Productieregeling in de Steenindustrie
Buitenland
De Twee Kleinzoons.
Zooals men weet. bestaat er een overeenkomst
in de baksteenindustrie, tot regeling der pro
ductie, aangeduid onder den naam Extra Rood
contract. Dit contract heeft ten doel het „hard'
harde metaalsteen te verminderen met een
zekere hoeveelheid en daarvoor in de plaatst te
stellen een te fabriceeren even groot kwantum
„'zacht" zachte metselsteen o.a. voor binnen
muren. Bekend is ook, dat uit de overeen
komst voortgekomen is het feit, dat de georgani
seerde arbeiders niet zouden werken bij werk
gevers in de steenindustrie, die niet aangesloten
zijn bij het contract. In zijn uiteenzettingen,
betreffende het Extra Rood Contract, heeft in
dertijd dc- lieer M. J. van Loben Seis, voorzitter
van „De Nederlandsche Baksteenindustrie" o.a.
het volgende verklaard:
Be arbeidersorganisaties hebben zich niet te
genover het E.R.C. verbonden hun leiden alleen
bij leden van het E.R.C. te doen, arbeiden. De
arbeidersorganisaties hebben geheel uit vrije be
weging geweigerd een O.A.O. te sluiten met
aatrpoons, di eniet lid waren van het E.R-O. Als
zij zulk een patroon, niet lid van het E.R.C. met
staking bedreigden deden zij dat onverplicht en
op grond van overwegingen aan haar eigen be
lang ontleend, omdat zij de houding van zulke
patroons voor den bloei van het bedrijf en daar
om voor de arbeidsvoorwaarden gevaarlijk /ach
ten. Niemand is verplicht te contracteeren met
een wederpartij met welke hij niet in contact
wenscht te treden. D© arbeidersorganisaties han
delden dus volkomen rechtmatig toen zij wei
gerden te oontracteerèn met patroons met wie
zij om redenen aan haar belangen ontleend geen
verbintenis wilden aangaan.
D© arbitragecommissie inzake het Extra. Rood
Contract, ingesteld bij beschikking van den Rijks
bemiddelaar ir. H. A. van IJsselstein de z.g.
commsisie 3 u ij ling besliste o.m. het volgende:
„de door het bestuur van het E.R.C. gebezigde
middelen om de buitenstaande fabrikanten tot
aansluiting te brengen, zijn, gezien de verhou
dingen in de stee.nindustrie verdedigbaar, d.i. niet
onrechtmatig of afkeurenswaardig."
Thans wordt, een verklaring gepubliceerd, ge-
teekend door bijna 250 werkgevers en directeu
ren van bedrijven voor ©en zeer groot deel indus-
trieelen uit alle deelen des lands, waarin, het op
treden inzake het Extra Rood Contract veroor
deeld wordt. v
In de mededeeling wordt het. volgende ver-
eklaardd
„De onderteekenaars hoezeer overtuigd van de
wenschelijkheid en noodzakelijkheid van een goe
de verstandhouding en samenwerking tusschen
de ^v'erkers in hetproductieproces werkgevers
en werknemers achten niettemin, evenals het
bestuur van het Verbond van Ned. Werkge
vers, nicollegiaal moreel onverantwoord en daar
om onverdedigbaar en afkeurenswaardig het op
treden van de werkgeversorganisatie in de bak
steenindustrie, genaamd ,,Het Extra Rood Con
tract." Deze combinatie wildé collega's baksteen
fabrikanten, die niet genegen waren tot voor
meld commercieel contract toe te treden, hiertoe
niettemin dwingen onder toepassing van het
machtsmiddel van arbeidersstaking, waartoe de
medewerking van een aantal arbeidersorganisaties
werd gevraagd en verkregen. Daarbij werd door
voormelde combinatie toegezegd, dat door haar
een dergelijk© staking ten deele zou worden ge
financierd door de stakingsuitkeering voor haar
FEUILLETON
rekening aan te vullen tot het volle loonbedrag
en verder door onder bepaalde voorwaarden nog
een bijslag op de stakingsuitkeeringen- te waar-
worgen. D© inmiddels verschenen uitspraak van
de arbitragecommissie Suijling heeft ten deze
geen wijziging gebracht in bovenstaande ziens
wijze."
