snelde naar de hut waar zijn kinderen sliepen en hij zag het geheele vertrek in vlammen staan. Met de kinderjuffrouw zijn het zoontje van tien en het dochtertje van twee en een half jaar omgekomen. De boot waarmede mevrouw van Tricht aan DE ZAAK LINDBERGH, land werd gebracht had slechts vier leden: van qp zoek naar de ontvoerders, de bemanning aan boord en bevatte verder tach i „Evening Journal" publiceert verdere bijzonder- tig passagiers heden over het zoeken naar de ontvoerders van Het overgroot© deel der bemanning hield zich Lindbergh's kind. Het bewijs is geleverd dat Flei- r l j "j- i „i scher onder een valschen naam twee dagen voor bezig met de bestrijding van het vuur, dat zich den rQof yan de baby in een hotel te Englewood in New Jersey in de nabijheid van het landgoed van Lindbergh is aangekomen. De eigenaar van het hotel heeft, toen hem fpto's werden getoond, Fleischer herkend, Hij heeft gehoord, dat Fleischer met de personen, die hem vergezelden, over een baby sprak. Lindbergh verklaarde, dat dominee Peacock uitbe taling van een belangrijk bedrag te Norfolk heeft geëischt. Volgenseen verklaring van den chef der politie Schwarzkopf heeft men geen reden te ver onderstellen, dat de reeder Curtis ook betrokken is bij den roof van het kind. Hij heeft zijn alibi voor het tijdstip, waarop de roof geschiedde, kunnen leveren. Lindbergh ontmoet Curtis. Aan de „Evening Standard" ontleenen wij het volgende verhaal over de arrestatie van Curtis. Naar men weet heeft de politie het huis van Lind bergh tot het middenpunt van het onderzoek ge maakt en daar werd Curtis ook verhoord. Nadat Curtis zijn bedrog bekend had, werd een arrestatie bevel uitgevaardigd tejfen hem en omdat hij de op het bovenste dek voortplantte. Langs de la gere en achter gelegen dekken, waren d© reizi gers in staat om te vluchten. D;e Russische stoomboot, die aan de redding heeft deelgenomen, zoo vertelde dr. v. Tricht heefl de overlevenden met groote voorko mendheid behandeld. Zij deed alles wat haar mo gelijk was in de gegeven omstandigheden. Dr. van Tricht vertelde verder nog, dat van ©en familie, vader, moeder een kind en, de groot vader over boord sprongen. Zij kwamen all© vier na drie uren te hebben rondgezwommen, om. (Handelsblad.) Rn in mende pot ontdekt. D© Spaansche minister van binnenlandsche za de wijk Santa Gruz een werkplaats voor de vei- mingt0n, daar in de buurt. Toen hij onder politie- vaardiging van bommen heeft ontdekt, waar zich geleide het huis van Lindbergh verliet, ontmoette 700 bommen bevonden, met kruit en schroot hij den zwaarbeproefden vlieger, die hem zijn ver- beladen en alle voorzien van een slaghoedje, met trouwen had geschonken. De mannen keken elkaar i i i„. i„... .1 i,„i n,0 een oogenbhk aan. Geen spier van het gelaat van een daaraan verbonden lont, d.w.z. voo 0 Lindbergh vertrok. De uitdrukking van zijn oogen bruik gereed. De minister gelooft dat de bommen was zoo koel> dat curtius vuurrood van schaamte werden vervaardigd pm ze te gebruiken bij) een werd, de oogen neersloeg en het hoofd afwendde, revolutionaire staking, die heden door de natie- Toen Curtius in de gevangenis te Flemington aan- nale confederatie van djen arbeid was afgekondigd kwamtegonnen alle arrestanten daar hem uit te Alle pfrsonen die zich in de werkplaats bevonden (Handelsblad), werden gearresteerd. Die politie gelooft dat zij de hand heeft gelegd op een depot tot approvian