Officieel rapport over de „Phillippard"
Het eerste officicele rapport vanden gezagvoer
der van de „Georges Phillippard" ontvangen,
wijst op de bliksemachtige snelheid, waarme
de de brand zich uitbreidde, di© begon in een
caoine. Het draadlooze station, het hulpstation i
op het. opperdek en de brug werden schier ter
zelfder tijd door het vuur aangetast, ofschoon
ze verwijderd lagen van het dek, waar zich de
haard van den brand bevond. De passagiers van
dit dek hadden geen gelegenheid hun hutten
Ie verlaten en kwamen door verstikking om het
leven. Eenigen, di© zich in zee hadden gestort,
konden worden gered. D|e ontruiming van het
schip had in volmaakte orde plaats. Indien niet.
reeds bij het begin het vuur doordat; het zich
met ontzettende snelheid verbreidde, slachtof
fers had gemaakt, had de gezagvoerder alle op
varenden kunnen redden. De gezagvoerder was
de, laatste die het schip verliet.
D© iMessaergies Maritimes deelen mede dat
van de 7G7 officieel ingeschreven passagiers en
leden der bemanning van het s.s. „Georges Phil
lippar'7j 18 werden gered.
Er ontbreken dus 49 personen o.a. de Fran
sche journalist Albert Londres en naar men
weet, de beide kinderen en de gouvernante der
familie van Tricht uit Batavia.
De Reuter-correspondent te Aden heeft, een
onderhoud gehad met dr. van Tricht, den arts
uit Batavia, wien sbeide kinderen bij den brand
van het Fransche schip „Georges Philippar" in
de Golf van Aden zijn omgekomen.
Dr. van Tricht vertelde dat hij in den rrood-
löttigen nacht ontwaakte, doordat hij rook waar
nam. Hij keek om zich heen en zag overal rook.
Onmiddellijk wekte hij zijn echtgenoot© die zich
naar het dek begaif. Die dokter zelf snelde naar
de hut waar zijn kinderen sliepen en hij zag het
geheele vertrek in vlammen staan.
Met de kinderjuffrouw zijn het zoontje van
tien en het dochtertje van twee en een half jaar
omgekomen.
De boot waarmede mevrouw van Tricht aan DE ZAAK LINDBERGH,
land werd gebracht had slechts vier leden: van qp zoek naar de ontvoerders,
de bemanning aan boord en bevatte verder tach i „Evening Journal" publiceert verdere bijzonder-
tig passagiers heden over het zoeken naar de ontvoerders van
Het overgroot© deel der bemanning hield zich Lindbergh's kind. Het bewijs is geleverd dat Flei-
r l j "j- i „i scher onder een valschen naam twee dagen voor
bezig met de bestrijding van het vuur, dat zich den rQof yan de baby in een hotel te Englewood in
New Jersey in de nabijheid van het landgoed van
Lindbergh is aangekomen. De eigenaar van het hotel
heeft, toen hem fpto's werden getoond, Fleischer
herkend, Hij heeft gehoord, dat Fleischer met de
personen, die hem vergezelden, over een baby sprak.
Lindbergh verklaarde, dat dominee Peacock uitbe
taling van een belangrijk bedrag te Norfolk heeft
geëischt. Volgenseen verklaring van den chef der
politie Schwarzkopf heeft men geen reden te ver
onderstellen, dat de reeder Curtis ook betrokken is
bij den roof van het kind. Hij heeft zijn alibi voor
het tijdstip, waarop de roof geschiedde, kunnen
leveren.
Lindbergh ontmoet Curtis.
Aan de „Evening Standard" ontleenen wij het
volgende verhaal over de arrestatie van Curtis.
Naar men weet heeft de politie het huis van Lind
bergh tot het middenpunt van het onderzoek ge
maakt en daar werd Curtis ook verhoord. Nadat
Curtis zijn bedrog bekend had, werd een arrestatie
bevel uitgevaardigd tejfen hem en omdat hij de
op het bovenste dek voortplantte. Langs de la
gere en achter gelegen dekken, waren d© reizi
gers in staat om te vluchten.
D;e Russische stoomboot, die aan de redding
heeft deelgenomen, zoo vertelde dr. v. Tricht
heefl de overlevenden met groote voorko
mendheid behandeld. Zij deed alles wat haar mo
gelijk was in de gegeven omstandigheden.
Dr. van Tricht vertelde verder nog, dat van
©en familie, vader, moeder een kind en, de groot
vader over boord sprongen. Zij kwamen all© vier
na drie uren te hebben rondgezwommen, om.
(Handelsblad.)
Rn in mende pot ontdekt.