peering van de extremisten. DE INSTORTING DER TUNNEL. Hoop op' redding stijgende. De hoop, de 41 arbeiders, die bij het instorten der spoorwegtunnel in de Andes zijn bedolven, nog te kunnen redden, neemt volgens een Reuterbericht uit Valparaiso toe. Men heeft zich met hen in verbinding kunnen stellen en er wordt met koorts achtige haast aan het opruimingswerk gearbeid. Men hoopt hen binnen 24 uur te kunnen bereiken. Er helpen 700 arbeiders aan het reddingswerk in den ingestorten tunnel bij Las Raicas mede. Men hoort het kloppen der bedolven personen. BANDJIRS OP N.-CELEBES. Dinsdag zijn hier de rivieren Palaus en Poela in de omgeving van Ratahan onverwachts aan het bandjirren gegaan. Het gezwollen water heeft een Toen de dokier op het dek den hofmeester ont houten brug verzet. Een padi-molen ds door den moette riep hij uit „mijn kinderen zijn omgc- stroom weggespoeld en drie padi-molens zijn ge komen niets kon ik voor ze doen" Toen barstte zonken. Een ijzeren brug is onder water gezet en ld; ir, tmnen nit beschadigd. nij in ira ne un Omtrent de aardbevingsramp kan nog gemeld Binnen den tijd van tien minuten, zoo v, rtélde worden, dat te Ratatotok het strand op verschil de dokter verder, stonden alle hutten van den lende plaatsen is gespleten en dat uit de openin- kapitein en de officieren en de geheel© brug in gen water opspoot. Een gedeelte van een klapper vlammen. Er ontstond echter geen paniek Etaar de kapitein alle vrouwen en kinderen in de eerst neergelaten booten deed gaan, had ook mevrouw van Tricht het brandende schip reeds spoedig verlaten. De dokter zelf volgde in ©en der later neer gelaten booten. De heer van Tricht stond erop* te verklaren, tuin is verzakt en op de plaats van dezen tuin spoelt thans de zee. Zes huizen zijn ingestort. In de ne gorij Boejat Bolangmongondou zijn 40 huizen en de Moskee ingestort. De bodem vertoont overal scheuringen, waaruit op verschillende plaatsen warme bronnen opborrelen. In de negorij Tempang in het Langoansche wordt uit de grondscheuring modder uitgestooten. Dinsdagnacht om twee uur werd een vuurgloed waargenomen boven den krater van de Soepoetan. dat de geheele bemanjiing zich moedig heeft. Gisterochtend om halfzeven werd wederom een gedragen gedurende den tijd dat de passagiers lichte aardschok gevoeld. het schip verlieten. (Handelsblad). „Heeft de Gravin mij aangeklaagd?" „Zoo is dan toch werkelijk iets voorgevallen?" „Ik heb mij een groot verwijt te maken. Ik heb iets gedaan, hetgeen ik, als ik kon, thans, nu ik onder dit dak woon, met alle middelen ongedaan zou wenschen te maken." „Thans, dus niet absoluut?" vroeg Albert met gespannen aandacht. „Oordeelt u zelf, mijnheer de Graaf, of het een ongeoorloofde daad is. Onder de gegeven omstan digheden is het misschien zoo geworden en ik kan mij daarover dan ook niet genoeg schamen. Toen ik de Gravin uit haar loge op een sofa in een der ver trekken van het gebouw had neergelegd, wachtte ik tot zij uit hare bezwijming zou ontwaken. Toen zij na haar bewusteloosheid de oogen opsloeg, kon ik duidelijk bemerken, dat haar gedachten nog niet tot de werkelijkheid waren terug gekeerd. Een glim lach speelde om haar lippen, terwijl zij daar lag uitgestrekt, nog half in een droom. Ik was over tuigd, dat ik haar nimmer zou wederzien. Een aan denken wilde ik hebben, dat mij de herinnering aan deze wonderbaarlijke redding steeds zou levendig houden en ik nam het bouquetje viooltjes van haar borst, tevens als loon voor haar redding een kus drukkende op haar roode lippen. Zij heeft dit wel licht geduld, doordat zij nog niet tot het volle bewustzijn was teruggekeerd. Toen verliet ik de kamer." „En dat is alles?" „Alles, op mijn eer." „Neen, werkelijk, dat is geen ongeoorloofde daad," zei Albert lachend, ware ik in uw plaats geweest, dan had ik wellicht hetzelfde gedaan. Een jong meisjeshart denkt wellicht daarover anders. Rosa- munde heeft mij meermalen die verschrikkelijke catastrophe geschetst, maar deze episode heeft zij met geen woord aangeroerd. Zij heeft u ook niet aangeklaagd, maar zij is in een eenigszins opge wonden toestand, en ik kan dit alleen verklaren uit een oogpunt van zelfverwijt, waar zij, half droo- mend, half wakend, zich later heeft herinnerd, dat u haar heeft gekust en dat zij dit geduld heeft." „En dat hij, die dit waagde, tot haar ontzetting, een diep onder haar staand mensch is, een gewoon bediende." „Ja, was u een prins geweest, als in „Doornroosje" dan was haar opvatting wellich wel anders geweest. Nu, dat zal zich alles wel weten te vinden. Vol strekt niet minder dankbaar zal mijn zuster u voor deze moedige daad nog dankzeggen. Mocht zij zich nog eenigszins schamen, denk dan maar, dat haar teedere aard hiervan de oorzaak is en roer verder dit punt met geen enkel woord aan. Ik wil reeds bij voorbaat uw verdediger zijn en haar zeggen, dat haar schoonheid u tot het geven van dien kus ver leidde, maar, dat u daarover reeds berouw gevoelt en uw eenige wensch is, dat zij het u zal vergeven." Het toeval heeft het nu eenmaal zoo gewild, u dacht haar nimmer weder te zullen terug zien en nu woont gij zelfs met haar onder één dank. De Gra vin is zeer goedhartig en zal het u stellig vergeven." „Moge dat waar zijn!" antwoordde Heinrich. Na een kleine pauze, vroeg Albert: „Wanneer wil u mij onderzoeken? Komt het u nog heden gelegen? Wellicht na het diner?" c „Wanneer u het wenscht." „Ik kan den tijd niet afwachten uw oordeel over mijn toestand te ervaren. Het is mij, als had het toeval het zoo gewild, dat ik door u zou genezen worden. Ik heb aan dokter Bank verzocht, wanneer het diner aanvangt, mij naar de eetzaal te rijden, zie uw tijd zoo goed mogelijk te verdeelen en kom om zes uur bij mij terug." Heinrich verwijderde zich en was ter bestemder tijd weder op Albert's kamer. "Ik heb gelegenheid gehad mijn zuster na het eten nog even te spreken," zeide Albert en heb haar, voor zoover dit noodzakelijk was, ons ge sprek medegedeeld. Ook zij is toen zeer openhartig geweest en wij hebben ons tenslotte nog vermaakt met het sprookje van „Doornroosje." Misschien zijt ge nog wel een verkapte Prins, mijnheer Schwarz uw uiterlijk, uwe verschijning ja, aan een prins gelijk. En nu zijt ge hier gekomen om uw „Doorn roosje" te zoeken." „En wanneer dit eens zoo ware, wat zou uwe genade er dan van zeggen, als ik mij onder het masker van bediende mij hier had weten intedrin- gen? Zou u zooiets vergeven kunnen? „Wanneer wij nog verder zoo doorgaan, bouwen wij een der schoonste romans op, die bestaan. De hoofdzaak is, dat Rosamunde door het onderhoud veel rustiger is geworden. Gaat u mij nu onder zoeken!" „Ik wil u nog enkele vragen stellen, mijnheer de Graaf. Hoe ontstond deze verlamming?' „Heb ik u nog niet medegedeeld, dat ik uit een boom ben gevallen?" „Neen." „Het is ongeveer drie jaar geleden. In