D© Spaansche minister van binnenlandsche za
de wijk Santa Gruz een werkplaats voor de vei- mingt0n, daar in de buurt. Toen hij onder politie-
vaardiging van bommen heeft ontdekt, waar zich geleide het huis van Lindbergh verliet, ontmoette
700 bommen bevonden, met kruit en schroot hij den zwaarbeproefden vlieger, die hem zijn ver-
beladen en alle voorzien van een slaghoedje, met trouwen had geschonken. De mannen keken elkaar
i i i„. i„... .1 i,„i n,0 een oogenbhk aan. Geen spier van het gelaat van
een daaraan verbonden lont, d.w.z. voo 0 Lindbergh vertrok. De uitdrukking van zijn oogen
bruik gereed. De minister gelooft dat de bommen was zoo koel> dat curtius vuurrood van schaamte
werden vervaardigd pm ze te gebruiken bij) een werd, de oogen neersloeg en het hoofd afwendde,
revolutionaire staking, die heden door de natie- Toen Curtius in de gevangenis te Flemington aan-
nale confederatie van djen arbeid was afgekondigd kwamtegonnen alle arrestanten daar hem uit te
Alle pfrsonen die zich in de werkplaats bevonden (Handelsblad),
werden gearresteerd. Die politie gelooft dat zij
de hand heeft gelegd op een depot tot approvian
peering van de extremisten.
DE INSTORTING DER TUNNEL.
Hoop op' redding stijgende.
De hoop, de 41 arbeiders, die bij het instorten
der spoorwegtunnel in de Andes zijn bedolven, nog
te kunnen redden, neemt volgens een Reuterbericht
uit Valparaiso toe. Men heeft zich met hen in
verbinding kunnen stellen en er wordt met koorts
achtige haast aan het opruimingswerk gearbeid.
Men hoopt hen binnen 24 uur te kunnen bereiken.
Er helpen 700 arbeiders aan het reddingswerk in
den ingestorten tunnel bij Las Raicas mede. Men
hoort het kloppen der bedolven personen.
BANDJIRS OP N.-CELEBES.
Dinsdag zijn hier de rivieren Palaus en Poela in
de omgeving van Ratahan onverwachts aan het
bandjirren gegaan. Het gezwollen water heeft een
Toen de dokier op het dek den hofmeester ont houten brug verzet. Een padi-molen ds door den
moette riep hij uit „mijn kinderen zijn omgc- stroom weggespoeld en drie padi-molens zijn ge
komen niets kon ik voor ze doen" Toen barstte zonken. Een ijzeren brug is onder water gezet en
ld; ir, tmnen nit beschadigd.
nij in ira ne un Omtrent de aardbevingsramp kan nog gemeld
Binnen den tijd van tien minuten, zoo v, rtélde worden, dat te Ratatotok het strand op verschil
de dokter verder, stonden alle hutten van den lende plaatsen is gespleten en dat uit de openin-
kapitein en de officieren en de geheel© brug in gen water opspoot. Een gedeelte van een klapper
vlammen. Er ontstond echter geen paniek
Etaar de kapitein alle vrouwen en kinderen
in de eerst neergelaten booten deed gaan, had
ook mevrouw van Tricht het brandende schip
reeds spoedig verlaten.
De dokter zelf volgde in ©en der later neer
gelaten booten.
De heer van Tricht stond erop* te verklaren,
tuin is verzakt en op de plaats van dezen tuin spoelt
thans de zee. Zes huizen zijn ingestort. In de ne
gorij Boejat Bolangmongondou zijn 40 huizen en
de Moskee ingestort. De bodem vertoont overal
scheuringen, waaruit op verschillende plaatsen
warme bronnen opborrelen.
In de negorij Tempang in het Langoansche wordt
uit de grondscheuring modder uitgestooten.
Dinsdagnacht om twee uur werd een vuurgloed
waargenomen boven den krater van de Soepoetan.
dat de geheele bemanjiing zich moedig heeft. Gisterochtend om halfzeven werd wederom een
gedragen gedurende den tijd dat de passagiers lichte aardschok gevoeld.
het schip verlieten.
(Handelsblad).
„Heeft de Gravin mij aangeklaagd?"
„Zoo is dan toch werkelijk iets voorgevallen?"
„Ik heb mij een groot verwijt te maken. Ik heb
iets gedaan, hetgeen ik, als ik kon, thans, nu ik
onder dit dak woon, met alle middelen ongedaan
zou wenschen te maken."
„Thans, dus niet absoluut?" vroeg Albert met
gespannen aandacht.
„Oordeelt u zelf, mijnheer de Graaf, of het een
ongeoorloofde daad is. Onder de gegeven omstan
digheden is het misschien zoo geworden en ik kan
mij daarover dan ook niet genoeg schamen. Toen ik
de Gravin uit haar loge op een sofa in een der ver
trekken van het gebouw had neergelegd, wachtte
ik tot zij uit hare bezwijming zou ontwaken. Toen
zij na haar bewusteloosheid de oogen opsloeg, kon
ik duidelijk bemerken, dat haar gedachten nog niet
tot de werkelijkheid waren terug gekeerd. Een glim
lach speelde om haar lippen, terwijl zij daar lag
uitgestrekt, nog half in een droom. Ik was over
tuigd, dat ik haar nimmer zou wederzien. Een aan
denken wilde ik hebben, dat mij de herinnering aan
deze wonderbaarlijke redding steeds zou levendig
houden en ik nam het bouquetje viooltjes van haar
borst, tevens als loon voor haar redding een kus
drukkende op haar roode lippen. Zij heeft dit wel
licht geduld, doordat zij nog niet tot het volle
bewustzijn was teruggekeerd. Toen verliet ik de
kamer."
„En dat is alles?"
„Alles, op mijn eer."
„Neen, werkelijk, dat is geen ongeoorloofde daad,"
zei Albert lachend, ware ik in uw plaats geweest,
dan had ik wellicht hetzelfde gedaan. Een jong
meisjeshart denkt wellicht daarover anders. Rosa-
munde heeft mij meermalen die verschrikkelijke
catastrophe geschetst, maar deze episode heeft zij
met geen woord aangeroerd. Zij heeft u ook niet
aangeklaagd, maar zij is in een eenigszins opge
wonden toestand, en ik kan dit alleen verklaren
uit een oogpunt van zelfverwijt, waar zij, half droo-
mend, half wakend, zich later heeft herinnerd, dat
u haar heeft gekust en dat zij dit geduld heeft."
„En dat hij, die dit waagde, tot haar ontzetting,
een diep onder haar staand mensch is, een gewoon
bediende."
„Ja, was u een prins geweest, als in „Doornroosje"
dan was haar opvatting wellich wel anders geweest.
Nu, dat zal zich alles wel weten te vinden. Vol
strekt niet minder dankbaar zal mijn zuster u voor
deze moedige daad nog dankzeggen. Mocht zij zich
nog eenigszins schamen, denk dan maar, dat haar
teedere aard hiervan de oorzaak is en roer verder
dit punt met geen enkel woord aan. Ik wil reeds bij
voorbaat uw verdediger zijn en haar zeggen, dat
haar schoonheid u tot het geven van dien kus ver
leidde, maar, dat u daarover reeds berouw gevoelt
en uw eenige wensch is, dat zij het u zal vergeven."
Het toeval heeft het nu eenmaal zoo gewild, u dacht
haar nimmer weder te zullen terug zien en nu
woont gij zelfs met haar onder één dank. De Gra
vin is zeer goedhartig en zal het u stellig vergeven."
„Moge dat waar zijn!" antwoordde Heinrich.
Na een kleine pauze, vroeg Albert:
„Wanneer wil u mij onderzoeken? Komt het u nog
heden gelegen? Wellicht na het diner?" c
„Wanneer u het wenscht."
„Ik kan den tijd niet afwachten uw oordeel over
mijn toestand te ervaren. Het is mij, als had het
toeval het zoo gewild, dat ik door u zou genezen
worden. Ik heb aan dokter Bank verzocht, wanneer
het diner aanvangt, mij naar de eetzaal te rijden,
zie uw tijd zoo goed mogelijk te verdeelen en kom
om zes uur bij mij terug."
Heinrich verwijderde zich en was ter bestemder
tijd weder op Albert's kamer.
"Ik heb gelegenheid gehad mijn zuster na het
eten nog even te spreken," zeide Albert en heb
haar, voor zoover dit noodzakelijk was, ons ge
sprek medegedeeld. Ook zij is toen zeer openhartig
geweest en wij hebben ons tenslotte nog vermaakt
met het sprookje van „Doornroosje." Misschien zijt
ge nog wel een verkapte Prins, mijnheer Schwarz
uw uiterlijk, uwe verschijning ja, aan een prins
gelijk. En nu zijt ge hier gekomen om uw „Doorn
roosje" te zoeken."