mijn vle geljaren haalde ik natuurlijk alle mogelijke kat- tekwaad uit en klom toen destdijs i» een hoogen boom om een nest uit te halen. Ik vond er een ei en de zorg daarvoor, heeft mij het ongeluk be zorgd. Met de eene hand hield ik het ei vast en met de andere trachtte ik naar beneden te klauteren, maar plotseling gleed mijn been uit, ik viel en bleef bewusteloos op den grond liggen. Zoo heeft men mij gevonden en in huis gedragen. Ik was op den rug- gevallen en na het ingestelde onderzoek van dr. Hauser verklaarde deze, dat ik een hersenschudding had gekregen en dat ook de ruggegraad was aan gedaan. Later ben ik geopereerd en moest ik we ken lang op mijn buik liggen. In het begin kon ik mijn beenen nog eenigszins verroeren, maar nadat de wonden waren geheeld was ik totaal lam gewor den. „Die verlamming trad niet onmiddellijk in?" vroeg Heinrich. „Neen. Is dat een gunstig teeken.?" „Ja." Na een langdurig en ernstig onderzoek, waarbij de borst, de rug en de beenen met alle nauwgezetheid worden onderzocht, zeide Heinrich: „Ik kan tot mijn groote vreugde de vaste overtui ging uitspreken, dat het mij zal gelukken binnen niet al te langen tijd uw lijden weg te nemen en u beter te maken.' „Is het mogelijk?" riep Albert uit, terwijl tranen in zijn oogen welden, „o, dan wil ik u als mijn besten en dierbaarsten vriend beschouwen.' Met zijn naakte, magere arm omhelsde hij Hein rich. „Wat ook komen mag," sprak hij met innige ont roering, „aan dit oogenblik, dat mij na drie jaren van lijden weder een straal van hoop in het harte brengt, onder alle omstandigheden van uw leven, zal u mij steeds kunnen doen herinneren, en voor zoover hq£ in mijn vermogen is, uw wensch in ver vulling brengen." „Wellicht komt de tijd, mijnheer de Graaf, dat ik u nog eens aan deze toezegging zal herinneren," zoo sprak Heinrich met ernstige stem, „en zal het dan wagen, u te verzoeken, te willen bevestigen, dat ik als eerlijk man naar plicht en geweten, de mij opgelegde taak heb vervuld." „O, die verzekering kan ik u direct al geven, ik hoop, dat u mij gelegenheid zaï geven, u een groo- ten dienst te bewijzen." Er trad een pauze in, in welke Heinrich zijn jonge meester behulpzaam was bij het aankleeden. „Weet u, mijnheer de Graaf, zoo nam de secreta ris weder het woord, „waaraan u, behalve de ver lamming, nog meer lijdt.?" I „Nu?' „Aan ee n chronische verhongering." „Verhongering?" „Uw lichaamszwakte en die groote vermagering zijn een gevolg van de watersoep en het droge brood." „Mijn maag heeft zich daar tenslotte zoo aan Dje nieuwe encycliek van den Paus, De groeiende vijandschap tegen God. Heden werd ©en nieuwe encycliek gepubliceerd van paus Pius XI, die begint met de woorden; JE|e liefde van Christus dringt ons." In deze encycliek wijst de paus met vaderlijke voldoening op den grooten kring van hen. di© val* allciz ijden gevolg hebben gegeven aan zijn, op roep van 2 October van het vorige jaar voor den heiligen kruistocht der helpende liefde. Dlaama merkt hij met diepe smart op, daq het kwaad, waardoor de menschheid gedrukt wordt, nog bij na overal voortdurend toeneemt. Hij vraagt naar de oorzaak van de verwarring en ziet haar in de zucht naar aardsche goederen die door de heiden- sche dichters met de woorden „vervloekte-honger naar geld" wordt aangeduid. Intusschen maken de partijen, die streven naar omverwerping van het bestaande gebruik van de algemeene ellende en ontvouwen