„En wanneer dit eens zoo ware, wat zou uwe
genade er dan van zeggen, als ik mij onder het
masker van bediende mij hier had weten intedrin-
gen? Zou u zooiets vergeven kunnen?
„Wanneer wij nog verder zoo doorgaan, bouwen
wij een der schoonste romans op, die bestaan. De
hoofdzaak is, dat Rosamunde door het onderhoud
veel rustiger is geworden. Gaat u mij nu onder
zoeken!"
„Ik wil u nog enkele vragen stellen, mijnheer de
Graaf. Hoe ontstond deze verlamming?'
„Heb ik u nog niet medegedeeld, dat ik uit een
boom ben gevallen?"
„Neen."
„Het is ongeveer drie jaar geleden. In mijn vle
geljaren haalde ik natuurlijk alle mogelijke kat-
tekwaad uit en klom toen destdijs i» een hoogen
boom om een nest uit te halen. Ik vond er een ei
en de zorg daarvoor, heeft mij het ongeluk be
zorgd. Met de eene hand hield ik het ei vast en met
de andere trachtte ik naar beneden te klauteren,
maar plotseling gleed mijn been uit, ik viel en bleef
bewusteloos op den grond liggen. Zoo heeft men mij
gevonden en in huis gedragen. Ik was op den rug-
gevallen en na het ingestelde onderzoek van dr.
Hauser verklaarde deze, dat ik een hersenschudding
had gekregen en dat ook de ruggegraad was aan
gedaan. Later ben ik geopereerd en moest ik we
ken lang op mijn buik liggen. In het begin kon ik
mijn beenen nog eenigszins verroeren, maar nadat
de wonden waren geheeld was ik totaal lam gewor
den.
„Die verlamming trad niet onmiddellijk in?" vroeg
Heinrich.
„Neen. Is dat een gunstig teeken.?"
„Ja."
Na een langdurig en ernstig onderzoek, waarbij de
borst, de rug en de beenen met alle nauwgezetheid
worden onderzocht, zeide Heinrich:
„Ik kan tot mijn groote vreugde de vaste overtui
ging uitspreken, dat het mij zal gelukken binnen
niet al te langen tijd uw lijden weg te nemen en u
beter te maken.'
„Is het mogelijk?" riep Albert uit, terwijl tranen
in zijn oogen welden, „o, dan wil ik u als mijn
besten en dierbaarsten vriend beschouwen.'
Met zijn naakte, magere arm omhelsde hij Hein
rich.
„Wat ook komen mag," sprak hij met innige ont
roering, „aan dit oogenblik, dat mij na drie jaren
van lijden weder een straal van hoop in het harte
brengt, onder alle omstandigheden van uw leven,
zal u mij steeds kunnen doen herinneren, en voor
zoover hq£ in mijn vermogen is, uw wensch in ver
vulling brengen."
„Wellicht komt de tijd, mijnheer de Graaf, dat ik
u nog eens aan deze toezegging zal herinneren,"
zoo sprak Heinrich met ernstige stem, „en zal het
dan wagen, u te verzoeken, te willen bevestigen,
dat ik als eerlijk man naar plicht en geweten,
de mij opgelegde taak heb vervuld."
„O, die verzekering kan ik u direct al geven, ik
hoop, dat u mij gelegenheid zaï geven, u een groo-
ten dienst te bewijzen."
Er trad een pauze in, in welke Heinrich zijn
jonge meester behulpzaam was bij het aankleeden.
„Weet u, mijnheer de Graaf, zoo nam de secreta
ris weder het woord, „waaraan u, behalve de ver
lamming, nog meer lijdt.?"
I „Nu?'
„Aan ee n chronische verhongering."
„Verhongering?"
„Uw lichaamszwakte en die groote vermagering
zijn een gevolg van de watersoep en het droge
brood."
„Mijn maag heeft zich daar tenslotte zoo aan
Dje nieuwe encycliek van den Paus,
De groeiende vijandschap tegen God.
Heden werd ©en nieuwe encycliek gepubliceerd
van paus Pius XI, die begint met de woorden;
JE|e liefde van Christus dringt ons."