steeds schaamteloozer de banieren der goddeloosheid en van den haat tegen eiken godsdienst. Zij trachten daarbij niet zonder suc ces, den strijd tegen God te verbinden met den strijd om het dagelijksch brood. Zij werken met alle middelen om hun duivelsch doel te verwezen lijken. Vroeger waren de goddeloozen enkelen in de groote menigte, thans daarentegen vormen zij in verscheidene landen een vast aaneengesloten en goed geordend leger, dat met de hulp' van gehei me organisatie van dag tot dag groeit en steeds overmoediger wordt, als kon het met zijn gods lasteringen de wonderbare harmonie tot zwijgen brengen in welke de schepping den roem van den Schepper bezingt. Bij het aanschouwen van dit droeve nog steeds niet te zwart geschilderde beeld tusschen de heilige kracht in de gedachte gewend, dat ik nauwelijks meer naar wat anders verlang." „Wij moeten het langzamerhand op de meest verstandige wijze weder opwekken, en de eetlust bevorderen. En wees ervan verzekerd, wanneer u dagelijks de frissche lucht inademt, komt dit van zelf." „Maar hoe moet dit gebeuren, wanneer ik dage lijks door de Argusoogen van mijn grootmoeder word bespied?" „Om vier uur wordt op mijn kamer voor mij gedekt, u moet dan eerst met mij eten en dan later als dessert uw watersoep en droog brood nemen." „Ja, ja, op deze wijze kan dit gevonden worden, maar hoe zal ik van de frissche lucht kunnen genieten, waar dr. Hauser heeft verklaard, dat de buitenlucht schadelijk voor mij is." „Hij zal het u misschien op uw verzoek wel ver oorloven. In elk geval zou ik u willen raden het hem te verzoeken." „En wanneer hij het niet veroorlooft, wat dan?" „Laten wij het afwachten, het verdere zal zich wel weten te vinden. Vóór alle dingen een goede voeding en voorts zal ik u electriceeren. Ik heb een vriend, die een electrdiseermachine heeft. Hem zal ik vragen deze gedurende eenigen tijd aan mij te willen afstaan. Maar absoluut moet onbekend blij ven, dat ik u als arts behandel, en daarom zal het noodzkelijk zijn, dat alle brieven door mij eigen handig in de brievenbus worden gebracht en alles wat mij wordt toegezonden onder poste restante door mij in ontvangst wordt genomen. U zult mij willen veroorloven in de schemering mijn brieven zelf naar het station te brengen." „Wanneer u dit noodzakelijk acht, is daar ook niets tegen. Ik heb u echter nog een verzoek te doen. Zoudt u even willen aanloopen bij den houtvester en eens informeeren naar Marianne, waarom zij in de laatste dagen is weggebleven?" „Met genoegen." „Haar wegblijven is wel zeer opvallend, zij komt anders geregeld eiken dag. Nu is zij niet alleen gedurende enkele dagen hier niet geweest, maar zij heeft ook geen brief gezonden, dat zij verhinderd was, zooals wij in dat geval hadden afgesproken." „Hoe oud is juffrouw Marianne.?" „Och, zij is nog een kind, pas veertien jaar oud. Ik ben aan haar ten zeerste gehecht, ja, ik wil het u wel bekennen, ik kan niet buiten haar, heb dit kind lief gekregen." Een zacht rood kleurde zijn wangen. „Uw vertrouwen, mijnheer de Graaf, is mij hei lig." „Daarvan ben ik overtuigd." „Mijnheer de Graaf," sprak Heinrich na een klei ne pauze en zijn volle stem klonk thans ernstig, „ik voel mij genoodzaakt u te waarschuwen.' Albert keek verwonderd zijn secretaris aan, ver rast door den toon van zijn stem alsmede door hetgeen hij eventueel zou hooren. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4