In deze encycliek wijst de paus met vaderlijke
voldoening op den grooten kring van hen. di© val*
allciz ijden gevolg hebben gegeven aan zijn, op
roep van 2 October van het vorige jaar voor den
heiligen kruistocht der helpende liefde. Dlaama
merkt hij met diepe smart op, daq het kwaad,
waardoor de menschheid gedrukt wordt, nog bij
na overal voortdurend toeneemt. Hij vraagt naar
de oorzaak van de verwarring en ziet haar in de
zucht naar aardsche goederen die door de heiden-
sche dichters met de woorden „vervloekte-honger
naar geld" wordt aangeduid. Intusschen maken
de partijen, die streven naar omverwerping van
het bestaande gebruik van de algemeene ellende
en ontvouwen steeds schaamteloozer de banieren
der goddeloosheid en van den haat tegen eiken
godsdienst. Zij trachten daarbij niet zonder suc
ces, den strijd tegen God te verbinden met den
strijd om het dagelijksch brood. Zij werken met
alle middelen om hun duivelsch doel te verwezen
lijken. Vroeger waren de goddeloozen enkelen in
de groote menigte, thans daarentegen vormen zij
in verscheidene landen een vast aaneengesloten en
goed geordend leger, dat met de hulp' van gehei
me organisatie van dag tot dag groeit en steeds
overmoediger wordt, als kon het met zijn gods
lasteringen de wonderbare harmonie tot zwijgen
brengen in welke de schepping den roem van den
Schepper bezingt. Bij het aanschouwen van dit
droeve nog steeds niet te zwart geschilderde
beeld tusschen de heilige kracht in de gedachte
gewend, dat ik nauwelijks meer naar wat anders
verlang."
„Wij moeten het langzamerhand op de meest
verstandige wijze weder opwekken, en de eetlust
bevorderen. En wees ervan verzekerd, wanneer u
dagelijks de frissche lucht inademt, komt dit van
zelf."
„Maar hoe moet dit gebeuren, wanneer ik dage
lijks door de Argusoogen van mijn grootmoeder
word bespied?"
„Om vier uur wordt op mijn kamer voor mij gedekt,
u moet dan eerst met mij eten en dan later als
dessert uw watersoep en droog brood nemen."
„Ja, ja, op deze wijze kan dit gevonden worden,
maar hoe zal ik van de frissche lucht kunnen
genieten, waar dr. Hauser heeft verklaard, dat de
buitenlucht schadelijk voor mij is."
„Hij zal het u misschien op uw verzoek wel ver
oorloven. In elk geval zou ik u willen raden het hem
te verzoeken."
„En wanneer hij het niet veroorlooft, wat dan?"
„Laten wij het afwachten, het verdere zal zich
wel weten te vinden. Vóór alle dingen een goede
voeding en voorts zal ik u electriceeren. Ik heb een
vriend, die een electrdiseermachine heeft. Hem zal
ik vragen deze gedurende eenigen tijd aan mij te
willen afstaan. Maar absoluut moet onbekend blij
ven, dat ik u als arts behandel, en daarom zal het
noodzkelijk zijn, dat alle brieven door mij eigen
handig in de brievenbus worden gebracht en alles
wat mij wordt toegezonden onder poste restante
door mij in ontvangst wordt genomen. U zult mij
willen veroorloven in de schemering mijn brieven
zelf naar het station te brengen."
„Wanneer u dit noodzakelijk acht, is daar ook
niets tegen. Ik heb u echter nog een verzoek te
doen. Zoudt u even willen aanloopen bij den
houtvester en eens informeeren naar Marianne,
waarom zij in de laatste dagen is weggebleven?"
„Met genoegen."
„Haar wegblijven is wel zeer opvallend, zij komt
anders geregeld eiken dag. Nu is zij niet alleen
gedurende enkele dagen hier niet geweest, maar zij
heeft ook geen brief gezonden, dat zij verhinderd
was, zooals wij in dat geval hadden afgesproken."
„Hoe oud is juffrouw Marianne.?"
„Och, zij is nog een kind, pas veertien jaar oud.
Ik ben aan haar ten zeerste gehecht, ja, ik wil het
u wel bekennen, ik kan niet buiten haar,
heb dit kind lief gekregen."
Een zacht rood kleurde zijn wangen.
„Uw vertrouwen, mijnheer de Graaf, is mij hei
lig."
„Daarvan ben ik overtuigd."
„Mijnheer de Graaf," sprak Heinrich na een klei
ne pauze en zijn volle stem klonk thans ernstig,
„ik voel mij genoodzaakt u te waarschuwen.'
Albert keek verwonderd zijn secretaris aan, ver
rast door den toon van zijn stem alsmede door
hetgeen hij eventueel zou hooren.
Wordt vervolgd.